NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOISWARB WGNSERABEEL
Iets over Volksgezang.»
1885.
Vier en Twintigste Jaargang.
No. 48.
VOOR
BUITENLAND.
KORT VERSLAG
DONDERDAG 26 NOVEMBER.
Gemeente Bolsward,
D. J. Dreede.
1) Overgenomen uit het Nieuwe Schoolblad.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents,
V-A-JST DEN BAAD ZDHJB,
Op Dinsdag 2-1 November 1885,
’s avonds ten 5 ure.
Hoe roekeloos de Deensche Grondwet wordt
geschonden door de „voorloopige wetten”, toont
de strijdbare leider der anti-ministerieele meer
derheid, Berg, aan in een open brief aan den
Minister-president Estrup, opgenomen in de Mor-
genbladet. „Sinds tien jaren heeft dit regeerstel-
sel de krachten des lands verspild en een onge
kende onrust, gisting, haat en verbittering in ons
Staatswezen gebracht, zegt Berg. Deze beweging
kan in hare uiterlijke vormen worden veranderd,
maar niet onderdruktveel meer neemt zij toe
in kracht in dezelfde mate, als men haar door
kunstmiddelen tracht in te toornen. Het land ver
keert in een toestand, die voor zijn eer en aan
zien hoogst schadelijk is. Dat is de vrucht der
politiek van den heer Estrup! Waarop wacht
men Men noodigt tot een schikking uit, maar
de voorwaarde isdeemoedige onderwerping aan
deze politiek. De Kamer zal mogen beraadsla
gen, maar staat zij niet toe, wat men verlangt,
of neemt zij wetten aan, die niet aangenaam zijn,
dan neemt het systeem zijn toevlucht tot ordon
nantiën. En zulk een grondwettige orde zou
door het volk worden erkend Ónmogelijk
Estrup heeft niets meer te verwachten. Wil hij
zijn voor het vaderland verderflijk stelsel voort
zetten, dan moge hij overtuigd zjjn, dat hij nooit
eene Kamer zal vinden, die zijne handelwijze
goedkeurt. De liefde tot vrijheid en recht is
sterker dan ooit in het Deensche volkin de
ure des gevaars zal zij de schiedsmuren doen in
eenstorten, welke boer en burger, leek en geleer
de, arm en rijk scheiden, om de Grondwet te
verdedigen met een vasten wil, dien niemand zal
doen wijken. Gelooft Estrup, dat het „de laffe
en brutale tirannen”, de leiders der liberalen zijn,
welke die stemming bij het volk gaande houden,
dan moge hij, om des vaderlands wilde, deze man
nen zenden naar Christiansö, naar Groenland of
waarheen hij wil, om eene Kamerontbinding te
beproeven. Dan zal een ieder zien, dat die veel
geschimpte leiders niet de ergste zijn. Ik heb
den heer Estrup gewaarschuwd, niet om zij
nentwil, maar omdat ik het mijn plicht acht.
Mocht hij zijne hopelooze politiek, noodlottig voor
Koning, volk en vaderland, voortzetten zijn
groote verantwoordelijkheid wordt door niets op
geheven of verzwakt”.
Tegenover de eensgezindheid der Berg-partij
staat de gedwongen houding en de tweespalt der
ministerieelen. Het bewustzijn, tegen het recht
en tegen de groote meerderheid van het volk te
strijden, brengt velen tot afval, terwijl het an
deren aanspoort, stappen ten gunste eener schik
king voor te stellen. Een feit van beteekenis
is het, dat bij de verkiezing van het centraal
bestuur der scherpschuttersvereenigingen de li
beralen hebben gezegevierd. Dit bestuur was
totnogtoe uit conservatieven samengesteld.
Te Sinding bij Silkoborg in Jutland is eene
groote vergadering gehouden van grondbezitters,
die na eene korte discussie bijna eenparig be
sloten, de belastingen niet te betalen, voordat
de rechtbank had beslist, of zij zonder goedkeu
ring van het Folkething moeten worden betaald.
Beslist de rechtbank bevestigend, dan zullen
twee belastingschuldigen de zaak tot in het hoogste
beroep vervolgen. De kosten zullen gemeenschap
pelijk worden gedragen.
Andere bewijzen van de „hemmende” werking
der Estrup-politiek kan men ook het best ver
krijgen door te zien, hoe het in de kleine steden
en op het platteland toegaat. De conservatieve
kooplieden vinden geene afnemersde gemeen
teraadsverkiezingen vallen overal democratisch
uitde conservatieve bestuursleden der land-
bouwvereenigingen worden zoodra er van aftre
ding sprake kan zijn vervangen en het aantal amb
tenaren, dat ontslag neemt, is langzamerhand
zóó groot geworden, dat het raderwerk der ad
ministratie op het platteland dreigt stil te staan.
