NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD OLSWARÖ EN WONSERAROI. f' i ft M VOLKSFEESTEN. t I1 35 No. 35. 1885. Vier en Twintigste Jaargang. VOOR BUITENLAND. BINNENLAND. 5 I K DONDERDAG 27 AUGUSTUS. ft x O ri ■I I M. E. VAN DER MEULEN. an- ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents, ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. PAJ 11' ’t Wapen der machtige helden verloor in de weerlooze lucht zich, Daalde met krachtigen slag op ’t plaveisel uit Belgische steengroef. Daar sprong knettrond de vonk’ als een beeld van ’t vuur der politie. ter als „dien Engelschman” worden aangeduid W ij vestigen de aandacht der politie op dit feit. Maar wij moeten verder. Van de Haarlem merstraat trok men langs het gebouw van den Werkmansbond, Spuistraat, gedempten Burgwal naar den Dam. Nog altijd wapperden de roode vlaggen, maar de drie duizend man, die ons door de Jordaan vergezelden, och, zij waren tot drie honderd ingekrompen. Toch kwamen wij op den Dam. Toen werd door die vroolijke menigte het heldenstuk volbracht om „over de kleine steentjes” vlak langs den neus der hoofdwacht te marcheeren. Die hoofdwacht zag dat feit rustig aan, en ze had gelijk ook. Wie weet hoe moeilijk eene taak onzen landverdedigers over morgen in het Gooiwacht. De menigte, die de roode banier op den Dam afwachtte, versterkte al zeer spoedig het tame lijk geslonken troepje. Zoo’n Marseillaise klinkt prachtig tusschen de hooge huizen der Kalver- straat en vooruit ging ’tl Ook op dat cosmo- politisch van Neer land’s hoofdstad hoorden wij weer gewagen van „dien Engelschman.” Eindelijk, daar is het Rembrandt’splein. Wij hadden bijna geschreven „Botermarkt” omdat, de plek, waar onze voorvaderen eeuwen geleden hun boter kochten of verkochten, voor een con servatief Amsterdammer steeds zoo blijft heeten. In de Reguliersbreestraat was er een oogen- blik minder goede verstandhouding tusschen een koetsier van een tram en de vroolijke menigte. Het was wel wat vol om door te rijden. De koetsier gebruikte argumenten ad hominem. Hij beproefde zijn zweep voor een ander doeleinde als deze hem nu juist door de Omnibus-maat- schappij was verstrekt. Wijzer ware het geweest, indien hij de leuze „Recht voor allen” had aan geheven, en zich daarmee een doortocht had ge baand. Heeft dit feit de menigte warm gemaakt Wij weten het niet maar zij bleef stilstaan voor het kleine gebouwtje, dat men het politiebureau op het Rembrandtsplein noemt. Groot was die menigte niet veel gevaar voor de circulatie bood zij ook niet aan. Welke oorzaak er nu bestaan heeft hoewel een agent dit loochende, zegt men dat er een steen door de glazen is ge worpen plotseling stormde een twingtal agen ten naar buiten, de bloote sabel in den heroieken vuist geklemd. O, Homerus leen mij thans uw veder Plotseling stoof toen uiteen vol schrik de ver zamelde volkshoop. Degengekletter der barsche politie vervulde met schrik hem Want de nieuwsgierigen derfden den moed van de Socialisten, Vreesden den woedenden krijg, die met dood en verderf hen bedreigde. scheen, zich niet over ’t verdriet heenzetten, dat de scheiding hem veroorzaakte. Zondagmorgen begaf hij zich opnieuw naar de weduwe Jentet; toen hij daar de deur gesloten vond, beeft hij, zooals door de buren gezien is, gebruik gemaakt van ’t venster, dat zeer laag was, om binnen te komen. Eenmaal binnen, zal waarschijnlijk het bloedig tooneel zich niet lang hebben doen wach ten, men gist, dat Fournier zijn slachtoffer heeft gegrepen en gedood, met hetzelfde wapen, waar mede hij daarna zelfmoord gepleegd heeft. Men moet echter aannemen, dat hij niet met voorbe dachten rade gehandeld heeft, althans niet met het verschrikkelijk voornemen van moord en zelfmoord naar de woning der weduwe is ge gaan, want een eigen mes of ander wapen was bij hem niet te vinden, en het moordtuig was blijkbaar weggenomen uit eene nog openstaande kast, waarin de weduwe Jentet hare tafel be- noodigdheden geborgen had. Zonder twijfel heeft Fournier nog eene laatste poging willen doen om de weduwe voor zich te winnen, en