NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
w
3
M
F?
1883.
Twee en Twintigste Jaargang.
No. 26.
VOOR
DONDERDAG 28 JUNIJ.
BIITI^LIVE).
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
leverd, al moge dit op zich zelf niet onver-
dienstelijk wezen. De zonnegloed in de tent,
waaraan zij blijkbaar groote behoefte had
den, wordt in het gebouw voor een deel
vertegenwoordigd door de warmte die uit
straalt uit een vrij onooglijke kachel, welke
de beide keeren, dat ik er was, gedurig
moest worden opgestookt.
Zoo zijn we dan in het gebouw en zagen
er even rond, doch gaan een volgende keer,
aan wie er belang in stellen, een en ander
mededeelen van ’t geen daar meer is te zien
en vooral van de inboorlingen zelve.
M. E. van der MEULEN.
In October 1882 werden te Presburg de
bekende afschuwelijke buitensporigheden
tegen de Israëlieten gepleegd. Eerst nu,
18 Junij is uitspraak gedaan in het proces
tegen de bedrijvers dier handelingen.
Zij zijn veroordeeld tot gevangenisstraf,
wier duur afwisselt vantwee tot
vier weken
Naar men uit Petersburg aan de Standard
meldt, hebben de Nihilisten een manifest
tot de Russische maatschappij gericht. In
dit document geven zij kennis van hun be
sluit, om te strijden „voor de aarde en de
vrijheid”. Zij betreuren het, „dat de dood
van Alexander II niet den indruk en de
gevolgen heeft gehad, die zij het recht had
den daarvan te verwachten.”
Volgens het Manifest tracht te tegen
woordige Regeering het land in een oorlog
te wikkelen met Duitschland, wat streng
moet worden afgekeurd, aangezien Rusland
daardoor in een onvermijdelijk gevaar wordt
gebracht, ofschoonvoegt het Nihilistisch
document er aan toe „Prins Bismarck
zich over de Russische Regeering even wei
nig bekommert als om zijn dienstmaagd.”
Overigens laten zich hervormingen in de
Binnenlandsche politiek nog altijd wachten.
Er waren, en daaronder zeer verstandige
menschen, die geloofden dat als maar een
maal de kroning gelukkig voorbij was, ook
de liberale hervormingen niet op zich zou
den laten wachten, waardoor het vertrou
wen in Rusland weder verhoogd zou worden,
de ondernemingsgeest zou toenemen en
vreemd kapitaal naar Rusland vloeijen zou.
Thans nu alles bij het oude is gebleven,
nu de kroning, in stede van aan het volk
iets schoons en degelijks gebracht te hebben,
niets anders geweest is dan de zinledige
traditioneele plechtigheid, waarbij het abso
lutisme zich in zijn volle glorie vertoonen
kon en de geestelijkheid en de adel hunne
privilegiën bevestigd konden zien, terwijl
het volk de kosten te dragen heeft
thans zijn alle illusiën vervlogen en de ge
drukte stemming weerspiegelt zich in de
Peterburgsche Beurs. De fondsen blijven
laag en de roebelkoers is niet gerezen. De
eenige hoop is nu op den oogst gevestigd,
maar de vervulling dezer hoop laat maand
na maand op zich wachten en hoewel in
1882 de uitvoer van graan uit Rusland 10
millioen Tschetwericks meer bedroeg dan
in 1881, is de waarde van den roebel niet
toegenomen. In het afgeloopen voorjaar
was de uitvoer van graan en schapen naar
Londen zoo groot, dat aldaar door het
groote aanbod de prijzen daalden, maar de
roebelkoers bleef laag. Van den oogst en
De begrooting der stad Parijs is publiek
gemaakt.
Inkomsten 275 uitgaven ruim 263 mil
lioen franc’s
Tot hoe bittere taal de Bradlaugh- of
eedskwestie in Engeland aanleiding geeft,
blijkt uit een artikel van de Pall Mall Ga
zette.
„Het is te hopen zegt genoemd blad
dat zij wien het aangaat, het oog gevestigd
zullen houden op de demonstration, ten
gunste van Bradlaugh in het land aan den
dag gelegd. Sommige bladen passen stelsel
matig het „boycotten” op die uitingen toe
en willen alzoo het publiek doen gelooven.
dat de „Affirmation bill den heer Bradlaugh
en zijne vrienden vernietigd heeft, gelijk
een handvol drek geworpen op boosaardige
insecten. Wat thans weer te Halifax, Bris
tol en in andere plaatsen is voorgevallen,
is de uiting van het verontwaardigd gevoel
over het vertrappen van de rechten der
kiezers door eene Torry-Iersche meerderheid.
