NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
bojlswabb ik we»siaA»8ga
i
u
1884.
VOOR
BINNENLAND.
IN T GOOI.
No. 32, Drie en Twintigste Jaargang.
BUI TENLA ND.
DONDERDAG 7 AUGUSTUS.
t:
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
i.
I
k f
N
Dat ons land arm aan natuurschoon is, is vooral
in zoover waar, dat nergens op het vaste land
het stoute, het verhevene op den voorgrond treedt.
Alleen in de omstreken van Maastricht zijn heu
velen, die hier en daar den naam van bergen
kunnen dragen. Daar zijn diepten en dalen, maar
er zijn toch geen steilten en afgronden. Ook
Arnhem met zijn heerlijke omstreken heeft een
bergachtigen bodem, doch ook daar is het veel
meer het liefelijke dat ons trekt, dan het majes-
tueuse dat ons treft. Overigens, wij erkennen
het gaarne, hebben wij niet anders dan hier en
daar een golvenden bodem, maar bijna overal zijn
het vlakke bouwvelden, groene beemden, uitge-
strekte heidevlakten. Wie echter aan Nederland,
behalve voor de enkele uitverkoren plekjes, die
ik noemde, natuurschoon zou willen ontzeggen,
toont en zijn land niet te kennen en geen oog
te hebben voor zooveel wat waarlijk schoon heeten
moet. Onze zeestranden bieden tafereelen aan,
met eene oneindige afwisseling. Welk een rijk
dom van verscheidenheid, van het spiegelgladde
watervlak tot de door storm en orkaan opge
zweepte baren, die met donderend geweld de
schepen doen stranden. Wat heerlijke lichtspie-
gelingen, wat stoute en sombere wolkgevaarten
Voorwaar, hier zijn majesteit en liefelijkheid beide.
Onze meren hebben hun eigenaardig schoon, voor
wie een oog heeft om het te zien, tal van dorpen
liggen met hun kerkspitsen allerliefst verscholen
in het lommer der boomen, maar vooral hebben
wij in verschillende gewesten, aan velen vaak
onbekende oorden, die iets onbegrijpelijk aantrek
kelijks hebben, waar allerlei zich vereenigt dat
oog en oor aangenaam aandoet, dat tot ons ge
moed spreekt, dat niet verpletterend op ons werkt,
als de Zwitsersche of Italiaansche alpen, maar
ons tot blijmoedigheid stemt en ons opwekt tot
een mede genieten met de jubelende schepping.
Een van die oorden is het vriendelijk Gooi
land en vooral dat gedeelte, ’t welk zich uit
strekt van Muiden tot Kuisen langs het daar zoo
kalme strand der Zuiderzee en landwaarts in naar
Blaricum, Laren, Hilversum en Bussem. ’t Is
volkomen verklaarbaar, dat jaarlijks eenige schil
ders weken lang te Laren verblijfhouden, om
vandaar uit de natuur in haar bekoorlijke schuil
hoeken te bespieden en schetsen te nemen voor
die bevallige landschappen, welke vooral ook in
het buitenland zoo worden gewaardeerd. Daar is
ook de geboorteplaats van den beroemden schil
der Pieter van de Laar, wiens stukken in Frank
rijk onder den naam van Bambochades bekend
zijn, een naam ontleend aan den gebochelden
vorm van zijn lichaam, waarom de Italianen hem
Bambochio noemden en de Franschen Bamboche.
Nadat trein en tram in de laatste jaren langs
en door het Gooi zijn gelegd, is deze streek meer
en meer bekend geworden en geliefd, in de eerste
plaats bij de bevolking van Amsterdam, maar
ook in de provinciën. Tot voor eenige jaren was
„de Meer” met zijn schaduwrijk geboomte, zijn
thee- en speeltuinen, een heerlijke uit- en toe
vlucht voor het wandelend publiek van Neerlands
hoofdstad. Nooit vergeet ik de tochten, want
het waren „tochten” naar mijn jongensopvatting,
als wij uit het hart der stad een ganschen Woens
dag- of Zaturdagmiddag noodig hadden, om dat
doel te bereiken. Hoe statig was dat hek, waar
door wij ons ideaal bereikten, dat vroeger den
toegang verleende tot een deftige buitenplaats,
nu tot het terrein van Linnaeus. Toen was het
onze lusthof met zijn breede kronkelpaden, zijn
lange lanen, zijn schommels en wipplanken, zijn
room en aardbeien. Wie over langer tijd en
meer middelen te beschikken had, ging naar
Diemen en zat te Diemerbrug te genieten aan
den kalmen Amstel en bij het vergezicht op de
vette klaverweiden of reed naar het liefelijke
Valkeveen en het in zijn geboomte verscholen
Muiderberg. Verder echter was Gooiland voor
het groote publiek eene „terra incognita”, een
onbekend land, als men nog een plekje uitzon
dert, waar Jan Tabak zijn tent had opgeslagen.
