NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD OI.SWAR® EN WONSERAOEEE Maatschappij van Weldadigheid. 1885. Vieren Twintigste Jaargang. No. 22. VOOR BUITENLAND. BINNENLAND. DONDERDAG 28 MEI. KORT VERSLAG E. over- ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. r. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. pér regel. Overigens naar plaatsruimte. V-A-TT ZDKJNT PbAXAAID ZDEZEb Gemeente Bolsward, op Dinsdag 86 IMei 1885, ’s avonds ten 5 ure. voor tij eene uit 8 personen be- •dt nader gemeld dat, naar v. W. te weeg brengt en moest men wel huis waarts keeren met de gedachte dat het een plicht mag heeten h.h. commissarissen te steunen, door een ieder aan te sporen lid te worden voor de betrekkelijk geringe som van f2,60 per jaar, tot voordeel van vele armen, die hier eigen brood kunnen winnen in de schoone vruchtbare lands- ouwen,waar zegen verspreid wordt, beschaving is gehuisvest, vrede woont, godsdienst en onder wijs vereend zijn en leedverzachters en volksver lichtere sedert jaren reeds hun best uit liefde voor de bevolking hebben gedaan. Het was uit alles weer te zien dat de M. v. W. een zuiver philantropische inrichting is, die door arbeid het tijdelijk geluk harer leden wil bevorderen. Daarom hulde aan hare stichters en aan allen die medewerken voor haren bloei. Punten van Behandeling 1. Rapport der Commissie tot onderzoek van de rekening van het Algemeen Stads Armen huis over 1884. Ontvangen f 16918,66, uitgaaf f 12954,72%, saldo f 3963,93’4. Goedgekeurd. 2. Voorstel van Burgem. en Weth. tot het maken eener steenen walmuur aan de stoom- bootkade. Wordt ter visie gelegd. 3. Adres van J. S. Hoekstra om teruggave van betaalde vergunningsrechten. Het adres wordt aangehouden. 4. Aanbieding der staten tot af- en schrijving van- en op posten der gemeentebe- grooting over 1884. Wordt ter visie gelegd. 5. Benoeming van een deskundige voor de tauxatie der vergoeding aan den voormaligen huurder van „de Nijezijl” c. a. Benoemd de heer H. K. de Vries. 6. Missive van den Gemeente-Ontvanger tot oninbaar verklaring en afschrijving van aansla gen in den hoofdelijken omslag en belasting op het houden van honden over 1884. Wordt ter visie gelegd. Was het mij meermalen een genoegen, uit de werken van J. J. Cremer, de bezielende Novelle: „Wouter Linge,” te lezen, waardoor men kennis bekomt van de Maatschappij van Weldadigheid kolonie Frederiksoord, veel grooter genoegen mocht ik smaken, toen ik Dingsdag den 19 Mei 1885 mij persoonlijk in die kolonie bevond, terwijl ik daar niet alleen de gelegenheid had, veel van het heerlijke oord, de lieve boerderijenhet prachtige groen enz. te aanschouwen, maar bo venal eene indrukwekkende plechtigheid mocht bijwonen, die daar plaats had. Vele belangstellenden, uit alle oorden des lands, met commissarissen der Mij. waren overgekomen om uitvoering te geven aan de schoone gedachte van den edelen T. H. L. van Swieten, gepensio neerd Majoor der Kavallerie, die door de daar- stelling van een Tuinbouwschool in de M. v. W. den naam wilde vereeuwigen van zijnen zoon en eenig kind Gerard Adriaan, die hem op 21 jarigen leeftijd, den 1 Aug. 1881, was ontvallen. Die school werd nu ingewijd. Negen jongens, die bij de plechtigheid tegen woordig waren, ontvingen reeds onderwijs van den ijverigen Directeur der school, den heer 1de, uit Belgie, die blijkbaar berekend is voor zijn taak, om zijn krachten te wijden aan den bloei dezer inrichting. Een groot deel der bevolking was op de been om van de feestelijke opening getuige te zijn. Honderde kinderen, onder geleide van de On derwijzers uit de kolonie, in feestkleedij, met vlaggen versierd, verhoogden de indrukwekkende stemming van het geheel. De Commissarissen, afgevaardigden van ver schillende afdeelingen, de Directeur en Oud-Di- recteur, Onder-Directeuren en andere genoodigden met een klein aantal Dames, vergaderden binnen het eenvoudige, maar fraaie hek, op het