„De heer Gladstone heeft voor een paar
dagen met minachting gesproken van de
buitensporige taal van sommige, in bedoelde
bijeenkomsten aangenomene resolution, maar
wij gaan zeker niet te ver als wij in die
taal slechts de sterke uitdrukking zien van
een diep beleedigd rechtsgevoel.”
zij zelve verantwoordelijk zal zijn voor de
gevolgen.”
De brief van den Paus aan Grévy was
in zijn geheel door Leo XIII geschreven
op groot papier en vier bladzijden groot.
De President wordt daarin telkens ge
noemd „welbeminde zoon Jules” en de
brief eindigt met de groeten aan de dames
Grévy en Wilson. Van de schorsing van
de traktementen der geestelijken en van de
handboeken op scholen wordt in dien brief
niet gesproken.
De Moniteur de Rome laat op de mede-
deeling van des Pausen brief de aanmerking
volgen, „dat, indien de Fransche Regeering
op deze laatste aanmaning geen acht slaat,
Het Hof van Assises te Parijs heeft Loui
se Michell tot zes jaren gevangenisstraf en
tien jaren toezicht. Pauget tot acht jaren
gevangenisstraf en tien jaren toezicht, en
eenige andere deelnemers aan de bekende
ongeregeldheden tot verschillende straffen
van minderen aard veroordeeld.
Louise Michell veroordeeld tot zes jaren
gevangenisstraf en daarna 10 jaren lang
onder toezicht gesteld van de politie
Men kan zich de verontwaardiging voor
stellen der roode dame, toen dat vonnis werd
uitgesproken.
Ik heb zeide zij voor de Rechtbank
radicale begrippen en ik versmaad geen
enkele poging om de Regeering omver te
werpen, maar in het plunderen van bakkers
winkels was ik noch rechtstreeks, noch zij
delings betrokken.
Henri Rochefort, als getuige gedagvaard
zeide ’t verwondert mij, Louise te hooren
beschuldigen van plundering.
Wij waren in hetzelfde schip, toen wij
naar Nieuw-Caledonië gebracht werden
hare hut was tegenover de mijne, en ik zag
hoe zij alwat zij bezat ten beste had voor
andere vrouwen.
Louise: Ik bid u, spreek daar toch niet van.
Rochefort. Ik ben hier om de waarheid
te zeggen.
Louise Neen houd op, ik ben gewoon
beleedigingen te hooren, geen lof.
RochefortTe Noumea ging zij zonder
schoeisel en kousen, om ze weg te geven
aan ongelukkigen. Ook haar voedsel schonk
zij weg.
Louise Ga toch niet verder.
De voorzitterIk zal u van hier moe
ten laten wegbrengen, als gij den getuige
telkens in de rede valt.
Louise Ik heb hem niet laten hier ko
men om zulke dingen te vertellen.
RochefortZij maakte van hare woning
een hospitaal, waarin zij de zieken opnam
en verzorgde. Zij werd gekweld met muskie
ten, hare beenen waren gezwollen, zij sliep
op den grond, at bijna niets, en gaf alles
weg. Ik weet hoe onaangenaam het haar
is, dit hier te hooren vertellen, maar ik ben
verplicht het te zeggen.
Louise Ik heb den heer Rochefort hier
geroepen, niet om dingen te getuigen, die
mijn gevoel kwetsen, en ik ben zeker dat
hij niet op deze wijze zal voortgaan.
RochefortHet zij zoo ik kan mij dus
verwijderen.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Von Bismarck is nu van de kerkelijk-
politieke kwestie verlost, maar wordt ge
plaagd door maagkatarrh en geelzucht.
