NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
I
No. 41.
Vijf en Twintigste Jaargang.
1886.
VOOR
DONDERDAG 7 OCTOBER.
BUITENLAND.
j
L.
BINNENLAND-
T
van na*
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents,
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Jl
I
Li.
Koloman Tisza heeft Engeland uit eene groot e
moeilijkheid gered door den Balkan onder be
scherming van Oostenrijk-Hongarije te stellen.
De Minister Churchill heeft dit in eene Zaterdag
te Dartford gehouden politieke rede openlijk er
kend.
Hij zeide, dat de Bulgaarsche quaestie voor
het oogenblik misschien veel ernstiger is dan
elke andere quaestie. In den vorigen herfst, toen
lord Salisbury Minister van Buitenlandsche Za
ken was, hadden wij allen grond om aan te ne
men, dat het Bulgaarsche volk, na het totstand
komen der Unie, zich onder Vorst Alexander
zou ontwikkelen tot eene gelukkige, onafhanke
lijke natie, wier toenemende sterkte ten slotte
zou leiden tot de oplossing der Oostersche quaes
tie. Aan deze hoop is voor het oogenblik groo-
tendeels de bodem ingeslagen. Aan eene brutale
samenzweering is het gelukt, vóórdat de jonge
Staat geconsolideerd was, het regeering sgezag
van Vorst Alexander te verlammen en Bulgarije
te berooven van zijn geëerden en vertrouwen ge
nietenden Vorst.
Tegenwoordig schijnt de vrijheid van Bulgarije,
en ook van Servië en Rumenië, sterk bedreigd.
Dit ernstige vraagstuk trekt natuurlijk in groote
mate de aandacht van Engeland. Het beweren,
dat Engeland bij de zaak geen ernstig of stoffelijk
belang heeft, schijnt al te lichtvaardig te zijn.
Engeland’s sympathie voor de vrijheid der natiën
is van oude dagteekening en vormt den tradi-
tioneelen grondslag van Engeland’s buitenland
sche staatkunde.
Churchill kon dit heden niet zeggen, want Tisza
had reeds gesproken. Met een zucht van verlich
ting vervolgde de Engelsche Minister
De rede van Tisza in het Hongaarsche Parle
ment bewijst, dat de handhaving der vrijheid en
onafhankelijkheid der Donau-Vorstendommen en
Balkanstaten tot de voornaamste levensvragen
der Oostenrijksche politiek behoort. Vandaar dat
Engeland zich veroorloven kan, met groote vol
doening toe te zien, tot de Mogendheid, die
daarbij het meest rechtstreeks en het diepst ge
ïnteresseerd is, het begin maakt in dezen grooten
internationalen arbeid.
Zooals lord Salisbury in 1878 te Manchester
zeide, staat de Oostenrijksche wachtpost op de
tinne, en het traktaat van Berlijn, dat de vrij
heid waarborgt, zal zonder twijfel met zorg
en waakzaamheid beschermd worden. Welke wij
zigingen dit gewichtig feit ons ook vergunnen
moge in onze buitenlandsche politiek te brengen,
en in hoeverre zij ook ons isolement en onze
uitsluitende verantwoordelijkheid moge vermin
deren, hierop kan men zich verlaten, dat de
tegenwoordige Regeering niet plotseling en ge
welddadig van hare beginselen van buitenlandsche
politiek zal afwijken.
Het is de plicht der Britsche Regeering, alles
te doen om eene goede en vriendschappelijke ver
standhouding onder alle vreemde Staten te hand
haven en steeds vriendelijken en verzoenenden
raad te geven, teneinde nationalen rivaliteiten te
verzachten en internationale moeilijkheden op
vreedzame wijze op te lossen. Maar mochten
zich omstandigheden voordoen, welker gewichtige
en gevaarlijke natuur ons dwingen zou partij te
kiezen, dan zou zonder twijfel de sypathie en
zelfs de steun van Engeland aan die Mogendhe
den ten deel vallen, welke den vrede van Europa
en de vrijheid der natiën zoeken, en ons optreden
te haren gunste zou waarschijnlijk zonder maat
regelen van geweld de beslissing geven. Onze
politiek zal effen wegen inslaan, de gevaren van
officieuse inmenging en onnoodig initiatief ver
mijden, maar ook zich hoeden voor eene zelf
zuchtige en vreesachtige onthouding.
Churchill hoopte ernstig, dat de Regeering
zou kunnen bijdragen tot behoud van den vrede
en de veiligheid, welke voor den vooruitgang
en den voorspoed van het Britsche Rijk volstrekt
noodzakelijk zijn.
