NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD OtSWARO EN WOHSmBHl 1 No. 47. 1885. Vier en Twintigste Jaargang. VOOR BINNENLAND. BUITENLAND. O V erslag- DONDERDAG 19 NOVEMBER. het stamverwante Servië elkaar A EL ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents, ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. De klacht, dat onze vertegenwoordiging zooveel tijd met het houden en aanhooren van redevoeringen doorbrengt en er zoo weinig door haar wordt tot stand gebracht, wordt niet door ieder gedeeld. In haar nommer van gisteren komt de Standaard op tegen het verkorten der vrijheid van spreken en het sluiten van debatten. Zij resumeert hare meening in de volgende slot woorden „En als wederom een volksvertegenwoordiger een ander het zwijgen wil opleggen, omdat het tijd wordt nu eindelijk eens tot daden te komen, dan bedenke, dat het doen van de Kamer juist in spreken bestaat, en dat menigmaal reeds een enkel woord een belangrijke daad is. Als deze stelling juist is, dan moeten wij er kennen, dat onze Kamer ontzaggelijk veel doet. Maar werk, dat niemand ten nutte komt, kan zeer wel ongedaan blijven. Op de Kamer rust echter ook de plicht, om met de Regecring wet ten te maken en met redevoeringen is die uit komst niet te verkrijgen. Door duizend kolom van het Bijblad wordt zelfs geen enkele vreem deling genaturaliseerd. Er wordt thans heelwat gepeinsd over de middelen, om in het gebrek aan werk te voor zien en menigeen meent in dat opzicht den steen der wijzen te hebben ontdekt. Zoo ontving het Hbl. een brief, waarvan de schrijver in allen ernst voorstelt het gebruik van naai- en brei machines te verbieden. Daardoor zouden vele vrouwen noodig worden voor allerlei vrouwen werk, en zou hare plaats in vele fabrieken door mannen worden ingenomen hij op billijkheidsgronden evenzeer voor het uit oefenen van het kiesrecht ongeschikt, als hen, die een jaar vóór de stemming bedeeld zijn geweest bij eenig burgerlijk of kerkelijk arm bestuur, mits daarbij strenge controle zij. Van een huurwaarde-census echter wil hij niets weten. Daarbij is een billijk stelsel van kiesrecht on mogelijk, vooral niet als er bij bepaald wordt, dat men zijn personele belasting moet hebben betaald. In die belasting toch worden bijna geen werklieden aangeslagen en zoo wordt juist wat men wil niet bereikt. Bovendien zouden ook ongehuwden, elders inwonende, worden bui tengesloten. Op het punt van belastingen, dat in de tweede plaats ter sprake kwam, is hij ten sterkste voor een inkomstenbelasting, hij wil dat ieder werk man zal betalen, al is ’t maar f 1.’s jaars, doch hij is tegen elke patentbelasting. Deze, reeds sints 25 a 30 jaren veroordeeld, bestaat nog immer. Wie den geringsten handel drijft moet zijn patent betalen, en dan welke een ophooping van patenten Er zijn er die tot 20 patenten en meer moeten nemen, matr die in effecten handelt, als advocaat zaken doet, betaalt niets. Hij is tegen accijnsen vooral op suiker, zout, zeep, azijn en vleesch. Wie heeft meer zout en azijn, vooral meer zeep noodig dan de werkman Nu wordt den Staat zijn slechte, slordige huishouding verweten, die zijn inkomsten niet regelt naar zijn uitgaven en omgekeerd, die wel pogingen doet om grootere inkomsten te verkrijgen, maar alweer ten nadeele van de kleine nijverheid door het kwitantiezegel en ten laste van den meer behoeftige, door de als bij verrassing ingevoerde belastingverhooging van het gedisteleerd. Hij verwijt de volksvertegen woordiging dat zij stelselmatig alle voorstellen, om een belasting te brengen op het inkomen, op het kapitaal in portefeuille, sints Thorbecke hiertoe een eerste poging deed, verwerpt en altijd gereed staat met tal van bezwaren, terwijl in- tusschen de schuldenlast steeds toeneemt. Hij voert aan dat dan ook de directe belastingen sints 1853 slechts met 5 a 6 millioen gestegen zijn en de indirecte met 20 millioen en trekt uit alles het besluit, dat de belastingen zeer ongelijk drukken en de gegoeden veel te weinig betalen. Ten derde brengt lij niet zoo zeer de onder- wijsquaestie, maar meer Art. 194 der grondwet ter