En nu ’t is een ontsloten en voor ieder
bereikbaar paradijsje. Men tramt in flinke vaart
door het minst bekoorlijk gedeelte en stijgt uit
en wandelt ën doolt, langs rogge-; aardappel- en
boekweitakkers, over heide en weide, door bosch-
rijke streken of over eenige hoogvlakten, door
stad en dorp, in zandstreek en langs zeestrand.
Voorzeker, ik acht het een voorrecht, dat ik de
heerlijke Rijnstreek ken, de Alpen in het Zuidelijk
Europa mocht bestijgen, de Middellandsche zee
bevaren, maar wel verre, dat mij dit uit de hoogte
heeft doen neerzien op onze dwergbergen en on
afzienbare vlakten, heeft het mij juist geleerd,
dat wij geen vergelijkingen moeten maken, maar
dat de natuur ook op onzen bodem zijn eigen-
aardigen stempel heeft gedrukt. Men zou kunnen
zeggen, ginder wapene men het oog met een
verrekijker, hier met een mikroskoop.
Daar ligt een lang tijdvak tusschen de jaren
waarin ik als knaap een deel van ’t Gooi mocht
bezien en de dagen, die ik er onlangs doorbracht.
Slechts nu en dan had ik later er een vluchtig
tochtje door gemaakt. Ik vreesde eenigzints om
het terug te zien, want wie kent de teleurstel-
Engeland. ^/De conferentie van Europeesche
diplomaten, te Londen bijeengeroepen om in de
Egyptische financiën weder regel en orde te bren
gen en de rechten van de schuldeischers van
Egypte te verzekeren, is gebleken eene zeepbel
te zijn geweest. Zaturdag is zij uiteengespat
zonder iets tastbaars te hebben nagelaten. De
heeren afgevaardigden en hunne financiëele raad
gevers hebben geen middel tot oplossing der aan
hun oordeel onderworpen kwestie kunnen vinden,
dat aan ieders inzicht en belang voldeed, en schij
nen ook in de toekomst geene overeenstemming
mogelijk te achten, daar zij voor onbepaalden tijd
zijn uiteengegaan.
Omtrent de laatste zitting hunner nuttelooze
bijeenkomst, die Zaturdag van 12 tot kwart over
een uur duurde, wordt medegedeeld, dat Granville
het voorstel van den Franschen gezant, betref
fende de Egyptische financiën, voor onaanneme
lijk heeft verklaard.
Hierop hield de Fransche afgevaardigde Wad
dington eene rede, welke hij eindigde met de ver
zekering dat het uiterste beproefd was om een
vergelijk te verkrijgen. Het was zijn plicht, zeide
hij, zich te verzetten tegen het vaste besluit van
de Britsche Regeering tot vermindering van den
interest, zonder dat daartoe de noodzakelijkheid
bestond.
Granville constateerde hierop, dat de conferentie
mislukt was en stelde voor de conferentie voor
onbepaalden tijd te verdagen.
Daarop volgde een voorstel van den Franschen
gezant, door de vertegenwoordigers der andere
mogendheden ondersteund, om de conferentie tot
20 October te verdagen. Van Engelsche zijde
echter volhardde men bij het voorstel om de con
ferentie voor onbepaalden tijd uit te stellen, daar
Engeland zich niet kon verbinden.
Den Franschen gezant, die nog een ander finan-
ciëel voorstel wilde aanbrengen, werd door Lord
Granville het woord niet gegund. Granville hief
daarna de zitting op.
Na afloop van de zitting hield het Engelsche
Kabinet eene vergadering ten huize van Gladstone.
Deze laatste begaf zich daarop naar het Lager
huis en verklaarde daar, dat de conferentie gefaald
heeft met betrekking tot het door haar beoogde
doel, namelijk eene schikking met betrekking tot
de financiëele aangelegenheden van Egypte, te
bereiken. Engeland’s houding verdedigde hij op
de volgende wijze
„Engeland beoogde het verstrekken van toerei
kende middelen voor de noodzakelijke uitgaven
van het Egyptische bestuurdoch het kon zich
niet vereenigen met een plan, welks uitvoering
met een goed bestuur van Egypte onvereenigbaar
was. De zienswijze der vertegenwoordigers van
Engeland en Frankrijk waren uiteenloopend.
