NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
WONSBRAÖEB
BDLSWAR
B
I
f
Twee en Twintigste Jaargang.
1883.
No. 8.
VOOR
DONDERDAG 22 FEBRUARI!.
Op Koningsverjaardag.
Sfe—
ittg-üezojnt zoetst.
8
k
fl
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden,
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
nemen
usland
jesloot
i een
die
n en
iman
imen
wij Is
eune
f hij
man
een’
nnen
king
i een
IUW-
ipjes
jnen
reis
zijn
een’
ige-
voor
van
inde
eid
alles
acht
itten
vas
iren,
eene
ikte
inde
lan
iden
echt
it de
lis de
atsten
Kan-
r was
lit de
Ver
teerd,
il be-
r zich
H
a
nmy
haar
ook
k op
i de
iffij-
i zij
men
ique
uropa,
ar be
ltinnen
ite in
storm
i heeft
isische
het
gadert
kt en
rtier.
I ver-
tele-
dsseld
zijne
?s be-
Tap-
hnmy
le ge
inen
kan
e met
den...
deju-
1 is
rden.
ben-
spec-
e het
of hij
ham,
half
had
nique
ver-
■raad
s 500
g en
e, als
lege-
bben
msch
[uare
i het
had
De hoofdverklikker van de lersche moor
denaarsbende is nu een der leden daarvan
en tevens lid van den gemeenteraad van
de lersche hoofdstad
De aanvoerder onzer bende zeide hij
was te Dublin een man, dien wij niet ken
nen en die aangeduid werd onder den naam
Nommer één.
lijk niet aan den vorst die ons regeert.
Waarlijk, ’t zal zijn vreugde op dezen dag
wel verkleinen, dat alweder een geheele of
gedeeltelijke ministeriëele crisis dreigt. Bied
hem een stel ministers aan, van "Welke
richting gij wilt en dat regeerkracht heeft,
en hij zal het aannemen. Maar laat ons
bovenal niet vergeten, dat de bron der
gisting, der verdeeldheid, der partijschap te
zoeken is bij ons, het volk. Laat de emi
nente persoonlijkheid optreden, in staat om,
als Thorbecke in 1848, den toestand te be-
heerschen en hij zal aanstonds het roer der
regeeiing in handen kunnen nemen. En
daarom, omdat zooveel goeds ons deel was
onder dit vorstenhuis en is onder dezen
koning, verheuge het volk zich op zulken
dag. Mijn oprechte bede stijgt tot God om
hoog, dat het Hem behagen moge, onzen
Koning nog lange in het leven te sparen,
het Koninklijk huis te zegenen. Ik denk met
belangstelling aan onzen Kroonprins, den
Koningszoon, die meer en meer moge too-
nen te beseffen, welke ernstige taak op zijne
schouderen rust, met het oog op de toekomst,
om onzes volkswil, want voorwaar, voor
waar, de vrees is niet hersenschimmig, dat
ons volk, als zelfstandige natie, staat maar
ook valt met het huis van Oranje.
19 Februari.
M. E. van der MEULEN.
Op uitgedrukt verlangen van den Heer
Jansen zal desverkiezende nog eenmaal het
woord verleend worden aan den Heer Laag
land en wordt daarna de discussie over deze
zaak in dit blad gesloten.
Zoo de politieke moorden in Ierland af
schuw moesten wekkende houding der
aangeklaagde misdadigers maakt het onmo
gelijk, nog eenig medelijden met hen te ge
voelen, op grond dat zij door liefde voor
hun land verblind, de stem van hun gewe
ten hadden gesmoord om hun zaak tot iede
re n prijs te dienen.
Maar als om strijd verdringen zij zich
om elkander aan te klagenin de hoop
een leven te redden, dat, door dubbele schan
de bevlekt, slecht voor den diepst gezonkene
waarde kan hebben.
Thans is het Carey, een man voor wiens
medepligtigheid aan de moordaanslagen tot
nog toe de eenige verklaring was te vinden
in de veronderstellingdat zijne zaak hem
boven alles ging, die den verklikker speelt
en bekentenissen doet, die vele zijner mede-
pligtigen aan de justitie zullen overleveren.
Die bekentenissen zijn van groot gewigt
en brengen op het spoor van de eigenlijke
hoofden van het complot, die zich tot nog
toe hadden schuil gehouden. Het schijnt, dat
de land league niet zoo vreemd is aan de
moorden, als zij wel heeft willen doen ge-
looven; en er is eenige kans, dat de verach
telijke en lafhartige moordenaars, de schan
de en de vloek van hun land, eindelijk zul
len worden uitgeroeid.
