NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD boeswasd wojïseradbei» 1882. Een en Twintigste Jaargang. No. 14. VOOR ONTEERENDE VERSCHIJNSELEN, Huitenlandscue Kerigten. $xxxxxxxxxxxxxxxxxx$ g DONDERDAG 6 APRIL. loteling als plaats- tusschen 1 ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. denkenden, moet hij de kinderen opleiden, tot christelijke deugden, dat is bij de wet voorgeschreven en kan hij dit niet doen, zonder in godsdienstigen geest te onderwij zen. Uit een menigte der schoolboeken blijkt ook dat dit geschiedt. Alzoo in ons land wordt aan God de toegang tot de school en het kinderhart niet alleen niet ont zegd, maar de wet gebiedt zelfs eerbied, niet alleen voor God, maar ook voor men- schelijke begrippen omtrent het Opperwezen, de onderwijzer die op ongodsdienstige ma nier onderwijst, is schuldig aan wetsover treding. Ik herhaal dit nog eens en zal dit blijven doen, zoolang men niet ophoudt, bedektelijk of openlijk ook onze regeering te beschuldigen en onze wet op het lager onderwijs te verguizen. Dit acht ik een onteerend verschijnsel, dat zich bij de pers en in het spreekgestoelte openbaart van Hervormden en Katholieken, die zich bij uitnemendheid „Christelijk” noemen. Terwijl dan nu alle ernstig gestemde christenen zich bedroeven moeten over de vele ruwe barbaarschhedende verfijnde zonden, de schandelijke onkuischheid, die zelfs de regeeringen verplicht, maatregelen te nemen tegen wat men terecht noemt, den handel in blanke slavinnen, de talrijke zelf moorden, zou men verwachten, dat de chris tenen, vooral de geestelijken en predikan ten, gezamenlijk een verbond zouden slui ten, om de handen ineen te slaan en zich te verzetten met heiligen ernst en teedere liefde, tegen alle goddeloosheid. Men heeft recht te eischen, dat alle voorgangers en woord en penvoerders terzjjde zullen laten, alle onderling twistgeschrijf, alle veeten en haarkloverijen, om in aaneengesloten rijen tegen den vijand op te rukken en aan alle goddeloozen, stofaanbidders, oneerlijken, wellustelingen, te toonen welke geesteskin deren zij zijn, hoe diepe verontwaardiging en innige bezorgdheid hen dringen den vrede der volken, den vrede der zielen na te jagen en te bevorderen. Doch wat zien wij Allerlei de christenen onteerende ver schijnselen. Het vuur van den godsdienst haat wordt, ook in ons vaderland, op on waardige wijze aangeblazen. Reeds de kin deren moeten vaneen gescheiden worden, de omgang der burgers onderling wordt tegen gewerkt, hier en daar stelselmatig verboden. In de pers heerschen „slechte manieren” bij niet weinige schrijvers. Zelfs in organen van dezelfde richting, bedroe ven ons kolommen vol met beschuldigingen, verdachtmakingen, waardige of onwaardige verdedigingen. Geldt het tegenstanders van andere richting, dan vervangen al te vaak scheldwoorden en grofheden, overtuigende bewijzen. Richten wij den blik naar het buitenland, dan zien wij in Duitschland den Mecklenburgschen kerkvorst, den oud-Lu- teraan, dr. Kliefoth, al zijn heil zoeken in zijn catechismus en zijn Augsburgsche ge loofsbelijdenis. Dat is zijn koningrijk Gods, zijn Heilige der Heiligen en alle landskin deren moeten gedrild worden, opdat ze in dat geloof mogen leven en sterven en zalig worden. Die mot hem hiervoor ijvert heeft zijn plicht vervuld, die hier tegen is, dit niet zijn één en zijn alles vindt, houdt op Christen te zijn of kan het nimmer worden. In Berlijn stookt dr. Stöcker, de hofpredi ker, sints eenige jaren reeds tweedracht en twist en al wie niet wandelt in de paden op de wegen van zijn Lutherdom is geen vriend van den keizer, mag geen geloovige heeten. De kerkbesturen hebben telkens en telkens met aanklachten te doen tegen