NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOtSWABBOC WWSEBAÖSW.
Ridder d’Harmental,
3
I
BERICHT.
buitenland.
1886.
Vijf en Twintigste Jaargang.
No. 6.
VOOR
DONDERDAG 4 FEBRUARI.
BINNENLAND.
DONDERDAG 4 FEBRUARI.
E
K A PITA A L.
6
waarmede in dit
wordt gemaakt.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents,
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
(naar 't fransch)
Wij maken onze Lezers opmerk
zaam op de Feuilleton, getiteld:
Een groot ongeluk werd Vrijdagavond voor
komen door de oplettendheid van een spoorweg-
wachter en het locomotiefpersoneel van een trein.
Tusschen Bunde en Maastricht heeft men name
lijk een trein willen doen ontsporen. Moedwil-
ligen hadden eenige schroefbouten uit de spoor
staven genomen en een groot stuk hout dwars
over den weg gelegd. Toen de wachter den
toestand van den weg bemerkte, kon hij nog tij
dig het sein van gevaar geven, zoodat de trein
nog vóór het gevaarlijke punt tot stilstand werd
gebracht en het personeel in staat was den weg
te herstellen. Onmiddellijk werd van het voor
gevallene kennis gegeven aan den officier van
justitie. Totnogtoe heeft men echter de daders
niet kunnen ontdekken.
Te Decazeville hebben bijna alle mijnwerkers
den arbeid hervat. Het heet nu, dat de eigenlijke
oorzaak van de grève niet zoozeer was de ver
langde verhooging van loon, als wel het ontslag
van den onderdirecteur Watrin, die zich zeer
onbemind had gemaakt. Een feit toch is ’t, dat
het werkvolk weder aan den arbeid ging zoodra
gezegde Watrin op de bekende gruwelijke wijze
om het leven was gebracht.
Er zijn vijf personen gevat en naar de gevan
genis te Villefranche gebracht, als beschuldigd
van moord. Een dezer, Caussanel genaamd, is
een jongeling van achttien jaar. Onder de vijf
gevangengenomen personen is ook eene vrouw.
Zij werd herkend als eene dergenen, die de heer
Watrin, toen hij uit het venster was geworpen,
hebben getrapt.
Zaterdag heeft het Pruisische Huis van Af
gevaardigden het voorstel van Achenbach be
treffende de verdrijving der Polen uit Oost-Pruisen
afgehandeld. Een amendement van Richter, om
het gedeelte van Achenbach’s voorstel, dat op
het toestaan der noodige gelden betrekking heeft,
naar de budget-commissie te verwijzen, werd
verworpen met 234 tegen 153 stemmen en ver
volgens het voorstel-Achenbach met 244 van de
245 stemmen aangenomen. Vooraf hadden achter
eenvolgens de afgevaardigden Schorlemer-Alst,
Kantak en Virchow namens hunne partyen, het
centrum, de Polen en de Duitsch-vrijzinnigen,
medegedeeld, dat deze niet verder aan de stem
ming konden deelnemen, omdat het reglement
van orde was buiten werking gesteld.
In den loop van het debat legde de Minister
Puttkamer nogmaals nadruk op het groote na
tionaal gevaar, hetwelk het drijven der Polen
teweegbracht, en weerlegde hij de bewering dat
de Regeering onnoodige hardheid had begaan
bij de uitwijzingen. Verscheiden door Rickert
aangevoerde gevallen werden door den Minister
in een ander licht gesteld, terwijl hij verklaarde
de volle verantwoording voor de maatregelen der
Regeering te aanvaarden.
De Minister van Oorlog verklaarde, dat van
achteruitzetting van Katholieken in het leger,
zooals Windthorst beweerd had, geen sprake
kou zijn. Men mag, zeide de Minister, den
Culturkampf niet overbrengen in het leger. Om
in het leger avancement te maken, gelden alleen
zakelijke gronden.
