NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOtSWAR.» M WONSERADEEE i BEKENDMAKING. 1884. Drie en Twintigste Jaargang. No. 11. VOOR DE ONTEVREDENEN. BUITENLAN D. 1. ^xxxxxxxxxxxxxxxxxx^: DONDERDAG 13 MAART. J $XXXXXXXXXXXXXXXXXX$ en L r, I. ■nt m ADVERTENTIEPRIJS: 50Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. 1 e 5 d n t 1 ;e- ch Je et ir, in t- e- 18 >g De Fransche anarchisten hebben Zondag te Parijs eene bijeenkomst gehouden, waarin besloten werd, de strengste geheimhouding in acht te nemen omtrent de toebereidselen voor de groote volks vergadering, die binnenkort op een der Parijsche pleinen zal plaats hebben. „Men” vermoedt in- tusschen, dat het den 18en dezer zal zijn. De politie houdt een waakzaam oog. Verscheidene agenten zijn uit Parijs naar Bordeaux vertrok ken, waar men meent, dat aanleggers van dyna- miet-aanslagen bijeen zullen komen om nadere plannen te beramen. Te Lyon schijnt aan een dier plannen reeds een begin van uitvoering te zijn gegeven. Aan het bureau der Messageries aldaar is een colli bezorgd, geadresseerd aan den Graaf van Parijs. Daar de beambten reden tot verdenking meenden te hebben, werd het colli overgebracht naar het arsenaal, alwaar bij onderzoek bleek, dat het eene ontplofbare bom bevatte, die bij het openen van het colli moest uitbarsten. ABONbiEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. plaatsen„Beter beschrijving kan er niet gege ven worden. En de oorzaak van dien ellendi- gen toestand des volks is niet te zoeken in bui- tenlandsche vijanden, die overheerschen, maar in binnenlandsche onderdrukkers, die als heeren zich hebben opgeworpen om het arme volk te laten werken en hen in ruil daarvoor ellende en armoede te laten lijden.” Op een ander blaadje schrijft hij naar aanleiding van Matth. 9, 36 „Toen hij het volk zag, jammerde het hem,” o. a. „Aan wien de schuld van de weinige ontwikke ling des volks Aan de regeerders, die door verstandige wetten zich de opleiding moesten aan trekken van het toekomstig geslacht en niet alles laten varen en gaan. Maar helaas! zij denken daar niet aan of houden het volk opzettelijk dom, opdat hun de gelegenheid niet worde ontnomen om dat volk te laten werken en uit te zuigen.” Het is gelukkig dat het meerendeel van het volk niet zoo dom is als Nieuwenhuis het laat voor komen en ook onpartijdig genoeg om maar niet alles aan te nemen op gezag wat deze volksleider verkondigt, maar is het niet schandelijk om den stand van zaken in ons vaderland zoo voor te stellen, alsof de eenige toeleg ware van regeer ders en werkgevers, om het volk dom te houden en uit te zuigen? Zulk een leugenachtige voor stelling van den toestand en de daarop gegronde prediking van opstand, gelijk geschiedt is hoogst gevaarlijk, want daardoor wekt men den harts tocht op, juist van hen, die het laagst staan in ontwikkeling en zedelijkheid en sleept langzamer hand meerdere andere goedgezinden mede. Neen, laat ons beginnen met er naar te streven, om te behooren tot die „gelukkige ontevredenen”, welke den waren adel uitmaken des volks. Zij gelooven volstrekt niet dat alles reeds volmaakt is op deze heerlijke aarde, maar zij erkennen toch, dat uit den langeren levensduur van het menschelijk geslacht, uit de zorg die van Staats wege en van de zijde van allerlei bijzondere vereenigingen, vooral ook aan het lager onderwijs wordt gewijd, uit de lange reeksen van vriende lijke arbeiderswoningen, die overal verrijzen en zooveel meer blijkt, dat de toestand des volks in het algemeen, grootelijks verbeterd is in de eeuw die ten einde spoedt. Doch, wel verre van hiermede voldaan te zijn, hebben zij een open oog voor zooveel onvolmaakts, als overal valt waar te nemen. Zij zijn ontevreden met het heden, maar zoeken de oorzaken van het gebrekkige niet het eerst in de splinters die zij waarnemen in de oogen der naasten, maar in de balken die in ’t eigen oog hen hinderen. Zij zijn allereerst