NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BORSWARö WGNSgRADEEI. 1882. Een en Twintigste Jaargang. No. 25. B E R I G T. DONDERDAG 22 JUNIJ. r VOOR "'B IH'ITK1¥D11*1». SBH Bs j in deze maand DE UITGEVER. i r i t i i r ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. drongen is, ook hare uitvoering moge vol brengen. Hetwelk doende, enz. De Algemeene Vergadering voornoemd, Namens dezelve B. II. HELDT, Voorzitter. J. WEELINK, Secretaris. AMSTERDAM, 5 Junij 1882. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Zf), die zich mei «lulti a-s. op de Bolswardsche Courant wenschen te abonneren, ont vangen het nog verschijnend n u in m e r gratis. Er zijn volkeren die zeer juist kunnen geschilderd worden als „schaapskudden”. De jongste redevoeringen van Richter en von Bismarck in den Duitschen rijksdag blijven nog altijd het onderwerp discours. Richter, zeide von Bismarck, had hem verweten dat hij altijd hetzelfde herhaalde; dat deed Richter ook, maar hij herhaalde waarheid, Richter onwaarheid. Bismarck ging Richter’s rede, die hij in de hand hield, woord voor woord na. Hij verdedigde den aankoop der spoorwegen door den staat en gaf den wensch te kennen, dat ook de particuliere vereenigingen in het parlement aan het staatsbelang zouden worden dienst baar gemaakt. Hij ontkende, dat hij groo- te beloften had gedaan; hij had alleen bij den rijksdag, gebedeld om de armen te hel pen. De rijksdag had zijn verzoek gewei gerd; men kon dus den rijkskanselier niets verwijten. Hij protesteerde er tegen, dat men de regering onwetend en kwaadwillig noemde. Richter’s rede zou onbeantwoord zijn gebleven, als hij die niet toevallig bij het ontbijt had gelezen. Op Richter’s uit latingen over het bouwen van kazernes merkte von Bismarck aan „Op den ach tergrond staat daarbij de klagt over het budget van oorlog; wij houden niet voor ons pleizier een groote armee, maar onze naburen, Frankrijk en Rusland, die ik weet niet welk belang zij daarbij hebben een grooter leger onderhouden dan wij, dwingen ons tot sterke oorlogsvoorbereid- selen. Raakt daarom de armee niet aan Daar wil ik niets van hooren.” Na dit uitvoerig besproken te hebben, zeide von Bismarck, dat hij niet zoo onhan delbaar was, als men hem voorstelde; als hij niet met een parlement had kunnen re geren, zou hij geene twintig jaren minister zijn gebleven. Het was waar, met Rich ter kon hij niet en kon niemand regeren. Richter had afgekeurd hetgeen de rijks kanselier over den Pruisischen landdag had gezegd, doch spreker verlangde volkomen constitutioneel, dat de landdag op de vraag, of nieuwe belastingen noodig waren, „ja of „neen” zou antwoorden. Als hij „neen” zeide, zou de koning voor de grondwet buigen, maar als de landdag weigerde te antwoorden, kon hij dadelijk worden ont bonden. „De voorwaarts partij, zoo ging von Bis marck voort, beroemt zich er op, dat zij het eerst op de afschaffing van het schoolgeld heeft aangedrongen. Het is daarmede als met de vestiging van het rijk. Gij hebt ge praat, ik heb gehandeld. Het „conflikt” is ontstaan, omdat de landdag zich er tegen verzette.dat de roeping van Pruisen en van het Duitsche volk werd vervuld; niemand als ik is op de gedachte gekomen, den ko ning de beschikking te geven over een sterk leger om daardoor de nationale gedachte te verwezenlijken. Gij echter hebt de Pruisische armee bestreden en gesmaad. Toen ik minister werd, smaadde men mij dat ik een Pruisische officier, in politiek was. Dit gevoel als officier, al draag ik slechts zijn uiterlijke teekenen, verheft mij ook