Te Berlijn heeft eene samenkomst plaats ge
had tusschen den regeerenden kinderloozen her
tog van Seksen-Coburg-Gotha en zijn neef, den
hertog van Edinburg, tweeden zoon van Koningin
Victoria van Engeland, die als afstammeling uit
het Huis van Hanover zich gaarne als de naast-
gerechtigde op de hertogelijke kroon van Coburg
erkend zou zien. Hij heeft in de hoofdstad Co
burg een paleis doen aankoopen en zal zijn oudsten
zoon, prins Alfred, aldaar doen opvoeden. De
hertog van Edinburg heeft ook herhaaldelijk ge
confereerd met Bismarck, ongetwijfeld in verband
met de regeling dezer quaestie.
Gladstone heeft de opdracht ontvangen en
aanvaard tot vorming van een nieuw Engelsche
Ministerie. Dat hij er in zal slagen, Hartington
over te halen, om met hem zitting te nemen,
wordt zeer betwijfeld.
De lersche politiek van Gladstone drijft hem
naar de radicalen, maar het is zeer moeilijk daar
een stel Ministers te vinden, dat den storm, die
onvermijdelijk zal opsteken, eenigen tijd kan weer
staan.
Men wil, dat het nieuwe Kabinet zal toestem
men in het beginsel, dat te Dublin eene wet
gevende vergadering zetele, doch alleen voor de
regeling van zuiver lersche aangelegenheden, en
onder voorwaarde dat de intregiteit van het Rijk
en de rechten der Kroon op afdoende wijze ge
waarborgd worden. Het wetsontwerp op het ver
krijgen van kleine bouwgronden in Ierland zou
worden verdaagd.
Te Parijs is wederom een moord gepleegd
en wel op een 26jarig meisje, genaamd Eugénie
Saccapet, die op kamers woonde in de Rue Mon-
sieur-le-Prince en daar op verschillende tijden
verscheidene vrienden ontving. Een dier „vrien
den”, met name George Roblot, oud 22 jaar,
wonende te Saint-Germain, kapper van beroep,
heeft getracht, het meisje den hals af te snijden.
De buren vonden haar, badende in haar bloed,
overdekt met verschrikkelijke levensgevaarlijke
wonden. De dader is er in geslaagd te ontvluchten.
Men zoekt te Parijs nu al naar vier moorde
naars. De politie en justitie staan in de bladen
aan scherpe aanvallen bloot wegens hare weinige
behendigheid.
toovert met zijn penseel op het doek. Die kapi
talen moeten we deelen. Neen, wordt gezegd,
maar de opbrengst. Dus, wat gij met de hand
en ik met het hoofd verdien, moeten we deelen.
Maar ik deel het reeds met mijn huisgezin en
met enkele behoeftigen en zoo doen stellig dui
zenden. Neen, zegt ge misschien nog eens, dat
bedoel ik ook niet, zoo communistisch ben ik
niet, maar ik wil een deel van uw overwinst.
Als gij aan kapitaalvorming gaat in geld, dan
heb ik recht op mijn deel, want ik hen tegen
ophooping van kapitaal. Alzoo, als de dienst
bode, de arbeider, met noeste vlijt wat spaart
en zij en wij wat kapitaal vormen, dan moet gij
daarvan uw deel hebben Ons sparen is dus
niet voor ons en de onzen, maar voor de gemeen
schap, voor heel het volk. Ik geloof niet dat
velen op die voorwaarde aan het sparen zullen
gaan. Gij klaagt misschien dat ik u niet be
grijpen wil. Zeer zeker wel, doch ik drijf u in
de engte en toon aan, dat uweischtot kapitaal-
verdeeling onzin is.
Er is ééne zaak, die ik met zeer velen betreur.
Zij is deze dat er bij eenigen, want ’t zijn maar
weinigen, eene opeenhooping is van kapitaal in
geld of land, of andere waarden, die buitenspo
rig moet worden genoemd en als dit dan dood
kapitaal wordt. Dit is niet immer het geval.
