NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWARD EN WWSSaABSEÏ. n w 1884. Drie en Twintigste Jaargang. No. 13. VOOR BUITENLAND. DONDERDAG 27 MAART. KENNISGEVING. I Zou Bolsward herleven ten opzichte der Kunst? den ADVERTENTIEPRIJS: 5OCts. vanl7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. r ’N -i J Het verdrag tusschen Pruissen en Hessen be treffende de verbetering van stroom en vaarwater van den Rijn tusschen Mainz en Bingen, is eer gisteren door den Pruisischen Landdag goedge keurd. Een nieuw socialistisch blad is te Petersburg verschenen, ondanks het strenge toezicht dat in Rusland wordt uitgeoefend op alles, wat wordt geschreven en gedrukt. Het blad, dat den naam van Swobodnoja Slowo, d. i. het „Vrije Woord” draagt, spoort de Russische jeugd aan, al hare krachten in te spannen, om de tegenwoordige despotieke Regeering te bestrijden, en het con stateert met voldoening, dat er op het oogenblik geen reden is, om den moed te laten zakken. Het blad verklaart zich afkeerig van terrorisme en noemt den politieken moord nutteloos. Ver der hoopt het op eene vereeniging van alle so cialistische fracties in Rusland, onder de leiding van de kracht des geestes en niet van de ruwe kracht van dolk en dynamiet. Uit Madrid wordt gemeld, dat de verheffing der vertegenwoordigers van Spanje te Berlijn, Weenen, Rome en St.-Petersburg tot den rang van ambassadeurs, tot het volgend jaar is moeten worden uitgesteld, daar de Minister van Finan- tiën zich tegen deze verzwaring van de begrooting verzet. Wederkeerig zullen nu de gevolmach tigde Ministers van Duitschland, Oostenrijk, Italië en Rusland ook geen ambassadeurs worden. ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. In den Duitschen Rijksdag is het algemeen debat over de wet op de vennootschappen aan de orde. Alle belangrijke ontwerpen worden zoo spoedig mogelijk in eerste lezing afgedaan, waar na de vergadering hare Paaschvacantie zal nemen. Eerst in het laatst van April zal dus de arbeid der verschillende commission aanvangen. Men verwacht, hetzij in den Rijksdag, hetzij in den Landdag, nog ,een uitvoerig debat over de kerkelijke wetten. Het centrum schijnt daaraan behoefte te gevoelen en het is niet onmogelijk, dat de socialistenwet ter behandeling in de com missie moest worden uitgesteld om tijdens dat de bat een wapen tegen de Regeering in handen te houden. Depretis heeft de opdracht tot samenstelling van een nieuw Italiaansch Ministerie aangeno men. De Minister van Openbaar Onderwijs (Baccelli) en de Minister van Justitie Gianuzzi- Savelli zouden het Kabinet verlaten, en ook de Minister van Landbouw (Besto) volhardt bij zijn besluit om af te treden. De Koning had vooraf verscheidene staatkundige personen van naam op het paleis ontboden, om hen over de ministerieele crisis te raadplegen, zooals de heeren Tecchio en Coppino, voorzitters van den Senaat en van de Kamer van Afgevaar digden, de heeren Farni, gewezen voorzitter der Kamer, en Minghetti en Cairoli, oud-Ministers. Bijna allen hadden den Koning der raad gege ven, den heer Depretis, den tegenwoordigen Mi nister-president, het vormen van een nieuw Kabi net op te dragen. Nationale Militie. Burgemeester en Wethouders van Wonseradeel voldoende aan art. 87 der wet op de Nationale Militie van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad no. 72), brengen door deze ter algemeene kennis, dat de tweede zitting van den Militieraad voor deze gemeente zal worden gehouden te Heeren- veen, op Donderdag den 17 April e.k., des voor- middags ten 9 ure. In deze zitting wordt uitspraak gedaan om trent alle in de eerste zitting niet afgedane za ken en omtrent hen, die als plaatsvervanger of nommerverwisselaar verlangen op te treden. Witmarsum, den 21 Maart 1884. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. W. C. T. VISSER Fzn. De Secretaris, E. JANSEN. DUITSCHLAND. ’t Was feest te Berlijn j.l. Zaterdag. Al vroeg in den morgen bewogen zich duizen den menschen in de lanen „Unter den Linden” om hun grijzen Vorst te zien, die op dien dag zijn 87sten geboortedag vierde. Om 8 uur verscheen Keizer Wilhelm voor het venster en hij werd door duizenden met geest drift begroet. De Koning van Saksen, de Prinsen en Prin sessen reden met de overige Vorstelijke familiën in schitterenden optocht naar het paleis. Vorst von Bismarck reed tegen half twaalf door eene dichte juichende menigte naar het Keizerlijk slot en bood, aan het hoofd der Mi nisters, den grijzen Vorst zijne gelukwenschen aan. Nogmaals verscheen de Keizer, thans te mid den der Vorsten en Prinsessen in schitterende costumes, aan het venster en de opgetogen volks menigte juichte! Bij het uitgeven van het parool waren gene- 1 ’en het gansche corps officieren het parool luiddeLeve Zijne en Koning. in van von Sneckendorff viel de onderscheiding ten deel van benoemd te Met belangstelling voorzeker hebben velen met mij uit het Artikel: „Ambachtsschool” in no. 10 van deze courant vernomen, dat de „Vereeniging tot bevordering van Handel en Nijverheid” het plan heeft opgevat, om, indien mogelijk, hier ter stede eene ambachtsschool op te richten en har telijk hopen wij dat de commissie ter dier zake benoemd met moed haar taak aanvaard hebbe en voorspoed op haar pogingen moge ondervin den. Het is toch zoo geheel waar, wat Dr. Zaaijer schrijft van den toekomstigen handwerksman: „Vakopleiding mist hij, hij wordt meer eene ma chine dan een denkend werkman. Alles 'wettigt de uitspraak, dat de opleiding der aanstaande handwerkslieden zeer gebrekkig is, verklaart het onmiskenbare verval van het handwerk en is voor een deel oorzaak van den achteruitgang van den handwerksstand.” Juist in Bolsward zal zulk eene ambachtsschool op hare plaats zijn, hier moge zij de kweekschool worden voor nieuwe kunstenaars, want al zij Bolsward klein onder de steden van Nederland, groot is haar roem en met eere wordt haar naam genoemd in de wereld der kunstenaars en kunst kenners. Noblesse oblige, adel legt verplichtingen op, dat geldt ook voor het nakroost van een zoo roemrijk voorgeslacht als hier heeft gewoond. Zij Gysbert Japicx’s naam meer bekend als zan gerig dichter in het mede door hem tot nieuwen bloei gebrachte Friesch, overal vindt ge nog he den het bewijs dat van overoude tijden af kun sten hier werden beoefend en kundige handwerks lieden aanwezig waren om de gedachten van an deren uit te voeren. De steenhouwer heeft ge beiteld in zandsteen en hardsteen, de graveur heeft met zijn graafijzer getooverd in koper, de antiecqsnijder heeft zijn mes in het harde eiken hout gezet en er de schoonste figuren in en uit gesneden, de bouwkundige had de beschikking over bekwame metselaars, die de gewelven for meerden in de St. Martinikerk, den helaas! ver waarloosden, maar zoo schoenen voorgevel der Minderbroederskerk optrokken en het zoo bevallige stadhuis bouwden. Hier woonden bur gers die smaak hadden voor kunst, voor wie het een vreugde was en een eer, om den handwerks man aan te moedigen en daarvoor een geldelijk offer te brengen. Getuige daarvan nog deze en gene eikenhouten kamerbetimmering in enkele woningen aanwezig of de eene en andere poort die toegang verleent uit meer dan een voorhuis naar den gang binnenshuis. Getuige daarvan menig meubelstuk dat ik heb zien verdwijnen in de jaren mijner inwoning, omdat men behoefte had aan de