NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOÏ.SWARI) EN WONSERAOEEt
F
j
lN
1884.
Drie en Twintigste Jaargang.
No. 8.
VOOR
BINNENLAND.
BUITENLAND.
DONDERDAG 21 FEBRUARIJ.
I
I
I
ft
X
I
te
M. E. v. d. MEULEN.
ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50Cts. van 17 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
^cx3ooc>3Cxx>dcx=xdc»c>c>c^
i
1
maar den adjudant hebben bevolen al wat door
hem aanschouwd is nauwkeurig op te teekenen.
Men kan zich voorstellen, welk eene ontstel
tenis die nachtelijke bezoeken des Keizers bij
velen veroorzaakt hebben. „Zoo iets had er nog
nooit plaats gehad,” hoort men allerwege zeggen.
De politie, wier zondenregister zekerlijk niet tot
de kleinste behoort, verkeert in grooten angst
de beurt kan thans aan haar komen, en zij ont
wikkelt thans eene groote werkzaamheid om
hare zaakjes in orde te brengen. De nasporingen
des Keizers, waardoor hij het bewijs heeft ge
geven dat het wel en wee des volks hem ter
harte gaat hij schijnt tot de overtuiging te
zijn gekomen, dat zijne omgeving de treurige
toestanden des lands voor hem verborgen houdt,
hebben in wijden kring den besten indruk ge
maakt. Mocht het hem, wiens goed hart en rechts
gevoel bekend zijn, nu maar gelukken ook in
andere zaken tot een juist inzicht van den toe
stand te komen
In de kazerne in Stari Rus brak de vorige
week een vreesehjke brand uit. De petro
leumlampen, die aan een koord opgehangen waren,
vielen namelijk plotseling naar beneden en zetten
de kleederen en bedden der slapende soldaten in
vlam. De schrik der militairen, toen zij zich door
de vlammen omringd zagen, moet ontzettend ge
weest zijn. De eenige uitgang was eene deur want
uit de vensters konden de ongelukkigen zich niet
redden, omdat de vetrekken der kazere op de derde
verdieping waren. Naar deze ééne deur nu storm
den meer dan 300 militairen doch daar zij naar
binnen openging, bleef zij voor de saamgepakte
menigte gesloten. De officieren en andere soldaten,
die van buiten het hulpgeschrei der ongelukkigen
hoorden, trachten langen tijd, doch te vergeefs, te
openen. Eindelijk gelukte het hun, maar toen wa
ren reeds tien soldaten aan hunne brandwonden
overleden, terwijl vele andere zwaar gewond naar
het ziekenhuis gebracht werden. De brand werd,
nadat de vlammen drie uren gewoed hadden,
gebluscht.
van hun bestaan wordt ontnomen. Daarom, er
zij gelijkmatige toepassing der Wet, of Art. 3
No. 8 worde uit de wet gelicht voor allen en een
iegelijk en de zoo verderfelijke dubbele nering
bhjve bestaan, of het worde toegepast op alle
neringen zonder onderscheid.
Ik begrijp echter dat er niet weinigen zullen
gevonden worden, die vinden dat hier sprake is
van een storm in een glas water, dat hier het
spreekwoord geldtveel geweld en weinig wol,
dat men hier meer te doen heeft met de gewone
afschafferskleingeestigheid, dat het in elk geval
al zeer weinig galant is, om aan de dames haar
maroquintje te ontnemen na een wat verkoelen
de portie ijs. I. e. w. dat, al moge het op streng
wettelijk gebied niet geheel te verdedigen zijn,
er op zedelijk gebied weinig onheil van te wach
ten is, wat dan ook door den Minister zeer wel
willend wordt uitgesproken. Het is voorzeker
niet erg verkwikkelijk, om, terwijl partij zich zelf
een brevet uitreikt van royaliteit, zoo telkens
ondershands beschuldigd te worden van klein
geestigheid. Ook hoop en geloof ik niet dat er
één afschaffer zal gevonden worden, die meent
dat één marosquintje iemand tot een dronkaard
maken zou. Maar als de dames een zeer ver
klaarbaren afkeer hebben van wetsartikels, ik
