NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD KM.SWASÖ SM WONSERADEEL 1884. Drie en Twintigste Jaargang. No. 25. IH VOOR BUITENLAND. DONDERDAG 19 JENIJ. BINNENLAND. Een toestand, die tot bezorgdheid aanleiding geeft. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. >s >f k n e )e :n it ct tó’ bovenstaand artikel Vrijdag gehouden i Kamer aan de Een aantal polderjongens werkzaam aan de vaartslatting te Stiens, bedreigden een paar da gen geleden dermate den aannemer van dat werk dat deze genoodzaakt was, zijn revolver te toonen en den bijstand der politie in te roepen. Voor de eerste maal sedert de registers van den burgelijken stand te Doesburg bestaan - d. i. sedert 1812 is aldaar nu dezer dagen een dame bevallen van drie kinderen twee jongens en een meisje. Op de bloemgracht te Amsterdam werdj.l. Vrijdag door Boukje van der Werff gevonden een bedrag van f 680 in bankpapier, dat aldaar door een kruiersknecht verloren was. De eerlijke vindster heeft het bedrag zoo spoedig doenlijk aan den rechtmatigen eigenaar ter hand gesteld. In de gemeente Gaasterland heeft iemand in drift den zoon zijns broeders, een 16jarig jongeling, zoodanig mishandeld, dat deze reeds bezweken is. Toen Vrijdagmiddag de olifant van den circus Althoff van zijn stal naar het terrein der Roermondsche kermis werd gebracht, wist hij aan zijn geleider te ontkomen, liep al brullende door eene druk bezochte straat, drong in twee wo ningen binnen, en werd eerst opgevangen, toen hij een der paarden van het paardenspel zag aanko men, hetwelk hij toen heel bedaard volgde. Stuk ken heeft het logge dier niets gemaakt, doch dat er in die buurt een algemeene schrik heerschte, laat zich begrijpen. DUITSCHLAND. Bij de beraadslaging over het te verleenen subsidie aan de stoomvaartlijnen, verklaarde Prins Bismarck tegenover de rede van den heer Bamberger, dat, wien het nut der bedoelde uit gave niet reeds helder voor oogen stond, ook door geene macht van welsprekendheid eene overtuiging op te dringen was. Evenals bij het voorstel over de Samo-eilanden had zeker hier ook ieder zich reeds eene meening gevormd, en niemand was meer te overreden. Het bewijs in cijfers voor de juisheid van de eene of de andere beschouwing der quaestie, vervolgde de Kanselier, was uit den aard der zaak niet te leveren; de getallen van den heer Bamberger gingen steeds van het een zijdig economisch standpunt zijner partij uitde nationale beteekenis van het voorstel, dat de ver meerdering van het verkeer tusschen Duitschland en de overzeesche landen bedoelt, laat zich in cijfers niet uitdrukken. De Regeering had den Rijksdag de gelegenheid tot zulk een stap willen geven, en achtte zich nu van alle verantwoorde lijkheid ontheven. Van verschillende zijden hoorde men levendige toejuichingen. Het wetsontwerp werd daarna naar de begrootings-commissie verzonden. BELGIE. De jaarlijksche processie, welke Zondag ter gelegenheid van den Sacrementsdag zou plaats hebben, werd niet gehouden, wegens de thans te Brussel heerschende opschudding. De geeste lijkheid heeft gemeend hierdoor wanordelijkheden te voorkomen. Volgens bericht uit goede bron en in strijd met de mededeeling van het Han- délsblad (van Antwerpen) is den Koning Zatur- dag de volgende lijst der nieuwe Ministers ter onderteekening aangeboden- Malou, voorzitter en financier; Bernaert, Buitenlandsche Zaken; Woeste Binnenlandsche Zaken; Jacobs, Openbare Werken; van den Peerenboom, Justitie; Montpellier, Koop handel Pontus, Oorlog. Het Kabinet zou geen belangrijke wijzigingen brengen in de grondbe- ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Wij hebben dan ook metgroote belangstelling de waardige taal gelezen van onze volksverte genwoordigers, toen de heer Brants van de Zijpe de regeering in deze zaak interpelleerdede stukken van onzen gezant van Bijlandt te Londen, waarin hij mededeeling doet van ’t geen er be sproken is