terrein door het schoolgebpuw gelegen. De President-Commissaris Jhr. Mr. I. K. W. Quailes van Ufford, herdacht in gevoelvolle bewoordingen de treurige oorzaak van dit feest en bracht hulde aan den gever, die op zoo on bekrompen wijze eene stichting had in het leven geroepen, die met recht tot zegen, tot groot nut van de bevolking der M. v. W. zou strekken. De Directeur der Mij. sprak de schooljongens en de verdere bevolking hartelijk toe en wekte hen op tot dankbaarheid voor de vele blijken van zorg, die voor hen werden besteed en die nu bij vernieuwing aan hen zijn bewezen, door de oprichting dezer voor hen zoo nuttige school. De Directeur der school sprak zijn beste wen- schen uit en beloofde, zooveel in hem was, haar bloei te zullen bevorderen. De Burgemeester der gem. Vledder gaf een woord in ’t belang der stichting en dankte h.h. Commissarissen voor hunne vele bemoeiingen. De Oud-Directeur getuigde van zijne liefde voor de bevolking en verzekerde aan allen zijn hulp en steun zoo dikwijls deze noodig mocht zijn. Eindelijk trad Ds. M. E. v. d. Meulen op, die namens de afgevaardigden in boeiende taal der M. v. W. geluk wenschte met de stichting en in herinnering bracht hoe de edele gever gezorgd had, dat zijn innig beminde zoon voort bleef leven op deze gezegende plek. ZEw. deed uit komen dat ’t een krijgsman was, die, door liefde gedreven, de M. v. W. had gesticht en ’t nu weder een krijgsman was, die uit innige liefde deze weldadigheids-inrichting daaraan heeft toe gevoegd. Hij wees op de te geringe sympathie, die het Nederlandsche volk voor deze Mij. schijnt te bezitten, maar vertrouwde tevens dat die sympathie, bij meerdere kennismaking van velen, naar waarde zoude klimmen. Hij sprak voorts bemoedigend tot de bevolking, inzonderheid tot de kinderen; dankte den gever en commissarissen en spoorde een ieder aan den roem van de schoone stichtingen te verbreiden. Door een 200-tal kinderen werden eenige toe passelijke feestliederen gezongen, waarvan een aan den gever was gewijd. Fanfares der mu ziek wisselden toespraak en zang af. De ge- denkteekenen werden intusschen onthuld en de President-Commissaris verklaarde de Gerard Adriaan van Swieten Tuinbouwschool geopend. Een gejuich volgde. De bouwmeester ontving hulde en een tastbaar bewijs van erkentelijkheid. De school werd bezichtigd en bleek met zorg en kennis te zijn gebouwd. Een groot deel der bevolking en andere bur gers uit de omstreken bewogen zich middeler wijl onder de opgewekte tonen der muziek, over de met vlaggen en groen versierde wegen. De schoolkinderen werden onthaald op chocolade, koek enz. en vermaakten zich vroolijk in- en bij een draaimolen en een poppenspel. Aan een 40-tal kinderen werden diploma’s nitgereikt van volbracht eind-examen. De Di recteur der M. v. W., de heer F. B. Löhnis sprak hun en den ouders daarbij een woord van lof en moed toe, om zich verder te bekwamen tot nut tige burgers in de maatschappij, ter eere van de weldoeners en tot eigen geluk. In een houten loods, doelmatig ingericht en keurig versierd vonden de dischgenooten een goe den maaltijd en heerschte een vriendschappelijke toon, terwjjl het daarbij niet ontbrak aan flinke toasten én op Z. M. den Koning én op den stich ter der school, de commissarissen enz. Zoo ooit dan kon men bij deze gelegenheid zich overtuigen van het groote nut dat de M. Oostenrijk. De Weener Bodencredit-An- stalt is aan een kolossale oplichterij ontkomen. Omstreeks half April kwam daar een man, die zich de Hongaarsche grondeigenaar Michael Ba bies noemde en 120.000 gulden wilde opnemen op zijn bij Szegedin gelegen goed Kögely. Hij had de bewijzen van eigendom bij zich en be loofde de verdere stukken, die van hem verlangd werden, te zenden. Uit Szegedin kwamen dan ook weldra die stukken, allen behoorlijk van zegels en onderteekeningen van verschillende autoriteiten voorzien. De Anstalt echter verzuim de niet, haar gewoonte te volgen, om