sprake. Hij wijst er op dat de tegenpartijen verzuimen aan te geven hoe men de verandering wil en is van oordeel dat men zoolang mogelijk wachten moet eu het artikel handhaven tot dat er duidelijke voorstellen komen. Blijkt ten slotte, dat alzoo grondwetsherziening onmogelijk wordt, dan zal o f de regeling van het onderwijs aan den gewonen wetgever moeten worden overge laten, o f het 11de hoofdstuk worden herzien, in dien zin dat niet meer der kamerleden moeten toestemmen in de herziening. In verdere bijzonderheden omtrent zijn mogelijken parlemen tairen arbeid zal hij niet treden, maar mocht hij gekozen worden, dan zal hij aandringen op be tere regeling van de wetgeving van den arbeid in het algemeen en den kinderarbeid in het bijzonder. Te midden zijner improvisatie sloeg hij nog eenige oogenblikken een zijpad in, om zich met alle kracht te verklaren, niet alleen trgen elke verhooging van de begroetingen voor oorlog en marine, maar tegen de begrootingen zelve. Ons land toch mag geen aanvallende mogendheid zijn en de verdediging kan op veel goedkooper wijze geschieden. Ons land is, ook volgens het oordeel van vele militairen, toch eigenlijk onverdedigbaar; immers zoo vraagt hij, 3/s moet onder water worden gezet, moet dan het gansche volk op dat 2/5 worden samen gepakt? Deze rede werd met belangstelling aangehoord en met warmte toegejuicht. Wat den verslaggever betreft, hij betreurde het dat een burger van Nederland, een candidaat- volksvertegenwoordiger, zoo in ’t algemeen ons land onverdedigbaar noemt en schaamt zich over militairen, die dat uitspreken. Hij verheugt zich dat de heer Heldt hem later ver zekerde, dat hij deze stelling te algemeen heeft gesteld, voor algemeenen dienstplicht is en dus wel degelijk ons vaderland wil verdedigd zien, door heel het weerbare volk. M. E. VAN DER MEULEN. VAN DE REDE GEHOUDEN DEN 13üEN November in „de Doele”, door den Heer 15. II. IIICLDT. Met geestdrift werd te Sofia en te Philippopel de oproeping van vorst Alexander ontvangen. Alle beschikbare troepen trekken naar de gren zen, terwijl Alexander terstond naar Sofia en van daar naar het leger reisde, ten einde het opper bevel over zijne troepen te aanvaarden. Een ander bericht zegt, dat Vorst Alexander van Bulgarije de oorlogsverklaring van Koning Milan beantwoordde met een proclamatie, waar in hij den Bulgaren gelast om de indringers, „die het Vorstendom op laffe en verraderlijke wijze aanvallen” te vuur en te zwaard te verdelgen. De Bulgaarsche Regeering heeft tot de Mo gendheden een protest gericht tegen de beschul digingen der Servische Regeering. Zij werpt op Servie de verantwoordelijkheid voor den onge- rechtvaardigden aanval. Van groot belang is de houding, welke Turkije zal aannemen. Reeds voor eenigen tijd deelde de Porte officieel mede dat zij een inval der Serviërs in Bulgarije als een inval in haar eigen gebied zou beschouwen, maar de Sultan zak nu de Conferentie bijeen is, misschien ook in dit geval met de mogendheden te rade gaan. Hit Konstantinopel wordt althans gemeld, dat de Turksche regeering Servië’s oorlogsverklaring voorloopig niet als een casus belli zal beschouwen. De Frankfurter Zeitung verneemt intusschen uit Konstantinopel, dat vorst Alexander per te legraaf de hulp van den Sultan heeft ingeroepen, daar de vijandelijke beweging der Serviërs eigen lijk tegen Turkije is gericht. De toon aangevende bladen in Rusland veroordeelen de oorlogsverklaring van Servie als een avontuurlijke onderneming en als broeder moord. Het een beschouwt de oorlogsverklaring als een schending van het Berlijnsche tractaat, welke nog de staatsgreep van den Bulgaarschen Vorst overtreft. Een ander wijst er op, hoe schandelijk Servië zijne herhaaldelijk afgelegde beloften, om rustig de beslissing der Conferentie af te wachten, heeft geschonden. Een derde is van oordeel dat Rusland niet kalm kan aanzien, hoe het door de Russen bevrijde Bulgarije en L„. --Z .1" J.Z. vernietigen. Dit laatste is evenwel niet het gevoelen van het officieuse Journal de St. Petersburg, dat het gedrag van de Serviërs veroordeelt, maar be weert, dat