handelswaarde, die het nu vertegen woordigde of op de kunstwaarde geen prijs stelde. Hier woonden Christenen, voor en na de hervor ming, Katholieken en Protestanten, voor wie het behoefte was hun tempels op te luisteren, door wat het oog bekoort en het gehoor streelt. Daar aan danken wij de heerlijke gestoelten in de St. Martinikerk, die van heinde en ver den vreemdeling herwaarts lokken, den preekstoel al daar die in geheel anderen stijl gesneden toch zooveel kunstigs biedt. Zij eerden de nagedach tenis hunner dooden en legden zerken op hunne graven, waarvan vele wel voortdurend wor den vertreden, en alle kunstwaarde verliezen, maar waaronder enkele zijn in het koot, die overschoon moeten worden genaamd en eene is ter plaatse waar weleer het hoogaltaar stond, die wat het perspectief betreft haast onovertref baar mag heeten. Daaraan danken wij zoo menig kostbaar zilverstuk voor doop en avondmaal kunstiglijk gedreven, daaraan het laatst maar niet het minst het prachtvolle orgel, grootendeels geschonken misschien door een afstammeling van een onzer laatste graveurs Michiel Elgersma die in 1764 te Amsterdam is overleden. Deze en gene kan klagend uitroepen: Wat zal een ambachtsschool hier baten, de fakkel der kunst ligt uitgebluscht ter neer! Dien moede- looze merk ik op, dat de kunstzin soms sluimert waar men het niet zou vermoeden en dat ik jongelingen hier aangetroffen heb, die in hun winteravonduren werkelijk kunstig in eikenhout sneden en hadden zij leiding gehad wellicht kun stenaars waren geworden, even goed als Pieter Tanjé, van wien immers bekend is, dat hij als schippersknecht van hier op Amsterdam, aan boord zich oefende in het graverefl. van koperen tabaksdozen en later een graveur geworden is, die met Houbraken wordt vergeleken. Of wel ik wijs u met innige blijdschap op de nu in vo rige pracht herstelde koorbanken uit de Min derbroederskerk, die door de zorg van Kerk voogden en Notabelen ontdaan zijn van de dikke verwlaag, onttrokken zijn aan het ver terend vocht en prijken naast, ja uitsteken boven de in de St. Martinikerk zoo gelukkig bewaarde ten tijde der verwoesting, dien we willen verge ten. Want weet ge waar en door wie dat is geschied Dit heeft plaats gehad te Amsterdam, ja onder leiding van zeer bekwame meesters, maar door leerlingen op de Quellinusschoql, door jongelingen uit allerlei standen der maatschap pij. ’t Is waar dat is een school waar men ook tót beeldhouwer, decoratieschilder enz. wordt gevormd, maar onze ambachtsschool der toekomst moet opleiden tot zulk onderwijs, meer niet, moet een geoefend handwerksman vormen, moet de aandacht vestigen op den aanleg die zich zal openbaren. Theoretisch en practisch moeten onze jongelingen opgeleid worden, degelijke onderwij zers, mannen van kennis en smaak moeten hen leiden en ik twijfel er geen oogenblik aan, of de kunstzin zal herleven. Kennis is onmisbaar, men vergete dat niet, niet slechts kennis van het materiaal en het handteren der werktuigen, maar vooral niet minder kennis van het vele dat de godenleer met haar symboliek, de bijbelsche en vaderlandsche geschiedenis met haar schoone ta- fereelen, den kunstenaar ter bewerking aanbiedt. Men moet de bloem en plant, het dier, den mensch bestudeeren en men zal edele vormen scheppen. Merkwaardig is het te zien hoe het oude Bols ward hierin is voorgegaan, onze handwerkslieden waren blijkbaar bekend op menigerlei gebied en vaak wisten zij op geestige wijze hun gedachten uit te werken. Dikwerf sprak hun vrome zin, hun verheven opvatting uit ’t geen zij tot stand brachten, soms is er luim en vroolijke boert in de voorstellingen, die ons een glimlach ontlok ken. Ook hun zwakheid