in meer dan een onderhoud met den Engelschen Minister. Wellicht ware het voor* zichtiger geweest, om niet te spreken van het waarschijnlijk niet ongegronde, maar toch stellig onbewijsbare vermoeden, dat nam. de schipbreuk zelve eene moedwillige zou geweest zijn, doch de mannelijke wijze waarop tot tweemalen toe, En- gelands bemiddeling is afgeslagen, deed het Ne- derlandsche hart goed. Daar klonk uit ’t geen wij vernamen ons iets tegen van den moed onzer voorzaten. In ons harte klonk een stem, die sprak: Oud-Holland leeft nog. Wat in de ge heime zitting, die Vrijdag j.l. door de Tweede Kamer der Staten-Generaal is gehouden, gedu rende vele namiddag- en avonduren is besproken en besloten, blijft, voorloopig althans, een geheim, doch, me dunkt, de gezant, die weer naar zijn post is teruggekeerd, zal wel geen andere instructies hebben meegekregen, dan die overeenkomen met de waardigheid onzer natie. Er zijn er ongetwij feld, die gelijk het „Nieuws van den Dag” zich reeds deed hooren, beweren, dat het volstrekt niet onwaardig is om de bemiddeling eener natie als Engeland aan te nemen, anderen die misschien wanen, dat het al te vermetel is den Engelschen reus te weerstaan, toch vertrouw ik dat er ook niet weinigen zullen gevonden worden, die besef fen dat wij volstrekt geen weerlooze, onbetee- kende natie zijn, dat Engeland geen beteren nabuur in Indie hebben kan, dat Pruisen vol strekt niet dulden zou, dat Engeland ons ginds zou verdringen. Er is geen slechtere staatkunde dan die der vreesachtigen en ’t is in den laatsten tijd juist bewezen, dat een groote mogenheid de zelfstandige houding eener kleinere natie weet te waardeeren. Tot tweemalen toe is een handels- tractaat met Frankrijk verworpen en de vrees der vreesachtigen is beschaamd, onlangs is een nieuw gesloten op den voet der meest begunstigde natie. Laat ons doen om den vrede te bewaren wat overeenkomt met onze eer, maar overigens zouden wij ook der natie willen toeroepen, wat Koen deed in dat zelfde Indie „Desespereert niet”. M. E. van deb MEULEN. Na het afdrukken van blijkt, dat als gevolg de j.l. geheime Vergadering der 2de regeering een crediet is toegestaan van 1% mil- lioen tot vermeerdering, zoo noodig, van onze maritieme krachten in de wateren van Atjeh. Met het N. v. d. D. zeggen wij„Vurig hopen wij, dat dit votum de gewenschte gevolgen hebben zal en al dadelijk in Engeland de overtuiging vestigen dat ons de bevrijding van de Niser o- bemanning geen onverschillige zaak is, maar tevens dat wij in staat zijn zelf te doen wat onze eer en waardigheid van ons vorderen.” II ft Na afloop van het vogelschieten op j.l. Vrijdagnagmiddag te Beegden (Limburg) heeft een 15jarig jongeling, die een der geweren naar huis droeg en niet wist dat het nog geladen was, daarmede twee 20jarige jongedochters getroffen. Eene er van is niet buiten levensgevaar, zij heeft het grootste gedeelte der lading in hoofd en borst gekregen. De dader is radeloos. Het oudste lid der firma D. Tobias Zoon, de heer D. Tobias, tegen wien ook rechtsingang verleend was, is Zaturdag in hechtenis genomen en naar het huis van arrest en justitie te Amster dam overgebracht. Omtrent zijne beide voortvluch tige zonen is bij de justitie nog niets bekend. Bij het Uitvoerend Comité der Internatio nale Landbouwtentoonstelling is bericht ontvan gen, dat H. M. de Koningin van Engeland door inzending van vee van H. D. belangstelling in deze tentoonstelling zal doen blijken. Onder het opschrift „Een bedroevend feit” leest men in het te Amsterdam verschijnend weekblad De Onpartijdige het volgende „Bij al den ernst, die ons bezielt, om met den besten invloed, die wij kunnen oefenen, het lot van den werkman te verbeteren, zijn wij het aan den naam van ons blad verplicht, er openlijk ons diep leedwezen over te betuigen dat eenige ma chinisten, nadat zij maandenlang het bureau van den heer Zur Mühlen als ’t ware