NIEUWS- IN
ADVERTENTIEBLAD.
Twaalfde Jaargang.
No. 5.
1873.
BUITENLAND.
DON DE RD AG 50 January.
Bij deze Courant behoort
een Bijvoegsel.
i
I
Bolsvvardsclie Courant
f
Nadat de zes uur verstreken zijnzal
g
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
s
e
t
t
1
1
g
e
e
e
r
r
b
e
n
de Berlijners hebben zich
van voor twee jaar
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cents van I—7 regels.
Vervolgens 10 Geut per regel. Overigens
naar plaatsruimte.
Keizer Wilhelm en
nog eens weer de heldendaden
Inde archieven van de abtdij Hintersbach vond
men een rekeningboek waarin het jaar 1443 als
een jaar van groote duurte stond aangeteekend
dewijl toen een vette os drie en een halven gulden
kostte, eene koe twee gulden, een kalf een derde
gulden 23 schapen acht gulden 25 kippen een
gulden, 40 dozijn eijei'en een halven gulden. Wegens
grooten nood zond men een bode van het dorp
Beijenburg met drie duiten naar Keulen, met welke
som deze de reiskosten heen en weder en zijn ver
tering onderweg goedmaakte.
In Engeland wint de vrees veld dat er nog
grooter gebrek aan steenkolen dan er nu reeds is
zal komen naar aanleiding vooral van een tele
grafisch berigt, dat men te Kirkcaldy op nieuw is
overeengekomen, om de werkstaking, welke onder
de steenkolen arbeiders in Schotland reeds geruimen
tijd bestaatnog verder door te zetten.
Het gevolg hiervan is dat verschillende fabrie
ken in Kirkcaldy hun werk moeten staken, terwijl
één spinnerij zal trachten door het branden van
hout het werk gaande te houden.
Thans heerseht ook in Wales een monsterwerk*
staking.
De vraag naar steenkolen is overal enorm. Nu
reeds, in weerwil van den ongekend zachten win
ter, zijn de prijzen der steenkolen fabuleus. En-
gelsche steenkolen stegen in de jongstverloopen
tien maanden van zeven shillings tot op twee en
twintig shillings per ton, terwijl de duitsche steen
kolen welke omstreeks dezen tijd in het vorige
jaar voor 16 a 18 th. per wagen van 100 cente
naars te koop waren, nu met'moeite te krijgen
zijn tegen den prijs van 32 a 34 th.
Nog gedurig verrigten de Garlisten in Spanje
heldendaden in naam van Godkoning en vader
land. In den nacht van Vrijdag op Zaturdag den
17 en 18 dezer staken ze het station van Renteria,
op den spaanschen noorderspoorweg10 of 12
mijl van de fiansche grenzen, in brand, terwijl ze
over eene lange streek de rails opnamen en braken.
Een paar dagen te voren waagden ze een aan
val op een trein op denzelfden spoorweg; een sol
daat en een officier, die zich op de locomotief
bevonden, werden gekwetst. Hel station van Her
nam op korten afstand van Renteria werd toen
ook in de asch gelegd en een wisselwachter gefu
silleerd.
Tot zulke roemwaardige daden voelden de edele
voorvechters zich aangespoord door een proclama
tie van don Antonio Lisarraga y Esquiros, waarin
onder anderen gelezen werd
»ln hoedanigheid van opperbevelhebber van deze
provincie, benoemd door Z. M. don Garlos Vil van
Bourbon en Este dat God hem behoede
op het punt eene algemeene expeditie te onder
nemen, die Spanje verlossen moet van de slavernij,
waarin het gebragt is door een vreemdelingden
zoon van den cipier des pausen, des onsterfelijken
•Overwegende, dat de gemeenschap door spoor
treinen en telegrafen het magtigsle wapen is
waarop de hoofden van zijn gouvernement steunen,
heb ik het oorbaar geacht, ten einde hen van dat
wapen te berooven te bepalen
«Art. 1. Binnen zes uur na de ontvangst van
deze mijne kennisgeving moeten verlaten en ge
sloten zijn alle gebouwen van den spoorweg, waar
over gij gesteld zijt.
•Art. 2. Na die zes uur zullen als vijanden
beschouwd worden alle machinisten die treinen
besturen en worden gefusilleerd alle beambten
die op hun post worden gevonden nadat men
zich eerst vergewist zal hebben van hunne identi
teit en van de overtreding van dit mijn bevel en
nadat hun de genademiddelen der kerk zijn ver
strekt.
•Art. 3. Nadat de zes uur verstreken zijn, zal
de verwoesting van den weg beginnen, voor welke
verwoesting de spoorwegmaatschappij nooit eenig
regt van schadeloosstelling zal hebben.
Dat allen die zich katholieken noemen, Span
jaarden in de eerste plaats, aan mijne bevelen ge
hoorzamen, wanneer zij hun vaderland liefhebben
en hunne gezinnen en die hunner naasten niet in
tranen en rouw willen dompelen.
•Ik deel u dit mede ter uwer narigt en ter stipte
naleving.
