NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD OLSWARB EN WtMWWAMSt CRISIS. 1886. Vijf en Twintigste Jaargang. No. 20. VOOR UIT DE PERS. BINNENLAND. BUITENLAND. |S DONDERDAG 13 MEI. g EEN LEUKE AFLOOP Vertegen van ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents, ^XXKXKXXX DXDC?C3CXCXCXCDCNCDC^ M ADVERTENTIEPRIJS 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. aangekondigd, uit de gelederen getreden. Freycinet deelde in den Ministerraad mede dat hij nog niet wanhoopte aan eene vredelie- cuus meer. Ook al had toch zou aansprakelijke intrekken van nomen, al waren er ook tien leden tegen en de zelfde regeering zal weer verschijnen voor dezelf de tweede kamer, met welke hetregeeren onmo gelijk is verklaard, de grondwetsherziening zal weer aan te orde gesteld worden en „zoo moge lijk tot stand gebracht”. Met begrijpelijke belangstelling wachten nu zeker velen op de aanstaande ontmoeting van de Regeering met de Tweede Kamer. Loopt daar alles even leuk af, dan is de gansche crisis wel de muisbarende berg geweest uit de oude fabel. M. E. van der MEULEN. Mogendheden was uitgeput, dat als Delyannis hardnekkig zijn standpunt handhaaft, het vertrek der gezanten ongetwijfeld spoedig door een maat regel van onmiddelhjken dwang zou werden ge volgd. De Mogendheden hebben de keus tusschen het blokkeeren der Grieksche havens of het weg nemen van alle beletselen voor eene geheele vrij heid van handelen voor Turkije. Indien Grie kenland’s toekomst de Mogendheden niet ter harte ging, zouden zij Turkije geheel de vrije hand kunnen laten. De Porte zou voorzeker volkomen gerechtigd zijn, Griekenland zoowel te water als te land aan te vallen, maar een bom bardement van Athene zou eene ramp zijn voor de beschaving. Daarom zullen de Mogendheden ook wel tot eene blokkade der Grieksche havens overgaan, en het aan Griekenland overlaten, zijn geluk tegen de Turksche troepen aan de grenzen te beproeven. Mocht de oorlog uitbreken, dan zullen de Mogendheden er naar streven, die zoo veel mogelijk te localiseeren, en in alle geval is het te hopen, dat de oorlog van korten duur en beslissend zal zijn. Heftiger nog dan deze Engelsche bladen laat de Koln. Zeitt. zich uit over de politiek van Delyannis, die zij noemt „een mengelmoes van besluiteloosheid, kinderachtige eigenzinnigheid en niets ontziend bejag op populariteit.” Dezelfde staatsman, die zijn bestuur begon met overdre ven bezuinigingen, zoodat bij zelfs de gezant schappen introk, heeft in de laatste maanden vele millioenen met nuttelooze krijgstoerustingen verspild en vond niet eens den moed, die toe rustingen te rechter tijd vrijwillig te staken, hoe wel hij langzamerhand was gaan inzien, dat zijne berekeningen op lossen grond steunden „Om al het erbarmelijke van deze Grieksche Regeering in het licht te stellen, behoeft men alleen het antwoord van den Minister-president aan te halen, dat hij den fiden dezer op de laat ste nota der Mogendheden gaf. De heer Delyannis verklaart hier ronduit, dat hij bereid geweest zou zijn, nadere verklaringen te geven en met de ontwapening te beginnen, indien het ultima tum niet gesteld was en de buitenlandsche oorlogschepen niet in de haven lagen. Maar in de bestaande omstandigheden kon hij alleen naar zijn antwoord van 29 April verwijzen. Deze politiek, die het vrijwillige besluit van ontwape ning weken lang niet vinden kon, hoewel zij het onvermijdelijke der ontwapening reeds lang had ingezien en die nu, terwijl de Mogendheden hare besluiteloosheid trachten weg te nemen, zich op het recht van een vrijwillig besluit beroept deze politiek veroordeelt zich zelve zegt de Köl- nische.” Hetzelfde blad herinnert aan den stap van lord Palmerston in 1850 tegen Griekenland. Bij een oproerige beweging hadden Engelsche on derdanen schade geleden. Een koopman eischte een schadevergoeding van 800,000 drachmen (een drachme is ongeveer f 0,45.) De Grieksche Regeering weigerde, waarop de koopman, zekere Pacifico, zich tot de Engelsche Regeering wend de. Terstond werd de