NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
OLSWAROEN WOKSmBHl
Vijf en Twintigste Jaargang.
No. 10.
1886.
VOOR
BUITENLAND.
BINNENLAND.
DONDERDAG 4 MAART.
Een sombere winter
EEN BAR SLOT»
i
5
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents,
De Fransche Kamer van Afgevaardigden
heeft met 459 tegen 29 stemmen het vredestrak
taat met Madagascar goedgekeurd.
De werkstaking te Decazeville is thans bijna
algemeen. Daar de grè visten dreigden, de vuren,
der hoogovens te zullen dooven, indien zij niet
binnen 48 uren hunne eischen ten aanzien van
loonsverhooging en de verwijdering van den in
genieur Blazy zagen ingewilligd, is de militaire
bezetting van Decazeville met een kompagnie
mineurs en een eskadron ruiterij versterkt.
De prefect heeft in last gekregen, de afgevaar
digden Basly en Camélinat niet te ontvangen,
maar hen in het oog te doen houden.
Het jongste manifest van prins Jeróme Bona
parte wordt door de Patrie welk blad door
gaat voor het orgaan van prins Victor be
schouwd als een groven misslag. Het zegt: Nooit
weet prins Jeróme de gelegenheid waar te nemen
om te zwijgen. Zijn manifest strekt noch zijn
karakter, noch zijne scherpzinnigheid tot eer.
Alle verkeerde begrippen van een door hartstoch
ten bedwelmd hoofd, alle leemten van een door
toorn medegesleept verstand, alle gebreken van
een door wrok verbitterd gemoed zijn in dit stuk
vereenigd. Zijn brief is niets anders dan eene
verklikkerij en bovendien een nieuwe misgreep
in de houding van den steller. Zijne bewijsgron
den berusten op de erbarmelijkste spitsvondig
heden.”
De XIX Siècle is van heden af in andere han
den overgegaan. De heer Portalis is er kooper
van geworden. Het blad zal van gematigd re-
publikeinsch geavanceerd republikeinsch worden.
De heer Henri Fouquier, de hoofdredacteur, zal,
naar men meende, aan het blad alleen verbon
den blijven als redacteur voor het letterkundig
gedeelte, inzonderheid voor de tooneelcritiek.
Eenige andere redacteuren zullen vervangen wor
den door republikeinen van meer vooruitstreven
de richting.
De Duitsche Rijksdag heeft het Regeerings-
ontwerp tot wijziging der wet op de veeziekten
verworpen en op voorstel der commissie van rap
porteurs besloten, den Rijkskanselier te verzoe
ken lo de maatregelen tegen smokkelarij met
vee en die tegen besmetting bij invoer van vee
te verscherpen, in overeenstemming met de be
staande wet2o. te zorgen dat op de periodieke
ontsmetting in stallen van logementen en van
veehandelaren evenzeer door de politie worde acht
gegeven als op de ontsmetting van spoorwagens.
De Berl. Polit. Nachr. oppert het denkbeeld,
om de koloniën van het Duitsche Rijk aan het
koninkrijk Pruisen over te doen. Wanneer de
Koning van Pruisen heer der Koloniën was, zou
hij, meent het blad, door den meer nationaal-
gezinden Landdag worden gesteund en onafhan
kelijk zijn van de verderfelijke meerderheid in
den Rijksdag. De Zuidduitsche Staten zouden
hier niets tegen hebben, daar zij door afzonder
lijke verdragen met Pruisen hunne belangen
kunnen waarborgen.
Het Pruissiche Hoerenhuis heeft ook zijn
„Polentag” gehad. Kalm en waardig is het daar
toegegaan, en toch heeft die zitting zeer de aan
dacht getrokken. Aan de orde was eene motie
van den heer Dernburg, strekkende om aan de
Regeering het uitzicht te openen, dat zij op den
duurzamen steun van het Huis bij hare pogingen,
om in de Oostelijke provinciën den Duitschen
geest te bevorderen, zou kunnen rekenen.