bod des Evangelies, om namelijk „den naaste
lief te hebben als zich zelven.” Neen, dat
die dag zoo ordelijk en vreedzaam afliep,
vol gejubel en gezang, zonder eenige wan
klank, ’t is te danken aan de vreemdelingen,
de Moravische broeders of Hernhutters die
in ons land gastvrijheid gevonden hebben
en die trots allen tegenstand van eigenaars
of administrateurs der plantages, toch vol
hard hebben en zoowel in als buiten de
stad, door hun uitnemenden wandel, in al
lerlei betrekkingen, als onderwijzers, hand
werkslieden enz. zulk een gunstigen invloed
hebben geoefend op de slavenbevolking,
dat deze daardoor voorbereid is geworden
op de zegeningen der vrijheid. Moge ’t ook
zijn, dat velen daarna geen weerstand heb
ben kunnen bieden aan hun neiging om in
plaats van voor dagloon nu te blijven wer
ken, hun vrijheid te gaan genieten in de
bosschen en daar een zwervend leven te
leiden, toch staat het met gulden letteren
geboekstaafd, dat de dag hunner vrijheid
voor hen niet is geweest een dag der wrake
of der losbandigheid gelijk elders het geval
is geweest, maar een dag van blijde verlos
sing en van dankbare, opgewekte feestvie
ring En nooit vergete Nederland wat ons
volk in dit opzicht aan de edele Moraviërs
te danken heeft.
Met dergelijke gedachten en gevoelens in
hoofd en hart betrad ik de ruime cirkel
vormige houten tent, op het terrein der
tentoonstelling, waar buiten op verschillende
plaatsen te lezen staatDe Surinaamsche
inboorlingen.
’t Is helaaswat den vorm betreft een
kermistent, een circus zelfs. Rondom de
zeer ruime cirkelvormige middenruimte is
een breede omgang, waardoor eenige hon-
derde menschen tegelijk het met Indische
hutten bebouwde terrein kunnen overzien.
Daar bewegen zich een 28tal mannen, vrou
wen en kinderen. Ze worden er letterlijk
tentoongesteld en ’t grootste deel van ’t
publiek gaapt ze aan. Toch is deze geheele
onderneming heel iets anders dan een ker
misvermakelijkheid ’t is een zeer ernstige
zaak. Eenige heeren uit ons land hebben
zich de zeer groote kosten getroost, die ver-
eischt werden, om eene verzameling van
menschen bijeen te brengen, over te voeren
en hier te onderhouden, die ons in eenige
exemplaren, de verschillende typen en ras
sen leeren kennen, welke in Parimaribo, op
de plantages en in de bosschen onzer kolonie
wonen. De heer Julius E. Muller heeft
hen ginder met zeer groote moeite bijeen
gebracht en voor de expeditie gezorgd, ter
wijl het dagelijksch toezicht is opgedragen
aan den Heer Mackintosh, een inboorling
van Paramaribo, die door zijn gelaatskleur
en type nog duidelijk zijn afstamming aan
duidt uit een familie der Karaïben, terwijl
zijn grootvader een Schot was. Met inge
nomenheid vernam ik dat de Bestuurders
van Natura artis magistra, onzen bekenden
dieren- en plantentuin, in den kalen zand
bodem eenige tropische heesters en boomen
zullen plaatsen en ’t zal zekerlijk aan de
tijdelijke bewoners groot genoegen doen,
als ze eenige palmen bij hunne hutten zien
en bun oog op wat vriendelijk groen mag
staren, want ’t moet dien kinderen der na
tuur, dien woudbewoners wel zonderling te
moede zijn, in die groote tent, op die kale
vlakte, ’t Is waar als zij rondom zich zien,
dan zien zij langs de wanden van het ge
bouw, de heerlijke rivier Suriname, dan
wuiven de palmen hun tegen, of ze kunnen
den blik slaan in eene van Paramaribo’s
straten en op een plantage, maar ’t is slechts
een schildering, die in ons land de begeerte
zou kunnen opwekken, om dat heerlijk land
te mogen aanschouwen, maar voor hen on
getwijfeld slechts een koude afbeelding is,
waaraan de zonnegloed, de majesteit der
bosschen, de weelderigheid van den plan
tengroei, in één woord, het leven en de
werkelijkheid ontbreken. Bovendien is het
jammer, dat men geen photografien of teeke-
ningen had, vooral wat Paramaribo betreft,
uit'den tegenwoordigen tijd en zich heeft
moeten tevreden stellen met de vergrooting
van ’t geen een onzer zeeofficieren, de heer
Verduyn, voor een aantal jaren heeft ge-
Sl B i NAME,
de inboorlingen en liet plan
van den heer Mackintosh.
II.