ook aan gaande den persoon van den geldopnemer inlich tingen in te winnen, er vernam toen, dat te Szegedin en omstreken noch een landgoed Kö gely, noch een grondeigenaar Babies bekend was. Om den bedrieger in de val te laten loopen, werd hem geseind, dat hij het geld in ontvangst kon komen nemen hij kwam en werd in hechtenis genomen. Men vond bij hem de stempels, waar mede hij zijn stukken vervalscht had. Frankrijk. De onderhandelingen tusschen Frankrijk en China over een definitief vredesver drag worden zonder tegenspoed, maar met zekere langzaamheid voortgezet. Wie de wijze van doen der Chineesche diplomatiek kent, zal zich over deze vertraging niet verwonderen. De moeilijk heid bestaat thans in den vorm, de redactie van het tractaat, opdat den Chineeschen diplomaten geene gelegenheden worde gegeven, om uit een min duidelijken tekst bezwaren te scheppen. Een neger-vorst van Ketton, koning Hoemta, op de westkust van Afrika, bevindt zich thans in het gasthuis der marine te Brest. Hij wilde eenigen tijd geleden een oproer tegen de Fran- schen in Senegambië doen ontstaan, doch werd gekwetst, krijgsgevangen genomen en naar Frank rijk gestuurd, opdat aldaar over zijn lot beslist worde. Hoemba werd aan boord van de Ariège ge bracht en geketend. Twee bewakers hielden hem voortdurend in het oog. Voor uitspanning liet men Z. M. soms toe, het dek van het schip te helpen afwasschen. In het gasthuis wees men den vorst een bed aan, doch hij wist niet welk gebruik hij er van zou maken, en kroop er onder, ’s Anderendaags wilde ieder den koning der negers zienmen bracht hem sigaren, tabak, pijpen, chocolade, brandewijn enz. enz., doch Hoembo wees alles af. De koninklijke gevangene is in het gasthuis het voorwerp der teederste zorgen. Hij noemt de Zuster, die hem oppast maman, en wijst voort durend naar de zee en de schepen, uitroepende Porto Novo Midy Cré (genade iedereen). Hij wil zaal no. 1 van het gasthuis niet ver laten dagelijksch vraagt hij grassi aan den geneesheer, d. i. genade, en toont een papier, waarop elf stokken en een schip zijn geteekend. Hij doet de stokken tellen en wijst het schip, om alzoo te kennen te geven, dat hij elf dagen noodig heeft, om huiswaarts te keeren. Sedert maanden snakt hij naar zijn vrijheid. Hij slaapt zonder zich te ontkleeden. Een ministerieel besluit, onlangs genomen, schenkt den zwarten koning genade en beveelt dat hij door de Ariège naar Senegambie zal overgebracht worden. Vandaar zal men hem naar zijn land opzenden. Vermoedelijk heeft hij voor goed van het oproer maken genoeg. Victor Hugo. De Fransche bladen zijn vol van Victor Hugo. Zij geven zijn levensbe schrijving met de officieele stukken omtrent zijn geboorte, zijn huwelijk, zijne ballingschap enz. Een testament, bestemd om onmiddellijk na zij nen dood geopend te worden, luidt aldus „Ik geef vijftig duizend francs aan de armen. Ik wensch in hun lijkwagen naar het graf te wor den overgebracht. Ik weiger de ceremoniën van alle kerkgenootschappen, ik vraag de voorbede van alle zielen. Ik geloof in God. Victor Hugo. Andere testamenten bepalen hoe verder om trent de nalatenschap moet worden gehandeld. Deze wordt geschat op vijf millioen francs en daarenboven uit eenige nog niet gepubliceerde werken. De erfgenamen zijn: Leopold Hugo, een zoon van den oudsten broeder des dichters, George en Jeanne, kinderen van wijlen zijn zoon Charles Hugomevrouw Lockry, weduwe van Charles Hugo, mevrouw Chenay, zuster van de overleden vrouw van Victor Hugo en eindelijk de ongeluk kige krankzinnige Adèle Hugo. Het blijkt thans, dat Victor Hugo zijne ongelukkige dochter iedere week bezocht. Auguste Vacqérie, die steeds bij het sterfbed was, verhaalt in de Rappel Eene week geleden was hij evengoed als ge woonlijk. Wij hadden in talrijk gezelschap vroolijk gedineerd en Hugo had druk gepraat. Wij waren echter nauwelijks vertrokken, toen de ziekte hem overviel. Hij werd op twee plaatsen, het