Laat ons er bij voegen, dat die motie met 108
tegen 13 stemmen werd aangenomen.
Maar wat do zitting belangwekkend maakte
was de rede van den nieuwen bisschop van Fulda,
den heer Kopp, die de afwezigheid van den heer
von Bismarck vergoedde. De bisschop, die ge
acht wordt het volste vertrouwen van den Paus
te genieten, had niet bepaald noodig gehad, aan
de discussie deel te nemen dat hij het niettemin
deed bewijst voldoende, dat hij eenigermate de
opdracht had, zijn gevoelen over de Poolsche
quaestie te doen kennen. Hij verklaarde, dat
de beveiliging van het Duitsche vaderland de
plicht is van eiken onderdaan, en dat het in ’t
bijzonder de plicht was van den geestelijke, om
met de Regeering in dien zin samen te werken.
Hij koesterde geen vrees voor een terugkeeren
van de heftige perioden van een „Kulterkampf”
integendeel zeide hij, overtuigd te zijn, dat
de Regeering de middelen om het vaderland te
beschermen gepaard zal laten gaan met de mid
delen om den godsdienst, ook der Katholieken,
te beschermen. Hij geloofde niet, dat het samen
werken van den Landdag met de Regeering in
deze tot gevolg zal leiden, welke het hem zou
den moeten doen betreuren, dat hij daaraan zijn
steun had verleend.
Men weet, dat Windthorst herhaaldelijk in
den Rijksdag de Poolsche wetten van Bismarck een
bedekten, tegen de Katholieken gerichten nieuwen
„Kulturkampf” heeft genoemd het is dus niet
vreemd, dat de bisschop van Fulda zulk eene
geheel tegenovergestelde taal voert.
Onder het opschrift „Bismarck, Polen’s hope”,
bevat de Schles. Zeit. eene memorie van een
grooten grondbezitter in Volhynië, die, naar het
blad zegt, behoort tot meest vertrouwde en aan-
zienlijkste nationaalgezinde Polen, en waarin op
staatkundige en nationale gronden wordt be
toogd, dat de Polen in de Oostelijke Pruisische
provinciën zich moesten terugtrekken in de Pool-
sohe streken van Rusland en Oostenrijk, teneinde
Het Hbl. beveelt, ter tegemoetkoming in
het gebrek aan geneeskundige hulp ten platte-
lande, het middel, reeds door de Maatschappij
van Geneeskunde aan de hand gedaan, om sub-
sidien te verleenen aan noodlijdende gemeenten
vanwege rijk en provincie, en tevens meer gele
genheid te openen tot opleiding voor vroedvrou
wen,' opdat de arts ten plattelande van het meest
tijdroovende gedeelte zijner practijk zooveel mo
gelijk worde ontheven. Verder geeft het Hbl.
nog in overweging het denkbeeld, door den af
gevaardigde Starke aan de Saksische Regeering
gedaan, nl. stichting van beurzen ten behoeve
van mingegoede studenten, die zich verbinden
eenige jaren op noodlijdende plaatsen, door de
Regeering aan te wijzen, werkzaam te zijn.
Zullen de Staten-Generaal echter gelden op de
begrooting willen brengen voor subsidie, ter
voorziening van geneeskundigen dienst, waartoe
mede behoort de doodschouw en de kostelooze
vacinatie, bij de epidemie-wet voorgeschreven
Het Hbl. gelooft het wel, indien maar helder en
afdoende de behoefte wordt aangetoond. Zal men
wél voor geneeskundige verzorging van het vee,
maar niet voor die van den mensch zorg willen
dragen, nu somtijds op 3 uur afstand geen ge
neesheer te vinden is? Wederzijdsche hulp is
noodig; dat eischt niet alleen de billijkheid en de
menschelijkheid, maar het staatsbelang en de
verplichting tot hulpbetoon aan noodlijdende ge
meenten, zooals ook bij uitgaven voor onderwijs
plaats heeft.
