NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD *1 BOLSWARD WONSERADEEL 1883. No. 48.Twee en Twintigste Jaargang. O DONDEBDAG 29 SOVEUBEB. Y VOOR BUT KNt AM». t ’t BIIVIWKIWIjAIW». Jn tot haar - het ar gij, ouw f por- r ten ieren heeft ichil- nog i zijn can teen jon- ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. (Joolen, de Ba jaï (de landheer) van Kradjan-Ngoï'ö en Paulus Tó-S»ari. *1 van ;eeg, ide ijk? ees '.en, 3n ofd iw ng rat te en m 3? >n ir e ,1 t inrichting mer 5000 i en 6000 drukkerij n kleine i keurige ■rzonden. !rs in de ding der geheele jewerkt. heer K,, gebouw, n de in- 56; het iten, 67. nh. Ct. geleden Depar- iouw te van de hij last te pak- es, aan lijk op 1 siert aar. De man der helsche machines, te Londen gearresteerd, zou een suikerbakker zijn en veel omgang gehad hebben met geheime agenten van politie. Hij beweert, dat de machines niet op zij ne kamer, maar op die van een ander gevon den zijn. Er hangt nog veel duisters over deze zaak. „Von Bismarck, de Duitsche Rijkskanse- lier, zit te paard, dat over een hoop lijken en doodshoofden heenspringt. „Naast hem rijdt op een zwart en vuur spuwend paard, de Dood, den sikkel in de hand en een Pruissische helm op ’t hoofd. „Achter hem rijden eene menigte geraam ten.” Zoo is de beeldtenis van den Duitschen Staatsman, te Parijs op tal van aanplak biljetten te aanschouwen, met de bekend making tevens, dat voor 5 centimes is te krijgen een geschrift van Jules Freval, ge titeld het politiek en bijzonder leven van von Bismarck. De twist tusschen China en Frankrijk blijft op dezelfde hoogte. „Wat ik nemen wil daarop heb ik recht”, beweert Frankrijk. „Als gij neemt wat gij beweert, dat u toekomt, verkort gij mijn recht en dat recht zullen wij doen eerbiedigenzoo ant woordt China. Er zit kruitlucht in die conversatie. In Frankrijk wordt overigens beweerd, dat Markies Tseng eene zeer dubbelzinnige i-- -r--- stukken duidelijk de kwade trouw spreekt delingen voert. China steeds onaannemelijk. Het lersche geheime Verbond in N.-Ame rika heeft zijne statuten en een reglement waarin het doen en laten der leden is om schreven. Ziehier eenige bepalingen van dat bloed- reglement „de een bewaakt den ander; „ieder is elk oogenblik in gevaar van vermoord of tot het plegen van moord aan gewezen te worden „’t bevel iemand gegeven, om naar de ze of die plaats te gaan, ontvangt hij per gezegelden brief en hij is verplicht daaraan onmiddelijk te gehoorzamen, zonder afscheid te nemen van familie en vrienden. „op zijn weg wordt hij, door hem onbe kende oogenstap voor stap bewaakt en zelfs een brief, door hem verzonden, wordt gelezen. Er zijn ook postbeambten onder de leden van het Verbond „een lid, dat geen vertrouwen meer ver dient of verraad pleegt, wordt vermoord.” ’t Getal leden in de stad (New-York waar hij woont, die bovenstaande mededee- lingen gaf, is ongeveer twaalf honderd De oude man (O’Donovan Rossa) voert strenge tucht. Onlangs zou hij 30 man naar Engeland hebben gezonden en men mag daar er wel bedacht op zijndat er iets kwaads zal worden uitgevoerd. In een heerlijk schoon oord, in het bin- 1 nenland van Oost-Java, ligt op enkele uren i afstand van Soerabaja, de belangrijke zen- dingspost Modjó-Warnó. Daar vestigde zich in Julij 1851 onze aan velen bekende ge- westgenoot Jellesma. Hij vond daar en in onderscheiden desa’s (dorpjes) in den om trek een zeker aantal gedoopte Christenen en onder deze Paulus Tó-Sari, die zijn ijverige medehelper werd en dit gebleven is totdat hij den 21sten Mei 1882 ontvallen is aan zijne talrijke vrienden en vooral aan den tegenwoordigen zendeling Kruijt aldaar. Over dien Madoerees, want hij was van ’t eiland Madoera afkomstig, hoop ik een vol gende keer iets mede te deelen, doch toen ik de levensgeschiedenis las van