Er zijn groote kapitalisten, die ten rijken zegen
zijn voor tijdgenoot en nakomelingschap, maar
er zijn ook voor wie het geld een vloek is, daar
de ijzeren kist of kluis het graf is, waarin het
begraven ligt. Dit kruis moet de maatschappij
tijdelijk dragen, want de openbare macht kan
den vrek niet met geweld zijn bezit ontnemen,
doch gelukkig is ook de vrek sterfelijk en blijft
zijn goed achter. Erger wordt het indien men
zijn kapitaal aan stichtingen vermaakt, die als
zoodanig onsterfelijk zijn, indien men het in
staatspapieren belegt en in beide gevallen aan
de maatschappij onttrekt. Laat daar de staat
op toezien en het eerste zooveel mogelijk belet
ten, het laatste zooveel mogelijk belasten. Het
kapitaal moet in ruiling zijn, het kome dan uit
het hoofd, door de hand, uit het land of den
geldzak. Waar geen kapitaal is, is de dood
het kapitaal is het voortbrengingsvermogen.
M. E. van der MEGLEN.
1
Tegen den vrachtrijder K, te Wolvega is
procesverbaal opgemaakt, omdat hij een pak
kleeren, dat hem ter bestelling was toevertrouwd,
niet had bezorgd, maar verborgen in zijn schuur,
waar de politie het vond.
Men deelt aan de N. B. Ct. ’t volgende
mede
Sommige predikanten hebben de gewoonte kin
deren van niet-lidmaten niet te doopen dan met
z.g. doopgetuigen, wel-lidmaten. In een gemeen
te in Zuid-Holland stellen zich zulke doopgetui
gen beschikbaar voor een pintje jenever.
Volgens den Haagschen Kroniekschrijver
der Nieuwe Gron. Crt. is het ware motief voor
het optreden der politie als handlangster van
mevrouw Bulkley het door niets gewettigde ver
moeden geweest, dat men van sociaal-democrati-
sche zijde een ontvoering op het oog had in het
koninklijk paleis op het Loo.
Dezelfde schrijver deelt mede, dat de koning
zich dagelijks bezig houdt met het bestudeeren
van de Scheveningsche havenplannen en zoo
groot belang in het werk stelt, dat hij zich een
teeken- en verfdoos heeft aangeschaft, om zelf
zijn denkbeelden over de technische zijde van
nommer een begin
I het vraagstuk op papier te brengen.
Door de Maatschappij tot exploitatie van
I staatsspoorwegen is benoemd tot kassier dezer
I maatschappij te Groningen de firma Geertsema
I Feith Co. aldaar, in de plaats van de firma
I Hund Co., die al zoodanig heeft opgehouden
I werkzaam te zijn.
Dat Nederland op het gebied van Sport
I niet achter staat bij andere landen, blijkt uit den
I Sport-Almanak. Er zijn hier te lande 20 zeil-
I en roeivereenigingen, 19 ijsclubs, 19 wielrijders-
I clubs, 39 schiet- en exercitie-vereenigingen, 37
I cricket-, football- en lawntennis-clubs, benevens
I eenige harddraverij- en renvereenigingen, jacht-,
I zwem-, kaats- en kolf-clubs, en de bonden die
I zij vormen.
Het geheele aantal dezer vereenigingen be-
I draagt ongeveer 150.
In het Gerechtsgebouw te Heerenveen heeft
I men aan een toehoorder bij de terechtzitting
I zijn klompen ontstolen.
Bij den landbouwer G. te Pietersbierum,
I werd dezer dagen een haas, die zich aan kool
I vergastte, door een paar katten verrast, welke
I jagers zonder acte echter de vangst aan den
I eigenaar van de kool moesten afstaan.
Eerstdaags wordt, naar het Dagblad meldt,
I voor Prinses Wilhelmina een Engelsche gouver-
I nante ten Hove benoemd.