Naar aanleiding van een artikel in het N.
v. d. I)., waarbij kolonisatie in Ned. Indië werd'
aanbevolen, wordt in de Zutph. Ct. de bijzonde
re aandacht gevraagd voor de Palembangsche
Bovenlanden, die de schrijver schetst als een goud-
Want, al is de liefdadigheid groot, al is in onze
stad meer dan één milde bron, waaruit nooddruf-
tigen gevoed worden en brandstof verstrekt, toch
klimt de behoefte nu de wintervoorraad in de
woningen der minder bedeelden uitgeput raakt
of is. Al wordt er werk gezocht, hier en daar,
om den werkman een dagloon te laten verdienen,
toch moeten de natuurlijke bronnen gaan vloeien.
De scheepvaart moet hervat worden, de hovenier
moet in zijn hof, de landman in zijn weide, op
zijn akker aan den arbeid.
Doch wat baat ons ’t zuchten, ’t klagen. Daar
is één Majesteit, Die regeert, een Vader, Die
geen kind vergeet. En waar werkelijk de nood
nijpt, waar verborgen armoe dubbel pijnigt, daar
roep ik met vertrouwen mijn meer gezegenden
medeburgers, met Tollens toe
M. E. van der MEULEN.
van het aanslagbiljet geeft het Rijk;
van het biljet kost den ontvan-
de aanslag is invorderbaar in
zich daar des te krachtiger te ontwikkelen. De
schrijver gevoelt wel, dat vele Polen zich slechts
met smart kunnen gewennen aan het denkbeeld,
om afstand te doen van den grond der vaderen,
al was het slechts zooveel als één graf van een
hunner helden dekt, maar hij betoogt, dat het
een nutteloos martelaarschap zou zijn, niet ver
der in de toekomst te zien. Tusschen Duitsch-
land en Rusland kan de vrede niet eeuwig blij
ven bestaanals de solidariteit, welke gelegen
is in de gemeenschappelijkheid der belangen, in
de verdeelde Poolsche landen wordt opgeheven,
dan staat zelfs de oorlog voor de deur. En als
het uur der oorlogsverklaring daar is, dan is ook
het uur gekomen van een algemeenen opstand
der Polen. Duitschland en Oostenrijk zullen niet
slechts de Polen als bondgenoot gaarne aanne
men, maar ook in Polen’s bevrijding den prijs
der overwinning van Rusland eischen. Krachti
ger waarborg voor het handhaven des vredes
door Rusland kan Duitschland niet vinden dan
in een tusschen beiden geschoven staat, die door
ligging en verleden naar niets anders streven
kan dan naar ontwikkeling zijner beschaving en
welvaart.
Dat Polen de monden van den Weichsel ver
liest, acht de schrijver wel van groote beteeke-
nis, maar bij vraagt of de Duitsche Rijnprovin
ciën zich dan niet ontzaggelijk ontwikkeld hebben,
niettegenstaande de Rijnmonden niet in Duitsche
handen zijn. Hij wil intusschen Polen in eene
andere richting tot aan de zee doen reiken, en
wel tot aan de Zwarte Zee. Men strekke de
Poolsche landstrook, die de Westersche bescha
ving tegen het half-Aziatische Slavendom be
schermen zal, tot Konstantinopel uit, en ook de
Oostersche quaestie is opgelost
De Schles. Zeit. geeft niet onduidelijk te ver
staan, dat zij er aan twijfelt of de Pruisische
Polen zich na door deze Poolsche toekomstmu
ziek te zijn „begeisterd”, schikken zullen in de
gedwongen onteigening van hunne grondbezit
tingen.