hart en de longen aangetast. Hij was zoo sterk gebouwd, dat de omstanders steeds tusschen vrees en hoop geslingerd werden. Hij zelf maakte zich geene illusiën. Op den eersten dag reeds zeide hij tot mevrouw Lockroy, dat zijn einde naderde. Za terdag greepte hij mijne hand en glimlachte „Gij gevoelt u iets beter? vroeg ik. „Ik ben dood.” „Komaan Gij zijt integendeel zeer levend.” „Ja, ik leef in u.” Maandag zeide hij tot Paul Meurice „Waarde vriend, wat heeft men eene moeite om te sterven.” „Maar gij zult niet sterven.” „Zeker. Dit is de dood.” En hij voegde er in ’t Spaansch bij„De dood zal welkom zjjn.” Hij zag met de grootste bedaardheid zijn einde naderen. Gedurende zijn geheele leven had hij zonder vrees den dood afgewacht. Hij geloofde stellig en vast aan de onsterfelijkheid en be schouwde den dood slechts als de geboorte tot een nieuw leven. Dinsdag was bij een weinig beter en wij hoopten, maar Woensdag moesten wij alle hoojr opgeven. De zieke sprak niet en scheen ons niet te hooren. ’s Middags om half zes echter was het alsof hij plotseling herleefde. Hij begon te spreken, vroeg te drinken, omhels de zijne kleinkinderen en de twee vrienden, die in ’t vertrek waren. Helaasdit was de laatste opflikkering van de levenslamp, den volgenden morgen begon de doodstrijd.” Iemand die zich Grimsel teekent en die waar schijnlijk niemand anders is dan Rochefort, tot wien Hugo zich aangetrokken gevoelde, omdat hij balling was geweest als hij en als hij het keizer rijk had bestreden, verhaalt in de Gil Bias, dat de dichter, tegenover vreemdelingen soms zeer vormelijk, in ’t huiselijk leven zeer gezellig en vroolijk was, zeer vatbaar voor een aardigheid. Hij voegt er bij, dat nog een aantal verzen, die Hugo schreef en zelf weer vergat in de nalaten schap zullen gevonden worden en ook een ver makelijk blijspel in een bedrijf„Zutdat hij niet wilde doen opvoeren. Van de verzen wordt één aangehaald, dat in ’t beleg werd geschreven aan mad. Granier, de mooie actrice, die door den dichter was te eten gevraagd, maar niet komen kon. Men at toen bij gebrek aan beter paarden- vleesch en Hugo verzekerde de actrice, dat het haar spijten mocht niet gekomen te zijn, want in dat geval zou hij Pegasus voor haar hebben laten braden De anecdoten, de verhalen zijn talloos. De levensbeschrijving des dichters wemelt van karak teristieke voorvallen. Het is bv. niet algemeen bekend, dat en waarom Lodewijk XVIII hem eene toelage schonk. Hugo was toen legitimistisch en hij had, „omdat hij toch niet verdacht zou worden” eene schuilplaats aangeboden aan iemand, die tegen den koning had samengezworen. De brief, waarin hij dat deed was onderschept, maar de koning bewonderde de edelmoedige daad. Het comité, benoemd om zorg te dragen voor de nationale begrafenis-plechtigheid, heeft met algemeene stemmen beslist, dat het lijk onder den Triomfboog tentoongesteld en dat daar de lijkredenen zullen uitgesproken worden. De Triomfboog zal onder leiding van den vermaar den architect Garnier gedecoreerd worden en een Katafalk wordt in gereedheid gebracht. Troepen te voet en te paard zullen het plein place de l’Etoile bezetten de ruiters zullen des nachts flambouwen dragen, terwijl tevens bij het lijk lichten zullen worden gebrand. Bij de eigenlijk- begrafenis zullen kanonschoten worden gelost. Bij den gemeenteraad van Parijs is ’t voorstel ingekomen om de jongelieden van de scboolbatail- lons dienst te laten doen bij de tentoonstelling van ’t lijk. Het lichaam is gebalsemd door middel van eene inspuiting. Men heeft het niet willen openen en ook niet, gelijk dikwijls met groote mannen gebeurd, de hersenen gewogen. Een en ander werd uit een gevoel van eerbied nagelaten. Een aantal teekenaars en de photograaf Nadar hebben afbeeldingen van het lijk genomen, maar de aandrang werd zoo sterk, dat thans buiten de intieme kennissen niemand meer in ’t sterf huis wordt toegelaten. De heer Lockroy