Allen, die het goed meenen met Ierland,
zullen het toejuichen, als de verdiende straf
hen treft.
De pruissische regeering zal op hare spoor
wegen de luchtdrukrem van Carpenter in
voeren. Voor de buurtspoorwegen is daar
entegen de zelfwerkende wrijvingsrem van
Heberlein aangenomen als de eenige die
bruikbaar is voor hunne gemengde (perso
nen- en goederen-) treinen.
De rem van Carpenter kan ook worden
gebezigd in treinen met de hier te lande
aangenomen Westinghouse-geleiding mits
daarop slechts bij de vervaardiging der
koppelingen gerekend wordt.
Die man scheen over veel geld te beschikken.
De zaamgezworenen waren van oordeel,
dat de moordwapenen uit Londen kwamen.
In ’t Engelsche Parlement verwacht men
bij de tweede lezing der hervormings-bill
levendige, zelfs hevige debatten over de
eedskwestie.
Nu reeds duwde een der leden het Mi
nisterie toe „gij buigt u voor het huilend
graauw en verkiest Bradlaugh boven God
„Zoo lang ik adem in mijn lichaam heb,
zeide een ander, zal ik waken en strijden
voor de handhaving van het godsdienstig
element in Groot-Brittanje.”
Met 160 tegen 70 stemmen stond het
Huis het indienen der bill toe.
Iemands godsdienst-meening mag hem
niet van zijne regien als Staatsburger be-
rooven die stellenregel zal de bill hoogst
waarschijnlijk doen goedkeuren.
De fransche senaat verwierp de preten-
denten-wet zooals die uit de kamer kwam
en maakte er zelf een en deze werd door
de kamer op haar beurt afgekeurd.
Intusschen er moet in de kamer op
nieuw eene stemming over de beide ver
worpen artikelen plaats hebben en er zijn, die
nog hopen op eene verzoening met den senaat.
Een der senaats-artikelen werd aangeno
men met de meerderheid van slechts 5
stemmen.
Dat handel en nijverheid kwijnen, wordt
met kracht tegengesproken.
Zoo wijst men er opdat in de vorige
week in de Parijsche spaarbanken zijn ge
stort 1% millioen francs en slechts de helft
dier som werd opgevraagd.
In welk land, vraagt men, kan men zulk
een verblijdend verschijnsel waarnemen
Grévy, de president der fransche republiek,
zien van het ministerie dat hij heeft zamen
te stellen.
Hij bedenkt zich en denkt misschien
„ieder wacht op mijne daden en onderwijl
doet niemand ietsterwijl de hartstogten
wat bedaren.
„Als het wat rustiger is geworden, is ook
de toestand beter te overzien.”
„Wat ge wilt bidden voor een man, die
zijn land ten verderve voert V' riep Vrij
dag jl. te Constantinopel een student in de
godgeleerdheid tegen den priester, die in de
groote Moskee, volgens gebruik, gebeden
zou opzenden voor het leven en welzijn van
den Sultan.
En, dat gezegd hebbende, trok hij een
zwaard uit de plooijen van zijn kleed en
kloofde den priester het hoofd.
De Moskee was gevuld met geloovigen,
maar ieder, als verstijfd van schrik, bleef
stil zitten en de moordenaar ging ongehin
derd zijns weegs.
Later is hij gearresteerd en zou ook toen
nog gezegd hebben, dat Abdul-Hamid het
regt niet heeft het opperhoofd der geloo
vigen te zijn, want hij had aan geen en
kele der op hem rustende verpligtingen
voldaan.
Hoog boven de hoofden der menschen
wapperen, helaaste midden van grauwe
nevelen, de vlaggen van torenspits en ker
ken, uit openbare gebouwen en eenige wo
ningen der burgers. Aan het Hof zal gala-
receptie zijn, een Minister biedt aan een
zeker getal uitverkorenen een maaltijd aan.