haar daartoe niet kunnende bewegen, meent men, dat hij door opgewondenheid en teleur stelling zal gekomen zijn tot de volvoering van een misdrijf, gevolgd door eene daad, waardoor hij de menschelijke gerechtigheid heeft voorko men. Onlangs vermeldden wij dat er in Nederland een schermmeesterbond zal worden opgericht. Wij twijfelen niet of dit bond zal gevoegd worden bij de vele bonden, die thans ontstaan, maar op de eerste jaarvergadering zouden wij wel wen- schen als punt van beschrijving op te nemen „Hoe moet een politie-agent op de sabel wor den geoefend, om de meeste vonken uit de straat steenen te slaan Onze Amsterdamsche politie heeft een wit voetje bij den regengod. Toen het volk, een weinig bekomen van den schrik, zich, na zoo ruw een uitval, weder begon te verzamelen toen alsof een inspecteur in het bureau aan een touwtje trok openden zich de sluizen des hemels en het socialisten standje verdronk in een plasregen. De uitval der politie had echter op het Rem brandtsplein tamelijk veel opschudding gemaakt. Wat zich bergen kon nam de toevlucht in het café Mille Colonnes. Dit geschiedde echter met zooveel passie, dat eenige tafeltjes en stoelen voor den druk der menigte bezweken, zoodat men pannekoeken, eieren met zuur en een „halve ge draaide" in broederlijke of zusterlijke eendracht dooreen zag zwemmen. Een bediende van dit café kwam in minder lieflijke aanraking met de sabel van een agent. De man bloedde. Ook deze ramp werd overkomen en hoewel de voorbijgangers te middernacht door de politie agenten met een zeer gewichtig gezicht werden aangemaand om toch niet voor het politiebureau te blijven stilstaan, keerde, toen het eerste uur des daags een aanvang nam, alles tot vree en rust terug. Door de Synode is met overgroote meerder heid het besluit genomen, om den ring van Sneek te machtigen, ten einde op kosten der kerk de kerkvoogdij te Ysbrechtum in rechten aan te spreken en een geding voor den burgerlijken rechter te voeren, in zake zijne bewering, dat de kerkvoogden wederrechtelijk pastoralia met de kerkelijke goederen vereenigen en daardoor aan den predikant het voor hem bestemde inkomen onthouden. Dagelijks komen te Scheveningen en dere zeeplaatsen schepen vol haring uit zee te rug. De prijs is zeer laag. Voor ladingen, waar voor in 1884 ongeveer f3000 betaald werd, ont vangen de reeders nu naauwelijks de helft. Met opzet schrijf ik in onze kermisweek een opstel over dit onderwerp. Mij dunkt, ’t is aan de orde van den dag. Mogen zij er zijn en zoo ja, hoe moeten zij ingericht wezen Deze vra gen treden aanstonds voor den geest. De eerste beantwoord ik zonder aarzelen op stellige wijze, alzoozij moeten er zijn. Het volk neem ik in den meest algemeenen zin en ik denk evenzeer aan de bevolking van iedere afzonderlijke stad of elk dorp. Er moeten evenzeer volks- als hui selijke feesten zijn, want de bevolkingen en de natie zijn de gezinnen in het groot. Het werk en de dagtaak moeten op den voorgrond staan, maar de boog kan en mag niet altijd gespannen zijn. Wee, het groote en kleine gezin, dat dit anders opvat, waar de arbeid een last en geen lust is, of hoogstens een middel, om steeds meer te genieten. Worden uitgaan en feestvieren, doel en gewoonte, dan gaapt er een afgrond, waarin men gewisselijk, geldelijk, lichamelijk, zedelijk en geestelijk te gronde gaat. Maar ook is het te betreuren, als men nooit het gareel verlaat, als er voor de gezelligheid geen plaats is, als men nimmer de zorgen aan kant zet. Ook de lach is door God geschapen en zelfs ’t eerste teeken van ontwakend geestesleven bij het kind, ja, ik weet nauwelijks iets, zoo be koorlijk, dat zoo weldadig aandoet, als die eerste vriendelijke begroeting, waarmee een kleine ons verwelkomt. Alleen een eenzijdige opvatting van vroomheid, die meent, dat God slechts stren gen ernst eischt of die vreest, dat uitspanning onvermijdelijk tot uitspatting leidt, is tegen elke feestelijkheid. Doch wie ook op de andere zijde der vroomheid let, bedenkt, dat God evenzeer een welgevallen heeft in het vroolijke, dankbare hart, in het