vice-admiraal Parker met de vloot uit de Middellandsche zee naar den Piraeus gezonden. De admiraal stelde een ulti matum van 24 uren en toen de Grieksche Re geering de geldigheid van Pacifico’s eischen bleef ontkennen, werd den 19den Januari de geheele Grieksche kust in staat van beleg verklaard. Alle Grieksche oorlogs- en handelsschepen wer den opgebracht, zoodat tegen het midden van Februari reeds bijna 200 schepen in de haven van Salamis bijeen waren. De Grieksche Regeering klaagde bij de Mo gendheden. Frankrijk bood zijne bemiddeling aan, welke eenvoudig door lord Palmerston van de hand werd gewezen. Ten slotte bleef den Grieken niets over dan toe te geven. De vor dering werd tot 330,000 drachmen verminderd, maar eerst toen deze som geheel was betaald, werden de in beslag genomen schepen terugge geven. De laatste telegrammen uit Athene houden het volgende in Het internationale eskader is Zondagmorgen naar de Grieksche wateren vertrokken. Het Ministerie heeft zijn ontslag aangeboden. De Koning weigerde het aan te nemen en schreef een brief aan den Minister-president Delyannis, waarin hij verklaart dezen verantwoordelijk te achten voor den tegenwoordigen toestand van Griekenland. Eene groote meeting werd Zondag op het „Plein der Constitutie” gehouden. Na oorlogzuchtige en heftige redevoeringen werd eene resolutie aangenomen, waarin wordt aangedrongen op ver sterking van het leger, onder verklaring dat de Koning van residentie moet veranderen en naar Larissa gaan. De menigte begaf zich vervolgens naar het hotel van Delyannis, die eene redevoe ring hield, waarin hij zeide, dat de Regeering nimmer de ontwapening zou teekenen. Zij trok vervolgens naar het hotel van Tricoupis, en noemde dezen een verrader en eerlooze. Onge regeldheden werden niet gepleegd. Delyannis heeft, alvorens het besluit te nemen zich te blijven verzetten, ook al gingen de Mo gendheden tot het blokkeeren der kust over, den Koning in do gelegenheid gesteld, zijne po litiek te desavoueeren de Koning heeft zich aan de Constitutie gehouden, en het volk heeft die houding toegejuicht. Het gerucht heeft den President der Fran- sche Republiek weder een beroerte doen krijgen; gelukkig kon de heer Grevy Zaterdag in den De Grieksche havens zijn door de vijf Mo gendheden geblokkeerd. Zaterdag hebben de zaakgelastigden van Rusland, Engeland, Duitschland, Oostenrijk-Hongarije en Italië aan de Grieksche Regeering andermaal eene nota aan geboden, waarin een einde wordt gemaakt aan geduld en draling. De blokkade wordt daarin aangekondigd van de Griesche kust van Kaap Malea af tot Colonna en van de Noordelijke Grieksche grens tot aan de Golf van Corinthe, terwijl zij zich verder uitstrekt langs de Weste lijke kust, zonder voor eenig eiland eene uitzon dering te maken. De Standard verneemt uit Athene, dat de Turksche gezant vertrokken is zonder verder ge meenschap te hebben gehad met de Grieksche Regeering. Het garnizoen van Athene, drie duizend man sterk, vertrok Zaterdag naar de grenzen. Dely annis zond een rondschrijven aan de groote Mo gendheden, waarin hij bare aandacht vestigt op dreigende bewegingen van Turksche troepen op Griekenland’s grenzen, welke de Grieksche Re geering nopen eveneens troepen aan de grenzen samen te trekken ter afwering van den beraam den aanval der Turken. Ter versterking zegt het officieele blad, dat het oprukken der troepen naar de grenzen geen bewijs van oorlogzuchtige voornemens is. De Re geering heeft harerzijds besloten den vrede niet te verbreken, en zal aan dit besluit getrouw blijven. Onverschillig toezien als anderen vijan delijkheden beginnen dat zal zij evenwel niet. De Londensche pers laat zich scherp uit over Griekenland’s houding. De Pall Mall Gazette wil dat er zonder plicht plegingen een Turksch leger op den Piraeus aan wal worde gezet. Lord Roseberry’s plicht, zegt zij, is zoo klaar als de dag. Hij moet op den ingeslagen weg onverzettelijk voortschrijden, ohne Hast, ohne Rast. Nu Griekenland in zijne uit dagende politiek volhardt, nu het een agressie