ken ze toe een groote mate van rechtsgevoel en
doe daarop een beroep als ik haar vraag of zij
’t zelve niet érg onrechtvaardig vinden, als zij
vrijheid behouden om haar sterken drank, in de
gedaante van fijne likeur te blijven gebruiken,
terwijl de arme gestraft wordt, die in een klein
winkeltje ook eens „snoept”. Maar vooral, is het
waar dat ’t heusch maar om zoo één verwar
mend marosquintje te doen is? Vraagt het Vader
land" ten onrechte: „Weet de regeering niet,
dat er banketwinkels zijn, die tevens borrelpa-
leizen zijn? Weet zij niet, dat het drinken van,
likeurtjes in de localiteiten, die men wil helpen
onder zekere kringen een bron van verleiding
wordt? Weet zij niet; dat het voor vele vrouwen
ook uit de hoogere klassen een zegen zou zijn,
indien deze gelegenheden niet open stonden
Heeft „de Standaard" ongelijk, als hij schrijft
„Er is een kwaad, want dat snoepen en curagao-
tjes drinken in onze banketwinkels voert Ameri-
kaansche gewoonten in, met de bekende Ameri-
kaansche gevolgen, dat dronkenschap en ver
slaafdheid aan drank al meer ook onder „ge
huwde en ongehuwde dames in het satijn” in
sluipt.” Onlangs verhaalde een reiziger in cog
nac en likeuren, dat hij bij een klant te R. in
de binnenkamer zat en zijne vreugde, maar ook
zijne verbazing te kennen gaf, dat hij zoo’n flinke
rekening had aan cognac en dat in een banket-
winkel. Nauwelijks was dit gezegd of een paar
keurig gekleede dames traden in den winkel en
wipten zoo vlug een cognacje naar binnen, dat
zij veilig onder de geroutineerden konden worden
gerangschikt. De reiziger had een antwoord op
zijn vraag. Als menigeen onder mijne lezeres
sen beweert, dat dit met haar en haar kennissen
niet zou gebeuren, dan geloof ik dit gaarne, maar
zij zullen ’t hierover met mij wel eens zijn, dat
er zulk een sterken aandrang voor de banket
bakkers op de regeering niet zou uitgeoefend
zijn, als alleen maar sprake was van een enkel
onschuldig likeurtje, dat een galant jonkman eens
bij uitzondering aan een meisje aanbiedt.
Daarom doe ik een beroep op de edele vrou
wen van Nederland, opdat deze haar invloedrijke
stem mogen doen hooren tegen eene wetswijzi
ging, waardoor geheel onwettig de stand der
banketbakkers wordt bevoorrecht boven die der
kleine winkeliers, wat van te meer beteekenis
zou zijn, omdat daardoor openbaar zou worden,
dat zij zelfs den schijn niet willen hebben, als
zou dit voorstel ook maar eenigszins om harent
wil zijn ingediend.
VERGADERING van den Raad der
Gemeente Wonseradeel op Zaterdag 23
February 1884, ’s voorm. 10 uur.
Punten van behandeling
1. Nieuwe stemming over het voorstel, waar
over in de vorige vergadering de stemmen heb
ben gestaakt.
2. Voorstel in zake het Justitiegebouw
Sneek.
3. Kohieren van hoofdelijken omslag.
Witmarsüm, 16 February 1884.
De Burgemeester,
C. W. C. T. VISSER Fz.
Zooals bekend is treedt 1 Mei 1884 Art. 3
No. 8 der drankwet in werking, ’t welk luidt,
dat „vergunning” wordt geweigerd„Voor een
localiteit waarin eene andere winkelnering wordt
uitgeoefend enz. Nu heeft de regeering voorge
steld deze bepaling o.a. aldus te wijzigen: „On
der andere winkelnering wordt niet verstaan het
bedrijf van slijter, restaurateur, societeits-, bil-
lart-, of tafelhouder, koffijhuis- of bierhuishouder,
koek-, banket-, of suikerbakker”. Men zou zeg
gen, de Minister van Justitie, want deze is het,
die vooral hier optreedt, stelt hier een dood on
schuldige, een overbodige verduidelijking zelfs
voor van ’t geen men verstaan moet onder „an
dere winkelnering”. De restaurateur enz. nam.