samenzijn van eenigen of velen, bij gezelligen kout, een opgewekt lied of verheffend genot. Anderen meenen, dat indien al volksfeesten geoorloofd zijn, dit toch alleen zoo is, in dagen van voorspoed, in tijden van welvaart, ’t Komt mij voor, dat juist als de toestand gedrukt is, de stemming niet opgewekt, een huiselijk feest, een volksfeest, met goed gevolg gevierd kan en moet worden. Dan ontmoet men elkander, ver- frischt de een den ander, leert elkaar waardee- ren, ziet dat er welwillendheid, hulpvaardigheid is. De somberheid wijkt een weinig, de kwaad stokers verliezen wat van hun invloed, men ziet een lichtpunt in het heden en gaat met meer moed de toekomst weer tegen. Niet alzoo be grijp ik dit, dat men bjj groote volksrampen, overstroomingen, vreeselijke sterfte als ander- sints, volksfeesten moet geven, om uit de op brengst daarvan, de noodlijdenden te steunen. Immers hoe tegennatuurlijk is het, dat een deel der natie gaat jubelen en juichen, terwijl een ander deel in ellende ter neder zit en boven dien, hoe onredelijk, ja onzedelijk is het, de menschen te bewegen, geld voor een liefdadig doel te geven, door een beroep te doen op hun genot- en winzucht, terwijl soms het feest meer duizenden voor de uitvoering vereischt, dan het opbrengt ten bate der ongelukkigen. Evenmin denk ik er aan, om in tijden van ge druktheid in handel en nering en landbouw, hen die daaronder lijden, aan te moedigen tot uit gaven voor genot bestemd, welke zij voor eigen lijke levensbehoeften noodzakelijk zouden dienen té besparen. Toch acht ik, ook en juist in zulke tijden, volksfeesten gewenscht, ja noodzakelijk. De vraag is slechtshoe moeten zij ingericht wezen Mij dunkt zoo, dat de meergegoeden de kosten dragen voor het grootste gedeelte, dat de meest ontwikkelden uit verschillende standen de leiding op zich nemen, dat ouden en jongen er van genieten kunnen, dat men den ellendigen prikkel van sterken drank niet behoeft om vroolijk te zijn, dat zij op geschikte tijden ge geven worden en in geen nachtfeesten ontaarden, dat zij strekken tot oefening van spierkracht, tot aaiikweeking van ons schoonheidsgevoel, van ons gevoel voor muziek en zang, dat zij in elk geval een onschuldig karakter hebben. Hebben wij reeds iets of een en ander in dezen geest? Voorzeker, in dit opzicht gaan wij vooruit. Het afschuwelijke katkneppelen in een ton, het kopafslaan van ganzen of eenden, valt niet meer in den smaak of wordt verboden, de ruwe vechtpartijen van vroegere kermissen, het „bekkesnijden" en „trekken van kort jan“, dat alles wordt steeds zeldzamer. Er kleeft aan onze, als zoodanig vrij versletene kermissen, nog te veel zondig genot, al is ook in dit opzicht verbetering waar te nemen bij ’t geen ze waren 20 a 30 jaren geleden. In velerlei opzicht echter is verbetering merkbaar. Voor goede volksmu ziek wordt meer en meer gezorgd, al kunnen de piepende, jankende straatorgels en de heesche, gemeene mannen- en vrouwenstemmen, naar ’t schijnt, nog niet ganschelijk worden geweerd. Kinderfeesten hebben plaats op onderscheidene wijzen, de zoogenaamde vacantiekolonien, waarbij in de vacantien kinderen van onvermogenden bij getallen van 20 a 30 voor een paar weken in een gezond oord zich gaan vermeien, vinden steeds meer ingang. Onze bloemenfeesten met de bloemenzorg die er aan voorafgaat, vallen van jaar tot jaar meer in den smaak. Illumination en vuurwerk zijn terecht zeer geliefd. De vlieger wedstrijden voor jongeren, de kaatspartijen voor ouderen zijn uitnemende ontspanningen. Wed- Bolsward, 20 Augustus. Nadat gisteren in den loop van den dag eenige leden van „Floralia” en belangstellenden de bloemententoonstelling hadden bezocht, vulden zich ’s avonds de zalen der Sociëteit met een zeer talrijk publiek. Op welwillende wijze had zich het muziekcorps onder leiding van den heer Brussen beschikbaar gesteld en luisterde niet weinig den avond op. Vijf en veertig prijzen waren ter beschikking van het Bestuur gesteld, verschillende ingezetenen hadden plantenverzamelingen ter opluistering gezonden, men zag niet weinige overjarige