ven oorlog begint, nu wordt de zaak van Turkije de zaak van Europa. De Mogendheden, aldus op lompe wijze getart, moeten het Turksche leger aanstellen als uitvoerder van Europa’s mandaat, en de internationale vloot gebruiken om Turksche troepen over te brengen naar den Piraeus. Er moet een harde, scherpe, beslissende slag gesla gen worden. Het verschijnen van een Turksch leger voor de Grieksche hoofdstad zou beter helpen om den oorlogsgeest der Hellenen af te koelen, dan een dozijn veldslagen op de hoog landen van Thessalië. De Times zeide reeds, vóór het geduld der Zekere W. te Rotterdom, die onlangs de betalingen staakte, werd dezer dagen het slacht offer van zekere „slimheid.” Er hadden zich daar, op het Wolfshoek, een paar vreemdelingen ge vestigd, die zaken in het groot zouden doen op Zuid-Amerika. Deze „heeren” wenschten een ver tegenwoordiger, en W. bood zich daarvoor aan. Hij moest echter 20,000 fr. storten, als waar borg. Het geld liep geen gevaar het zou bij eene bekende bank gedeponeerd worden. W. schreef zelf den brief, deed zelf het bankpapier met den brief in een couvert, schreef zelf het adres, deed zelf het lak er op alles op het kantoor zijner toekomstige patroons. Het adres was nat, een der toekomstige patroons stelde voor dit te drogen in een boek met vloeipapier, dat op de tafel lag. Alzoo geschiedde, en W. bracht zelf den brief op de post. Den volgenden morgen kreeg hij een schrijven van de bank, waaraan de brief was ge zonden, met bericht dat het couvert ontvangen was, maar niet dan papiersnippers bevatte. W. stormde naar het kantoor de vogels waren gevlogen Te Kapelle ventte dezer dagen, naar do Middelb. Ct. meedeelt, een koopman in garen, band en galanterieën zijn waar. Een en ander was op een wagen, met een hond bespannen, ge laden. Op een gegeven oogenblik krijgt de hond een kat in het oog en maakt daar verwoed jacht op. Poes sprong daarop over een sloot en de hond met kar en koopwaar er in, waardoor de koop man betrekkelijk aanzienlijke schade bekwam. Hij vischte zoo goed mogelijk zijne goederen op, welk werk de schooljeugd na schooltijd niet zon der succes voortzette. Nadat omstreeks half April de beraadslagin gen in de Tweede Kamer der Staten-Generaal over art. 194 der grondwet geëindigd waren met de verwerping van alle wederzijdsche voorstellen tot wijziging van dit artikel, verklaarde de re geering niet in staat te zijn met deze kamer te regeeren. Zij bood op dien grond haar ontslag aan Z. M. den Koning aan. Korten tijd daarna vergaderde de eerste kamer der Staten-Generaal en kwam bij haar o a. in behandeling het be langrijk ontwerp der eonversiewet. Behalve de bezwaren door onderscheiden leden daartegen ingebracht, was er een hoofdbezwaar bij velen gerezen en dit betrof de vraag of het wel gera den was, om een ontwerp van zooveel gewicht te behandelen met eene regeering die in staat van ontbinding was. Zij stelde dus de behan deling uit en de beide kamers gingen met Paasch- vacantie naar huis. In dien stillen tijd kon de koning alzoo zijn maatregelen nemen, om onderhandelingen te ope nen over de vervulling van de openvallende ze tels der regeering. In vorige jaren was het ge woonte dat Z. M. in zulke omstandigheden de voorzitters van den raad van State en der beide kamers van de Staten-Generaal rondom zich ver- vergaderde, hun adviezen inwon en daarna een zelfstandig besluit nam. Hiervan vernam men nu niets, ook bij een vorige crisis had dit niet plaats gehad, ’t Bleef alles nagenoeg doodstil. Alleen hoorde of las men dat aan het anti-revo- lutionaire lid der tweede kamer Mackay eene opdracht zou zijn gedaan tot samenstelling van een ministerie. Dat was als een geruisch in de lucht, een gerucht uit de verte. Toen werd het weer doodstil. De Paaschweek liep ten einde en de eerste kamer werd bijeen geroepen ter hervatting barer werkzaamheden tegen Woensdagavond 5 Mei. Zij kwam bijeen, de tribunes voor het publiek waren veel meer bezet, dan anders vooral hier pleegt plaats te hebben en dit was gansch natuurlijk. Men