Sofia, 23 Nov. De Bulgaren hebben stor
menderhand de hoogten van Dragoman genomen
en vervolgden de Serviërs met de bajonet. De
stelling van Sofia is thans geheel vrij.
Volgens eene particuliere dépêche staken de
Serviërs Widdin in brand. De Bulgaren willen
daarover wraak nemen.
Sofia, 23 Nov. In eene officieele dépêche van
den vorst wordt gezegd Na een nacht in de
vermeesterde stellingen te hebben doorgebracht,
hebben de troepen hedenmorgen den strijd hervat
en den vijand vervolgd. Zij hebben Czaribrod
bezet, waar ik mij thans bevind.
Men gelooft, dat de vorst in geen wapenstil
stand bewilligen zal, vóór hij met zijne troepen
in Servië is binnengedrongen.
Daarom moeten wij, onderwijzers, het zoover
zien te krijgen door ons onderwijs, dat het noten
schrift, de maatverdeelingen, het zingen van de
natuurlijke intervallen voor de leerlingen weinig
moeielijkheden meer opleveren. Ik bedoel hier
mede heel weinig leerstof, de eenvoudigste be
ginselen, nl.
vlug notenlezen,
helder begrip van maat en maatverdeeling,
kennis van den toonladder ook met een en
twee kruisen en mollen,
de eenvoudigste teekens voor de voordracht,
leeren ademhalen en daarmee in verband de
tekst.
Wanneer deze leerstof over zes jaar verdeeld
werd, kunnen er met grond toch eenige vruchten
verwacht worden.
Nog iets.
Men heeft in de laatste twee jaar heel wat
geschermd met de methode Galin Paris-Chevé.
Tot dusver is nog niet verschenen wat de heer
de Lange had toegezegd, nl. de toepassing dier
methode op het gewone notenschrift. Wanneer
echter wordt gezorgd dat de leerlingen ook ne
vens de G. P. C. methode geen vreemdelingen
zijn in het notenschrift, kan algemeen voortge
bouwd worden.
Dan zal het volkslied herleven
Maar het lied dat wij gewoonlijk een straat
deun noemen, het lied, dat nu nog bij gebrek
aan beter door het volk wordt gezongen, kan dat
ook niet verbeterd worden
Binnenkort zal van de hand des heeren
Scheltema een studie verschijnen over het Ne-
derlandsche lied, waarbij, als ik mij niet vergis,
vele melodiën zullen worden opgenomen. Zou
een dichter de woorden dier oud-Nederlandsche
volksliedjes niet willen omwerken door ze in een
nieuw pak te steken en ze zoodoende tot gang
bare munt te maken Dat zou een echt vader-
landsche daad zijn. En, werden die liederen nu
zeer goedkoop verspreid, hetzij met de noten er
bij of gezet op bekende wijzen, dan had het volk
zingensstof.
Zij konden zelfs op draaiorgels gezet worden,
en ik geloof dat ze dan nog spoediger algemeen
bekend zouden worden,
Ten slotte nog een woord.
Wil men het volksgezang verbeteren, men
beginne met het eigenlijke volkslied en wel zoo
eenvoudig mogelijk. In dit opzicht is het volk
een kind. Hoe kinderlijker men er mee is, des
te beter lëert het.
en gij zult u met mij moeten verwonderen dat
„de koning leev’het Wien Neerlands bloed
niet heeft verdrongen.
Er is echter een volkslied, dat door het volk
met eenige voorliefde wordt gezongen Het tri
omfantelijk lied van de zilvervloot. Dit lied heeft
een refrein, het spreekt in de volkstaal van een
kind des volks uit een roemrijk verleden.
De voorliefde van het volk voor refreinliederen
is te verklaren uit het ontstaan van het refrein
zelf. Het was oorspronkelijk het aandeel van het
volk aan het kerkgezang of aan liederen, die bij
plechtige gelegenheden werden gezongen. In koor
werden eenige strofen of verzen herhaald, die
voor het volk eene uiting van vreugd, afschuw,
smart of medegevoel waren. Later veranderde
het refrein in een of ander bepaald vers, dat ge
zongen werd bij liederen van verschillenden in
houd, het werd als het ware eene formule. Even
oud als de volksliederen is dus het refrein.