In de conferentie van vertegenwoordigers
I der Nederlandsche spoorwegmaatschappijen,
I op uitnoodiging van den raad van toezicht ge-
I houden is besloten met den winter 1886/87
I aan te vangen met verwarming van alle derde
I klassen rijtuigen.
Door de Tilburgsche Damclub is besloten
I een nationaal damconcours uit te schrijven.
I Men schrijft uit De Leek 30 Jan. aan de
I N. Gron. Crt.
I Naar de P. G. Courant bericht, zal eerstdaags
I door de rechtbank de gewichtige vraag beslist
I worden, of zij, die geroepen zijn om de hypo-
I theekwaarde van eenig perceel te schatten, daar-
I voor zelve, financieel en moreel, aansprakelijk
I zijn. Wij vernemen, dat deze vraag in verband
I staat met eene zaak, in deze gemeente voorge-
I vallen. De laudbouwer-verveener H. G. Reit-
I sma zag zich genoodzaakt tot het opnemen van
I geld, liefst wat veel. De Arnhemsche bank
I werd gepolst en deze droeg de zaak op aan
I haren agent v. d. W. te Groningen. De agent
I liet de landerijen enz. van Reitsma schatten door
I de gebroeders M. en R. Bandringa, die de waarde
I bepaalden op pl. m. f 40.500. Door die hooge
I som verlokt, kwam de Arnhemsche er toe, om
I f 28.500 als hypotheek te plaatsen op de eigen-
I dommen van H. G. Reitsma. (1882). Spoedig
I echter zal zij berouw gehad hebben. Want reeds
I langen tijd stonden de zaken van H. G. R. niet
I te breedde renten werden niet geregeld betaald,
I anaere schuldeischers kwamen voor en na op-
I dagen, een er van legde zelfs beslag op den
I inboedel en daar zei ook de bank het geld
I op. Wat dit beteekent, weet ieder, ‘t Kwam
I tot een gerechtelijken verkoop en toen bleek
I het, dat alle eigendommen samen pas op f 15,000
I konden opbrengen. Bijgevolg leed de crediteur
I eene aanmerkelijke schade. Was die schade
I op agent en schatters te betalen? De bank wil
I het beproevenvandaar dat de zaak thans bij
I de rechtbank aanhangig is.
Nu wij toch over geldzaken spreken, moet ons
I nog iets van het hart. Wij beleven in den laatsten
I tijd zorgvolle en zorgelijke dagen. Menig land-
I bouwer, onder schulden gebukt, weet, dat een
I „trillend” zwaard boven zijn hoofd hangt. Zal
I vóór Februari mij het geld ook worden opgezegd?
I Zoo vraagt menigeen zich zelven af. En daar
I zijn er onder, die tot nog toe geregeld aan hunne
I verplichtingen voldeden en geen cent rente ten
I achteren zijn. Zulke lieden moesten niet ge-
I stoord wordenbetere tijden kunnen en zullen
I aanbreken, die hen er weer „bovenop” brengen.
I Wat wint de crediteur, als hij van dezulken
I zijn geld vraagt? Zich zelven berokkent hij
I dikwijls schade en den dibiteur stort hij zeer
I zeker in de diepste ellende. „Couragie en ver-
I trouwen”, die beide dingen zijn we noodig.
De Fransche Regeering is niet voornemens
toe te geven aan de ultra-radicalen in zake het
door deze gedane amnestie-voorstel. De Minister
president Freycinet en de Minister van Justitie
Demóle zijn door de commissie gehoord. De laat
ste heeft een overzicht gegeven van de reeds door
de Regeering genomen maatregelen, en deelde
de gronden mede, waarop besloten was, sommigen
veroordeelden geen straf kwijt te schelden. Daar
toe behooren o, a. drie tot dwangarbeid veroor
deelde hoofddaders in dynamiet-aanslagen te
Montceaux-les-MinesNourrit, de moordenaar
van generaal Bréa (1848), Berezowski, die tijdens
de Wereldtentoonstelling van 1867 op Czaar
Alexander II schoot, en Millet, die in 1885 een
moordaanslag pleegde op een officier van politie.