In garnizoensplaatsen houdt het leger pa
rade, een aantal officieren van land- en zee
macht en schutterij, onderofficieren en man
schappen, komen kameraadschappelijk bijeen
en vieren feest, elk op zijne wijze. De straat
jeugd viert aan haar vreugde bot door eenig
knaleffect, zij verontrust menige angstige
deern op straat en houdt hen die wat zenuw
achtig zijn binnen’s huis. Maar wij, het volk,
wij vieren geen feest, ’t Is geen dag van
volks vreugde, verreweg de meesten blijven
rustig aan hun werk, men ziet eens naar
de vlaggen of vergeet ook dit en zeer velen
achten ’t zelfs dwaas, om zooveel drukte,
van hoe weinig beteekenis ze wezen moge,
te maken van een dag als deze. De ko
ning, zoo heet het bij deze wijzen, is een
gewoon individu als ieder ander, die door
het volk ruimschoots betaald wordt, die tal
van paleizen en lusthoven heeft, koopt en
erft en dien men verder kan overlaten aan
zijn gezin en hofhouding.
Met die beschouwing kan ik mij niet
vereenigen. Onze koning, hij moge het
zelf ten diepste beseffen, staat niet gelijk
met ieder onzer, is zelfs geheel iets anders,
dan een tijdelijk gekozen president van
eenige republiek. Hij is de zoon van een
waardig vorstengeslacht, welks stamhoofd,
Willem I, met alle recht „Vader des Va
derlands” verdient te blijven heeten, die
de grondlegger onzer volksvrijheid is ge
worden, wiens bede, met stervende lippen
geuit, om „mededoogen voor dit arme volk”
nooit vergeten mag worden. Hij is de
naamgenoot van den uitstekenden vorst,
wien Engeland ’t zich tot een eere rekent,
hem ook onder zijn koningen te mogen
tellen. Hij behoort tot het geslacht, dat
smaad en glorie met pns gedeeld heeft, dat
we hebben geëerd, verstooten, verjaagd,
terug geroepen, dat aan ’t hoofd heeft ge
staan van gemeenebest en koningrijk. En
hij is voor ons een goed vorst. Hij bedwingt
zijn soms onstuimigen aard en luistert naar
de stem van verstandige raadslieden. Of
waar is een volk dat beter geregeerd wordt,
dat grooter vrijheid geniet, waarmee een
onzer zou willen ruilen? Gelijk de vlag
wappert boven aller hoofden, zoo staat onze
koning boven alle partijen. En is, tot onze
smart, het nevelig grauw van den damp
kring op dezen dag, een zinnebeeld van de
nevelen die hangen op het gebied onzer
staatkunde, aan wien de schuld Zeker-
Mijnheer de Redacteur
De heer Laagland heeft in Uw no. van
15 February geantwoord op mijn brief van
3 February. Ik zal het antwoord op zijn
schrijven schuldig moeten blijven. Iemand
die zijn kracht zoekt in een vloed van
woorden, welke met het eigenlijke geschil
punt niet te maken hebben
die durft twijfelen aan de waarheid van
eene in de meest pertinente bewoordingen
gedane verklaring,
die zich niet ontziet bedoelingen toe te
digten, waarvan schijn noch schaduw aan
wezig is
die eens anders woorden weêrgeeft geheel
anders dan ze door hem gebezigd zijn
die tegen hem getuigende aanwijzingen
met een franschen slag zoo weet te inter
preteren, dat ze in zijn voordeel moeten
spreken
die niet schroomt nog bewijs te vragen
voor hetgeen reeds glashelder bewezen is,
die zelfs niet er voor terug deinst tus-
schen aanhalingsteekens woorden uit een
geschreven stuk over te nemen, doch andere
woorden te bezigen dan er staan, opzette
lijk om ze voor zijn beweringen pasklaar
te maken, gevolgtrekkingen aan de ver
krachte uitdrukking te ontleenen en stel
lingen er op te gronden-
zoo iemand, Mijnheer de redacteurbe
antwoordt men liever niet. Met zulk een
is geen eerlijke discussie mogelijk. Hoe
grooten lust ik ook gevoel, de waarheid
van het bovenstaande uit het schrijven
van den heer Laagland te bewijzen, ik
onderdruk die neiging in het besef, dat er
weinig eer mee in te leggen valt en Uwe
lezers misschien al meer dan genoeg van
onzen pennestrijd hebben. Dat ik, des on
danks, toch op de zaak in Uw blad terug
kom, het geschiedt eensdeels om met slechts
één pennestreek te doen uitkomen, hoe
degelijk de heer Laagland wel in zijn be
toog is, anderdeels en vooral, omdat hij
mij een vraag heeft gedaan, waarvan het
antwoord voor den raad van Bolsward,
tengevolge van de aanstaande aftreding
van den heer Jentink als raadslid, met
weinige dagen beteekenis erlangt.