thans nog hooger boven den golfslag der nationale beweging, dan eenig parle mentair attribuut, dat ik hier zou kunnen hebben. „De heer Richter zegt, dat ik de taal van het absolutisme spreekdit is niet juist, maar als ik vond, dat patriotisme en abso lutisme hetzelfde waren, en moest kiezen tusschen het vaderland en eene meerder heid, dan zou ik niet twijfelen. Gij beroemt u, de nationale gedachte levendig te heb ben gehouden gij hebt haar laten zin gen, als een vogel in een kooi, maar ik heb er mijn geheel bestaan aan gewaagd, om de toestemming des konings van Pruisen op de nationale politiek te verkrijgen. Te vergeefs heb ik naar medewerkers gezocht. Als men mij had laten vallen, of de oorlog mislukt was, wat zou er van mij zijn ge worden Als Richter tegen mij als me dedinger optreedt in de verdienste, de éénheid van het Duitsche volk te hebben gesticht, dan moet ik eenvoudig zeggen dat zal u niet gelukken.” Onder de wetsontwerpen, die door den staat van ontbinding, waarin ons Ministerie verkeert, vooreerst niet afgedaan kunnen worden^ behoort ook dat wat betrekking heeft op „het tegengaan van overmatigen arbeid en verwaarloozing van kinderen. Toch zal dit, hopen we, in denzelfden of gewijzigden vorm, eerlang weder ter sprake komen. Met ’toog daarop voldoen wij gaarne aan het verzoek van het Centraal- Bestuur van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond, door onderstaand adres in ons blad op te nemen en alzoo aan den belangrijken inhoud meerdere bekendheid te geven. Aan <le Tweede Kamer der Staten-Generaal, geeft met verschuldigden eerbied te kennen: De algemeene vergadering van het al gemeen nederlandsch Werkliedenverbond, 28 en 29 Mei 1.1, te Rotterdam bijeen dat zij met ingenomenheid het wetsont werp heeft begroet tot het tegengaan van overmatigen arbeid en verwaarloozing van kinderen, door de regeering bij uwe kamer ingezonden dat zij onder die ingenomenheid echter geen volkomen bevrediging wenscht te zien verstaan dat veeleer dat ontwerp verre is geble ven beneden de behoeften die sedert jaren is gevoeld en de verwachting die, inzonder heid in deze kringen, steeds is gekoesterd en die vooral levendiger is geworden door de .circulaire, inhoudende een elftal vraag punten, den 20 Februari 1877, door den toenmaligen Minister van Justitiezijne exellentie den heer Mr. O. T. Baron van Lijnden van Sandenburg, aan een aan tal vereenigingen en lichamen op het ge bied van nijverheid en landbouw ter be antwoording gezonden, waarin, onder meer, ook beperking en regeling van den arbeid van vrouwen in ’t vooruitzicht werd gesteld; dat zij dus van ingenomenheid gewagen de, daarmede alleen bedoelt, dat dat ont werp, wet geworden, geacht mag worden een verdere goede stap te zijndie in Nederland, in navolging van naburige rij ken, op het gebied der arbeidswetgeving wordt gezet, een stap, die naar zij hoopt spoedig door andere zal worden gevolgd dat bovendien ook het ontwerp zelf, voor zoover dat alléén bestemd is overma tigen arbeid en verwaarloozing van kinde ren tegen te gaan, in vele opzichten bene den de wenschen blijft, sedert een 14 a 16-tal jaren bij herhaling in de vergaderin gen en organen der werklieden uitgesproken en meermalen in den vorm van verzoek schriften alsmede door een bijeenkomst van gedelegeerden van circa 200 werklieden-ver- eenigingen in Nederland, op den 19en April 1874 in het locaal Diligentia te ’s Hage, onder de aandacht der regeering en uwe kamer gebracht; dat zij te dien opzichte vooral kan ver wijzen naar het antwoord, dat zij, hoewel