Omtrent de wegens strafbare verkiezings-manoeu-
vres veroordeelde personen deed de Minister geene
mededeelingen.
Ten aanzien van de door Freppel verlangde
stappen in het belang der in hechtenis zijnde
geestelijken, verklaarde Freycinet, dat deze gees
telijken met het onderhavige amnestie-voorstel
niets te maken hebben, omdat zij disciplinair ge
straft zijn wegens overtredingen van niet-politie-
ken aard. Ook mocht men de personen, welke
vroeger reeds waren vrijgesteld, niet in de am
nestie doen deelen, want deze amnestie was een
bijzondere maatregel, welke door bijzondere om
standigheden moest gerechtvaardigd worden. Zij
mocht nooit tot regel gemaakt worden en daar
door de kracht van de wet verminderen. De Re
geering had zich door het gevoel van mensche-
lijkheid laten leiden en daarom aan de personen,
welke tijdens het vorige Ministerie genade ver
kregen hadden, nieuwe toegevoegd, maar men
mocht de redenen hunner veroordeeling niet uit
het oog verliezen en hun de politieke rechten
teruggeven. De Regeering vond in den tegen-
woordigen toestand geen voldoende aanleiding
om voor zulke bijzondere maatregelen gestemd
te zijn. Een groot deel van het publiek zou ver
ontrust worden, wanneer men met het voorstel
eener amnestie voor den dag kwam.
Naast de politieke misdrijven stonden andere
wetsovertredingen, die aan de eerste verwant
waren en konden beschouwd worden met deze
een geheel uit te makenwas zulks het geval,
dan had de Regeering voor die overtredingen
de straf verminderd. Wat de personen betrof,
in wier toestand nog geen verandering gekomen
was, over hun lot zou de Regeering eerst dan
beslissen, wanneer zij de over de uitwerking
harer vorige maatregelen kon oordeelen. De
Regeering deelde de edelmoedige bedoelingen
van de leden der vergaderingmen moest ech
ter de verantwoordelijkheid welke men zich op
de schouders laadde in aanmerking nemen; men
zou, nu men eenmaal begonnen was, het aantal
personen, welke genade verkregen hadden, zoo
ver mogelijk uitstrekken. Na deze verklaringen
van den Minister-president en het voorgevallene
te Decazeville in aanmerking nemende, houdt men
het voor zeker, dat de amnestie door de Kamer
aal worden verworpen.
Wat is kapitaal Op gevaar af, dat ik een
groote staathuishoudkundige ketterij ga neer
schrijven, komt mij voor, dat kapitaal isalles
wat voortbrengingsvermogen bezit. Ik neem ka
pitaal in den ruimsten zin des woords. Ik noem,
niet alleen in oneigenlijken zin, maar letterlijk,
den mensch die een zekere mate van geest be
zit een kapitalist, evenzoo den arbeider, die over
werkkracht beschikt. Zij zijn het evengoed, als
de grondbezitter of de bezitter van roerende
goederen en geld. Gaarne wil ik met Henri
George zeggen, dat „Kapitaal is rijkdom op weg
van ruiling indien men maar erkennen wil,
dat de gedachten des denkers, de woorden van
spreker en schrijver, de penseel in des schilders
hand en de hamer in die des beeldhouwers, niet
minder een kapitaal vertegenwoordigen, dan het
goud en zilver van den geldbezitter, ’t Is alles
rijkdom in het groot en klein ’t is alles ruilmid
del. De gedachte is het scheppend kapitaal,
woord en daad zijn de bezielde werktuigen, het
voortbrengend kapitaal, geld en goed zijn het
genotgevend kapitaal. Al die kapitalen en kapi
talisten hebben elkander noodig. Ieder op zich
zelf is tot onvruchtbaarheid gedoemd. Wat is
de denker zonder een uitgever, wat is deze zon
der zijn zetter, wat zijn ze allen zonder een pu
bliek dat koopt? Wat is de beeldhouwer zon
der den houthakker, zonder den arbeider in de
hardsteen- of marmergroeven En wederom,
wat is de boerenarbeider zonder den boer, wat
is de werkman in de onderscheiden fabrieken
zonder den ondernemenden man die zijn geld
steekt in de fabriek of die het waagt geld bij
anderen op te nemen en zich zelf op zware las
ten durft zetten en zonder die „anderen” w’elke
hun geld daarvoor beschikbaar stellen. De ge
heele maatschappij is één grooten keten, al de
schalmen hebben elkander noodigeen lichaam,
geen deel kan gemist worden, noch groot, noch
klein. Als dit beter werd begrepen, zou er veel
meer samenwerking, veel meer waardeering zijn.