Eigenaardig is het, dat de refreinen soms be
staan in eene samenvoeging van zinledige klanken
alleen dienstig tot voermiddel der melodie. Het
volk ontziet zich niet een of anderen versregel
te verlengen, door er een of meer lettergrepen
tusschen te voegen, wanneer de melodie het ver-
eischt. Bij vele volksliederen is de melodie de
hoofdzaak. Vooral is dit op te merken bij dans-,
drink- en feestliederen.
En toch, welke passende melodiën vond het
volk Het is waar, wat een groot Duitsch schrij
ver over muziek zegtmen behoeft geen bekwaam
musicus te zijn, om eene melodie te vinden. Zou
men alleen door langdurige studie in staat zijn,
het gemoed in eene andere taal te doen spreken
dan de gewone Trouwens bij vele volksliederen
is tekst en melodie gelijktijdig ontstaan, de laatste
past er bij als een naar het lijf gemaakt kleed
nergens maakt ze groote sprongen, en gaat niet
te hoog noch te laag, ze is eenvoudig maar
natuurlijk. En vindt het volk ergens een melodie,
die maar wat lijkt op een reeds bestaand volks
lied, fluks is het volkseigendom geworden. Het
vraagt niet bij keuze naar inlandsch of uitlandsch,
het zegtde kunst is universeel.
Toch moet het volkslied achteruitgaan,
naarmate het kunstlied meer beoefend wordt.
Het laatste is ontstaan uit het eerste, en de moeder
wordt ouder, naarmate het kind in krachten en
leeftijd toeneemt. Wil men den bloei van het
kunstlied bevorderen, men kweeke het volkslied,
het volksgezang 1
Want er zijn een groot aantal volksliederen
blijven leven, al zijn ze aan het beschaafde Ne-
derlandsche publiek onbekend. Er bestaan nog
verscheidene verzamelingen liedjes, die in den
trant der vroegere liedeboeken en „mopjes” onder
het volk goed bekend zijn. Verscheidene van die
liederen zijn plat, een groot aantal zijn minne
liederen en daarvoor trekt een hedendaagsch
deftig mensch den neus op men leest Zola e. a.
en vergeet dat het volk nooit schilderachtiger
taal gebruikt of beeldrijker is, dan wanneer
het van minnen spreekt.
Men moet het platte van het eenvoudige
scheiden, het gemeene van het ware, want een
schoone edele kern is er in. Bladert onze oude
liederenboeken eens door en ge zult getroffen
worden door de veelheid van schoone bloemen,
die ge vindt. Eene tuil heidebloemen maakt
indruk
Het heeft echter niet aan pogingen ontbroken
onder het volk goede liederen te verspreiden.
Heye heeft een aantal liederen gemaakt, waar
van de meeste echter voor het volk te hoog
gaan, en de Nederlandsche componisten hebben
daarop melodiën geschreven, waaruit zonneklaar
bleek, dat zij het volk niet kenden. Men verge
lijke b. v. den bundel Neêrlandsche liederen
eens met het voorbericht. Aan datzelfde euvel
gaan de kinderliederen mank, die op woorden
van Heye gemaakt zijn. Dat is geen muziek
voor kinderen. Het groote en kleine volk heeft
een afkeer van geleerde muziek, omdat het die
eenvoudig niet begrijpt. Wil men de muziek
onder het volk verspreiden, dan beginne men
met volksgezang, a, b, c van het volkslied.
Nu er in onzen tijd op alle lagere scholen
onderwijs in de beginselen der muziek wordt
gegeven, kan er verandering komen. Wanneer
het zoo wordt ingericht, dat de leerlingen bij
het verlaten der school een eenvoudig stukje
kunnen zingen zonder hulp des onderwijzers,
kan met vrucht worden verder gegaan op den
weg tot verbetering van het volksgezang. Maar
dan moet het voortgezet worden, dan moeten
er gelegenheden zijn, waar de jongens en meisjes
na het verlaten der school nog eens kunnen
komen zingen. Zouden er geen zangscholen
kunnen gehouden worden voor leerlingen van
13 a 14 tot 18 jaar? Zou dat moeielijk zijn?
Mij dunkt, wanneer deze zaak eens werd aan
gepakt door te beginnen met de leerlingen, die
de school verlaten. Wanneer deze eens per
week een paar uren bij elkaar komen in hun
oude schoollokaal om daar wat te zingen en het
onderwijs in de muziek voort te zetten, dan kan
een goede grond gelegd worden met meer kans
op goeden uitslag dan wanneer men begint als
de luidjes 18 of 20 jaar oud zijn. Dan valt het
leeren van de beginselen der muziek uiterst
moeilijk en schrikt dit velen af, aan de muziek
te beginnen.