Rusland, ondanks de smart over den broedermoord, niet in de voetstappen van eiken Balkanstaat kan treden. De Duitsche bladen, waaronder de Nordd. Allgem. Zeitung, nemen de oorlogsverklaring zeer kalm op. De Parijsche Temps noemt de oorlogsverklaring kleingeestig en zegt, dat zelden een oorlog op meer onbeduidende voorwendsels is verklaard. Te Gent is het stoomschip „Watlington”, metende 1613 ton, rechtstreeks uit Westpoint (Vereenigde Staten) aangekomen met een lading van 5350 balen katoen. Het college van bur gemeester en schepenen, vele gemeenteraadsleden en andere autoriteiten wachtten met een talrijke menigte aan het dok om den kapitein van de „Watlington” te ontvangen, en hem te begroeten als den eersten, die een schip der groote vaart in Gent binnen had gebracht. Van het gemeente bestuur ontving hij eene vlag met de Belgische kleuren en het wapen van Gent, benevens een gedenkpenning, dragende het opschrift: „De stad Gent ontvangt in hare haven den eersten steamer, komende rechtstreeks uit Amerika, met eene volle lading katoen. alle verband tusschen de amnestie en het in staat van beschuldiging stellen van het vorige Ministerie. De amnestie, zeide hij, kon als maatregel ter bevrediging worden aangenomen, maar zij zou verworpen worden, indien men haar in verband bracht met het laatstgemelde punt. De koloniale politiek, door de vroegere meerder heid onbewimpeld voor de kiezers blootgelegd, had geenerlei amnestie van noode. De heeren Laissant, Yves en Camille Pelletan erkenden, dat er tusschen de twee zaken geen verband bestond, zich voor de amnestie verklarende en tegen den staat van beschuldiging. Blanc heeft bedankt voor de definitieve ver kiezing tot vice-president, wegens zijn hoogen leeftijd. De opportunisten hebben nu Antonin Roust eandidaat gesteld. Servie-Bulgarije. Toen den 18n September de Bulgaarsche eenheidsbeweging de wereld verraste, meenden de Servische staatslieden, dat ook nu weldra Macedonië zou opstaan en een deel er van gemakkelijk zou kunnen worden genomen. Servie mobiliseerde met inspanning van alle krachten, maar Macedonië bleef, door den invloed der Bulgaren, die door eene uitbrei ding der beweging tot binnen de grenzen van Turkije zouden worden geschaad, volkomen rustig. En de Servische Koning stond intus schen aan de grenzen met zijn volk onder de wapenen, doch dorst Turkije niet aanvallen en dorst evenmin naar huis gaan, zonder voor de zware offers, die hij van zijn volk had gevergd, het eenige vergoeding te kunnen bieden. De verbittering tegen den Vorst van Bulgarije, die de Serviërs had verstoken van de gelegenheid om hunne grenzen uit te breiden ten koste van Turkije, gepaard met de vrees voor de gevolgen der teleurstelling zijner onderdanen, deed Koning Milan besluiten, te beproeven, of hij niet een strook van Bulgarije kon annexeeren. Liep het tegen, dan zou Oostenrijk, welks politiek hij tegen de Russische gewillig heeft gediend, hem wel weten te beschermen. En zoo is dan Zaterdagochtend Koning Milan Bulgarije binnengetrokken en met spanning wacht Europa de gevolgen af. Deze gevolgen van de oorlogsverklaring laten zich niet overzien. Zal Griekenland rustig bljj- ven Zal Montenegro niet van de gelegenheid gebruik maken, om zijn wrok aan de gehate dynastie der Obrenowitch te koelen Zal men er in slagen, het conflict te localiseeren tot de oevers van de Morawa en de Nischawa Zal de conferentie, na dit sprekend bewijs van hare machteloosheid, haren ondankbaren arbeid blij ven voortzetten (De Berlijnsche correspon dent der N.Rott. Crt. meldt het tegendeel.) Zal zij wellicht aan de Porte of aan eene der Euro- peesche mogendheden het mandaat geven om, geweld met geweld beantwoordend, de rust en de orde te herstellen Wij wagen het niet op een dezer vragen een antwoord te geven en constateeren alleen, dat de naaste toekomst eene reeks van mogelijkheden in haren schoot verbergt, die hun noodlottigen invloed ver buiten den invloed van het Balkan schiereiland kunnen doen gevoelen. De oorlogsverklaring van Koning Milan aan Bulgarije heeft zoowel te Weenen als te Berlijn de diplomaten