en allermeest ontevreden over zich zelve. Elk, wie hij zij, regeerder of gewoon burger, priester of prediker, dienstknecht of heer, werkgever of werkman, openbaar of bijzonder onderwijzer, man of vrouw, ieder keere tot zich zelf in. Velen komen met allerlei geneesmiddelen aandragen, om de kranke maatschappij te genezen, te vergeefs. Noch het Staatsonderwijs, noch het kerkelijk, noch het algemeen stemrecht zijn daartoe in staat. Niet van den staat, niet van de kerk, niet van de school als zoodanig, van den mensch moet de verdere vernieuwing der maatschappij uitgaan. Het geweten moet zijn ernstige stem doen hooren. Jezus’ reine, liefdevolle geest moet ons bezielen, dan zal de rijke kunnen ingaan in het koningrijk Gods, want hij zal zijn kapitaal ten zegen doen zijn van velen, de werkman zal ’t hem niet willen ontnemen, want hij heeft er zijn welvaart aan te danken. Het Christelijke zal ’t kerkelijke verdringen en ’t algemeen menschelijke worden en de echte vroomheid zal haar liefelijke stem doen hooren van het vorstelijk paleis, tot in de hut der armen. Laat ons wedijveren met elkander in die heilige ontevredenheid en de schoolstrijd zal ophouden een partijstrijd te zijn, de godgeleerden zullen niet meer twisten, de staatslieden zullen edele mannen worden, het algemeen stemrecht zelfs zal mogelijk worden en van het huisgezin, den grondslag der maatschappij, zal een steeds ver jongende kracht uitgaan. M. E. v. d. MEULEN. mond, maar het groote tumult maakte hem ver der onverstaanbaar„het Amerikaansche huis van vertegenwoordigers”„Ongehoord Ongehoordbarste van de linkerzijde opnieuw het geschreeuw los, en er was niets meer van Hammerstein te verstaan. Ook het door Hammerstein aangevoerde was geen motie van orde, verklaarde de voorzitter. De heer Hanel sprak hierop „Ik moet mij natuurlijk aan het oordeel van den voorzitter onderwerpen, die van meening is, dat de afgevaardigde Rickert buiten de orcfe.is gegaan. Maar dan moet ik zeggen, dat er hier althans in de gebruiken dezer vergadering eene leemte bestaat. Herinnert u maar eens, hoe het bij zulke gelegenheden in het Engelsche Parle ment is gegaan. (Geroep van de rechterzijde „O ho!”) Wanneer dat Parlement zulk een voor naam lid, als Lasker hier is geweest, door den dood heeft verloren, dan hebben zelfs zijne tegen standers het nooit beneden hnn plicht geacht, eenige woorden ter zijner vereering te spreken. (Van de linkerzijde: „hoort! hoort!”) Daar het gebruik hier bij ons niet bestaat, hebben wij ge meend, op bescheiden trant, in die leemte te mogen voorzien, door een paar woorden te doen hooren, gelijk de heer Rickert dit nu heeft gedaan. Nu wordt het ons door den heer Hammerstein kwalijk genomen, dat wij hier eene dankbetui ging richten tot eene buitenlandsche Vertegen woordiging” „De spreker gaat buiten de orde zeide de voorzitter met te antwoorden op datgene waarvan ik reeds had gezegd dat het buiten de orde was.” „Ik had hernam dr. Hanel alleen dit willen zeggendat wanneer wij inderdaad het reglement van orde hebben overtreden, wij daar voor toch wel eene reden van verschooning mo gen aan voeren. Immers wanneer zulk eene vergadering als die der vertegenwoordigers van het Amerikaansche volk hare symphatiën.” Andermaal viel de voorzitter hem in de rede. „De geachte spreker zal moeten erkennen zeide hij dat ik hier bijzondere omstandig heden in aanmerking heb genomenvoor zoover ik dit met mijn plicht kon overeenbrengen. Maar nu kan ik toch niet toelaten dat iemand voortgaat met, op zoodanige wijze als de heer Hanel doet, tegen het reglement te handelen. „Dan blijft er niets anders over antwoordde Hanel dan ons naar de bevelen van den voor zitter te schikken. (Gelach van de rechterzijde.) Gij, Mijne Heeren van de rechterzijde, mocht toch bij zulk eene gelegenheid dat lachen wel wat in houden, dat toch wel niet overal voegzaam zal worden geacht. (Van de linkerzijde: „juist!”) Ik wil nu den