Men bericht uit Weenen aan de Köln. Zeit.
het volgende over de Bulgaarsche quaestieDe
overeenstemming der groote Mogendheden ten
aanzien van het Bulgaarsch-Turksche vergelijk
is thans eindelijk bereikt. Voor alles is vastge
steld, dat de vorst van Bulgarije als zoodanig
Gouverneur-generaal van Oost-Rumelië is en wel
voor onbepaalden tijd. Om de gesloten overeen
komst ook aan de Staten, die buiten de confe
rentie staan, mede te deelen, heeft Italië ver
schillende Mogendheden het voorstel gedaan
vreemde vertegenwoordigers te Konstantinopel
zullen de Porte eene verklaring overhandigen,
waarbij zij verklaren hunne toestemming te geven
tot het gesloten verdrag, onder bijvoeging der
beide, door Rusland voorgestelde veranderingen,
volgens welke de naam van vorst Alexander
vervalt en daarvoor de naam van vorst van
Bulgarije als Gouverneur-generaal van Oost-Ru-
melië zonder nadere tijdsbepaling in de plaats
treedt, en de artikels, welke betrekking hebben
op ’t leveren van hulptroepen aan Turkije van
de zijde van Bulgarije, vervallen. De Porte zal
gemachtigd worden het dus vastgestelde besluit
aan de Staten mede te deelen. De eind-goed-
keuring zal later te gelijk met de goedkeuring
der gestelde veranderingen in eene, uitsluitend
daar voorbijeengeroepen conferentie plaats vinden.
In dezen voorslag van de zijde van Italië, hebben
reeds bijna alle vertegenwoordigd zijnde Mogend
heden toegestemd.
Hij kan zoo vriendelijk, zoo vroolijk wezen,
de Winterkoning. Als hij met zijn machtige too-
verstaf banen van kristal formeert, langs vaar
ten en kanalen, over meren en zeeën zelfs, als
hij steden en dorpen verbindt, alle menschen tot
elkander brengt, als het goed geslepen ijzer het
voertuig is, dat ons met snelheid her en derwaarts
voert. Dan brengt hij in zijn gevolg, levendig
heid in werkplaats en winkel, festijn bij den rij
ke en brood bij den arme. Dan troost hij met
een glimlach bij het bibbren van de koü en strekt
zijn milde hand naar iedereen uit. Dan dringt
hij in den bodem en maakt de aardkluit murw
en dekt met het zachte sneeuwdons de winter
granen dicht. Daarna klinkt weer zijne stemme,
het sneeuwdek smelt, het gekoesterd gras en
graan ontkiemt, de ijsmassa zinkt inëen en in de
ontboeide stroomen klieft weer het schip de gol
ven. De veldarbeid herleeft, de zeeman gaat
juichend den havenmond uit. Maar deze win
ter! Met een strak, naargeestig, somber gelaat
ziet hij ons meestal aan. Bijna nooit plooit een
lach zich om zijne lippen. Hij is geen vorst in
statigen dos, hij gelijkt veel meer op een nurk-
schen plaaggeest. Enkele malen, wij zullen het
niet vergeten, lachte in den morgen de zonne
ons tegen en schitterde met schoonen glans de
sneeuw op tak en twijg, op tronk en heester.
Maar den meesten tijd was ’t een grauwe
lucht, ’t was dag en werd toch eigenlijk niet licht,
’t vroor en maakte geen flink ijs, ’t dooide en
toch was de zee vol schotsen, schepen en booten
bleven soms vastzitten, zoodat de vaart geopend
heet en als gij er op vertrouwdet bleek gesloten
te zijn. De Leeuwarder Courant, dat gezegend
blad, dat van alles geniet, kan wel een percent
meer uitkeeren aan zijn aandeelhouders, door al
de aankondigingen van hardrijderijen en wed
strijden en toch zijn deftige Ijsclubs, maar een
enkele maal, hier en daar kunnen optreden met
officieële prijzen en premies, met heur ijstenten en
vlaggebanen en militaire muziekcorpsen en vroo-
lijke optochten, ’t Was het echte, het officieële
niet. De vindingrijke geest heeft gezegd wij
willen toch rijden en hardrijderijen hebben en al-
zoo is geschied. Men heeft land opgezocht met
een ijskorst bedekt, geïmproviseerde ijsclubdirec-
ties hebben hardrijderijen geregeld, er zijn zelfs
medailles geslagen, gouden, verguld zilveren, zil
veren, bronzen, er is gereden, er zijn zelfs op
tochten gehouden, er is zelfs muziek geweest, er
zijn toespraken gehouden bij de uitreiking der
eereteekenen. Van waar het geld kwam was
soms een raadsel, maar dat alles is geschied en
wordt opgeteekend op dit blad van het boek der
historieën en wij hebben der jeugd haar pret ge
gund, doch was ’t een blijspel, ’t was toch maar
bijspel, ik herhaal, het echte, het officieële was
het niet.