Dat God u een lang leven schenkel”
Men kan dan toch al op verschillende wijzen
toonen zijn vaderland lief te hebben.
Te Berlijn werd dezer dagen, onder aanvoering
van den commissaris van politie Wolschina een
algemeenejagt gehouden op misdadigers in hunne
schuilhoeken, waarbij 23 personen werden gearres
teerd. 't Zijn oude, reeds lang door de politie
vervolgde schelmen, waarvan 19 mannen en eene
vrouw allen in een kelder in de Friedrichstrasse
werden gevonden terwijl de drie overige «ridders
van den nacht” aangehouden werden in een kroeg
in de Jacobstrasse. In de dienst grijs geworden
beambten verklaarden nooit een tooneel aanschouwd
te hebben als wat hun voor oogen kwam toen
zij deze kroeg binnen kwamen. Gelijkvloers lagen
in eene ruimte, zoo vuil mogelijk, 150 menschen
op tafels en banken, gedeeltelijk zelfs op den grond.
Op de eerste en tweede verdieping vonden de be
ambten 60 a 70 personen op zoogenoemde bedden,
sailles in alle kloosters en ook aan de geestelijken
van Notre dame des Victoires van hoogerhand is
gelast dat zij aan de geloovigen op de vraag
waaraan Napoleon III eigenlijk stierf, dit antwoord
moeten geven «de plotselinge dood van den keizer
is het eerste gevolg van de gebeden welke Frank
rijk tot onze Lieve Vrouw van Lourdes opzond
vermits het overlijden van den ex-keizer de eerste
stap is tot eene restauratie onder Hendrik V."
Eugenie, die meent, dat de geestelijkheid op
de hand van haar zoon zal zijn is dus niet
goed op de hoogte.
voor den geest geroepen. Den 19 .dezer werd het
jaarlijksche krooningsfeest gevierd en toen werden
86 in den jongsten oorlog veroverde fransche vaan
dels overgebragt naar de hof- en garnizoenskerk
te Potsdam. De keizer, de koninklijke prinsen,
een groot aantal officieren van allen rang depu
tation van de gezamenlijke korpsen des pruissi-
schen legersallen met het ijzeren kruis op de
borstwaren tegenwoordig. Eerst naar de kerk
en daarna een smulpartij. En de soldaten kregen
een dagorder van den keizer, waarin hij hun her
innert aan het gevecht voor Parijs en aan den
slag bij St. Quentin en hun vertelt«God was
met ons en heeft groote dingen aan ons gedaan
wij zijn doordrongen van het gevoel van levendige
dankbaarheid jegens den Almagtige. En ook met
trotschheid en aandoening denk ik aan mijn leger;
aan zijne dapperheid aan zijne volhardende toe
wijding en diep getroffen, aan zijne offers. De
herinnering daarvan zal in mijn hart levendig blij
ven, zoolang als het klopt. Mogen de toekomstige
geslachten den ouden roem en de krijgsmanseer
des legers even trouw beschermen en verdedigen
als gij gedaan hebt.”
’t Is toch wel een mooi ding, dat de keizer zoo
dankbaar is en wat zal het de nagelaten betrek
kingen der gesneuvelden, en hen, die hunne lede
maten missengoed doen, dat de keizer zoo diep
getroffen denkt aan de offers! Eu toch' zijn er,
die durven vragen •zou de keizer ook kool ver-
koopen en dan meenen anderen daarop »ja" te
mogen antwoorden omdat Z. M. rouwen zal over
Napoleon lil.
De minister van onderwijs in Frankrijk heeft ver
boden dat er op de scholen van middelbaar on
derwijs latijnsche verzen worden gemaakt, en an
dere hervormingen bij het middelbaar onderwijs aan
bevolen.
Hierover werd hij in de Nationale Vergadering
lastig gevallen, maar hij verdedigde zich met talent
en gispte de rigting van het tegenwoordig middel
baar onderwijs op ernstige wijze.
«Men studeert niet meer zeide hij tot vor
ming van den geest, tot veredeling van den smaak,
tot veraangenaming van ’t levenmaar om een
diploma te verkrijgen.
«En van wie heb ik geleerd de wet in enkele
opzigten te wijzigen
«Van onzen vijand van Duilschland.
«Laten wij onze jongelingschap practische kennis
doen verwerven dat is noodig voor Frankrijk’s
eer in de toekomst.
»»In 1870 hebben wij verschillende dingen bij den
vijand kunnen opmerken, die wel navolging ver
dienen.
«Zoo had b.v. elk soldaat in zijn randsel een boek
en eene kaart en velen spraken Fransch.
«Welnu ik heb gelast dat men het fabrice
ren van latijnsche verzen zou laten varen en het
onderwijs in de aardrijkskunde en de levende talen
uitbreiden.
«De wedergeboorte van Frankrijk hangt af van
het onderwijs.
Dal is zeker niet verkeerd gezien van den mi
nister. En dat Frankrijk behoefte heeft aan we
dergeboorte blijkt ook weder daaruitdat te Ver-