zou na 1 Mei geen bier, wijn, thee, koffij en an
dere drink- en eetwaren meer mogen verkoopen,
want dit zou „winkelnering” zijn, indien hij tevens
sterken drank blijft verkoopen. ’t Is zeker ver
nuftig gevonden, althans ’t zal maar weinigen in
de gedachte gekomen zijn, dat een restaurateur
of koffijhuishouder een „winkel” heeft. De Mi
nister gelooft dan ook wel, en wij zeker ook,
„dat de heerschende opvatting in dien zin zal
zijn, dat het verbod van Art. 3, No. 8, na 1 Mei
1884 niet toepasselijk zal worden verklaard op
koffijhuizen, sociëteiten, slijterijen en zulke in
richtingen”. Er is dan ook eigenlijk een andere
oorzaak tot indiening der wijziging, er schuilt
een adder onder ’t gras, de nadruk valt of al
thans moet vooral vallen op de „koek-, banket-,
of suikerbakkers” en dan wel niet op deze heeren
in het algemeen, maar op de vertegenwoordigers
van dien stand in ’t bijzonder, die in onze groote
steden wonen. Of eigenlijk ligt de oorzaak nog
dieper, op verleidelijk terrein, er zijn dames in
’t spel en ’t geldt jongelui uit onze gegoede krin
gen en wellicht zou men moeten zeggen de Re
geering heeft aan deze eene beleefdheid willen
bewijzen en heeft dat mede verborgen onder de
geopenbaarde bezorgdheid voorde „winkelnering”
van restaurateurs, koffijhuishouders enz. De vraag
is maar of dit op wettelijk terrein geoorloofd en
op zedelijk gebied geraden is En op die vraag
meen ik in beiderlei opzicht ontkennend te moe
ten antwoorden. Op wettelijk gebied mag geen
bevoorrechting bestaan. In de „Volksvriend”
worden terecht de woorden van het kamerlid
Oorver Hooft aangehaald, gesproken bij de be
handeling der wet in de 2e kamer„Zullen al
leen de gemeene kroegen gesloten worden en de
meer bemiddelde klassen een monopolie genie
ten? Dit zou een zeer geregtvaardigd ongenoe
gen opwekken” en geschreven: „De drankwet
is niet slechts gerigt tegen de eigenlijk gezegde
tapperijen en kleine kroegen. De drankwet is
gericht tegen den kleinhandel in sterken drank,
onverschillig waar, door wie, en aan wie hij
verkocht en getapt wordt.” Het is voorzeker
treurig dat de wet nog niet scherp genoeg is en
zulke gemeene knippen kunnen blijven bestaan,
als waarvan de Heer A. H. Verster te Ooster-
wijk schrijft in de Nieuwe Rotterdamsche Cou
rant en waarlijk ook wel elders dan te Tilburg
zal men zulke krotten vinden, waar de ongelukkige
werkman heengelokt wordt en onder den schijn
van iets te gaan koopen in den winkel, een ver
trek gereed vindt, waar de winkelier zijn vrien
den zoogenaamd „tracteert”. Maar is het niet
in strijd met het groote rechtsbeginsel in onze
grondwet neergelegd, dat in Nederland alle bur
gers gelijk zijn voor de wet, als men nu voor
stelt eene uitzondering te maken voor de meer
vermogende burgers, als den kleinen winkelier
het tappen wordt verboden, onder welken vorm
ook, van jenever en brandewijn, maar den koek
en banketbakker wordt toegestaan, zijn keurige
salons te hebben, waar hij zijn marasquin, char
treuse, cognac enz. met volle vrijheid mag ver
koopen, als de werkman en zijn vrouw strafbaar
geacht worden, terwijl heeren en dames beschermd
worden door diezelfde wet. Gaarne erken ik,
dat de toepassing van Art. 3 No. 8 een geldelijk
nadeel zal berokkenen aan die banketbakkers in
onze groote steden, welke sterken drank verkoo
pen bij hun gewone winkelnering, maar ik vraag
op welken grond zal men met hen meer mede
lijden hebben, dan met die zeer talrijke schare
van winkeliers in kleine steden en dorpen, van
bod van verkoop van sterken drank, hun de helft
wet eenigzins te verzwak
ken'’ en bovendien eene
onwettige.
RUSLAND.
De Czar heeft goedgekeurd eene verordening
van den Minister van Financiën waarbij bepaald
wordt, dat gedurende dit jaar de buitenlandsche
schepen, welke voorzien zijn van Certivikaten uit
hun eigen land, omtrent den tonnen inhoud, op
Russische wijze gemeten, niet in Russische ha
vens aan hermeting behoeven te worden onder
worpen. De Minister van Koophandel heeft den
7den dezer deze verordering per circulaire aan
de douanen bureaux bekend gemaakt.