En na al dat doorgestane leed, na dat opge
zocht genot, staan wij nu voor een bar en voor
waar geen batig slot.
Twee sneeuwklokjes waagden zich schuchter
boven den grond, één flinke paarsche crocus
stak moedig 't hoofd omhoog, een houtduif kirde
in onze bruine beuk, een vlucht spreeuwen floot
vriendelijk haar welkom aan de lente, enkele
lammeren dartelden in de weide, de wind kromp
wat in, ’t begon even te dooien, een straal der
hoop drong in het menschenhart en ziet,
daar jaagt een sneeuwjacht uit het Noord
Oosten, die uren aanhoudt, daar gaat de
wind pal in het Oosten staan, snerpend
waait hij ons tegen, hij dringt door reet en kier,
door merg en been, de zon schijnt nu, maar heeft
de kracht niet, den barren koning te overwinnen,
de diamanten van zijn kroon schitteren met prach-
tigen, maar konden glans aan den nachtelijken
hemel en na drie maanden winter, begint met
de lentemaand, de winter eerst voor goed.
Moge niet bewaarheid worden het oude rijmpje,
dat ons meldt:
mijn voor cultuur van tabak, thee en koffie, van
kostbare houtsoorten, van bijenwas, damar en
getah-pertjah. Een Europeesch ondernemer, met
energie en kapitaal en toegerust met cultuur-
kennis, zou in dat gezonde klimaat binnen eenige
jaren schatrijk worden.
De schrijver legt den nadruk op het „gezonde
bergklimaat.” De Redjong (Palembangsche Bo
venlanden), van Benkoelen uit langs een goeden
weg te bereiken, schijnt hem bij uitnemendheid
geschikt voor Nederlandsche kolonisten. Ook ’t
daaraan grenzende landschap Lebong (nog hoo-
ger gelegen). De bevolking is er dun gezaaid en
niet zoo vijandig als weleens is voorgesteld. Men
kan er zich met volle gerustheid bewegen en er
zich veilig neerzetten.
Bovendien wil hij nog eens zeggen, dat vooral
ook in Ampat-Lawang en in de Lintang de koffie
bijzonder welig groeit en van uitmuntende hoe
danigheid isdat de bevolking, al is het op pri
mitieve wijze, er veel en goede koffie teelt, en
dat daar, vooral voor Nederlandsch kapitaal, een
hoogst voordeelig veld braak ligt, bij een mini
mum van risico.
Uit de Haagsche Kroniek van de N. Gr.
Ct. nemen wij het volgende
De promotie bij Marine zal in verband staan
met het aftreden van een der hoogste autori
teiten bij onze vloot en tegelijk aan ’s konings
militair huis verbonden. Men kondigt het pen-
sioneeren van jhr. van Capelle, vice admiraal en
adjudant-generaal van Z. M., aan. Maar ook nog
onderscheidene andere hoofdofficieren zullen naar
men verzekert weldra onze marine verlaten en
een niet alledaagsche promotie zal daarvan ’t
gevolg zijn.
Niet alledaagsch werd ook de hooge onder
scheiding genoemd, die aan graaf Schimmelpen-
ninek als grootmeester van ’s konings huis te
beurt viel van de zijde des pausen. Inderdaad
is het de eerste maal, dat een Protestant, niet
van vorstelijken bloede, door een Katholieken
kerkvorst tot grootkruis van een zijner orden
wordt verheven en men heeft dus reden er iets
zeer bijzonders in te zien. Dat zeer bijzondere
is echter niet ver te zoeken.