onrechtzinnige predikanten en of deze al vroom mogen wezen en gezocht, geliefd door hunne gemeenten, de ban wordt over hen uitgesproken, de gemeenten blijven vaak langen tijd herderloos, want ’t is'beter dat er geen herder zij, dan dat een onrechtzin nig man er de leiding in handen hebbe. En intusschen woekeren allerlei zonden als gif planten voort, spotten ongeloovigen met zulk een christendom en wordt Gods naam om hunnentwil gelasterd. Maar vooral onteerend is de Jodenhaat, die stelselmatig wordt opgewekt en aange- Er komt oorlog. Velen gelooven datmaar wien en wanneer? Dat weten de meesten niet en is daarme de de kwestie afgehandeld? Geenszins. Er zijn menschen, die, voor hun lessenaar gezeten oorlogs-proclamatiën schrijven en het doel van den ophanden zijnden strijd ontvouwen, ja er zijn er zelfs wij hebben onlangs zoo iemand in ons overzigt laten spreken, die ons verplaatste in Europa, als „Ons Noorden" heeft in zijn no. van 25 Maart j.l. een hoofdartikel, getiteld: „Be denkelijke verschijnselen,” waarvan ik het slot met instemming overneem. Het luidt aldus„Zoodra God niet meer staat tus schen de(n) plicht en bet eigenbelang, tus schen het recht en het onrecht, tusschen het zedelijk gevoel en de(n) hartstocht gedaan is ’t met de(n) plicht, met het recht, met de zedelijkheid In het Christendom alleen is genezing te zoekenzonder het Christendom stort de maatschappij ineen. Schaf het Christendom af, en wij gelooven in een cirkelgang der menschheid, die tot het slijk terug voert.” In dat artikel wordt zeer terecht gewezen op de groote mate van onzedelijkheid die overal heerscht, op de vele misdaden die ons uit alle landen bericht worden. Het is treurig dat de Schrijver, wat de „ontwikkeling” en den „vooruitgang” op het gebied der misdaad betreft, moet wijzen oplanden als Italië en Frankrijk. In Nederland geeft de statistiek, wat het strafrecht betreft, in de laatste ja ren cijfers, nog altijd zeer bedroevend, maar die toch spreken van vermindering van zware misdaden en bevolking der strafgevange nissen. Het is opmerkelijk, dat juist in landen als Rusland en Engeland waar de doodstraf bestaat, altijd de meeste doodsla gen plaats hebben. Ook als de S. verze kert dat eene maatschappij die God ver werpt niet bij machte is de misdaad te voor komen, zijn wij ’tten volle met hem eens, doch als hij daarop als in éénen adem laat volgen„een regeering die God den toe gang ontzegt tot de school en tot het hart des kinds, is daartoe ten eenemale onbe kwaam,’' dan is dat, in ’talgemeen, onbe-. twistbaar zeker, maar komt de vraag op de lippenwaar is de regeering, die zoo stelselmatig God den toegang ontzegt tot de school en tot bet hart des kinds? Is dat een holle klank, een waarheid, gelijk men zegt, „als een koe,” dan kon ze evengoed achterwege blijven, maar heeft de S. ergens eene regeering op ’t oog, dan zou ik willen vragen waar is zij? Zulk eene vage be schuldiging mag een ernstig schrijver niet uitbrengen zonder een naam of namen te noemen, want op deze wijze wordt er wan trouwen gezaaid en verdachtmaking gewekt. Voorshands verheug ik mij, dat wij in een land wonen, waar zulk eene beschul diging de regeering niet mag treffen. Die ze zou uitbrengen, maakt zich aan schan delijken laster schuldig. In onze staats school moet de onderwijzer eerbied hebben voor de godsdienstige begrippen van anders men Anno 1900 zal schrijvendie zeggen, hoe de kaart van dit werelddeel er uit zal zien. Nederland zou dan bij Duitschland inge- lijfd zijn. Nu is echter in Engeland de geest vaar dig geworden over iemand, die’tjaar 1900 niet kan afwachten en voor het groote dra ma, in dat jaar aangekondigd, een voorspel levert, ’t welk uitgevoerd wordt in den