heeft iemand, die hem om trent dit punt ondervroeg verklaard, dat de be paling van den overledene omtrent zijne be grafenis in den lijkwagen der armen zal nage leefd worden. „Wij doen,” zeide Lockroy, „on zen plicht. Voor ’t overige kan Frankrijk den zijnen doen en den lijkwagen laten volgen door met bloemen beladen rijtuigen.” Aan bloemen zal het niet ontbreken. De leve ranciers van lijkkransen in geheel Parijs hebben meer werk dan zij kunnen afdoen. Er is niet veel vraag naar immortellen, maar des te meer naar seringen en rozen. De Academie heeft nog den spreker, die hare hulde aan ’t lijk zal bewijzen niet gekozen. Mis schien zal de Lesseps, het jongste lid, met die taak belast worden. Als maatregel van bezuiniging is thans door den Minister van Oorlog bepaald, dat de miliciens, die bij hun vertrek met groot verlof een saldo schuld op hun kleeding- en reparatie- fonds hebben achtergelaten, alle kleeding, welke zij bij het gaan met groot verlof hebben mede genomen, voortaan aan het gemeentehuis hunner woonplaats zullen inleveren, alvorens hun het paspoort zal worden uitgereikt. De ingeleverde goederen zullen daarna door tusschenkomst der burgemeesters worden opgezonden aan de respec tieve militaire autoriteiten. Men weet, dat tot nu toe alle goederen, die door de miliciens bij het gaan met groot verlof werden mede ge nomen, bij hunne pasporteering door hen wer den behouden, waardoor de schatkist jaarlijks een aanzienlijk verlies leed. Uit Wageningen meldt men Het aanhoudend regenachtige weder belet den steenfabrikanten om steenen te vormen, iets wat meer ten nadeel der werklieden dan tot dat der fabrikanten strekt. Niettegenstaande het vorige jaar de loonen op de steenfabrieken met ruim 20 pet. zijn vermin derd, is er dit jaar alweder 20 pet. afgegaan alzoo wordt er door de steenovensgasten weinig verdiend en bijna niets zoolang het regenachtige weer duurt. Hoewel er in vele plaatsen van ons land nog al gebouwd wordt, blijven de prijzen der stee nen zeer laag en moeten de fabrikanten (en niet minder de arbeider) tot hun schade ondervinden, dat van alle concurrenten, buitenlandsche niet uitgesloten, overproductie de grootste is. Groningen, 26 Mei. De oude gewoonte van „dauw te trappen” op Pinkstermaandag is nog in zwang. Grootere of kleinere troepjes trokken tusschen twee en vier uur zingend en tierend langs den Heereweg naar buiten, waar de Gro ninger politie vrij talrijk vertegenwoordigd was, zoodat ze hier of in ’t Sterrebosch weinig kwaads konden uitrichten, en aldus onder opzicht staande, trokken ze verder naar Helpen, waar ze door de Rijkspolitie werden opgewacht. Alles liep al zoo vrij kalm af en we mogen aannemen, dat dusdoende langzamerhand de lust tot deze be ruchte aardigheid zal vergaan. De politie te Wageningen heeft een on derzoek ingesteld omtrent het afsnijden van den staart eener koe, waarvan voor eenige dagen mel ding werd gemaakt en hetwelk aan moedwillig heid werd toegeschreven. Thans is gebleken, dat de koe met haar staart tusschen een hek is beklemd geraakt en zich zelve toen den staart, heeft afgetrokken. Betreffende het geval van vergiftiging, gekomen te Deil, bij staande familie, won' luid van stellige geruchten, bij den verdachten persoon arsenicum gevonden werd. Daarenboven is de persoon bekend, die genoemd vergif bij een apotheker in Kuilenburg gehaald heeft. De officier van justitie te Tiel was te Deil om de zaak te onderzoeken. De gestorven kippen zijn op last der justitie opgegraven en in beslag genomen. Het onderzoek is nog niet afgeloopen, ofschoon tot heden nog geene arrestatie heeft plaats gehad. De slachtoffers zijn aan de beterende hand, hoewel nog zeer zwak. Men brengt de vergiftiging in verband met eene veete tusschen twee familien, ontstaan over het recht van eigen dom van een stuk land. (A.) Bolswardsclie Courant 'lil DER VERGADERING

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1885 | | pagina 1