NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOESWARD WONSER AÖEEL 1883. Twee en Twintigste Jaargang. No. 39. DONDERDAG 27 SEPTEMBER. VOOR BIOEMLAN BIIFIIAIaIAB. De nieuwe provincie Zuiderzee. O #3 t aan dezen dit M. E. van der MEULEN. i r r ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Wat deed Gladstone toch te Kopenhagen? Von Bismarck, die pretendeert dat er in Europa niets mag gebeuren zonder zijne voorkennis, is razend nieuwsgierig naar de redenen die den Engelschen staatsman naar de Deensche hofstad deed stoomen. Hij nam vrouw en kinderen slechts als ballast zei een matroos mee en was geïnviteerd door den czaar, die als „minister- neuger” gebruikt had Engeland’s kroonprins. Men kan nu wel zeggen en volhouden dat al die gekroonde eu hooge personaadjes daar zoo te gelijk te Kopenhagen kwamen, was toeval of, wil men, een familie-visite, maar wezenlijk, dat is moeielijk te gelooven. De Norddeutsche de Kanseliers-trompet kan ook niet nalaten om Gladstone zoo ondershands eenige prikken toe te dienen en wel door de Times „onderhanden-’ te nemen. Die tijding gaf volstrekt geen genoegen, want de Lord is een dwinger en volhouder en komt nooit alleen voor pleizier, zooals de buitengewone stervelingen die onlangs te Kopenhagen, de een na den ander aan kwamen. Men zegt dat hij de Armenische kwestie tot een einde wil brengen en daar is de Verhevene Porte niet op gesteld en men zegt ook, dat hij betaling zal vragen voor openbare werken, door Engelschen voor den Turkschen Staat uitgevoerd en daar toe is de Verhevene Porte wel genegen maar niet bekwaam. De schatkist is, wat zij jaren lang, ja altijd was ledig. Toch leeft men te Constantinopel er goed en vrolijk op aan. Waar sommige menschen dat van doen, is overal een raadsel. Uit Workum schrijft men d.d. 21 Sept, het -volgende aan de N. R. Ct.Onze raadszaal was gisteren avond te klein voor het talrijke publiek, en geen wonder 1 Er zou een zuivering plaats hebben van onzen burgemeester door de wethouders. Immers een der punten luidde„Voorstel van wet houders, tot zuivering van den burgemees ter der beleedigingen, hem onlangs aange daan.” Aanleiding was het verwijt, door het raadslid T. S. Visser bij zijn vertrek uit deze gemeente aan den burgemeester gericht, dat deze laatste o. a. indertijd f 1000 zou hebben genoten ten nadeele der gemeente. In hoeverre hier nu van eene beleediging sprake kon zijn, zal de tijd lee- renin ieder geval is dat woord voorbarig; is dit waarheid, dan is er van beleediging geen sprakeis het onwaarheid, dan is het te verwonderen, dat de burgemeester èn nu èn reeds in de publieke .raadsvergadering in December 1877, toen hem door denzelfde hetzelfde werd verweten, geen maatregelen nam om zich van dezen smet te ontdoen. Hij zweeg echter en liet het aan de wet houders over, hem schoon te wasschen. Toen het bewuste punt aan de orde kwam, stond de voorzitter op en zeide„Kiesch- heidshalve verlaat ik de vergadering en draag het voorzitterschap over aan den oudsten wethouder.” Deze nam daarop het woord en hield een vrij lang vertoog, in hoofdzaak daarop neerkomende, dat de zaak dient te worden onderzochtwant is het feit waar, dan kan de heer R. J. Visser onmogelijk burgemeester blijven, is het on waar, dan dient hij gerechtvaardigd te wor den. De wethouders stellen derhalve voor, zich te wenden tot den commissaris des konings dezer provincie, om onderzoek op te dragen. De heer Potma was van oordeel, dat dit ter zake niet dienende is, te meer daar het verwijt na afloop der raadszitting is gedaan het is eene zuiver personeele quaestie tus- schen de heeren