In antwoord op een artikel van the Times
doet le Journal de St.-Pétersbourg opmerken
dat de opinie in Engeland schijnt terug te komen
van het vooroordeel, dat vroeger omtrent Merw
heerschte. Verder verklaart het blad, dat Rus
land door de bezetting de verplichting heeft aan
vaard, de róoverbenden uit te roeien en den weg
te banen voor beschaving en handelsverkeer. De
rechtstreeksche verbinding van Askabad over
Merw met Turkestan eischt niet, dat Perzisch
gebied aangeroerd worde. Het district Aftrek
behoort niet aan Perzië overigens was het steeds
een toevluchtsoord voor de rooverbenden, welke
Khorassan verwoestten. Daarentegen zal Serakh
nimmer door Rusland bezet worden. Ruslands
betrekkingen te Engeland berusten op de waar-
deering van de wederzijdsche belangen, welke
volkomen vereenigbaar zijn.
SPANJE.
De onderhandelingen met Engeland over het
handelsverdrag worden voortgezet, maar tot dus
ver zonder eenig resultaat. Spanje wil niet verder
gaan dan de behandeling op den voet der meest
begunstigde natie, maar verlangt van Engeland
eene rechten-vermindering op wijnen tot 36 gra
den. De Engelsche Regeering weigert dit kortaf
en zegt „dat zij niet slechter dan Duitschland
wil behandeld worden 1”
ENGELAND.
De Egyptische aangelegenheden en Northcote’s
motie van wantrouwen vullen nog steeds de ko
lommen der Engelsche bladen.
De Times had van de Regeering minder dub
belzinnige verklaringen verwacht, maar meent
toch dat de laatste maatregelen der Regeering,
ofschoon ter elfder ure genomen, van dien aard
zijn, dat men bevestiging van het Engelsch gezag
in Egypte kan verwachten.
Het blad hecht zijne volkomen goedkeuring
aan hetgeen door den heer Cross gesproken dingen aan ’t licht gekomen zijn. Zooals mij
werd, dat namelijk in Egypte nog maar alleen I medegedeeld is, zou de Keizer bij dit onderzoek
een Engelsch Gouvernement mogelijk is. geen hard woord over de lippen gebracht hebben
WONSERADEEL, 18 Febr.
Van de twee Kantoren der Ned. Tramweg-
maatschappij, die zich in onze gemeente bevon
den, n.l. te Witmarsüm en Arum, is het laatste,
gevestigd in het logement de Gekroonde Leeuw,
naar ons wordt medegedeeld, opgeheven. Daar
de tram toch te Arum moet stilhouden om water
in te nemen, zou het zeker wenschelijk zijn, dat
er weder een kantoor gevestigd werd.
LEEUWARDEN, 19 Febr.
Ter eere van ’s Konings verjaardag was er
heden parade op het Zaailand alhier. Even als
vorige jaren was ’t ook nu regenachtig weer.
De wapenschouwing liep in de beste orde af en
men wist niet wat meer te moeten bewonderen,
de dansende soldaten of cavaleriepaarden. By
de uitvoering van den „looppas” toonden beiden
daarin een groote vaardigheid te hebben verkre
gen, soldaten en paarden dansten sierlyk op de
maat der stafmuziek
WORKUM.
Dingsdagmiddag is de eerste locomo
tief over de ijzeren spoorbaan langs de plaats
onzer inwoning gesnord. Wij hebben die vijan
din van kromme wegen, dat symbool van voor
uitgang een hartelijk „welkom!” toegeroepen.
Moge ze spoedig op gezette tijden hier verschijnen
en in haar gevolg veel goeds voor Workum
medebrengen.
Dat zij zoo
,?8>e eerste pot;iii£ om <le BBrank-
In het Lagerhuis verdedigde sir Wilfrid Lawson
een amendement strekkende om op onverwijlde
ontruiming van Egypte aan te dringen.
Lord Granville had in het Hoogerhuis gezegd,
dat alle volken een aandeel behoorden te hebben
in hunne eigen Regeering.
„Waarom dan Egypte niet?” zoo vroeg Lawson.
„Volgens Gordon,” zoo vervolgt spreker, „is de
bevolking van Soedan in opstand gekomen, omdat
zij erger dan slaven werden behandeld; haar zal
men de vrijheid terug geven. Waarom dan
Egypte niet
„De geheele geschiedenis van Engeland van de
laatste jaren bestaat uit blijde inkomsten en
droevige uittochten. Wij kwamen in Afghanistan
en iedereen was blijde dat wij weer weg waren.
Zoo kwamen wij in Zoeloeland en in de Trans
vaal en ten slotte werkten wij er ons weer uit.
Wij zijn begonnen met ten opzichte van die lan
den onrechtvaardig te handelen en later zijn wij
eerlijk geworden.