Engeland kon geen plan aannemen, waarbij niet
De wet op het Regentschap is door den Ko-
ning op den 2en Augustus, toevallig den ver
jaardag der Koningin, bekrachtigd.
Naar den brief van den Haagschen corres
pondent van de Midd. Ct. te oordeelen, moet er
inderdaad een hofbediende ontslagen zijn, omdat
een Koning gedroomd had, dat de man zich on
eerbiedig tegen Zijne Majesteit gedragen had.
Misschien zou men er in kunnen komen dat
een aanzienlijk man, niet telkens een bediende
willende voor zich zien, aan wien hij, zij het ook
uit een droom, eene onaangename herinnering
heeft, dien ontslaat of verplaatst. Maar dat de
man om een droomgezicht zijn betrekking, zijn
brood zou verliezen, dit mag men niet aannemen
en het vermoeden is geoorloofd, dat de bediende
in quaestie a la suite zal zijn geplaatst met be
houd van al zijne rechten en voorrechten.
Aan een particulier schrijven uit Atjeh ont
leent de Zw. Ct. het volgende
Er is hier in mijn oog nog iets ergers,
mijn waarde, dan die aanhoudende schermutse
lingen met de Atjehers, de afmattende diensten
en de cholera of wat ge maar wilt, het is
n.l. de meer en meer toenemende desertie onzer
soldaten.
Waren het vroeger zeldzame en op zich zelf
staande gevallen nu loopen er veel en som
wijlen twee, drie gelijk over. In den regel zijn
het Belgen of Franschen. Twee slechte merken
in ons leger, amice de goeden niet te na
gesproken.
Waarom nemen wij hen aan vraagt ge. Wel
om de doodeenvoudige reden, dat wij onze gele
deren onmogelijk alleen met Nederlanders kun
nen aanvullen tenzij, ja, tenzij men van
den Indischen soldatenstand heel iets anders make
dan hij nu is, als men hem verbeterde tot een
fatsoenlijk, zeer gewild beroep, dan-ja dan!
Intusschen komen er thans veel vreemdelingen,
aan wie bij hun indiensttreding niets ontbreekt
physiek, papieren, alles in orde „schilderijen
van soldaten”, zooals een voormalig chef van me
placht te zeggen. Maar later blijken zij de grootste
schelmen te zijn, die met gestolen of kunstig ver-
valschte papieren in den eerlijken soldatenrok
kropen. Wat is daaraan te doen? Niets.
Dat schuim nu deserteert, voor een paar rijks-
daalders wellicht, en begint ons veel kwaad te doen.
De eerste deserteurs waren alles behalve voor
hun pleizier uit bij de Atjehershard werken,
veel ransel en weinig eten. Wij hoorden dit
meermalen van hen, die „terug” deserteerden.
Maar de sluwe Sumatranen schenen al heel
spoedig begrepen te hebben, dat die behandeling
van de overloopers niet politiek mocht heeten en
ze juist door een tegenovergestelde bejegening de
desertie in de handen konden werken. En zoo
geschiedt thans.
Dat die desertie op vrij groote schaal, en let
wel uit een beschaafd Westersch leger naar
een troep wilden, zeer nadeelig wordt voor ons
zedelijk overwicht en de tegenpartij overmoedig
maakt, daarvan wil ik u nog even een sprekend
staaltje mededeelen. Verbeeld u dat onlangs een
officier, postcommandant, een brief ontving van
eenige Atjehsche hoofden een brief in den
vorm geschreven, naar den adat gesteld waar
in hem het voorstel wordt gedaan om naar
hen over te loopen en alsdan in het Atjehsche
leger het commando op zich te willen nemen
over het „Europeesch legioen”. Wat
de kerels durven bestaan
In de Zaterdag gehouden vergadering va
denTGemeenteraad van Stad-Doetinchem, werden
raadsleden en de reporters (het publiek schittert
in den regel door zijne afwezigheid) aangenaam
verrast door de mededeeling van den burgemees
ter, dat aldaar door de vereeniging van gas
fabrikanten in Nederland eene tentoonstelling met
vergelijkend onderzoek van gasmotoren zal ge
houden worden. Deze tentoonstelling zal koste
loos toegankelijk zijn, zes tot acht maanden duren
en 1 October a s. geopend worden in een der lo
kalen van den heer Lagaaij. De Gemeenteraad
heeft daarop besloten als premie een gouden me
daille ter waarde van f 75 uit te loven.