Wanneer men nagaat hoe groot het aantal
Katholieken is in ’s konings omgeving, hoog en
laag, en hoe de proportie is tusschen Katholie
ken en Protestanten onder de leveranciers van
het hof, dan is er alle reden voor de Roomschen
om de generositeit te roemen van den Protes-
tantschen grootmeester van HH. MM. En dat de
pauselijke ridderorde juist is „losgekomen” tegen
den tijd, dat graaf Schimmelpenninck zich aan
een herkiezing als lid der Kamer moet onder
werpen, is voor hem van niet geringe waarde.
De Roomsche kiezers hebben nu de eervolle
onderscheiding van den paus te bekrachtigen
Over een Haagsche zaak een kort woord. De
directeur van onzen Zoölogischen tuin is in staat
van kennelijk onvermogen verklaard en heeft
zijn ontslag genomen. Dit is waarlijk te be
treuren, want hij was een man van groote be
kwaamheid voor zijne betrekking, vol liefde voor
de instelling, geacht en geëerd door ’t personeel
en bemind bij ’t publiek. De tuin verliest zeer
veel in hem en mij dunkt, dat het een offer
waard zou zijn geweest om hem voor de instel
ling te behouden. Maar, zooals gewoonlijk, nu
de man zijn fortuin kwijt is en in moeielijkheden
verkeert, zijn de vrienden verdwenen. Men
vergast elkaar zelfs met zekeren wellust op een
„bon-mot” dat ten koste van den afgetreden
directeur de ronde doet.
„Weet je waarom de directeur van den dieren
tuin zijn ontslag moest nemen?” vraagt iemand.
En ’t antwoord luidt„Omdat hij de beeren ver
waarloosd heeft.”
Men leest in de N. Bred. Ct.
De heer R.. grondeigenaar te Ginneken, is we
gens ongebouwde eigendommen naar een belast
bare opbrengst van 7 centen aangeslagen voor
1 cent 14 pet.)
Het papier
het rondbrengen
ger 1% cent en
10 gelijke termijnen.
Wordt gevraagd: hoe moet de belastingschul
dige het laatste aanleggen en welke revenuen
trekt het Rijk van die 14 pet. (zegge veertien
percent) der belastbare opbrengst.
Op een vraag hoelang de gespannen toe
stand te Kootwijk en Voorthuizen zou duren is,
naar liet Vad. mededeelt, door een lid van het
classikaal bestuur aldaar, geantwoord, dat de
Zondag van 28 Februari vermoedelijk nog rustig
en kalm zou voorbijgaan, aangezien de Regee
ring nog slechts een paar dagen officieel kennis
droeg van de bestaande wanorde van zaken,
doch dat zeker op 7 Maart, den onwettig ver
klaarde predikanten van den Bergh en Hout
zagers het optreden in de kerken van het Ned.
Hervormd Kerkgenootschap door de gewapende
macht zal worden belet.
De vorige week vervoegde zich bij den pastoor
der kathedrale kerk te Breda eene vrouw met
een pasgeboren kindje, dat de doop moest wor
den toegediend. Op de vraag van den geeste
lijke wie peter en meter van het kind waren, ver
klaarde de vrouw dit niet te weten. Zij zou dit
even gaan vragen, als mijnheer de pastoor dan
de goedheid wilde hebben het kind even aan de
zorg van de meid over te laten, want het was
zoo erg koud om het „bloedje” aan een onnoo-
digen tocht bloot te stellen. De pastoor willigde
Bolswardsche Courant
1
I
Dat op den achtsten Maart
Reed men met sleê en paard
Over den Dordtschen waard.
Geeft’t is zoo zalig wèl te doen
Het loont, ook schoon wij ’t niet begeeren
Dat weet hij wel, die ’t vroeger deed,
En die tot heden ’t nog niet weet,
Moog’ h|j nog heden ’t leeren
EN