voorzitter alleen nog zeggen, dat wanneer hij van zijn standpunt meent, ons de verdediging te moeten beletten, er ons niets an ders overblijft, dan dat feit te constateeren.” De heer van Maltzahn moet Hanel ongelijk geven, meent hij, want het besluit van het Ame rikaansche Huis was niet officieel aan den Rijks dag ter kennis gebracht (gelach van de linker zijde) en daarom verdient Rickert ten volle, dat er aanmerking gemaakt is op zijne woorden. En omtrent de opmerking van Hanel, dat wij de verklaring van Rickert niet eenvoudig hebben aangenomen, zoo moet ik dit toch zeggen „Buiten de orde”, roept de voorzitter. Maar Maltzahn stoort zich daaraan niet en ver volgt dat er in ons reglement geen leemte be staat, maar wel in de gebruiken onzer vergade ring, want de linkerzijde heeft haar best ge daan om onze verklaring te overschreeuwen. (Toe juiching van de rechterzijde.) „Niet Rickert, maar Hammerstein heeft door het voorlezen der verklaring van de conserva tieven tegen het reglement gezondigd”, roept Richter. „Wij zullen in dergelijke gevallen steeds han delen als heden en protesteert gij daartegen, dat zal ons evenmin iets ter zake doen, als hier in dit geval de onbevoegde inmenging van den Rijks- kanselier.” (Van de rechterzijdeOhoOho De heer Bötticher, Minister van Binnenland sche Zaken, zegt, dat hem van eene onbevoegde inmenging van den Rijkskanselier niets bekend is. (Algemeen gelach van de linkerzijde.) Maar de Minister stoort zich daaraan niet en gaat voort„De Rijkskanselier ontving een verzoek van de Amerikaansche Volksvertegenwoordiging om een daar genomen besluit mede te deelen aan den Rijksdag. Hij heeft gedaan, wat hij in de gegeven omstandigheden noodig achtte te doen en nu heeft noch de Regeering noch een zijner leden daarover eenige critiek uit te spreken.” (Rechts groote toejuiching, links geroep: Oho!) De heer Braun brengt het volgende in herin nering „Toen den 2den April 1865 Richard Cob den, de beroemde Engelsche Staatsman, de groote hervormer en lid van het Engelsche Lagerhuis, overleden was, heeft de Pruisische afgevaardigde Julius Fancher in het Pruisische Huis van Af- gevaardigen vóór de opening der werkzaamheden eene rede gehouden, waarin hij de verdiensten van den Staatsman herdacht, evenals het Ame rikaansche Huis van Vertegenwoordigers thans omtrent Lasker heeft gedaan. (Gelach van de rechterzijde.) Mijne heeren, dat gelach is ten Voorts meldt de Soleil, dat er bij de douane te Lyon een dynamiet-patroon is ontploft, waar door een onderofficier doodelijk werd gekwetst. Er zijn tijdingen van den heer de Brazza ont vangen, loopende tot 23 December. Hij bevond zich toen bij de Ahfoeranen. Alles ging naar wensch op de verschillende stations van de Fran sche zendingen in het binnenland van het gebied van den Congo. De berichten omtrent den staat van zaken op de maritieme stations luiden daar entegen minder gunstig. Bijzonderheden ontbreken echter. De ontvangsten op de gewone begrooting voor 1885 zijn geraamd op ongeveer 3049 millioen en de uitgaven bijna op hetzelfde bedrag. Uit gaven en ontvangsten zijn 22 a 23 millioen hoo- ger geschat dan op de begrooting van 1884. De opbrengst der suikerbelasting is gerekend op 151,067,000 frcs. tegen 163,975,500 frcs. voor het tegenwoordige dienstjaar. Ónder de andere mid delen wijst het registratierecht een met 3% mil lioen verhoogd cijfer aan. Daar de invoer van vreemde wijnentengevolge van den gunstigen wijnoogst in Frankrijk, vermindert, zoo heeft de Minister twee millioen minder afgetrokken aan rechten op den invoer van buitenlandschen wijn. Door betere voorzieningen tegen de vele ontdui kingen van de rechten op den alcohol hoopt de Minister hiervan eene grootere bate te verkrijgen, omstreeks 15 millioen meer. De nieuwe over eenkomst met de maatschappij voor het vervaar digen van lucifers zal aan de schatkist een mil lioen meer opbrengen. Het in Frankrijk bestaan de successierecht