potten onzer kweekers en kweeksters terug, die in vollen bloe- mendosch prijkten. Zeer groot, steeds klimmend is de belangstelling van het publiek. In opge- wekten toon kon dan ook het bestuur de ver gaderde menigte toesprekenbeurtelings reikten eenige zijner leden aan de bekroonden, die in vijf klassen verdeeld waren, de prijzen uit; een vroolijke geest heerschte onder het publiek, dat staande aan het slot een paar coupletten zong van een vaderlandsch lied en op de meest orde lijke wijze scheidde men op het gewone sluitings uur. De overgroote meerderheid was dankbaar en voldaan. Men leest in het D. v. N. Zaterdagavond werd, zooals wij dat nu eenmaal gewoon zijn, op den Dam in de Damstraat te Amsterdam het blad der socialisten Recht voor allen verkocht. Het schijnt dat het publiek in den verkoop van dat blad een bijzonder behagen schept, tenminste een paar uren lang volgde een groote menigte de verkoopers, die met de gewone argumenten hun blad voor twee centen aan „volk, burgers en arbeiders” zochten te debiteeren. Die verkoop ging vlug van de hand. Nu een maal de politie de dwaasheid heeft gehad den verkoop van het blad te bemoeilijken, is het be grijpelijk gevolg geweest, dat men Recht voor allen koopt, dat het koopers vindt onder die stan den, die daaraan vroeger niet zouden gedacht hebben. Zoo was het ook weer Zaterdag avond. Op vervelende wijze trokken de debitanten van de Paleisstraat tot het einde der Damstraat en aldus heen en terug. Het spreekt vanzelf dat nu en dan de communicatie der trams werd gestremd. Omstreeks halfelf uur ontwikkelde zich eindelijk een optocht, die van den Dam trok door de Har tenstraat naar de Keizersgracht, waar men op de stoep van het huis van den burgemeester zich een oogenblik vermeide met een rooden zak doek te zwaaien. Toen aan die uiting van den volksgeest was voldaan, ging de troep, die lang zamerhand sterker werd, verder. Op dat oogen blik ontwikkelde zich aldaar een politiemacht van vier agenten. Langs de Rozengracht trok men de Jordaan in en weldra telde de optocht niet honderden, maar duizenden. Onder het zingen van het so cialistenlied op de wijze der Marseillaise met drie a vier roode vlaggen aan het hoofd waarvan het doek wellicht des daags tot nuttiger gebruik bestemd is geweest bereikte men eindelijk de Haarlemmerstraat. De menschenmassa was hier zoo groot, dat de tramwagens gedwongen werden stil te houden. Op dat oogenblik wist misschien de menigte niet wat men eigenlijk bedoelde. Curieus genoeg zong men allerlei liederen. Natuurlijk domineerde de Marseillaise, waarvan de melodie een volks lied is bij uitnemendheid. De woorden zelf, ja, daarmee lag men nogal eens overhoop. „lo vivat” klonk vaak ook luide boven alles; maar te midden van het lied „De sociaal-democraten gaan nooit verloren. wij kunnen niet helpen dat er een fout tegen de prosodie is) hoorden wij plotseling „Weg met dien Engelschman, „Leve Willem drie.” En parenthèse doen wij de vraagIs er een oud Amsterdammer, die ons de quaestie kan op lossen, wie die Engelschman is Zouden er soms ook lersche dynamietmannen onder schuilen, die door de bevolking van de Willemstraat vulgari- loopen in den zomer, kampstrijden op het ijs, als men de hardrijderijen voor vrouwen uitzondert, roei- en zeilwedstrijden, gymnastiekuitvoeringen, wielersvereenigingen, zwem- en schietoefeningen, harddraverijen en wedrennen, dat alles, als het goed geregeld is, kan strekken tot onschuldige ontspanning en zeer gewenschte spierkracht- oefening. De gedachte die geuit is en hier en daar reeds ingang vindt, om één dag in ’t jaar tot een algemeen volksfeest te bestemmen en daarvoor 31 Augustus, den verjaardag onzer kroonprinses te kiezen, heeft veel aanbevelens waards. En zeer wenschelijk zou ’t zijn, als overal eene commissie kon zijn, die in wat nu de kermistijd is, de leiding op zich nam der volksfeesten in die dagen. Als zij werkte in overeenstemming met de politie, kon zij veel kwaads, veel wansmakelijks, veel wanluidends weren, het onschuldige kon behouden worden en de uitspanningen konden zoo geregeld