Zullen de volkszangscholen bloeien, dan moet
de lagere school aansluiten door voortgezet zang
onderwijs aan eene volkszangvereeniging, waar
dan niet behoeft begonnen te worden met a, b, c.
Men heeft menigmaal de opmerking gemaakt,
at ons volk niet zong of niet kon zingen. Daar
s wel wat van aan. Men wees op de kermis
sen hoor het volk bulken, maar Uhland zegt
terecht: het volk zingt niet, het schreeuwt.
Kom echter op een volksfeest, waar honder
den of misschien duizenden bij elkander zijn om
de eene of andere nationale gebeurtenis te vie
ren. Er is dan iets, dat u dieper doet ademha
len, dat uw bloed sneller doet stroomen, iets
dat tot u spreektgij gevoelt Nederlander te
zijn. En dat gevoel, dat zij, die u omringen,
met u deelen, ge wilt het lucht geven, en gij
uit het in een lied, in een volkslied Dadelijk
stemmen allen met u in, de twee eerste regels
worden door allen gezongen con brio, maar de
derde en vierde regel worden diminuendo en
vóór den laatsten regel is het morendo. En on
verschillig welk lied gij nu neemt, het gaat met
alle zoo. Het répertoire des Nederlandschen
volks bestaat uit:
2 regels Wien Neerlandsch bloed,
2 regels de Wacht am Rhein,
1 regel Marseillaise,
het refrein van wijlen het laatste kermislied.
Dit répertoire schijnt standvastig te zijn.
Waarin zou de oorzaak schuilen? Zou ons
volk niet kunnen, zou het niet willen zingen
Ons volk zingt gaarne. Het hoort gaarne een
mooi lied en vergeet zijne ruwheid voor een
oogenblik voor de macht der muziek.
In de 15e en 16e eeuw was Nederland de
bakermat der toonkunst. Hier is de meerstem
mige muziek ontstaan, en langen tijd was het
beroemd door zijn gezang.
Maar naarmate de voorspoed toenam, naarmate
het kunstlied hooger klom, is het volksgezang
gedaald, en tegenwoordig bestaan bijna geen
algemeen bekende volksliederen meer. Het Ne
derlandsche volk heeft zijne liederen vergeten
De toestanden zjjn echter ook veranderd.
Zongen in den tijd van Karei den Groote al
len mee in de kerk, al spoedig kwam er een
gebod, dat de vrouwen moesten zwijgen, een
poosje later gevolgd door een dergelijk voor de
mannen. De gemeente nam toen alleen deel
aan het kerkgezang door het zingen van Christe
eleison, Kyrie eleison en Halleluja, terwijl zij
van het laatste de vocaal verlengde en er nader
hand nog een paar heldere vokalen achter zong.
Op deze vokalen ontstonden als het ware voka-
lisen, die afzonderlijk verzameld, den grond schij
nen gelegd te hebben tot de melodiën der volks
liederen.
Aan de hoven en op de kasteelen der edelen
werd het lied vlijtig beoefend, maar toen zich
naast den edelman de burger ontwikkelde, ge
raakten romancen en balladen op den achter
grond en ontwikkelde zich de burgerlijke poëzie.
Vele dier oude ridderromancen en balladen ble
ven in den mond des volks voortleven, doch hun
aantal is zeer klein, bij de groote massa liede
ren in en door het volk ontstaan. De volks
dichter bezong het geheele dagelijksche leven en
vond daar stof te over. Iedere belangrijke ge
beurtenis gaf een lied, en toen de oorlog met
Spanje uitbrak, toen het geheele volk deel nam
aan den strijd voor politieke en godsdienstige
vrijheid, toen stortte het zijn hart bij overwin
ning en nederlaag, bij vreugde en droefheid, in
voor- en tegenspoed, uit in de Geuzenliedekens,
die overal weerklonken.
Een aantal oudere liederen waren reeds ver
dwenen om voor nieuwere plaats te maken. Die
het meest in den smaak des volks vielen, bleven
echter bestaanhet daghet in den Oosten, ick
stond op hooghe berghen, e. a., hebben zich tot
op onzen tijd staande gehouden, naast zoovele
baker- en kinderrijmen, die nu nog gezongen
worden.