ongevraagd, zich veroorloofde te geven op de bovenvermelde vraagpunten, in welk antwoord, behandeld en vastgesteld door de algemeene vergadering 25 en 26 Decem ber 1877, onder meer werd gevraagd lo. volstrekt verbod van allen kinder arbeid beneden den leeftijd van veertien jaar 2o. een werktijd van zes uren daags voor jongelieden van veertien tot zestien jaar en van acht uren daags voor jongelie den van zestien tot achttien jaar; dat zij echter, voorgelicht door het be kende rapport der Commissie uit de vier Eene wonderlijke kwestie die Egyp tische. Wie daar eigenlijk meester is weet nie mand. Wat er te doen is om het leven en de bezittingen der Europeanen te beschermen is aan niemand bekend. Wie der vreemde gevolmagtigden het eerlijk met Egypte en met zijne collega’s meentis een raadsel. Wie inlichtingen vraagt in de vergader zaal van volksvertegenwoordigers, ontvangt een antwoord dat niets zegt. Wacht men op de eene of andere gebeur tenis die licht geeft omtrent de bedoelin gen van belanghebbenden en die dwingt tot,handelenin welke rigting dan ook? Eén ding staat vast Engeland en Frank rijk zullen wel waken voor den sleutel van het Suez-kanaal en daarin hebben zij groot Niemand zal hun dat kwalijk nemen. Overigens komen er depêches genoeg uit Egyptemaar die ze allen leestkomt het meest in de war. Een der jongste jobsboden isdat het aantal gedoode europeanen nu op 340 wordt gesteld. De verhevene porte zou zeer boos zijn op haar buitengewonen gezant Derwisch- Pacha. Dat was een man die de koe bij de hoornen zou grijpenen ook hij verloor het hoofd en staat magteloos 1 Nu zou Mouktar-Pacha overkomen en zijn een dader des woords. Dat moet nog blijken. Een latere dépêche meldt Arabi-Beij zegeviert. Egypte heeft een ministerie en minister van oorlog was en is Arabi-Bey. W elk een treurige rol de groote mogend heden in deze zaak spelenblijkt uit de jongste depêches. Zoo telegrafeert men als iets zeer gewig- tigs. „De verhevene porte staat goedgunstig toe dat Constantinopel de zetel zij der con ferentie die zij echter onnoodig acht en ook niet door hare tegenwoordigheid zal vereeren. „De mogendhedenallen broeders onder elkander! zullen eene verklaring opmaken, waarin de onschendbaarheid van Egypte wordt erkend dat ook zeggen wilwij beloven onze handen zuiver te houden. „Wij zullen niets doen zoo luidt het curieus document dat de Europeesche harmonie! kan verstoren. „’t Schijnt zeker zegt eene Moeder de Gans depêche dat alle mogendheden zulk eene verklaring wel zullen teekenen.” De republiek Bolivia heeft een budget van ontvangsten van ongeveer 12 millioen en dat van uitgaven van 18 millioen. Zij heeft eene schuld van 120 millioen Maar geen nood zij heeft een goed leger met 1 divisie-generaal6 brigade-ge- neraals, 292 kolonels, 373 majoors61 ser geanten met luitenants-tractement, 181 ser geant-majoors 188 ordinaire sergeanten 179 korporaals van de lanciers en 192 ge wone korporaals, 147 cadetten en 9 docters. ’t Effectief van ’t leger van Bolivia is 31 soldaten. Of men daar ook het gerenommeerd re- publikeinsch devies in eere houdt: redding door bezuiniging! De hoogwaardige regering van Bolivia zegt: meedoen! en zij wijst op het respec tabel cijfer der schuld120 millioen mark. lichamenMaatschappij tot Nut van 't Algemeen, Vereeniging tot bevordering van Fabriek- en Handwerksnijverheid in Neder land, Maatschappij van Nijverheid en Al gemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond, benevens door de leden, die uit haar mid den deel hebben uitgemaakt dezer Com missie, gemeend