eenigszins verrast. Wel is waar wist men dat de spanning gedurende de laatste dagen zeer was toegenomen, maar men ver wachtte niet dat de operaties zoo spoedig een aanvang zouden nemen. Volgens sommigen heeft dan ook het heldere droge weer den doorslag gegeven en het besluit van den Servischen vorst bespoedigd. De hevige regens der laatste weken, welke elke operatie belemmerden, hebben nu opgehou den, zoodat de Serviërs deze gunstige gelegen heid niet mochten verzuimen. In de oproeping, welke Koning Milan tot zijn volk heeft gericht, wordt den Bulgaren ten laste gelegd, dat zij onrechtvaardige invoerrechten van der Serviërs heven, Bregova wederrechtelijk in bezit namen en openlijk de woelingen der uit Servië verdreven landverraders aanmoedigden. Dit alles echter heeft Servie geduldig, maar daarbij is nu nog gekomen opzettelijke mishan deling van Servische onderdanen, afsluiting der grenzen, bijeentrekking van ongedisciplineerde vrijwilligers op de grenzen, herhaalde aanvallen op de bewoners der grensdistricten en zelfs op het Servische leger. Deze opzettelijke uitdaging kon de Koning niet verdragen en daarom eischte de eer van Servie, dat onverwijld aan Bulgarije de oorlog werd verklaard. De vorst van Bulgarije verklaart echter, dat hij zorgvuldig elke daad heeft vermeden, welke der Serviërs het voorwendsel tot een oorlogsver klaring kon geven. De Bulgaren zijn daarom heftig verbitterd op de Serviërs, die hun opzet telijk onder gezochte voorwendsels den oorlog aandoen. Na eene plechtige godsdienstoefening in de Kathedraal te Philippopel, las Prins Alexander eene proclamatie voor, ter aankondiging van de ontvangen oorlogsverklaring. Hij drukte er zijne verwondering over uit, dat de Serviërs, die zoo wel door stamverwantschap als door den gods dienst broeders der Bulgaren zijn, een broeder oorlog beginnen in den tegenwoordigen tijd, die voor de kleine Balkan-staten zoo onrustig is. De vorst spoorde alle strijdvaardige burgers aan om voor eer en vaderland te strijden en eindigde met den zegen des Almachtigen op Bulgarije’s heilige zaak af te smeeken. Ten ruim 8 ure opende de Heer N. de la Lan de Cremer de samenkomst te midden van een goed bezette zaal, terwijl onder de aanwezigen mannen waren van eiken stand en iedere rich ting, uit de stad en omliggende dorpen. Hij sprak als Voorzitter der liberale kiesvereeniging „Voor uitgang” en zeide dat het Bestuur dier vereeni- ging gemeend had, de gelegenheid, om in deze dagen den heer Heldt te hooren, niet te moeten laten voorbijgaan. Hij vertrouwde dat wij met be langstelling den spreker zouden hooren over kies recht, het belastingstelsel en de onderwijsquaestie en hoopte, dat daarna allen met opgewektheid hun ne stem den liden November a. s. zouden ge ven aan den door het District gekozen eandidaat. Nu trad de Heer Heldt op en begon aanstonds met zijne blijdschap te betuigen, dat hij ook hier zijne beginselen mocht uitspreken. Hij had ver langd hier en daar in het district op te treden en al had hij zich niet willen aanbieden, hij ver heugde zich, dat hij eenige uitnoodigingen had ontvangen, want hij vereenigde zich geheel met ’t geen te Workum was uitgesproken, dat de Can- didaat voor eene verkiezing in de volksvertegen woordiging, niet slechts nadat hij eandidaat is gesteld, maar zelfs voor dien tijd te midden der kiezers optreden moet. Al is dit misschien niet altijd in het belang van dien Candidaat, er moet naar zijn oordeel meer voeling wezen tusschen de kiezers en de candidaten dan tot heden, de kiezers moeten niet staan voor een naam, maar voor,een persoon. Daarna wees hij op de beteekenis dezer ver kiezing. Hij beschouwde haar als eene attentie van deze kiezers aan het volk achter de kiezers, niet aan zijn persoon, maar aan het beginsel der hervorming dat het werkliedenverbond voorstaat, binnen de perken van wet en orde. Men wilde niet een man van wetenschap, een redenaar, hij was geen van beide en zijn stand verlangde niet eene meerderheid van werklieden in de volksvertegenwoordiging, want men wist zeer goed, dat er andere bekwaamheden ver- eischt worden om wetten