hadden plat- geloopen om op zijn booten te worden geplaatst, en eindelijk bij de zomerdienstregeling hun ver langen zagen voldaan, na twee, drie of eenige dagen moesten worden ontslagen wegens dronken schap. Vrijdagavond is een jongmensch, die met een der laatste treinen naar Amsterdam zou ver trekken, aan het Hollandsche Spoorwegstation te ’s Hage gekomen, plotseling ineengezakt. On- middehjk werd geneeskundige hulp ingeroepen en verleend door door dr. Stein, op wiens last de lijder naar het gasthuis is vervoerd. Aldaar op genomen, overleed hij weldra. Aangezien het vermoeden van vergiftiging ge rezen is, werd het lijk Zaturdag in het zieken huis geschouwd. Het resultaat is daarvan, volgens het Vad., nog niet bekend. Intusschen is ge bleken, dat de onder zoo ongewone omstandig heden overledene is de heer E., doctorandus in de geneeskunde te Amsterdam, die te ’s Graven- hage een liaison had. De heeren Judels, Boas en van Biene eige naren van het „Théatre des Variétés” in de.Am- stelstraat te Amsterdam, hebben de stallen in de Amstelstraat en de Paardenstraat, belendende aan hunnen schouwburg, aangekocht, in verband met plannen tot verbouwing. Toen Zaterdagavond de hoofdconducteur B. te Meppel met den trein van 9 u. 43 m. daar aankwam, bracht zijn zoontje hem ’t bericht, dat zijne echtgenoote weer te veel aan Bachus had geofferd. Toen de man en vader, na eerst zijne werkzaamheden te hebben afgedaan, te huis kwam vond hij zijne vrouw op den grond liggen met het hoofd in de theestoof en met de keel op de rand daarvan. Geneeskundige hulp mocht niet meer baten. De geroepen geneesheer kon slechts constateren, dat zij sedert eenige oogen- blikken was overleden. Uit Groningen wordt van den 15den jl. geschreven In den afgeloopen nacht, pi. m. 3 uur, werd door den torenwachter brand gealarmeerd. Het bleek, dat er brand was uitgebroken in de bak kerij van den broodbakker M. Boerma in de Oosterstraat alhier, wiens bakkerij in de Gelkin- gestraat uitkomt. Hoewel deze brand eerst een dreigend aanzien had, slaagde de brandweer er spoedig in het woedend element te stuiten, zoodat slechts de bakkerij is uitgebrand. Naar men verneemt was zoowel huis als in boedel verwaarborgd. De oorzaak moet niet be kend zijn, hoewel ongeveer 7 jaren geleden de zelfde bakkerij door brand werd vernield. De brandweer is hier thans flink georgani seerd, ten blijke waarvan ook deze brand, in aanmerking genomen dat de bakkerij in een dichtbebouwde buurt stond, binnen een uur was gebluscht, terwijl alles zoo ordelijk en stil mo gelijk in zijn werk ging, dat vele bewoners der Gelkingestraat niets van den brand hebben ver nomen. Te Ede maakt tegenwoordig een wild zwijn de omstreken onveilig. Twee oude boeren uit Ginkel besloten aan diens vernielzucht een einde te maken en ondernamen een jacht op het on dier. Elk voorzien van een geweer, begaven zij zich naar een aardappelveld, het geliefkoosde terrein van die dieren en droegen tegelijkertijd ieder een stoel, teneinde bij het wachten zich niet al te zeer te vermoeien. Na een paar uur wachtens waren de jagers uit verveling in een druk gesprek geraakt, toen eensklaps het zwijn tusschen hunne stoelen doorschoot, waardoor bei den zoo ontstelden, dat zij het dier met die voor werpen, in plaats van met hunne buksen achter volgden. Na dien tijd is het dier nog stoutmoediger geworden en gaat nog dagelijks met zijne roofzucht voort. Met meer dan gewone belangstelling neemt elk rechtgeaard Nederlander deze dagen zijn dag blad ter hand en ziet allereerst naar de laatste berichten omtrent den toestand van Z. K. H. den Prins van Oranje. Ook de Koning zelf be vindt zich, om genezing te vinden voor eene min of meer ernstige ongesteldheid buitenslands, doch de krankte van Prins Alexander boezemt, en te recht, nog grootere bezorgdheid in. Men vertrouwt op het krachtige gestel van den Koning, maar het is bekend dat de Prins