heeft hare wenschen te moeten beperken tot de grenzen in dat rap port aangegeven, grenzen, die na rijp beraad en ernstige overweging zijn gesteld, en wier spoedige bereiking mogelijk wordt geacht door een aantal specialiteiten, die sedert jaren van de arbeidswetgeving een onderwerp van studie gemaakt en haar steeds met woord en pen verdedigd hebben; dat die beperkte wenschen, in het adres, op Din^sdag 21 September 1880 zijne exel lentie den Minister van Justitie, in een daartoe verleende audiëntie, door een Com missie uit het Centraal-Bestuur van het algemeen Nederlandsch Werklieden-Ver bond, aangeboden, van welk adres uwe leden een afdruk is gezonden in ’t kort aldus zijn geformuleerd „Verbod van allen kinderarbeid tot den leeftijd van twaalf jaar, en regeling van den arbeid van kinderen van twaalf tot zestien jaar, met aanstelling van bekwame inspecteurs, dienende voor het houden van toezicht op de uitvoering der wet en tot het geven van advies tot hare geleidelijke uitbreiding’’; dat dus het thans aanhangige ontwerp, wat de hoofdpunten aanbetreft, die wenschen bevredigt dat zij voorts met bijzondere ingenomen heid de beide bepalingen heeft begroet, die strekken moeten lo. om aan zwakke en ongenoegzaam ontwikkelde kinderenvoorwaardelijk of onvoorwaardelijk zekeren arbeid te verbie den 2o. aan jongelieden eiken arbeid op Zon dag te verbiedenmet uitzondering der Israëlietenvoor zooverre deze den Za- turdag als rustdag bezigen dat zij, eindelijk, uwe kamer ten drin gendste verzoekende het ontwerp, wat de hoofdbepalingen aanbetreft, onveranderd en binnen het in art. 29 aangegeven tijdsbe stek tot wet te verheffen, haar tevens met de meeste bescheidenheid in overweging wenscht te geven, om den werktijd, om schreven in art. 7, voor kinderen van twaalf tot zestien jaar, vast te stellen op ten hoogste acht uren daags, doch in elk geval onder dien verstande, dat die werktijd niet mag aanvangen vóór zes uren des morgens en moet eindigen uiterlijk te zes ure des avonds; dat met een wijziging in dien zin wordt opgeheven het bezwaar voor vele takken van industrie, waarin waarlijk behoefte is aan de kinderen van den ouderdom af waarop zij de werkplaats mogen betreden, voor het verleenen Van handlangersdiensten, welke behoefte hunne tegenwoordigheid op de werkplaats zoo lang mogelijk vordert; dat bovendiennaar het oordeel van adressante, een geregelde en met de krach ten van het kind overeenstemmende werk zaamheid van acht uren daags, uit het oog punt van gezondheid, geen bezwaar kan opleveren op een leeftijd van 12 tot 16 jaren dat vooral het eindigen van den werk tijd te zes ure des avonds gewenscht is, met het oog op de mogelijkheid tot het be zoeken der inrichtingen voor herhalings- óf voortgezet, industrie- of landbouw en tee- kenonderwijs, tot den leeftijd van 16 jaar; dat, waar deze inrichtingen uiterlijk te zeven ure des avonds dienen aan te van gen, om te 10 ure te eindigen, bij een werk tijd, aanvangende te vijf ure des morgens, slechts een zevental uren resten voor het afleggen van den weg van de school naar huis en des morgens van huis naar de fa briek of werkplaats, voor nachtrust, reini ging enz., hetgeen voor een kind onder de 16 jaren veelte weinig mag worden geacht; dat zij, ten slotte nog, de vurige bede tot uwe kamer richt, het, voor zooveel zulks van haren invloed afhankelijk is, daarheen te leiden, dat de geëerde ontwerper der wet, die van den geest er van geheel door- BOLSWARDSCHE COURANT r t i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1882 | | pagina 1