De reuzengeest zou niet zoo uit de hoogte op
ons middelmatigen en dwergen nederzien. De
kapitalist in geld of land zou beter begrijpen,
dat zijne bezittingen waardeloos zijn zonder de
nijvere handen der arbeiders. En deze evenzeer
zouden inzien, dat zij niets zijn zonder het schep
pend genie en het onmisbaar kapitaal in geld.
Wij lezen en hooren tegenwoordig van velen, die
zich anti-kapitalisten noemen. Als deze men-
schen goed doordenken moeten zij tegen allen
arbeid zijn. Zonder kapitaal toch in geest, in
grond, in geld, in kunst, in kracht, geen arbeid.
Neen, zeggen zij, maar wij zijn tegen de „dwinge
landij van den geldzak”. Ik ook, maar er is
oorzaak soms om de woorden aan te halen van
J. Scherr, een warm democraat, als hij schrijft
„Wij democraten zijn van ganscher harte bereid,
aan de dwingelandij van den geldzak een eind
te helpen maken maar zeer beslist weigeren we,
haar eenvoudig te vervangen door de dwinge
landij van den bedelzak.” Er zijn toch niet
weinig luiaards, lafaards, zwetsers, die niets ge
leerd hebben dan brutaal te zijn, zij willen le
ven van ons kapitaal en zijn onbeschaamd ge
noeg te beweren, dat zij daar recht op hebben.
Wy moeten werken en zij de hand ophouden
en den mond openhouden. Een wijze heeft voor
eeuwen reeds gezegd„gij, luiaard, ga naar de
mieren” en wij voegen er aan toe, gij zijt kapi
talist, bekwaam u en werk.
Zeker ben ik tegen de dwingelandij van den
geldzak, evenzeer als tegen alle dwingelandij,
maar ik heb een open oog voor den zegen van
den geldzak. Zonder dezen geen landbouw, geen
handel, geen nijverheid, geen vertier.Ziet rond
om u, een menigte kapitalisten in geld, groote
en kleine, hebben hun geld gewaagd en verloren
in landbouw, in handel én nijverheid, zij zijn
verarmd of arm geworden. De bezitters worden
bang, wat wonder! en dadelijk is alles gedrukt.
Zij zijn den arbeiders gelijk, zij hebben geen
werk, de een niet voor zijn geld, de ander niet
voor zijn hand. De arbeider zegtmaar ik wil
werken, geef dan toch arbeid en de handelaar
zegtik zit met mijn waardeloos schip, met mijn
stilstaande fabriek, geef dan toch werk. Beiden
mogen vragen, want zij zijn geen luiaards, maar
wie geeft het antwoord?
Er zijn nog andere anti-kapitalisten. Zij wil
len geen ongelijkmatige verdeeling van kapitaal,
alles moet gelijkmatig verdeeld worden.
Een mooie deelsom De een is geboren dich
ter, de ander heeft de gave der welsprekendheid,
de eea is een sterke boerenarbeider en de ander
Bolswardsche Courant
I
I