te maken, dan waar over zij hebben te beschikken. Hij wenschte al leen te zijn een man met een practischen blik. Er is nu te veel wetenschap in de kamer, er zijn te veel woordvoerders. Als men het Bijblad van één jaar bijeenbindt, het verslag van het gesprokenein de kamer, dan heeft men een boekdeel als twee Statenbijbels. Doch wat is er tot stand gebracht? Nu ge- loove echter niemand, dat hij zich den man acht, om in dit alles verbetering te brengen, hij zal zijn best doen, om aan te sporen, dat men tot practische resultaten kome en voorts wil hij blijven die hij is, de man van de arbeidersbe weging. Niet alzoo dat hij alleen zijn stand zal ver tegenwoordigen, hij verheugt zich dat het meer en meer wordt één volk, maar toch hij wil zijn karakter behouden, de werklieden wil hij verte genwoordigen. En in welken geest Hij wil hervorming, als de voortzetting der historische lijn bij de libera len. Hij staat bijna lijnrecht tegenover de So- ciaal-Democraten, die geen hervorming willen en haar lapwerk noemen, maar omverwerping. Hij sluit zich aan bij de radicale richting der liberale partij. Deze is het niets doen der laat ste jaren moede, zij keert terug tot de histori sche lijn, die door velen is verlaten. Zóó zal men de bekende voorspelling van Modderman te niet doen, want hervorming doet den revolutiestroom bedaren, maakt omwenteling onmogelijk. Zal men misschien hem kunnen verwijten, dat hij een mandaat aanneemt hem opgedragen door kiezers uit den census Maar als hij gekozen wordt, dan zal ’t wezen door kiezers die zijn beginselen deelen en dat deze er zijn, blijkt uit ’t geen ook de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen heeft gedaan bij de viering van harr lOOjarig bestaan, al had zij ’t te lang verzuimd, uit ’f geen de Voorzitter in de laatste algemeene ver gadering heeft gesproken, ten opzichte der sociale hervorming. Hij mag zulk een mandaat aan nemen, want hij staat niet tegenover het kapitaal, maar naast het kapitaal dat helpen wil. Na deze algemeene uiteenzetting zijner be ginselen, ging hij nu in ’t bijzonder nog zijn gevoelen uitspreken over de drie groote quaes- tiën van den dag. Eerst kwam het kiesrecht ter sprake. Hij verklaarde zich voor de uit breiding van het stemrecht in de richting van het Algemeen Stemrecht en hij drukt zich zoo uit om verwarring en misverstand te voorkomen. Hij verlangt dat de werklieden evenzeer hunne stem zullen uitbrengen als de andere burgers, vooral in die vergadering waar de wetgevende macht is. Hij wil dat de grondwet het kiesrecht toekenne aan alle meerderjarige mannen voor eerst, aan vrouwen later ook, aan ongehuwden nam. en weduwen. Uit den aard der zaak moeten uitgesloten blijven de krankzinnigen, de gevan genen, ja zells zou hij na sommige misdrijven het kiesrecht geheel willen ontnemen. De mi litairen, beneden den rang van onderofficier, omdat deze, zoo lang zij in dienst zijn, daardoor geheel buiten de eigenlijke burgerij staan, acht Een 200tal leden der Fransche Kamer van Afgevaardigden, allen behoorende tot de groepen der linkerzijde, hebben eene „Union des gauches” tot stand gebracht, en Lockroy tot hun voor zitter gekozen. Paul Bert en Ernest Lefèvre zijn ondervoorzitters. In de eerste vergadering dezer „Réunion plénière” is door een aantal leden het woord gevoerd. Een der sprekers toonde aan, dat de Republiek bijwijze van eerste hervorming het ambtenaars-personeel zuiveren en zich van hare ontrouwe dienaren ontdoen moest. Een ander verlangde in de eerste plaats hervormingen op financieel gebied. De heer Granet betoogde dat ter verkrijging van eensgezindheid onder de republikeinen de quaestiën betreffende de ver banning der prinsen, de herziening der Constu- titie en het in staat van beschuldiging stellen van het vorige Kabinet dienden te worden ter zijde gestelddit laatste punt door vooraf de amnestie aan te nemen. De heer Etienne kwam echter, onder algemeene toejuiching, in naam van de meerderheid der vorige Kamer op tegen FÜ s t y Bolswardsche Courant, 1 ■k I lIlfhHRq

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1885 | | pagina 1