dien be- langwekkenden man, werd mijne aandacht getrokken door en gevestigd op eene eigen aardige persoonlijkheid, wier naam ik ’t eerst boven dit opstel plaatste. Er lag namelijk over het ontstaan eener vereeniging van christenen daar in het bin nenland van Java, tot voor eenige jaren een sluier, die eindelijk is weggenomen. Wel wist men dat sints 1838 eenige in landers zich te Soerabaja hadden aange meld om gedoopt te worden, ook dat dit eindelijk in 1843 was geschied, maar hoe waren die menschen, welke weer naar de binnenlanden vertrokken waren, christenen geworden Noch in het werk van Ds. van Rhijn, die in 1846/47 als Inspector op Java was, noch in dat van Dr. van Hoëvell, het bekende vroegere kamerlid, zoozeer met Java bekend, vinden wij eenig antwoord.. Zelfs Jellesma schreef in 1851 nog: „de eerste oorsprong” het ontstaan der javaan- sche christenen, „schuilt in het duister’’ en voegt er bij„dit weten wij, noch de javaansche christenen zelve, noch zij die daartoe hebben meegewerkt naar waarheid te zeggen.” Het raadsel is echter opgelost en Paulus Tó-Sari en velen met hem wisten het later aan Jellesma wel degelijk te zeg gen. De man, die de eerste zaden van het christendom in die streken gezaaid heeft, is de heer Coolen, geen zendeling, geen predikant, maar een planter, een man die te Ngóró een groote uitgestrektheid land bij contract voor een aantal jaren van het gouvernement had gehuurd en daar van omstreeks 18201863 moet hebben gewoond. Vanwaar hij in Indië gekomen is, ik vind het niet vermeld, maar tot bijna 100-jarigen leeftijd heeft hij te Ngóró gewoond en is toen eenzaam en vergeten op zijn landgoed gestorven. Deze Coolen nu is jarenlang als landheer eene merkwaardige persoon lijkheid geweest, die onbeperkten invloed oefende en als een patriarch leefde te midden der honderden, die hij als van zelf lokte naar het schoone oord waar hij gevestigd was en waar zij hem volgden in het ont ginnen van den vruchtbaren bodem. Hij heeft dit doel voornamelijk bereikt door geheel en al een javaan met de javanen te worden en door niet slechts als landheer, maar gelijktijdig als priester op te treden en een Christendom te prediken, geheel in den geest der inboorlingen. Doch laat ik hem U voorstellen, zooals Poensen hem schetst „Hij was een Europeaan. Ja, wel zeker! Maar welk een bijzonder Eu ropeaan Forsch van gestalte in buiten gewone mateverstandelijk boven allen in z;;ne omgeving staande levende en wer kende, in den letterlijken zin des woords, als een inlander en toch door takt en ma nieren, gezuig en geld een’ behoorlijken af stand van ieder wetende te bewarenniet gekleed als een inlander, maar met zijn onveranderlijk gestreept buisje en dito ka toenen broek, bloote voeten in lederen muilen en als hij buiten kwam met een grooten geel-strooijen hoed op, toch zoo geheel onder scheiden van de meeste Europeanen die men nu en dan wel eens in een wagen of daar het verblijf op zijne gronden voldoen de band en verband 'onder ’de opgezetenen gaf; van oordeel zijnde, dat later bij vermeer dering van het getal der aan het Evangelie geloovig geworden inlanders, ook van zelf wel andere toestanden en ook gemeenten zouden ontstaan. Zoo is dan ook werkelijk geschied. Coo len is afgetreden, onze zendelingen zijn 'op getreden, gemeenten zijn gevormd, maar het is billijk dat de arbeiders die nu tot dien werkkring zijn ingegaan, aan het licht brengen wat Coolen in zijn tijd en op zijn wijze als een machtige wegbereider heeft verricht. M. E. van der MEULEN. te paard zag voorbijgaan, voorts Javaansch sprekende als de best ontwikkelde Javaan en eene kennis van Javaansche zeden, over- leveringen en verhalen bezittende als geen i enkele Javaan; eigenaar van een prachtige wajang-poerwó (dit schijnt een soort too- neel te zijn) en gamelan