was nieuwsgierig te vernemen welke de afloop der crisis zou zijn. Men begreep wel voor drievierde dat het ministerie aanblijven zou, op grond van het geheimzinnige stilzwijgen dat in acht geno men was, de bekende Heemskerksche zetelvast- heid, de koninklijke sympathie voor een ministe rie in dezen geest en de eonversiewet waarvoor deze regeering aansprakelijk is en die zij vol strekt tot stand wil zien komen. Toch achtte men gerechtigd te zijn tot de verwachting, dat de koning zou meedeelen, dat hij bij derechter- en linkerzijde der tweede kamer was afgestuit op afdoende bezwaren tegen de samenstelling van eene regeering in eenen of anderen positieven geest, dat het Hoogstdenzelve met ’t oog hierop behaagd had, het ontslag niet aan te nemen, maar het ministerie te verzoeken andermaal zich te belasten met de leiding der zaken. Van de waardigheid der regeering mocht men verwachten, dat zij zou meedeelen, dat zij zich wenscht neer te leggen bij Z. M’s. besluit en gehoor te geven aan zijn verzoek, doch op voorwaarde eener ge heele kamerontbinding hetzij nu, hetzij bij de periodieke aftreding in Juni, opdat de kiezers zich zouden kunnen uitspreken over de richting waarin de meerderheid eene regeering wenscht. En wat hoorden de leden der eerste kamer, in grooten getale, uit buiten- en binnenland sa men gekomen, wat hoorde het publiek op de tribune in dit plechtig avonduur, toen de Mi nister Heemskerk het woord had gevraagd en erlangd Deze sobere, leuke mededeeling, „Mijnheer de Voorzitter! Ik heb de eer aan de Kamer mede te deelen, dat mijn ambtgenoo- ten en ik op vereerend verlangen van Z. M. den Koning, hun verzoek om eervol ontslag hebben ingetrokken. Dit is niet geschied, dan nadat het Z. M. behaagd heeft, het vormen van een nieuw ministerie op te dragen aan een geacht en invloedrijk lid van de rechterzijde der Tweede kamer, welke opdracht door dezen is afgewezen. Het ministerie blijft zich tot taakstellen, de on dernomen herziening der Grondwet zoo mogelijk tot stand te brengen,” Ik kan mij begrijpen dat het publiek teleur gesteld huiswaarts keerde en dat de kamerleden niet voorbereid op zooveel droogheid, stom bleven van verbazing. De voorzitter verklaarde dan ook in een volgende zitting, dat hij gemeend had ge legenheid genoeg gegeven te hebben om het woord te vragen, maar dat hij de zitting had ge sloten, omdat niemand het had gevraagd. De kamer begreep echter dat de zaak toch zoo niet kon afloopen en de heer Elout van Soeterwoude, de nestor der kamer, vroeg bescheidenlijk om eenige nadere inlichting omtrent de vermelde op dracht, de heer Fransen van der Putte, eerbie digende ’s Konings recht, vroeg, nu het ministerie de opdracht weder aanvaard had, aan het bewind om eenige verantwoording. Niets heeft gebaat. De premier bleef sober en leuk. Hij verklaarde en verantwoordde niets. Hij kon dit eigenlijk slechts in de tweede kamer doen, want daar had het bewuste lid zitting, hij erkende zijne verant woordelijkheid ook tegenover dezen tak der volks vertegenwoordiging, hij wees op het recht van den koning, om zelfstandig te handelen, wat ieder erkent, maar alles bleef even duister. Intusschen is één doel bereikt^ de eonversiewet is aange- Ministerraad, dien hij voorzat, door zijne tegen woordigheid de alarmisten tegenspreken. De Parijsche Beurs is zeer onvast op de be richten uit Athene. Dat Frankrijks bemoeiin gen geen den minsten invloed op de vijf andere groote Mogendheden hebben uitgeoefend, maakt een slechten indruk. Men ziet er het werk van Bismarck in, die in lord Rosebery een te volg zaam staatsman heeft gevonden. De Fransche officieren, die in Griek schen dienst waren, zijn op het oogenblik, dat de breuk tus schen Griekenland en de Mogendheden was Freycinet deelde in den --- 1 vende oplossing der quaestie. In de Belgische Kamers woordigers heeft de Minister van Financiën medegedeeld, dat de Regeering het voorstel zal doen tot het sluiten van een leening van 43,000,000 frs. voor openbare werken. Hierdoor hoopt de Regeering den werklieden