De heer Laagland vraagt: „Wanneerer
„sprake van is, dat ieder der drie gemeen-
„teraden uit deszelfs midden eenen com-
„missaris benoemt, moogt Gij en kunt Gij
„dan Collega, met de hand op degemeen-
„tewet de leer verkondigen dat de Bur
gemeester als Voorzitter van den Raad,
„als uitvoerende ’s raads besluiten enz.
„buiten den raad staat
’t Is misschien wel wat arrogant van
mij op deze vraag nog een antwoord te
geven, terwijl collega haar reeds met een
triomphantelijk „zeker neen" beantwoord
heeft. Toch wil ik mij er aan wagen, en
dat wel voornamelijk, omdat ik de wet
zelf voor mij kan laten spreken.
„De raad benoemt uit zijn midden een
„of meer personen ter waarneming der be
trekking van ambtenaar van den burger
lijken stand.
„De burgemeester, ofschoon geen lid van
„den raad, is tot ambtenaar van den bur
gerlijken stand benoembaar.”
Dus is de woordelijke inhoud van art.
149 der gemeentewet. Ik doe opmerken
welk een sterk sprekende overeenkomst
er bestaat tusschen de woorden „uit zijn
midden”, in de wet en „uit deszelfs midden”
in het in mijn brief van 3 February let
terlijk geciteerd voorstel van de commissie
van aanleg. En nu waag ik met alle ge
rustheid een beroep op iederen onbevoor-
oordeelden lezer, of ik hiermede niet het
onbetwistbaar bewijs heb geleverd, dat,
waar de rede is van eene keuze door den
raad „uit deszelfs midden”, de burgemeester,
naar den geest der gemeentewet, „buiten
den raad staat". Indien waar was, wat
uit des heeren Laaglands beweren moet
volgen, dat de burgemeester tot den raad
behoort, even als de leden van den raad
in commissiën etc. kan worden gekozen,
dan mogt onzen wetgevers wel een diplo
ma van onbekwaamheid worden uitgereikt,
dat ze in het tweede gedeelte van art.
149 nog eens uitdrukkelijk hebben gezegd,
dat ook de burgemeester tot ambtenaar
van den burgerlijken stand benoembaar
is. Dat was immers naar de door col
lega zoo geheel in zijn voordeel uitgevon
den splinternieuwe wetsuitlegging totaal
overbodig. 4
En hiermede, Mijnheer de Redacteur! is nog tot geen besluit gekomen, ten aan
laat ik het met alle genoegen aan collega
over, ook de kracht van dit antwoord met
de hem zoo eigene „gemakkelijkheid”, die
in zijn brief weder zoo schitterend uitkomt,
te ontzenuwen. Van mij geen woord meer;
of het moest zijn, dat ik geïnsinueerd werd
tot waarmaking van hetgeen ik aan het
hoofd schreef, waartoe ik ten allen tijde
zoowel mondeling als schriftelijk bereid
ben. Ik dank intusschen wel voor de
plaats, die Ge mij hebt willen afstaan.
E. JANSEN.
Witmarsum, 16 Febr. 1883.
K E W W I S G E V I N
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
VAN DE GEMEENTE WONSERADEEL
Brengen door deze ter kennis van b e-
langhebbenden, dat de loting van
de in het vorige j aar in deze gemeente voor
de Militie ingeschrevenen zal plaats hebben
te Witmarsum, in het gemeen
tehuis, op Dingsdag den 27 F e b r u-
a r ij e. k., des voormiddags ten 10% ure
dat op den dag der loting ter Secretarie
van de gemeente door of van wege de lo-
telingen aanvraag kan geschieden om de
getuigschriften ter bekoming van vrijstel
ling wegens broederdienstofopgrond
van te zijn eenige wettige zoon,
terwijl om vrijstelling wegens eigen mi
litaire dienst of die van broeders
te verkrijgenhet paspoorteen uittreksel
uit het stamboek of een bewijs van werke
lijke dienst ten minste tien dagen
vóór den dag, waarop de eerste zitting van
den Militieraad wordt geopend ter Secre
tarie voornoemd moet worden ingeleverd.
Witmarsum, den loden January 1883.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
L. BRITZ EL.
De Secretaris,
E. JANSEN.
ROLSWARDSCHE COURANT
h
5
aer
j
k.