Visser. De heer Bijlsma sloot zich hierbij aan en zoo ook de heer Gaastra. Het gaat niet aan, zeide hij, den commissaris des konings in deze quaestie te betrekken. En bovendien, gaat spreker voort, waartoe zulk een onderzoek Spre ker haalt daartoe aan, een hier verschijnend weekblad en een extract van de notulen van December 1877, om aan te toonen, dat toen reeds de zaak algemeen bekend was, en dat ook toen de beschuldigde heeft ge zwegen. Spreker merkt op, dat het kiesch- heidsgevoel van den heer R. J. Visser zich op bijzondere wijze uit, door heen te gaan in plaats van te spreken. Hierna wordt het voorstel van wethouders in rondvraag gebracht en aangenomen met 5 tegen 4 stemmen. Een der raadsleden zegt„Dat wisten wij vooruit wel.” De waarnemende burgemeester, de heer T. S. IJbema, gelastte daarop den bode den burgemeester te ver zoeken ter vergadering terug te komen. De bode kwam echter terug met de woorden „Is al weg.” De heer IJbema zag zich daardoor genoodzaakt de verdere leiding der vergadering op zich te nemen. Frankrijk zond eene stoomboot uit met 990 militairen. De helft daarvan gaat naar Tongkin de andere helft naar Cochin-China, tot ver sterking van het garnizoen aldaar. Binnenkort stoomen nog twee stoombooten naar Tongkin, met Algerijnsche troepen. Juffrouw Booth, maarschalkin bij het En- gelsche militaire bekeeringsleger, zit te Neu- chatel achter ’t slot, wegens verzet tegen ’s lands wetten, maar gedraagt zich als Christin, ja als martelares. Haar lijden komt de „reddingszaak” ten goede dat gelooft zij. Nu reeds spreekt zij met de gevangen bewaarders over den toestand hunner ziel. De raad van Genève heeft alle bijeen komsten der Salvationisten verboden. „Wij kunnen zegt dat collegie de bekeeringsmannen en vrouwen niet tegen het gepeupel beschermen.” In Rusland is weer een schandaal ont dekt, namelijk een complot van regiments commandanten en militaire geneesheeren, die tegen een vast tarief zonen van bemiddelde ouders afkeuren en ’t geld, in eenige jaren vele honderdduizenden roebels, verdeden in verhouding van ieders rang. Men zal de zaak heel naauwkeurig on derzoeken en dan de verzamelde documenten heel secuur opbergen in portefeuilles. Constantinopel heeft weer een paleis standje. ’t Is Prins Rechid-Effeni, den vermoede- hjken troonopvolger, dien men niet ver trouwt. Men heeft zijn intiemen vriend, een zeer hooggeplaatst ambtenaar, in alle stilte op gelicht en de hoofstad uitgeleid. Is hij op ouderwetsche manier, in een koffijzak genaaid en te water gegaan Maar, dat gebeurt immers niet meer Lord Dufferin komt weldra in de Turk- sche hoofdstad. „Gij stookt tweedracht tusschen Oosten rijk en Duitschland” zegtde Norddeutsche tegen de Times en het is vooral uw cor respondent te Parijs, die gedurig zijn haat tegen Duitschland op de ergerlijkste wijze lucht geeft. „Wat zegt hij „Onder anderen ook dit: „„Oostenrijk laat zich, uit noodzaak, de overheerschende vriendschap van Duitschland welgevallen. „Het vreest voor erger „Als Oostenrijk niet begreep welk een adder hier onder het gras schuilt, zou het er toe kunnen komen, om alle sympathie voor Duitschland op te geven en voor haar zijne vrienden elders te zoeken.” „Maar zoo eindigt de Norddeutsche hatelijk men kan zich troosten met de gedachte, dat de Times sedert lang geen politiek dagblad meeris.” Toen Gladstone, uit Kopenhagen terug- keerende, de Theems opvoer en te Grave send aan wal stapte, kon hij in een der ochtendbladen lezen, dat de liberale club dit briefje zou hebben ontvangen „Mijne HeerenWij bespeuren, dat gij den heer Gladstone wilt ontvangen, om hem een warm