In Zuid-Amerika bezit Nederland, op het
vaste land langs den Atlantischen Oceaan
eene kolonie, Suriname geheeten. Het is een
klein deel van Guyana, zooals de geheele
Noord-Oostelijke kuststreek van Zuid-Ame-
rika heet. Het ligt tusschen de Corentyn
die het van Britsch- en de Marowijne die
het van Fransch Guyana scheidt. Ten
zuiden grenst het aan Brazilië. De opper
vlakte wordt zeer verschillend opgegeven, en
wel van 1800 tot 2800 vierkante mijlen. In
elk geval zijn slechts 700 bekend en10! be
bouwd. Aan de kusten is slibgrond, ver-
de rop zandgrond en in de binnenlanden is
’t land bergachtig met savannen en groote
wouden bedekt. De voornaamste rivieren
zijn, behalve de genoemde grensrivieren,
de Nickerie, de Coppename, de Saramacca,
de Suriname en de Commewyne. Het ge-
getal inboorlingen bedraagt omstreeks 60000,
onder welke 2000 blanken (christenen) en
2000 joden zijn. Het binnenlandsch ver
keer geschiedt in de nabijheid der kust
langs natuurlijke waterwegen en gegraven
kanalen met dijken en sluizen, zoodat de
beide grensrivieren met elkander verbonden
zijn. De kolonie wordt verdeeld in het ge
bied van de stad Paramaribo met de voor
steden, acht divisiën en twee districten.
Voorts heeft men er de etablissementen Al
bina aan de Marowyne en Batavia aan de
Coppename, benevens eenige forten en mi
litaire posten. De hoofdstad is Paramaribo,
aan den linkeroever van de Suriname, vier
mijlen van hare monding, doorsneden van
kanalen, die haar verschillende deelen met
elkander verbinden, met breede, regelmatig
aangelegde straten en!8000inwoners. De stra
ten prijken met lanen van citroen-, oranje-,ta-
merinde- en andere boomen. Aan het zoo
genaamde plein staan het gouvernements
gebouw, het stadhuis en het gerechtshof.
Ik hoop dat de meeste lezers zich dit
stukje aardrijkskunde hebben getroost. Met
opzet plaatste ik het aan ’t begin van dit
opstel, omdat het dringend noodig is, dat
men zich goed voor den geest brenge, het
heerlijk land, dat reeds sints 1607 in ons
bezit is en met korte tusschenpoozen steeds
ons eigendom is gebleven. Onnoemelijke
schatten hebben de suikerriet, koffij- cacao-
en katoenplantages aan Nederland opge
bracht en verschillende fortuinen, vooral in
Amsterdam, hebben hun oorsprong aan Su
riname te danken. Meer dan een halve
eeuw heeft Nederland het vergeten, ver
waarloosd. In den laatsten tijd echter ont
waakt de slapende belangstelling. Z. M.
onze Koning heeft bij zijn laatste bezoek
in Amsterdam op het gewicht dier kolonie
gewezen, men hoopt eerlang een recht-
streeksche stoomvaart in het leven te roe
pen, de koloniale regeering streeft er naar,
om, zoo immer mogelijk, weer zelve te voor
zien in de behoeften harer huishouding en
onafhankelijk te worden van de subsidiën,
sints vele jaren uit de schatkist van het
moederland genoten. Nog in een ander
opzicht mogen deze dagen niet onopgemerkt
voorbij gaan, wat die kolonie betreft. Den
le Julij namelijk zal het twintig jaren geleden
zijn, dat in onze West-Indische bezittingen
de slavernij is afgeschaft en alleen in Su
riname ongeveer 37000 slaven en slavinnen
werden vrij verklaard. Ik herinner mij nog
levendig met hoeveel spanning die dag werd
tegemoet gezien en met hoeveel blijdschap
de tijding werd vernomen, dat alles zoo
ordelijk was afgeloopen, dat het vroolijke
feest, een Godgewijd feest was geweest,
waarlijk niet uit dankbaarheid voor ’t geen
ons vrome voorgeslacht aan die uit Afrika
aangevoerde negers of aan de inboorlingen
heeft gedaan, want dat heeft zich verrijkt
door het bloedzweet der arme slaven en
terwijl hier onderling getwist werd, gelijk
het nakroost dit ten huidigen dage nog doet
over menig leerstuk der gereformeerde
religie, troostte men zich met den vloek die
op Cham’s nakroost rust en vergat ten
eenenmale te gehoorzamen aan het hoofdge-
ft
7
ROLSWARDSCHE COURANT
4
L%
F J
I