Ieder tijdvak onzer geschiedenis heeft aan het
volkslied zijn quotum geleverd; hoe rijker aan
gebeurtenissen, hoe meer liederen. Het geheele
volksleven spiegelt zich daarin af, het volksleven
met zijne rondborstige taal en open blik. De
minneliederen winnen het echter in aantal, ons
volk heeft altijd den mond vol van vrijen en
trouwen en zich nooit geschaamd daarvoor uit te
komen.
Na 1830 worden de volksliederen schaarscher.
Het politieke leven des volks wordt minder, de
strijd van het individu om het bestaan moeielij-
ker, onze geschiedenis is niet meer zoo rijk aan
gebeurtenissen en de beschaafde maatschappij
dringt het volkslied geheel en al op den achter
grond. Daarbij komt de invloed van den moder
nen muziekzondvloed, zoodat in onze dagen het
volkslied zoo goed als onbekend is.
Ik bedoel hier natuurlijk niet het Volkslied,"
dat een geheel ander ontstaan heeft dan de volks
liederen, waarvan boven gesproken is. De Mar
seillaise, die Wacht am Rhein zijn ontstaan, toen
het volk in een storm- en drangperiode verkeer
de deze liederen zijn de uiting van een volk,
dat aangevallen wordt, en zich zijne kracht be
wust is. Daardoor zijn die liederen zoo aangrij
pend, het zijn ware krijgsliederen, ze hebben een
vurig karakter en men hoort er als het ware
trompetgeschal en zwaardgekletter in. Ons „Wien
Neerlandsch bloed” is ook gelijktijdig met een
oorlog ontstaan, maar in dezelfde verhouding waar
in 1793 staat tot 1830 staat de Marseillaise tot
ons volkslied. Voeg daarbij dat ons volk het
bijna altijd andante zingt in plaats alle marcia,
Ingekomen stukken
a. Missive van dr. Nieubuur, dat hij de be
noeming tot geneesheer voor de armenpractijk
aanneemt.
b. Extract uit het resolutie-boek van Ged.
Staten, behelzende goedkeuring van de verorde
ning tot het heffen van vergunningsrecht.
Notificatie.
c. Een adres van R. Heeringa te Exmorra
om vermindering van f 75,huur per jaar van
de door hem van de gemeente gehuurde Ex-
morrazijl Ter visie.
d. Een adres van de commissie voor de op
gerichte Zondagschool om de school voor min
vermogenden tot dat doel beschikbaar te stellen.
Ter visie.
e. Een adres van den heer U. Hannema,
verzoekende de verordeningen op de openbaar
lagere scholen te wijzigen, opdat men in de keuze
van school vrij is.
Gesteld in handen van ’t Dag. Bestuur ter
afdoening.
Punten van behandeling
1. Aanbieding van voordrachten en aanbeve
lingen voor de periodieke aftredingen in ver
schillende collegien.
St. Anthony Gasthuis.
De heer J. Brouwer Dzn., aftr. lid.
Voordracht de heeren J. Brouwer Dzn. en
T. v. d. Weij.
Weeshuis.
De heer Dr. J. Nieubuur, aftr. lid.
Voordracht van heeren Voogden, de heeren
Dr. J. Nieubuur en K. van Ringh.
Van ’t Dag. Bestuur, de heeren W. Lu ij tj es
en H. C. de Haas.
Armhuis.
De heer P. J. Fennema, aftr. lid.
Geen voordracht ingekomen.
Stads-Spaarkas.
De heer A. Bouma Hzn., aftr. lid.
Voordracht de heeren A. Bouma Hzn en
P. H. Kingma.
Stads- Werkinrichting.
De heer A. F. Hiemstra, aftr. lid.
Voordracht de heeren A. F. Hiemstra en H.
K. de Vries.
2. Aanbieding door Burgem. en Weth. van
eene voordracht voor de buitengewone vacature
van Voogd van het St. Anthonij-Gasthuis.
De voordracht bestaat uit de heeren D. van
der Werf Gzn. en R. Smits. Ter visie.
3. Behandeling van het adres van de Schip-
persvereeniging „Schuttevaer”, afdeeling Bols
ward, om uitdieping van een gedeelte der Lol-
lumer vaart.
Met algemeene stemmen besloten tot verbete
ring over te gaan.
4. Behandeling van het adres van den heer
J. S. Oosterbaan, om restitutie der boete als
aannemer van het maken der walmuur aan de
Stoombootkade.
Besloten tot vrijstelling der boete ad f 300
voor te late oplevering, overigens afwijzend be
schikt.
Bolswardsche Courant
DER VERGADERING