„Laat ons dat ook in Egypte doen!”
De Regeering behoorde zijn amendement te
steunen meende de heer Lawson zij had immers
altijd voortdurend betuigd, dat zij niet in Egypte
wilde blijven
De spreker meende, dat de algemeene verkie
zingen in 1880 een einde hadden gemaakt aan
het onderdrukken van zwakkere natiën ten bate
van zoogenoemde Engelsche belangen; maar hij
vreesde, dat hij zich had vergist en dat de Re
geering onder het geschreeuw van meetings op
het Mansion house en elders gehouden van den
goeden weg zou afwijken en Egypte zou blijven
behouden als een jachtveld voor Britsche bond
holders.
In vele opzichten was de heer Gladstone het
met den heer Lawson eens en wilde diens pro
gramma, redden en terugtrekken, gaarne overne
men onder voorwaardedat men voor Egypte
„redden” opnam in den zin vanvolledige re
organisatie van het burgerlijk en militair bestuur.
De Times is over de uitdrukking „redden en
terugtrekken” zeer verontwaardigd.
Dit was te verwachten.
De Times wilredden en blijven in het onge
stoord bezit van hetgeen men verkregen heeft.
Hoe druk Engeland het ook hebben moge met
de Egyptische kwestie is toch de inlijving van
het Turkmenen-gebied in de omstreken van Merw,
door Rusland, niet onopgemerkt gebleven.
„Is het waar, dat de Turkmenen zich aan Rus
land hebben onderworpen vroeg O’Donnell
aan de Regeering.
„Die vraag is zeer belangrijk en diende vooraf
aangekondigd te worden” antwoordde Lord Fitz-
Maurice, de vertegenwoordiger van het Minis
terie van Buitenlandsche Zaken in het Lagerhuis.
„Is het dan niet ter uwer kennis gekomen dat
het bedoelde feit in de laatste week in de Russi
sche bladen is opgenomen vroeg O’Donnell
verder.
En Lord Fitz-Maurice antwoordde
„Ik versta geen Russisch en kan dus uw vraag
niet beantwoorden
„Maar, de bladen, die het feit vermelden, zijn
zoowel in de Duitsche- en Fransche- als in de
Russische taal uitgegeven”, merkte de heer
O’Donnell aan en ontzenuwde door die opmerking
de onhandige uitvlucht van Fitz-Maurice.
De Regeering zweeg echter en zal dus de on
aangename bekentenis, dat zij niet bij machte is
geweest de uitbreiding van Russisch gebied in
Centraal-Azie, waardoor dat rijk en Engeland
daar buren geworden zijn tegen te gaan, tot een
volgenden keer uitstellen.
Er zal dus in het Engelsche parlement wel
weer een storm in ’t verschiet zijn
Men schrijft uit Peterburg
In den laatsten tijd heeft de Keizer, steeds
laat in den nacht, de verschillende kroonhospi-
talen en andere ziekenhuizen in de hoofdstad
bezocht. Slechts vergezeld van één adjudant
en zonder dat iemand vooraf van zijne komst
verwittigd was, kwam de Keizer te 2 of 3 ure
”s nachts plotseling in een ziekenhuis om per
soonlijk na te gaan, of de daar inwonende ge-
neesheeren tegenwoordig waren en of deze de
hun gegevene voorschriften stipt navolgden,
’s Nachts verscheen de Keizer te 2% uur in het
armenziekenhuis Obuchonski. Er waren noch
geneesheeren, noch de aangestelde ziekenver
pleegsters te vinden, ofschoon het gebouw opge
vuld was met zieken. De Keizer beval een op
passer hem naar de keuken te brengen, om de
hoedanigheid der voor den volgenden dag gereed
te maken spijzen te onderzoeken. Wat hij daar
zag trof hem buitenmate, en hij kon nauwelijks
zijne oogen gelooven. Niet alleen dat de keuken
door en door vervuild was, maar ook het vleesch
en de andere voor de zieken bestemde levens
middelen lagen in half vervuilden toestand in
een hoek als voddegoed bijeen. Op bevel des
Keizers werd naar den eersten geneesheer van
het ziekenhuis gezonden. Hij werd gehaald uit
een speelclub. Halfdood van schrik moest hij
den Keizer in de verschillende vertrekken rond
leiden, en er moeten toen een aantal vreeselijke
’t gekomen zijn. Zooals mij
geen hard woord over de lippen gebracht hebben
- aBa
Bolswardsche Courant
1