waarbij hij als dalang (verhaler) en als wijógó (game- lan-speler) beiden kan optreden; Heer van een uitgestrekt stuk gronddat hij als Javaanmet en door Javanen, doch geleid door een helder verstand, Europesche kennis en noeste vlijt bewerkte; belangstel lende in het lot zijner opgezetenen, met streng toezicht op ieders handel en wan del, en iederen dag toonende, dat zelfzucht hem ten eenenmale vreemd was; immer er kentelijk voor hem bewezen diensten en vriendschap; ijveraar voor zijne overtuiging, in welk opzicht ook, onverschillig of dat in zijn eigen voordeel of nadeel was. Is het wonder, dat deze man volkomen gezag had over iederen inlander, die zich vertoonde op de „Kradjan-Ngóró, zooals hij gewoon was zijne woonplaats te noemen, waar hij tevens als man van ngèlmoe, als goeroe (d. i. dat hij een openbaring van de god heid had,) te midden der zijnen leefde en leerde Een man, een goeroe, die bidt, die vast, die met den hemel gemeenschap heeft en in de bijeenkomsten der zijnen zelf bij- belsch onderwijs geeft op Javaansche manier en naar het hart der Javanen, in min of meer oud testamentischen geest en stijl, met soms, ja, wel heel vreemde, maar toch altijd practische, nooit zwevende verklaring en toepassingOp de viering van zon- en feestdagen was Coolen zeer gesteld en hij lette er nauwkeurig op, dat men des mor gens ter kerke kwam. De zondag was een ware rustdag en een blijde dag. Dan werd de gamelan geslagen en de wajang vertoond des morgens zonder uitzondering in de kerk godsdienstoefening gehouden, en des avonds bij de opgezetenen aan huis op de beurt. De Heer Coolen ging zelf voor in de ver gadering. Zoodra hij zich des morgens en nu deftig in het zwart buiten de deur zijner woning vertoonde, gereed om naar de kerk te gaan, werd onmiddelijk de gamelan geslagen, dat terstond ophield, als hij in de kerk op zijne verhevenheid gekomen was achter eene tafel waarop de Bijbel lag. Hij staat op, 'geeft een teeken, dat mannen en vrouwen, allen ter vergadering tegenwoor dig, zullen opstaan, en begint op eene Ja vaansche melodie de geloofsbelijdenis aan te heffen, waarin hij weldra door allen ge volgd wordt. Daarna bidt hij, en behan delt dan iets uit de Schrift. Na afloop gaat hij ook weer eerst de kerk uit. Allen staan eerbiedig te wachten tot hij de deur uit is. Dan wordt onmiddelijk weer de ga melan geslagen, en de gansche vergadering, voorafgegaan door de kinderen van Coolen, gevolgd door de oudsten, en ten slotte de vrouwen en kinderen, volgt hem naar zijn woning, waar koffij en gebak en sirih ge presenteerd worden. Mijn bestek gedoogt niet, de geheele zondagsviering te beschrij ven, maar het aangehaalde zal genoeg zijn, om den invloed te verklaren, dien Coolen op zijne omgeving oefende. Nog ééne proeve. „Eens toen de Kêloet vuur en asch braakte, en alom, ook in de nabijheid der Kradjan- Ngóró, verderf en verwoesting aanrichtte, snelden alle inwoners van Ngóró en om- streken naar de pandópó van den kjaï, om bij hem als ’t ware veilig te zijn. Zie, hij komt buiten, daar staat hij te midden der zijnen met zijne verheven gestalte en spreekt met zijne indrukwekkende stem„Knielt, kin deren KnieltBidt met mij tot God Aan de Kradjan-Ngóró zal geen leed geschieden” en het landgoed bleef gespaard. Coolen liet zijn lieden hun eigen namen houden, wat overigens met hen die Chris ten worden zelden geschiedt, hij liet hen in de godsdienstoefening de hoofddoek niet afdoen wilde er niet van hooren dat zijne inlanders het lange haar afsneden, of van kleeding verwisseldenhij doopte niet en liet niet doopen, ja beeft ’t sterk afgekeurd toen sommigen dit later te Soerabajo lieten doen hij dacht niet aan gemeente-vorming ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Op het omslag van het geschrift vindt men dezelfde plaat. 