openbaart zich, zij heb ben het dier, den mensch niet genoeg bestudeerd en maar zelden zien we in dat opzicht figuren, die aan de eischen der werkelijkheid beantwoor den, vooral bij de antiecqsnijders. Onze steen houwers en graveurs staan ook in dat opzicht veel hooger. Doch hoe dit zij, de kunstschatten die het voorgeslacht ons naliet, mogen een prik kel zijn, om een nieuwe poging te doen, om den kunstzin te doen herleven, door den handwerks man de gelegenheid weer aan te bieden, om zich degelijk te vormen. Hij zal daardoor niet slechts het verhevene zijner roeping beter leeren begrij pen, maar ook ondervinden, dat dit hem tot aanzienlijk geldelijk voordeel zal zijn. Erisgroote behoefte aan mannen, die hun ambacht als een kunst opvatten, jaarlijks worden er uit Belgie en Frankrijk ontboden, die hier een zeer ruim be staan vinden. Reeds gaan de oogen meer en meer open, ik trof in Amsterdam zelfs enkele Friezen aan, o.a. een jongeling, den zoon eeuer weduwe, koopvrouw in matten, die in ’t voorjaar zijn moeder nog trouw komt helpen met ’t uitventen er van, maar overigens zich bekwaamt als ornamentbeeldhouwer en van wien mij verzekerd werd, dat hij spoedig in staat zou zijn, van f5 tot f7 per dag te ver dienen. Wij jagen geen hersenschimmen na, in tegendeel ik ben overtuigd, dat als het gelukken mag, hier een degelijke ambachtsschool te doen verrijzen, het geld daaraan besteed, overvloedige rente zal afwerpen in allerlei opzichten. Geluk kig ieder die zijn steun, zijn stem, zijn geld voor zulk een stichting kan, mag en wil geven. M. E. van der MEULEN. ienigte juichte! Pj ra als, admiraals in groot gala en Majesteit, Keizer Den korvet-kapitei worden tot vleugel-adjudant, eene onderscheiding welke nog nimmer aan een marine-officier te beurt viel. Prins Hatzfeld-Trachenburg werd benoemd tot opper- schenker. FRANKRIJK. De Regeeringsgezinde Parijsche bladen ver zekeren, dat, na de inneming van Hang-Hoa, welke op die van Bac-Ninh moet volgen, en al waar het overschot der Zwarte Vlaggen een toe vlucht heeft gevonden, de militaire operatiën in Tonkin als voorgoed afgeloopen beschouwd kunnen worden. Hang-Hoa ligt aan de Roode rivier voor Sontay en heeft een garnizoen naar gissing niet sterker dan twee a drieduizend man. Het bezetten van die stad zal den Franschen niet veel moeite kosten. Bij de Fransche Regeering is nog geen voorstel tot het hervatten van de onderhandelingen met China ingekomen. Te Parijs heeft men met groote voldoening het be richt ontvangen, dat door de Engelsche Regeering, wegens de aanhangige Fransch-Chineesche ge schillen, beslag is gelegd op de te Kiel voor China gebouwd pantserkorvet „Nankin”, welke thans naar Newcastle is gebracht, om van geschut voor zien te worden. Zonder nu te willen onderzoeken of deze inbeslagneming van een onder Duitsche vlag zeilend Chineesch schip wettelijk en volken rechtelijk te rechtvaardigen is, wordt toch de aan dacht gevestigd op het feit dat Engeland met twee maten meet: Chineesche schepen worden in beslag genomen, maar voor de Fransche schepen, die krijgsvolk en munitie naar Tonkin brengen, zijn de Engelsche kolenstations beschikbaar. De Télégraphe wil weten dat de vice-admiraal Courbet bevel gekregen heeft het eiland Hainan te bezetten. Het doen van een aanval op Hang- Hoa zal vóór Mei wel niet mogelijk zijn, dewijl eerst dan de waterstand der rivieren van Annam, ten gevolge van den regentijd zoo hoog is dat de kanonneerbooten de Roode rivier kunnen op varen. Naar men verneemt bedraagt de oorlogs- schadeloosstelling door Frankrijk van China te eischen 150 millioen. ITALIË. Zal de Paus werkelijk Rome verlaten en H. Stoel verplaatsen De