onthaal te geven, maar indien gij dat doet, kunt gij er staat op maken, dat wij u en hem op een goede laag dynamiet zullen trakteeren, zoodat de heer Gladstone Londen niet zal terugzien en velen uwer even min. Indien wij slechts eenigermate kans daartoe zien, dan hebben wij het voornemen hem eventjes van kant te helpen. „Iemand die op de loer ligt." ’t Was zeker eene grap en toch maakt het bij sommigen indruk. Groote maatregelen van voorzorg werden er genomen ten aanzien van de landing der getuigen in zake den moord, gepleegd op Carey. Niet alle bedreigingen zijn te beschouwen als van nul en gener waarde. Dat heeft onze tijd helaasop de droevigste wijze geleerd. en de wetgevende macht bereid bevonden zullen worden, om nu reeds groote sommen te besteden voor nieuwe werken van openbaar nut, voor dat de laaste spoor wegwet zal uitgevoerd zijn en andere groote werken voltooid zullen wezen, toch moet de zaak steeds aan de orde blijven. Bekwame mannen moeten er hunne gedach ten over laten gaan. Verschillende voor stellen moeten overwogen worden, dan zal ten slotte de ure aanbreken, waarin wij het nu nog onbereikbare tot stand zullen zien komen. Immers de zaak zelve is van zeer groote beteekenis. Kon eenmaal die zeeboezem weer ingedijkt worden, dat zou een vreedzame annexatie zijn van meer dan 550,000 hectaren meerendeels zeer vruchbaar land. Dat de droogmaking aan duizende men schen brood zou verschaffen springt in het oog en in een niet ver verwijderde toe komst zou de bevolking met een a twee millioen menschen kunnen worden vermeer derd. Het baat niet te klagen over de mil- lioenen schats en de menschenlevens, welke de verovering van Atjeh ons kost, de nood is ons opgelegd onze eer niet alleen, nu wij eenmaal begonnen zijn, ook ons opper gezag in heel den Indischen Archipel eischt dat wij onze meerderheid toonen in krijgs kundig opzicht en onzen goeden wil om beschaving te brengen en zegeningen des vredes te verspreiden. Doch als voor dit werk des vredes tien a twaalf millioen be schikbaar gesteld zullen worden, dan zal het geen bloed en tranen kosten, maar in het hart onzes lands, zullen thans kwij nende steden tot nieuwen bloei worden ge bracht, in schoon e polders zullen dorpen en vlekken verrijzen en terwijl nu duizenden naar vreemde werelddeelen verhuizen, zul len zij dan op den vaderlandschen bodem kunnen blijven. Landbouw, veeteelt en nij verheid zullen zich ontzachlijk uitbreiden en de schatkist zal eenmaal en spoedig betrekkelijk de vruchten plukken van de gebrachte offers. Het spreekt van zelf, dat ik mij geheel onbevoegd acht om op technisch' gebied een zelfstandig oordeel te vellen, doch ’t komt mij wel voor, dat een gedeeltelijke inpoldering ernstige overweging verdient, als dat geschiedt naar een vooraf vastge steld plan. Zoodoende immers zal men niet aanstonds het gansche kapitaal be hoeven, men zal over de vruchten van den arbeid kunnen oordeelen en naarmate deze gunstig zijn of ook onverhoopt ongunstig mochten wezen, zal het publiek de zaak met te meerderen ijver steunen of zullen de ondernemers inzien, dat het verstandiger is ten halve te keeren dan verder te dwa len. In elk geval geef ik de zaak ook aan den kleinen kring onzer lezers in ernstige overweging en raad het bezoek der beide tentoonstellingen met volle overtuiging aan aan allen, die prijs stellen op hetgeen ons voorgeslacht wrocht en in het heden wordt bepeinsd. Even buiten het terrein der Internatio nale tentoonstelling te Amsterdam zijn twee hoogst merkwaardige tentoonstellingen die misschien door y10 gedeelte der 100000- den bezocht worden, welke komen om „de tentoonstelling” te zien. De eene heeft betrekking op het verledene, de andere op de toekomst. De eerste is in het rijksmu- seum en bevat schatkameren vol oude kunst, niet smakeloos op elkaar getast, maar met zorg geordend, tot een wonderbaar schoon geheel, zoodat ook de meest ver stokte anti-antiquaar, d. i. ieder, die zoo gaarne schimpt op het „oud ijzer” en „ver molmd hout”, zal moeten erkennen, als hij die kunststukken ziet in hout en ijzer, in koper en goud, in ivoor en edelgesteenten, als hij door die vertrekken wandelt, waar hij telkens meent onze voorouders te zullen ontmoeten, dat ons stoere, forsche voorge slacht, kunstenaars bevatte op menig gebied, aan wier voeten wij ons met allen eenvoud, zelfs met ootmoed moeten nederzetten. En hebt gij heel het terrein doorkruist en wilt gij het aan de zjjde der P. C. Hoofdstraat verlaten, dan vindt gij daar even buiten het afsluithek bij de van Baerlestraat, een houten tent, die de kleine entree meer dan waard is. Daar ligt voor U op Vioooo der ware grootte de nieuwe provincie der toe komst „De Zuiderzee”, niet in kaart, niet en relief, zoodat dijken, kanalen enz. in hout of gips uitgesneden of opgemaakt zijn, maar daar liggen voor U 15 polders in werkelijkheid, met kanalen, grachten, wegen enz. doorsneden, deze op y200. Die lande rijen zijn bezaaide gronden, waarvan de zaadsoorten zooveel mogelijk verschillend zijn, de kanalen zijn van doorstroomend zoet water voorzien, zooals dat voor der gelijke ontginningen moet zijn. Bruggen, sluizen, wegen ziet men, om alle mogelijke verbindingen binnen en buiten de nieuwe provincie, aanschouwelijk voor te stellen. Een polder, No. 11 dient als voorbeeld tot droogmaking. Deze wordt dagelijks met 12 mobiele pompwerktuigen en twee vast staande leeg gepompt, terwijl men hem ’s nachts weer vol water laat loopen. De kracht dezer kleine pompwerktuigen is berekend, in Jevenredigheid van het uit te pompen water om in een dag te doen wat later de groote pompwerktuigen in iy4 jaar zullen uitvoeren. Meent gij dat we hier te doen hebben met eene vertooning, een aardigheid, hoewel ook dan altijd met een kunststuk, volstrekt niet. Hier is de uitvoering op kleine schaal van een grootsch plan, dat sedert vele jaren de hoofden bezighoudt van verschillende mannen, die, nadat de Haarlemmermeer, wier droogma king ook zoolang een dwaasheid werd geacht, in een vruchtbaar oord is herscha pen, nu op verschillende middelen peinzen om gedeeltelijk of geheel het kostelijk land weer te ontwoekeren aan de baren, die het eenmaal hebben overstroomd. Zij willen dat Oost- en Westfriesland weer één zul len worden, dat Stavoren weer een landstad zal worden, dat men van Amsterdam naar de Lemmer zal kunnen rijden en van Kampen een kanaal naar den Helder zal hebben. Of die plannen verwezenlijkt zullen worden, zal de toekomst openbaren, doch het is in elk geval een verblijdend ver schijnsel, dat de aandacht er weer en bij herhaling op gevestigd wordt. Het is toch onmiskenbaar onze volkstaak, in den strijd tegen de krachten der natuur, om ons land tegen de woede der baren te verde digen of aan haar geweld te ontwringen. Met welgevallen zagen dan ook zekerlijk velen dat onze Afgevaardigde Buma om trent die droogmaking een voorstel heeft ingediend bij de Tweede Kamer der Staten Generaal en dit heeft verdedigd tegen de bedenkingen zijner mede-afgevaardigden. Want al moge de toestand der schatkist jn dezen tijd tot voorzichtigheid manen, al is ’t niet waarschijnlijk, dat de regeering BOLSWARDSCHECOURANT 3 l 3 1 L’ 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1883 | | pagina 1