tun nel tusschen Engeland en Frankrijk. Die vatbaar is voor ’t genot van akelig heden kan hierop te gast gaan. Als wij niet de overtuiging hadden dat de Paaschvreugde onzer lezers niet door phantastische voorspellingen kan worden vergald, zouden wij dat „ontzettend avon tuur onder water” niet hehben medegedeeld, maar wijl het bij niemand kwaad kan en er ook weinig feiteljjk nieuws is, vinde het hier eene plaats. „In 1885 zoo droomt de schrijver is de tunnel voltooiddoch hij blijkt wel dra voor de aandeelhouders zulk een hope loos fiasco, dat men slechts twee passagiers- treinen per dag er door heen laat loopen. Middelerwijl wordt, tengevolge van zekere gebeurtenissen, de verhouding tusschen En geland en Frankrijk het tegendeel van vriendschappelijk. Op een Zondagavond in 1887 nemen vijftig fransche reizigers te Dover heel rustig kaartjes voor den tunnel- trein naar Parijs. Plotseling hoort men een schel gefluit en in een oogwenk zien zich al de Engelschen in het station zon der het minste gerucht door Fransche kna pen gegrepen en geboeid. Allen op één na, dien men ongelukkig vergeten had: den machinist van den gereedstaanden trein: George Walsh. Deze wordt Engeland’s redder. Walsh namelijk, die het onraad bespeurd heeftzet den ledigen trein in beweging. Hij weet de Franschendie hem van de locomotief willen sleurenzich van het lijf te houden en redt zich zelven, als de trein vaart genoeg heeft, door er af te springen. Hierdoor heeft hij het geheele plan van aanval verijdeld, want de taak der vijftig Franschen bestondzooals men begrijpt juist hierindat zij den Engelschen trein moesten beletten te vertrekken, om zoodoen de den tunnel open te houden voor de reeds uit Frankrijk op weg zijnde vier treinen vol soldaten. Vreeselijk (maar voor Engeland heilrijk) zijn de gevolgen van ’s mans tegenwoordig heid van geest. De ledige Engelsche trein vliegt pijlsnel den tunnel binnen en het duurt geen twee minuten of hij rent op den voorsten Franschen troepentrein. Ont zettende botsing! Beide treinen vermorse- len elkander tot gruisen de schok doet zware massa’s van de tunnelwanden naar beneden storten. Kort daarna komt ook de tweede trein met Fransche soldaten aan gestoomd. Deze, meenende dat de lijn open en alles all right isstuift pardoes in den reeds aangerigten puinhoop en helpt dien nog vermeerderen. Een derde trein vol briesende Fransche helden komt er niet beter af. In het kortde gansche coup- de-main ligt in splinters en de tunnel is finaal verstopt. Tot Engeland’s geluk breekt er kort daar op te Parijs eene geweldige revolutie uit die den Franschman voorloopig genoeg met zijne eigene zaken te doen geeft. De Brit ten maken van deze gelegenheid gebruik om den tunnel geheel te vernielen en Albionweer een eiland gewordenmag zich op nieuw veilig droomen. De anti-republikeinsche partij der fran sche kamer van afgevaardigden hield eene bijeenkomst om te handelen over de hou ding dezer partij tegenover de wet op den leerpligt. Baudry d’Asson, Labassetière, de Kergo- lay en anderen predikten openlijk verzet tegen den leerpligt en verklaarden vast be sloten te zijn hunne kinderen aan de wer king dezer wet te zullen onttrekken door welke middelen ook. vuurd, zoowel in Rusland, Pruissen als Oos tenrijk en dat wel door Protestantsche Grieksche en Roomsch-Katholieke christe nen Wie weet niet, hoe er in ver schillende Russische steden huis gehouden is, hoe er geplunderd, gemoord is, hoe dui zende ongelukkigen verjaagd zijn en van alles beroofd omzwerven, om ersens een veilige schuilplaats te vinden Men zegt dat er schuld is bij onderscheiden Joden, dat zij woekerwinst nemen en bedrog ple gen, alsof de christenen in dezen zoo on schuldig