Clericale Défense, wiens berichten uit de kringen van het Vaticaan meermalen bleken zeer juist te zijn, beweert thans dat het besluit van den Paus om uit Rome te vertrekken in beginsel aangenomen is. Men weet, dat meermalen het gerucht verspreid werd; Fulda, Ierland, Brabant, Willemshöhe, Levida werden genoemd als aanstaande oorden van ballingschap. De Défense zegt dat reeds eenige maanden geleden Leo XIII tegenover de Kardinalen verklaard had, dat hem de toestand, thans den H. Stoel bereid, ondraaglijk scheen. „Sedert dien tijd heeft de Italiaansche Regee ring hare houding tegenover den doorluchtigen gevangene niet gewijzigd. Integendeel, het heeft er een boosaardige vreugde in gevonden het con flict tusschen de twee machten scherp te doen uitkomen en de treurige afloop van het proces der propaganda getuigt luide van de vijandige gezindheid van het Quirinaal. „Juist die propaganda-quaestie heeft de zaak tot het uiterste gevoerd. De beslissing van het Hof van cassatie wordt als een aanval op de geestelijke macht der Pausen en eene inbreuk op de vrijheid der kerk beschouwd. „Sedert dat oogenblik heeft Leo XIII, die tot nog toe van eene bewonderenswaardige lankmoe digheid was, aan zijn laatsten twijfel een einde gemaakt.” De keus uit de aangeboden verblijfplaatsen zou nog niet gedaan zijn, maar het blad houdt het er voor, dat Malta, geheel door Engeland aan den Paus in eigendom af te staan, het aangewezen verblijf zou zijn. NOORD-AMERIKA. De commissie voor buitenlandsche aangele genheden uit het Amerikaansche Huis der Re presentanten heeft door de volgende motie, welke door het Huis werd aangenomen, een waardig einde gemaakt aan het Lasker-incident: „Wordt besloten, dat het op den dood van dr. Ed. Lasker betrekking hebbende besluit van 9 January bestemd was een bewijs te zijn der voor de nagedachtenis van dien man gekoesterde ach ting van dien man, die hart had voor het Duitsche volk en van dat volk een waardig ver tegenwoordiger was. Wordt besloten dat—daar het Huis met de betrekking der uitvoerende tot de wetgevende macht bij de Duitsche Regeering geene officieele aanraking heeft het Huis tot handhaving zijner waardigheid niet noodig acht de wijze, waarop dat besluit werd in ontvangst genomen, of de oorzaken, die verhinderden dat het, na langs den juisten weg aan de Duitsche Regeering te zijn medegedeeld, tot zijne bestem ming geraakte, aan eene beoordeeling te onder werpen. De heer Ochiltree stelde zich in het debat over de motie dwaas aan. Hij had zeide hij een lauwerkrans gelegd op het graf van een groot man, doch was met de bajonet teruggedreven. Hij vergeleek den Rijkskanselier bij den despoot, die zeide: „Een doode tegenstander heeft altijd eene aangename geur voor mij.” En eindelijk noemde hij prins Bismarck „het van egoïsme dronken orgaan der absolute macht.” In deze onkiesche bewoordingen treedt de Yankee op den voorgrond. VERGADERING van den Raad der Gemeente Wonseradeel op Zaterdag 29 Maart 1884, ’s voorm. 10 uur. Punten van behandeling 1. Bestek en plan voor de stichting van een schoolgebouw te Kimswerd. 2. Verzoek van W. Anema om ontslag als armvoogd te Kimswerd. 3. Missive van het armbestuur voor Corn- werd c. a., verzoekende wijziging zijner begroo ting. 4. Staten van oninbare posten wegens den hoofdelijken omslag en de hondenbelasting over 1883. 5. Benoeming van een hoofd der school te Witmarsum. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verpachting van de bruggelden te Tjerkwerd. Witmarsum, 22 Maart 1884. De Burgemeester, O. W. 0. T. VISSER Fzn. L l e i e i e t i e r s I Bolswardsche Courant, 1 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1884 | | pagina 1