en het recht op schenkingen tusschen levenden zal ook van toepassing gemaakt worden in Algerië, en daardoor zal aan de schatkist insgelijks eene meerdere bate verzekerd worden. De Nord, het blad dat te Brussel de belangen van Rusland voorstaat, doet, naar aanleiding van de vredelievende verzekeringen van de troonrede waarmede de Duitsche Rijksdag geopend werd, uit komen, dat nooit de omstandigheden gunsti ger zijn geweest dan thans voor eene, althans gedeeltelijke, ontwapening. Zonder zich de moei lijkheden der uitvoering van zoo iets te ontvein zen, moet men constateeren dat de algemeene bevrediging en de uitzichten op een duurzamen vrede thans voor dit denkbeeld een ernstig prac- tisch terrein opleveren. De Nord verklaart het alliantie-verdrag tus schen Rusland, Duitschland en Oostenrijk, zooals het door de Standard is medegedeeld, voor niets dan een verzinsel. Het blad spreekt ook het zenden van een Russisch eskader naar Soeakin tegen een enkel Russisch oorlogsschip zal er heen gaan, maar dit feit heeft niet de minste politieke beteekenis. De Russische politie meent thans zeker te zijn, dat de hoofdschuldige aan den op Sudeikin ge- pleegden moord een voormalig kapitein van den staf, Degajeff is, en heeft 5000 roebels uitgeloofd voor hem die inlichtingen geven kan aangaande zijn verblijf, terwijl aan elk die bij zijn gevan genneming de behulpzame hand biedt een som van 10000 roebels wordt toegezegd. DUITSCHLAND. Het bekende rouwbeklag uit Amerika, wegens Lasker’s overlijden, heeft aanleiding gegeven tot onstuimige debatten in den Rijksdag. Zie hier hoe het er toeging. De voorzitter gaf, nadat de verkiezingen voor het bureau waren afgeloopen, bericht, dat sedert de vorige zitting de Rijksdag, vier leden door den dood had verloren. Nadat, volgens het bestaande gebruik, alle aan wezigen door op te staan een bewijs van hulde hadden gegeven aan de overledenen, vroeg de heer Rickert het woord voor eene motie van orde. Mijne heeren,” zoo sprak hij „namens talrijke vrienden van den overleden afgevaar digde Lasker betuig ik mijn dank voor de vele bewijzen van deelneming wegens het verlies van dien voortreffelijken man dank inzonderheid ook aan het Huis van vertegenwoordigers der Ver- eenigde Staten van Noord-Amerika.” Een levendig rumoer volgde hieropvan de rechterzijde o, ho als een bewijs van afkeuring en van de linkerzijde levendige toejuiching. De voorzitter constateert, dat de heer Rickert wel van een motie heeft gesproken maar er geen heeft ingediend. De conservatief Hammerstein stond op, en be gon de volgende verklaring voor te lezen. „De vorige spreker heeft als lid dezer verga dering de tribune van den Duitschen Rijksdag gebruikt om bij wijze van demonstratie dank te betuigen aan een buitenlandsch Parlement wegens eene uiting, die feitelijk een aantal leden dezer vergadering moet krenken” Hier werd spreker in de rede gevallen. „Niet voorlezen, niet verder lezen weergalmde het eensklaps van de linkerzijde. Het is in strijd met het reglement van Orde Nu was het onmogelijk Hammerstein goed meer te verstaan. „Ik protesteer namens mijne politieke vrienden tegen deze handeling,” klonk het uit sprekers Ik heb het oog op het onsterfelijk geslacht der ontevredenen. Ze zijn grootendeels als het on kruid dat niet vergaat, voor een klein deel be hooren ze tot den adel van ons geslacht. Welke de wetenschappelijke verdeeling van dit geslacht is, weet ik niet, maar me dunkt we kunnen spre ken van de onschadelijke, de gevaarljjke, de gelukkige ontevredenen. De onschadelijke zijn het talrijkst vertegenwoordigd. Men vindt ze bij alle volken, die roemen kunnen op een eenigzins grijs en roemrijk verleden. Ze zijn meestal wat oud van dagen en zat van onrust. Hierbij ver- gete men niet, dat er ten allen tijde menschen zijn, die heel jong oud zijn. In den regel is ’t vermakelijk aan te hooren, hoe goed het was in den „goeden ouden tijd” en hoe uitstekend ’t was „toen wij jong waren.” De ouderwetsche winters zijn voorbij en met de zomers is het al even treu rig gesteld. Waarom men de herinnering aan enkele strenge winters en heete zomers bewaart wordt niet opgehelderd, hoewel er duidelijk uit blijkt, dat toen, evenals nu, een gematigde toe stand regel was. ’t Was vroeger alles goedkoop en overvloedig, ’t was een stoer geslacht, de han del was levendig, de koopmanstrouw spreekwoor delijk, de godsdienst in eere, i. e. w. ’t moet toen een paradijs op aarde zijn geweest. Wanneer was dat „toen”? Ja, dat is niet uit te maken, want ’t liedje wordt gezongen door allerlei mopperende vaders en moeders, jaar in, jaar uit. De zaak.is echter tamelijk onschadelijk, hoewel daarom niet onschuldig. De klaagliederen mogen klinken, hoe minder weerklank ze echter vinden, des te beter. Daar is echter onder dat geslacht een soort, dat we „het gevaarljjke” noemden. Dat zijn de petroleuses in Parijs, de dynamietmannen in Londen, de mannen en vrouwen die zeggen te willen hervormen, door met woest getier steden in brand te steken of met een somber stilzwijgen en gehuld in een akelig geheimzinnig duister hun helsche uurwerken te plaatsen zóó, dat op een gegeven oogenblik gebouwen en menschen vliegen in de lucht. Op de puinhopen der be staande maatschappij zullen zij dan een hemel op aarde doen ontstaan, waar niemand gebrek lijden zal en niemand overvloed hebben zal, waar geen overheid overheerschen zal, maar heel het volk souverein zal zijn, waar geen huwelijksban den meer zullen knellen, doch de vrije liefde haar zegeningen zal verspreiden, waar van geen God meer sprake zal zijn, maar ieder zijn eigen god zal wezen. Ook in ons land doen zij zich hoo ren, de sociaal-democraten, nog wel niet langs de straten, op de pleinen, maar in allerlei ver gaderingen of zij brengen hun pennen in bewe ging en verkondigen luide, dat geen hervorming baat, maar dat omwenteling, omverwerping van het bestaande, de eisch moet zijn van het oogen blik en de toekomst. Ik denk hierbij niet aan mannen als Heldt e. a., die langs rechtmatigen weg den toestand des workmans willen verbete ren, door hem zelven tot waakzaamheid en werk zaamheid te prikkelen en te wijzen op middelen waardoor bij de wonden der maatschappij wil genezen. Neen, ik denk aan die ontevredenen, voor wie in den laatsten tijd, de gewezen predi kant Nieuwenhuis optreedt, als de luidruchtigste vertegenwoordiger. Terwijl hij zijn eigen kapi taal schijnt te behouden, althans’t blijkt niet, dat hij met handenarbeid ’t dagelijksch brood verdient, predikt hij telkens den dood aan het kapitaal van anderen. Hij heeft zijne evangeliebediening nedergelegd, omdat hij zich daarin niet meer op zijne plaats gevoelde en dat was eerlijk, maar nu gebruikt hij op een scheurkalender den Bijbel, om er plaatsen uit aan te halen, als Jes. 42, 22. „Het is een beroofd en geplunderd volk, zij zijn allen verstikt in de holen en verstoken in gevan genhuizen. zij zijn tot een roof geworden en er is geen redder, geplunderd en er is niemand die zegt: geef weer,” en er het volgende onder te Burgemeester en Wethouders van Won- seradeel; Gelet op het bepaalde in art. 264 der gemeen tewet Brengen bij deze ter algemeene kennis, dat afschriften van de door heeren gedeputeerde sta ten goedgekeurde PRIMITIEVE KÖHIEREN van HOOFDELIJKEN OMSLAG, dienst 1884, ten laste van de gemeente en de dorpen Dedgum, Hieslum, Lollum en Parrega gedurende v ij f maanden, in te gaan heden, in de secretarie voor een ieder ter lezing zullen liggen en dat de aan- geslagenen binnen drie maanden na den datum van uitreiking van het aanslagbillet tegen den aanslag bij den gemeenteraad bezwaren kunnen inbrengen. Witmarsum, 8 Maart 1884. De Burgemeester, C. W. C. T. VISSER Fzn. De Secretaris, E. JANSEN. Bolswardsche Courant S, n 2 i l 3 1 I t Ja q r a 1 1 a 1 ge n- h r

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1884 | | pagina 1