't Werk komt uit in afleveringen en het laat zich aanzien, dat deze vrij talrijk zul len zijn. De vraag is of de justitie ook termen zal vinden om het werk te doen staken. De politie te Madrid heeft in de loge menten en in de huizen die kamers verhu ren, onderzoek gedaan naar de Franschen, die sedert den 18den dezer in de stad wa ren gekomen. Ten opzichte der andere vreemdelingen heeft dergelijk onderzoek niet plaats gehad. De Keizer van Rusland zou een nieuw Rijksstatuut doen zamenstellen en wil daar in rekening hebben gehouden met de eischen van den tegenwoordigen tijd. Zou hij die wel kennen? En wie zijn de volksmannen aan wie deze hoogst belangrijke taak zou zijn opgedragen? De heeren Katkow, redacteur van het Dagblad van Moscou, de vertegenwoordiger van het orthodoxe Rusland, Tolstoi en Fo- bedanocheff. Die beweert, dat in het nieuwe Rijks statuut het volk behoorlijk tot zijn rech zal komen, heeft een wonderbaar geloof. BOLSWARD. Vrijdag avond 1.1. heeft de heer Domela Nieuwenhuis, uit ’s Hage zijn geannonceerde voordragt alhier gehouden. Het onderwerp Luther en de Hervorming van de 16e eeuw, was niet in staat om velen op te wekken de lezing bij te wonen. Te verwonderen is dit zeker niet, daar de meesten reeds weten van vroeger en nu in de laatste dagen in vele couranten wederom lazen, welke ideën de heer Nieuwenhuis verkondigt. Onder meer fraaijs lazen we dat hij in de Joure, sprekende over welvaart en werke loosheid, zeidedat er noch rijken noch armen mogten zijn, en die toestand was ge makkelijk te verkrijgen, want even als lucht en licht algemeen eigendom zijn, zoo moet ook de grond algemeen eigendom zijn en de onteigeningswet bestaat in ons land, dus onteigenen ten algemeenen nutte. En kan men dit niet anders verkrijgen dan door geweld en door revolutie, welnu, dan maar dit te baat genomen. Dat velen met de wetenschap dat de heer Nieuwenhuis, over welk onderwerp ook sprekende, zijne socia. listische ideën er toch altijd in blootlegt, liever thuis bleven, heeft ons dan ook niet verwonderd. Onzin lezen kan men dikwijls niet ontgaan, het niet hooren wel, door thuis te blijven als de gelegenheid daarvoor zich aanbiedt. -- BOLSWARD. De rederijkerskamer „ünitas” gaf Zondag j.l. voor de leden der sociëteit „Amicitia” eene tooneelvoorstelling, bestaande in „Keapman Rouke” en als nastuk „Manus de Snorder”. publiek, (het slechte rol speelt en ook, dat uit de gewisselde nastukje had veel gewonnen, wanneer het waarmede China in deze kwestie onderhan- Franknjk acht de vredesvoorwaarden van j... „Amicitia” eene tooneelvoorstelling, bestaande in „Keapman Rouke” en als nastuk „Manus de Snorder”. Het eerste beviel zeer goed aan het niet talrijk opgekomen publiek, (het slechte we der verhinderde veler komst). Het aardige zooals men zegt vlugger ware afgespeeld, wat echter niet belette, dat de aanwezigen eene genoegelijke avond doorbragten, en voldaan huiswaarts gingen. BURGWERD. Maandag na den middag werd alhier brand ontdekt in het hooi van den landbouwer Lyklamaeen verzoek naar Bolsward op gezonden om eene brandspuit werd direct ingewilligd, en kwam spoedig met de noodige manschappen op de Hieming aan. Het vee had men intusschen in veiligheid kunnen brengen, door de werking der spuit was men den brand spoedig meester. Het ge rucht loopt, dat de dienstbode, die door de vrouw des huizes een nieuw jak was beloofd, en dit nog niet ontving, uit wraak niet onschuldig is aan de oorzaak van den brand. Zeer is het te hopen dat dit bij gerucht j blijft en spoedig kan worden weersproken. e it i i itOLSHARDSCIIE COURA.Xi (1) Zie.- Mededeelingen van wege het Nederl. Zende linggenootschap 1880 bl. 333 verv. 1 1 2 X VACIV -o~ UCJ_ W1111UUV1UV -,- 1- -X

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1883 | | pagina 1