In dezelfde zitting heeft de Raad een krediet
van f 500 toegestaan aan B. en W., voor ’t geval
van uitbreken der cholera, en voorts bepaald, dat
de oude school op de Nieuwstad tot de opneming
van eventueele lijders aan die ziekte zal worden
ingericht. (D. v. Ni)
Het N. v. d. D. meldt: Omtrent de valsche
munters is niet veel naders bekend. Naar hun
ware namen, die men nog niet te weten is ge
komen, wordt ernstig onderzoek gedaan; even-
zoo naar een derden persoon, die steeds bij hen
was, maar nu spoorloos verdwenen is. De com
missionair in effecten, die het voorrecht had door
hen aangezocht te worden als hun agent in Ne
derland op te treden en die door zijn flinke han
delwijze het geheele plan verijdelde, en de schel
merij in handen der politie bracht, is de heer
Louis S. Jacobs. Op de meest aanlokkelijke
voorwaarden werd hem het agentschap aange
boden en onder meer verzekerd dat hij den eer-
ADVERTENTIEPRIJS: 50Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ling niet van den volwassene, die de plekjes gaat
opzoeken waar hij als knaap of meisje dartelde
en genoot. Wie klaagt niet soms als de zanger:
„Ik herkende geen kluis,
’k Vond een vreemde in mijn huis
En ’t omsloot eens zooveel dat ik minde;
’k Vond geen schaauw in den tuin,
Want geknot was de kruin
Van de aloude, van Grootvaders linde”.
Zouden de lommerrijke plekjes er nog zijn,
zou de stoomfluit der vogelen lied hebben doen
verstommen, zou de bouwwoede ook hier haar
verwoestingswerk hebben doorgezet Die vragen
stonden me voor den geest, toen ik de intrede
deed bij mijn vriendelijken gastheer. De eerste
indruk was hoogst aangenaam, ’t Was avond
toen ik aankwam en toen ik ’s morgens ont
waakte bleek het dat ik me bevond, neen, niet
in een oud, deftig landhuis, maar in een vriende
lijke ruime woning, geen nagemaakt kasteeltje,
waar degelijkheid en smaak met elkaar in har
monie, een alleraangenaamst geheel vormden. Ik
opende mijn venster, een heerlijke woudgeur steeg
op uit den omtrek, voor mij zag ik over het ruime
terras, waar een schat van bloemen eerst het
oog boeide, op een aanzienlijke uitgestrektheid
eiken hakhout, welks vriéndelijk groen glansde
door de morgenzon, die den dauw er als weg
kussen kwam. Daar achter verhieven zich de
donkere dennenbosschen van groot en klein
Kraailoo en ’t bleek me dat ik me bevond aan
den voet der zachte helling, die ter rechterzijde
voert naar het zoo schoone Laarderhoog. Zie
daar snelt de eerste tram van de hoogte af naar
de hoofdstad, als om mij te herinneren, dat ik
telkens in de woelige wereld terugkeeren kan,
maar ras sterft het geluid uit en ’t is liefelijk
stil om mij heen. Geen buren begluren me uit
naburige landhuisjes, door een zijraam rust mijn
oog op een ruime serre met oranjerie en terwijl
ik, al mijmerend en genietend, me neerzet, dringt
de heerlijke slag der nachtegalen door tot mijn
oor, die hun afscheid zingen aan den nacht en
terwijl ’t mij wonderlijk wel te moede is, begroet
ik het Gooi met innig welgevallen, want ik zie
reeds, dat in dezen omtrek althans, het aloude
natuurschoon is gebleven. Mijn verlangen gaat
uit naar bosch en beemd en zeestrand.
M. E. van der MEULEN.
zekere bepalingen gemaakt werden met het oog
op de noodige kosten van beheer. Zaturdag deed
Frankrijk zijn definitief voorstel; doch de Britsche
Regeering verwierp zonder dralen een plan, dat
grootere financiëele verwarring dan ooit kon heb
ben in het leven geroepen en aan de commissie
voor de schuld eene onzekere bevoegdheid zou
toegekend hebben. De conferentie is derhalve
misluktmaar toch heeft zij in eenig opzicht
vrucht mogen dragen. De mogendheden zijn het
namelijk eens geworden over de noodzakelijke
leening ten behoeve van Egypte. Tevens is
thans het denkbeeld uitgeroeid, dat Engeland eene
internationale controle op denzelfden voet als de
tweeledige controle zou hebben voorgeslagen.
Italië en Turkije ondersteunden Engeland’s ziens
wijze. Rusland, Duitschland en Oostenrijk wei
gerden, met het oog op het verschil tusschen
Engeland en Frankrijkeene meening uit te
spreken. De Engelsch-Fransche schikking is
thans zwevende, en heeft noch voor Frankrijk
noch voor Engeland bindende kracht.”