arbeid te verschaffen en hun toestand te verbeteren. De heer Frere Orban verklaarde, namens de libe ralen, dat hij gaarne met de Regeering tot ver betering van den toestand der werklieden zou medewerken. De Minister-president Beernaert heeft ver klaard, dat hij in het algemeen de strekking van het door den heer Frère ingediende ontwerp be aamde. Er bestond, zeide hij, tusschen dit laat ste en het vroeger door den heer de Moreau aangekondigd regeerings-ontwerp, veel overeen komst. Zag men voorts in het uitroeien der onwetendheid een middel tegen de sociale crisis, de Minister vereenigde zich met dit gevoelen, onder opmerking evenwel, dat een onderwijs, hetwelk niet den godsdienst ten grondslag had, voor den werkmansstand een kwaad zou zijn in plaats van een zegen. Onder het opschrift„Heemskerk verant woordelijk” lezen wij in de Standaard: Wat er ook vroeger door het Kabinet des Ko nings buiten Heemskerk om, of ook op inspiratie van graaf Rutger J. Schimmelpenninck moge verricht zijn, is thans voor Heemskerk geen ex- men tegen hem gemanoeuvreerd, hij voor al deze manoeuvres nu de 'j' man zijn. Immers hij trok zijn ontslag in, en voor dat ontslag is hij en niemand anders dan hij-zelf in eigen persoon verantwoordelijk. Niet de Koning, niet Alewijn, niet R. J. Schim melpenninck, maar Heemskerk heeft zich thans te verantwoorden. Voor zijn rekening dus ook ’t feit, dat na Mac- kay’s afwijzing op het ontvangen van zulk een brief, noch aan Mackay zelf een nadere opening gedaan, noch een ander lid der Rechterzij, in of buiten de Tweede Kamer gevraagd is. Ook buiten de Tweede Kamer, zeggen we want ook in de Eerste telt de Rechterzijde thans mee. Zelf rechtvaardigt Heemskerk dezen eisch. Immers hij heeft geconstateerd, niet dat de heer mr. Mackay, maar dat een vertegenwoordiger der Rechterzijde geroepen is en afwees. Niet Mackay, maar de Rechterzijde is dus aan het bewind geroepen, en het wordt voorgesteld of de Rechterzijde geweigerd heeft. Dit nu heeft ze niet. Ze heeft het niet kunnen doen. En van tweeën één dus of de Rechterzijde moet alsnog werkelijk in de gelegenheid worden gesteld of wel het moet Heemskerk afgeleerd zich op zoo laakbare manier achter de Rechter zijde te verschuilen. Met het debat in de Eerste Kamer is Heems kerk er dan ook volstrekt niet af. En de Tijd zei het zeer juist, dat de Tweede Kamer onver wijld dient saamgeroepen om te handelen. Men schrijft uit den Haag aan de Amst., dat Heemskerk’s verklaring vollediger had kun nen zijn. Had de premier zijn volle hart uitge stort, dan zou hij bij zijne woorden hebben ge voegd, dat het zijn voornemen is de Kamer te ontbinden, zoodra deze weigert met hem de nog naïef aan de orde gehouden grondwetsherziening tot stand te brengen. Deze voorwaarde kan spoedig vervuld zijn. De heer Rengers, aftredend lid der Tweede Kamer voor het district Dokkum, is door de Centrale Liberale Kiesvereeniging opnieuw can- didaat gesteld. Men deelt aan de Asser Cour, mede De eerste Zaterdag in Mei is, gelijk voor vele jaren, nog altijd de dag. waarop velen zich ten huwelijk begeven, die het dienstbodenleven, dat met 1 Mei is geëindigd, alsdan tegen het echtelijke leven doet verwisselen. Het is een eigenaardig landelijk gebruik. De in bloei verkeerende natuur schijnt met de stemming der feestvierenden blijk baar in te stemmen. De vanouds gebruikelijke Drentsche „lindewagen’wiens omhulsel aan de benedenkanten is opgedaan, is het algemeen ver voermiddel der feestelingen van het eene huis of dorp der huwbaren naar het andere, waaruit een drie of meerstemmig gezang klinkt. Brengt onze tijd alle triviale straatdeunen voort, op zulk een landelijk feest acht men het beneden zich, deze te doen hooren. Het nationale volkslied „Wien Neêrlands bloed” en het „Wij leven vrij” worden hier gehoord en weerklinken door bosch en woud en over de vlakte, zoolang niet de „bruidophalers’’ ter plaatse sjja. Het «bruidopeischen”, het „eier- Bolswardsche Courant DER

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1886 | | pagina 1