meestentijds lijdende is en bezweek hij, dan zou met hem de laatste mannelijke loot vallen van den Oranjestam en in de to'tekomst de jonge prinses bestemd zijn, om eenmaal als onze Koningin op te treden en tijdelijk een regentschap moeten worden ingesteld, ’t Schijnt echter dat de ziekte haar hoogste top- junt heeft bereiktlaat ons hopen, dat de door- uchtige kranke moge herstellen en met de ichaamssterkte, ook de geestkracht moge terug» reeren, opdat hij eenmaal bekwaam worde om de teugels des bewinds met vaste hand te voeren, tot heil van ’t dierbaar vaderland. Doch ook om andere oorzaak is er bezorgdheid in den lande. Onze goede verstandhouding namelijk met Enge land wordt op ernstige wijze bedreigd. Omstreeks zes maanden geleden toch strandde op de kust van Atjeh een Engelsch schipde Nisero en de bemanning werd wel gered, doch geraakte in handen van den Radjah van Tenom, een der ons vijandig gezinde Atjeh’sche vorsten. Deze hield en houdt ze gevangen, met uitzondering van den gezagvoerder, die reeds weder op een anderen bodem bevel voert. Alle vertoogen zijn vruch teloos. Eene uitgezonden expeditie tuchtigde Tenom wel en verwoestte vele kampongs en den oogst der akkers, maar dit maakte den Radjah steeds minder tot uitlevering bereid en er was voor onze troepen geen denken aan bevrijding, omdat de vorst zijn gevangenen steeds dieper landwaarts wegvoert achter de hooge gebergten en door de haast ontoegankelijke bosschen van het reusachtig groote Sumatra. Volgens des Radjah’s. eerste beweren zou de oorzaak van zeer eenvoudigen aard zijn. Hij zegt, indertijd eene partij peper verkocht te hebben aan een Chineesch peperkoopman te Penang, van dezen de koopsom niet te hebben ontvangen en nu de gevangenen als gijzelaars te houden voor de richtige be taling dier som. Onze gezant te Londen, de graaf van Bijlandt heeft dan ook reeds voorlang aan den Engelschen Minister van Buitenlandsche zaken, graaf Granville, voorgesteld, dat de En gelschen den peperkoopman, die op hun gebied woont, zouden dwingen zijne schuld af te betalen, dit geld ter onzer beschikking te stellen, opdat wij het, vermeerderd met eene goede som als losprijs, den Radjah zouden ter hand stellen, na het uitleveren van de gevangenen. De En- gelsche regeering echter wil hiervan niets weten en de Radjah vraagt, nu hij eenmaal van een losprijs gehoord heeft, steeds hoogere sommen tot een half millioen toe. In de laatste weken is de toestand van het Engelsche ministerie zeer ver zwakt, vooral ook door de wijze waarop het den oorlog in Egypte voert, door de schrikkelijke verliezen welke de Engelschen daar lijden in geld en, wat veel treuriger nog is, in menschenlevens, door het gevaar waaraan Gordon ginds is bloot gesteld, die als de onverwinbre held het toover- woord tegenover den Mahdi zou uitspreken en nu met moeite zijn eigen leven en dat van eenige getrouwen zal kunnen redden. Dit maakt het volk verbitterd en nu drijft de volksdrang het Ministerie voort en wil dit wellicht beproeven, weer goed te maken in Azië wat het bedorven heeft in Afrika. In vriendschappelijke woorden, maar op krachtige wijze vraagt nu de Engelsche regeering dat Nederland hare bemiddeling aan- neme, de blokkade, die wij voor een groot deel der kust hebben ingesteld opheffe, de vrije handel weer worde toegestaan en ten slotte de Radjah van Tenom dus in het gelijk gesteld. Daarbij beroept zij zich op art, 4 van het handelstractaat van 1824. waarbij Engeland en Nederland elkan der in Azië den vrijen handel waarborgen en dat zij nu geschonden acht. Doch zij vergeet dat Engeland bij het Sumatratractaat van 1871, toen Nederland aan hetzelve de Goudkust onvoor waardelijk af stond, aan ons het vrije bezit waar borgde van Atjeh en beloofde zich van alle in menging in ons beheer te zullen onthouden. Zij weet zeer goed, dat vrije handel, hoe gewenscht ook, nimmer in oorlogstijden blokkade uitsluit, gelijk