worjcll dat er verscheidenheid en overeenstemming zOj zijn. Het volgende officieele programma is vast gesteld voor de ontmoeting tusschen de Keizers van Oostenrijk en Rusland te KremsierDen 25sten komen de Russische vorstelijke personen met hun gevolg te Szezakowa, waar zij door den bevelvoerenden generaal, den korpscommandant en den stadhouder van Gajlicië zullen worden ontvangen. Op de grenzen van Silezië en Mo- ravië wachten de landspresident en de stadhouder de hooge gasten op. Keizer Frans Jozef en de Kroonprins rijden hen tot Hullein tegemoet. Aan het station te Kremsier, waar de burgerlijke en militaire autoriteiten en eene eerewacht wor den opgesteld, zal Keizerin Elisabeth de Russische keizerlijke familie begroeten. In het aartsbisschoppelijke paleis heeft een ga- la-diner plaats, waarna eene tooneelvoorstelling wordt gegeven, enkel voor de beide families en de hooge heeren uit beider gevolg. Een thee en souper besluiten den dag. Den 26en wordt een jacht gehouden, gevolgd door een dejeuner. Dien dag is er ook nog een diner, waarna de Russische keizerlijke familie Kremsier verlaat. De Grootvorst-troonopvolger, de Grootvorsten Wladimir en George, en de grootvorstin Maria Palowna vergezellen den Czaar en de Czarin. In het gevolg van Alexander III bevinden zich de Minister van Buitenlandsche Zaken von Giers, graaf Woronzoff, de generaal Richter, Danilo- witsch en Tscherewin, en anderehofdignitarrissen. De Russische gezant te Weenen, Prins Labanoff, de gezantschapssecretarissen von Giers en von Budberg en de militaire attaché kolonel von Kaulbars komen ook te Kremsier. Keizer Frans Jozef heeft in zijn gevolg de Minister Kalnoky, Prins Hohenlohe, de stadhouder graaf Scgönborn, Prins Rudolf Lichtenstein enz. Ook de Engelsche Kroonprins heeft een zeereisje ondernomen. Hij is Zaterdag aan boord van het jacht Osborne naar Drontheim ver trokken. De Regeering te Kaïro heeft een telegram ontvangen, waarin gezegd wordt, dat er moord op groote schaal gepleegd is te Berber. De be volking, die gebrek aan levensmiddelen had, heeft zich van de schatkist meester gemaakt. Eenige dagen geleden is te Genève buiten tegenwoordigheid van eenig publiek een treurig drama afgespeeld. In den vroegen morgen van Zondag den 9 Augustus werd het hoofd der po litie verwittigd door eenige bewoners der Rue Saint-Germain, dat men in een woning in die straat de lijken van twee menschen, een man en eene vrouw, had opgemerkt, beiden in eene ka mer, bewoond door de weduwe Jentet, een naai ster. Het lijk der weduwe lag, geheel met bloed overdekt, languit op den grond uitgestrekt en vertoonde verschillende wonden, blijkbaar allen met een scherp voorwerp toegebracht, en waar van eene, op zichzelf reeds voldoende om den dood te veroorzaken, de rechterlong geheel had doorboord. Naast het hare lag het lijk van een man, omstreeks acht en veertig jaar oud, zeer net gekleed, dat in de onmiddellijke nabijheid van het hart eene diepe wonde had, waarin nog een mes stak, dat er tot aan het heft in doorge drongen was. Oogenblikkelijk werden onderzoekingen in ’t werk gesteld, maar men kon niet verder komen, dan tot gissingen, die dan ook vrij gemakkelijk eene juiste voorstelling geven om het treurig en bloedig tafereel, dat aldaar vooraf moest hebben plaats gehad. Het lijk van den man was dat van zekeren Fournier, ongehuwd, die reeds sinds jaren het hof had gemaakt aan de weduwe Jentet. In den laatsten tijd had deze hem herhaaldelijk verzocht, zijne bezoeken en verdere pogingen tot toenadering te staken, aangezien zij voorne mens was te huwen met een koetsier uit Belle vue. Toen Fournier daaraan geen gehoor gaf en voortdurend nog zijne bezoeken bracht, had zij een commissaris van politie met de zaak in ken nis gesteld en hem verzocht haar te beschermen tegen den overlast, dien zij van Fournier bleef ondervinden. Fournier, door den sterken arm daartoe gedwongen, beloofde nu van zijne ver volgingen te zullen afzien, maar kon, naar ’t 6 Bolswardsche Courant r f s

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1885 | | pagina 1