Wat nu zal menigeen vragen. Zal, nu de
Europeesche mogendheden het niet eens zijn
kunnen worden over de regeling der Egyptische
schuld, de voorziening in deze netelige kwestie
aan Engeland alleen worden overgelaten Men
mag dit betwijfelen en nog heel wat verwikke
lingen te gemoet zien, voordat deze zaak in ’t
reine zal zijn gekomen.
Intusschen juicht hetEngelsche blad the Observer
reeds over den afloop der conferentie, want het
meent dat Engeland nu vrij spel heeft verkregen
in Egypte. Wel is waar erkent dit blad, dat dit
Frankrijk zal ergeren en de verwikkelingen van het
Egyptische vraagstuk nog vermeerderen, maar toch
is het over het mislukken der conferentie zeer
voldaan.
Of de Engelsche Regeering ook zoo voldaan zal
zijn is wel aan twijfel onderhevig, want Engeland
zal, om maar een ding te noemen, in zeer onaan-
genaame positie gekomen tegenover de in Egypte
wonende Europeanen, aan welke de internationale
commissie te Alexandrie schadevergoeding ter
zake van het bombardement dier stad heeft toe
gekend. Die lieden wendden zich tot de Recht
banken om betaling te erlangen. Nu weet de
Britsche Regeering zeer goed, dat de Rechtban
ken de eischers ontvankelijk in hunne vorderin
gen zullen verklaren, en bovendien, dat de ver
tegenwoordigers der mogendheden reeds nu ge
machtigd zijn, om zoo noodig, op de uitvoering
van de ten voordeele van hare onderdanen uit
gesproken vonnissen krachtig aan te dringen.
De Egyptische Regeering zou ten gevolge hier
van in eene positie geraken, welke Engeland in
zijn welbegrepen belang behoort te vermijden, wil
het niet door plaatselijke verwikkelingen de
verlegenheid doen toenemen waarin het zich be
vindt.
Brazilië. De Braziliaansche Kamer van Af
gevaardigden is ontbonden, tengevolge van haren
tegenstand tegen de wet op de vrijmaking der
slaven. De Regeering geeft haar plan niet op.
De nieuwe verkiezingen zullen nu plaats hebben
onder de leusEmancipatie of slavernijde
vroegere groepeering der partijen zal hieronder
verdwijnen.
Te Petersburg doet zich de Siberische pest
voor. Tot dusver kwamen er van de laatste nog
slechts sporadische gevallen voor. In den omtrek
der stad echter treedt de ziekte reeds heviger op.
Generaal Gresser, de commandant der stad, heeft
dan ook bevolen in de buurt der stad alle open
bare herbergen en stallingen te sluiten. Het sterkst
heerscht de ziekte nabij de stations van den
Warschauer spoorweg, op 60 en 110 wersten
van Petersburg, waar reeds vele menschen als
de slachtoffers der pest zijn gevallen. Men
meent, dat vliegen de smetstof van het vee op
menschen overbrengen, ’t Is overigens niet de
eerste maal, dat deze ziekte zich daar openbaart.
De Kölnische verneemt dat Bismarck, „an
ders weinig een vriend van conferentiën”, het
plan zou hebben eene internationale gezondheids-
conferentie voor te stellen, ten einde vooral bij
epidemiën te bepalen, hoever iedere staat gaan
mag in zijne afsluitingsmaatregelen, maar ook tot
welke voorzorgen hij verplicht is in het belang
der algemeene gezondheid.
Italie’s overdreven quarantaine aan de eene
zijde, Ëngelands zorgeloosheid in Egypte en el
ders daartegenover, geven daartoe aanleiding.
Duitschlands bedoeling, om zich aan het hoofd
te stellen van eene beweging in dien zin, is reeds
gebleken door de voorstellen van den Duitschen
gezant op de conferentie, waar lord Granville ze
ter zijde gesteld heeft.
De schoolspaarbanken in Frankrijk hebben
een zeer gunstig resultaat opgeleverd. In 1879,
vijf jaren na hare stichting, waren er 10.440
scholen, die eene spaarbank hadden met 224.200
inleggers, Thans zijn er 21.484 zulke scholen
met 442.021 inleggers.
Stanley, de bekende Africa-reiziger, is Za
terdag namiddag te Ostende met de Belgische
postboot aangekomen van Dover. Hij heeft zich
onmidde'ijk naar het paviljoen des Konings be
geven, waar hij door Z. M. ontvangen werd.
De hertog van Aumale is mede aldaar aange
komen en bij den Koning afgestapt.
6
Bolswardsclie Courant
4
■N
SB