zouden zijn Doch laat ons aan nemen, dat er schuldigen zijn, is dit dan eene den christenen waardige straf; moeten dan duizende onschuldige vrouwen en kin deren beroofd worden, gebrek lijden, ster ven, omdat eenige vaders gezondigd hebben? Wat moeten wij denken van een man, als Prof, von Treitschke in Duitschland die in een boekdeel lucht geeft aan zijn Joden haat, die bij zijn lessen de studenten al meer en meer tegen hen opzet en zoo een geslacht opkweekt van godsdienst en ras senhaters Wat denken bij een bericht, als ’t geen we dezer dagen lazen„Door de gezamenlijke leden der geestelijkheid van Sarva (Hongarije) is eene petitie ingediend bij het huis der Afgevaardigden, waarbj gevraagd werd le. het verbod van huwe lijken tusschen christenen en joden, en 2e. de intrekking van de emancipatie (vrijver klaring) der Joden. Het lid Istoczy hield eene uitvoerige rede om te betoogen, dat de Joden in geen enkel opzicht (let wel stoffelijk noch geestelijk tot den bloei van het land bijdragenmaar daarentegen op alle punten schade deden De eerste vraag werd waarlijk commissoriaal gemaakt doch de tweede gelukkig met groote meer derheid van stemmen weigerend beantwoord. ’t Is waar„de Joden hebben Christus gedood,” een onzer volksvertegenwoordigers heeft het voor eenige jaren, den heer Go- defroi, een Israëliet, in het openbaar, in eene kamerzitting nog verweten, toen deze het Jodendom de bron van het christendom noemde, de knop, de stengel, waaruit de bloem van het christendom is ontloken,” doch hebben christenen daarom het recht die natie te vertrappen, te verguizen, te vonnissen Christenen, die door hun San hedrins duizende onschuldigen hebben laten versmachten in gevangenissen, martelen en radbraken op pijnbanken, sterven op brand stapels en aan galgen. Als ze boetvaardig zijn, laten ze dan het hoofd buigen, en zijn ze verblind ten opzichte van hun eigen voorgeslacht, rukke God dan den blinddoek weg. Maar in elk geval wie heeft ons tot rechters over Israël aangesteld; behoort het oordeel niet Gode Is het geen bijna on- vergeeflijke schande, dat christenen zoo oordeelen en handelen, in plaats van te toonen dat de geest van den grooten Mees ter in ons zijn leerlingen woont, des Mees ters, die bad: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen? Welk Israëliet kan er aan denken Christen te worden, als hij zulke wandaden ziet, waar over menig Heiden zich zou schamen Zijn het geen ontëerende verschijnselen, die zich onder de Christenen openbaren, stui tende zondenwaardoor zij die er aan schuldig zijn, het recht verliezen om te klagen over ’tgeen er buiten hun kringen plaats heeft en allen invloed ten goede M. E. van der MEULEN. KENNISGEVING. Nationale llilitie. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de Gemeente Wonseradeel; Voldoende aan art. 87 der wet op de Nationale Militie van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad no. 72,) brengen door deze ter kennis der ingezetenen, dat de tweede zitting van den Militieraad voor deze ge meente zal worden gehouden te Heeren- veen op Woensdag den 19e April 1882, des voormiddags ten 9) ure. Dat in die zitting uitspraak wordt ge daan omtrent alle in de eerste zitting niet afgedane zaken en omtrent hen, die als plaatsvervanger of nommerverwisselaar ver langen op te treden. Dat alzoo voor dien raad moeten ver schijnen le. hij, wiens zaak in de eerste zitting niet is afgedaan 2e. hij, die voor een loteling als plaats vervanger of als nummerverwisselaar ver langt op te treden. WITMARSUM, den 1 April 1882. Burgemeester en Wethouders voornoemd, L. BRITZEL. De Secretaris E. JANSEN. BOLSWARDSCHE COURANT

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1882 | | pagina 1