bij alle volken is aangenomen en ook on vermijdelijk is. Zij weet zeer goed, dat wij met de beste bedoelingen bezield zijn, om de gevan genen te bevrijden niet alleen, maar ook alles doen wat in ons vermogen is, om dit doel te be reiken en evenzeer dat, indien wij tegenover dezen onwilligen vorst van overigens geringe beteekenis, de bemiddeling aannemen van een vreemde mogendheid, wij ons aanzien als natie verspelen, niet alleen in Atjeh, maar op heel Sumatra, ja, het in gansch Indie in de waag schaal stellen. ginselen der schoolwet en in beginsel het ontwerp op de nationale reserve aannemen. In Augustus zou een buitengewone zitting der Wetgevende Kamers gehouden worden. Zaturdagavond zijn te Xeres, onder den toe vloed eener onafzienbare menigte, zeven leden der bende van de Zwarte Hand, die bij de Re geering niet in aanmerking konden komen voor eene verandering van straf, ter dood gebracht. Donderdag jl. begon het proces van de Kroon tegen Bradlaugh, omdat deze drie keeren, den llden Februari) het laatst, zitting genomen en gestemd had in het Lagerhuis, zonder den eed te hebben afgelegd, zooals die bij de wet is voor geschreven. Onze lezers herinneren zich zeker hoe Bradlaugh het Lagerhuis binnendrong en daaruit werd verwijderd, zoodat wij niet behoeven mede te deelen welke voorstellingen daarvan door hem en door Thomas Erskine voor de recht bank werden gegeven. Bradlaugh verdedigde zijne zaak zelf. Uitspraak is nog niet gedaan. Het Weener gerechtshof heeft den anarchist Stelimacher schuldig bevonden zoowel aan den moord op den politie-agent Blöch, als aan dien op den kassier Eisert en zijn huisgenooten ge pleegd. De eerste misdaad bekende hij, doch medeplichtigheid aan de laatste loochende hij ten stelligste. Toch is het duidelijk gebleken dat de kassier alleen vermoord werd om zijn kas te kunnen bestelen en dat de opbrengst van dien diefstal gestrekt heeft om de kas der anarchisten te stijven. Stelmacher werd ter dood veroordeeld en hoorde lachend de voorlezing van dit vonnis aan. Het „Johannesstift” te Leipzig, een soort oude mannen- en vrouwenhuis, kwam dezer dagen onverwachts aan een erfenis van 70,000 mark. Eene oude en zeer behoeftige vrouw, die in het gesticht verpleegd was, had deze som zeer zorg vuldig verborgen weten te houden. Te Londen is de eigenaar van een hond, die een vijfjarig kind gebeten had, tot 240 gulden schadeloosstelling en boete en in de kosten van het geding veroordeeld. De rechters verklaren telkens strenger de eigenaars te zullen straffen van honden, die menschen nadeel doen. Indien de hond reeds vroeger een mensch gebeten heeft, zal zoo gebrek aan voorzorg bewezen wordt de boete niet facultatief worden gesteld, maar gevangenisstraf voor een paar dagen aan den eigenaar worden opgelegd. Zoodanige maatregel moest ook maar te Am sterdam ingevoerd worden. Wij lezen toch bijna lederen dag in de Hollandsche bladen, dat den een of ander door een hond is gebeten. Een der voornaamste rechtskundigen van Moskou, die ook eene hooge staatkundige positie bekleedt, heeft onlangs een tooneelstuk geschre ven, waarvan de heldin, eene jonge tooneelspeel- ster, zich op den avond van haar eerste optreden van het leven berooft, uit vrees voor de critiek van het publiek. Dit werd als iets onwaarschijn lijks beschouwd, en daarom beeft de schrijver zich tot de voornaamste actrices van Europa ge wend met het verzoek, daarover hare meening mede te deelen. Sara Bernhardt schreef„Ik beef eiken avond bij het betreden van het tooneel als een candi- daat voor de galg.” Marie Seebach antwoordde: „Als ik het tooneel betréed, grijpt mij steeds de angst aan als een wervelwind.” Marie Geistinger schreef onder meer „Vrees ken ik alleen tegenover een vreemd publiekin mijne geboorteplaats voel ik mij sterk en zeker.” Bolswardsche Courant I L i t 3 j 1 i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1884 | | pagina 1