De rede van Churchill brengt niets verrassends.
Dat Engeland altijd gezocht heeft naar eene Mo
gendheid, die bereid was alleen en zonder En
geland zich tegen het binnenrukken der Russen
in Bulgarije te verzetten, wist men reeds uit een
artikel der Nordd. Alg. Zeit., dat eenige dagen
geleden is bekend gemaakt en dat aan
Bismarck zelf werd toegeschreven. Nu heeft
Engeland echter gevonden, wat het zocht, en
dit juist brengt wel eenige verandering in den
opzet van den Duitschen Rijkskanselier. Het
is misschen niet van belang ontbloot, hier woor
delijk de zinsneden van het artikel der Nord-
deutsche weer te geven, welke op den stand der
Bulgaarsche quaestie in verband met de Oostersche
politjek van Engeland betrekking hebben.
„A's waarschijnlijk is alleen dit aan te nemen,”
zoo léést men daar, „dat de toestand een geheel
andere zou zijn dan hij nu is, wanneer Engeland
besloten was, zich tegen elk bezetten van Bul
garije ooor de Russen te verzetten. Dat zou
reeds waar zijn, als het maar bekend was, dat
Engeland ernstig naar een medestander zocht,
die geneigd was, in gemeenschap met Engeland
tegen het binnenrukken van Russische troepen
op te komen. Tot dusver echter hebben wij alleen
gezien, dat Engeland naar eene Mogendheid
zocht, welke daartoe alleen en zonder Engeland
bereid zou zjjn.”
Wie Rusland in bedwang houdt is voor de
Balkanstaten niet hetzelfde, omdat het gemakke
lijker valt met verre vrienden dan met gedien
stige maar belanghebbende buren op den duur
in vrede te leven. De verklaring van Tisza, dat
de Monarchie er het meeste belang bij heeft, op
het Schiereiland van den Balkan zich onafhan
kelijke, maar door de wederzijdsche belangen
verbonden Staten te zien ontwikkelen, is voor het
oogenblik zeer geruststellendmaar als Rusland
heden al toegeeft, omdat het den tijd nog niet
gekomen acht, dan zal het toch zijn plan niet
voorgoed opgeven en niet rusten vóór de Ooster
sche quaestie ten gunste van den sterkste is be
slist. Zij zal dan voor de muren van Weenen
worden uitgevochten en, hoe ook geëindigd, de
Balkanstaten hebben meegesleept in een oorlog
om eigen behoud, die uitloopt op een protecto
raat, hetzij dan van Rusland, hetzij van Oosten
rijk.
De Morning Post behelst thans een artikel,
hetwelk geacht wordt te zijn geïnspireerd door
de Regeering, waarin worde gezegd, dat Bismarck
eenen Europeeschen oorlog kan afwenden door
Oostenrijk-Hongarije in zijn Oostersche politiek
te steunen. Wanneer echter Duitschland onzij
dig blijft, dan is de oorlog zeker. Engeland zou
bereid gevonden worden mede te werken met
Duitschland, indien dit de partij van Oostenrijk
trok.
Berichten uit Sofia melden, dat uit den
boezem van het Bulgaarsche volk meer en meer
stemmen opgaan om het Regentschap tot onge
hoorzaamheid aan de Russische dictatuur aan te
zetten. Vooral de protesten van het leger tegen
de bekende even vernederende als onbeschaamde
circulaire van generaal Kaulbars moeten zeer
krachtig zijn gesteld.
Het Berliner Tageblatt verneemt uit St.-
Petersburg, dat in het laatst der vorige week
weder een aanslag op het leven van den Keizer
en de Keizerin van Rusland is gepleegd. Er was
een mijn gegraven onder een der spoorweglijnen
in de nabijheid der hoofdstad eene groote hoe
veelheid dynamiet zou ontploffen, wanneer de
keizerlijke trein op de bedoelde plaats kwam.
Gelukkig ontdekte de politie den aanslag tijdig
genoeg om de uitvoering te verhinderen.
De Fransche Minister-president Freycinet
heeft ook te Bordeaux op een te zijner eer aan
gericht feestmaal het woord gevoerd. Hij ver
klaarde overal op zijnen tocht te hebben opge
merkt, dat denkbeelden van eendracht en eensge
zindheid heerschen. Hjj erkende dat nog vele
hervormingen noodig zijn, doch verzocht zijnen
hoorders om de Regeering te volgen op haren
weg van vooruitgang en vrijheid.
De royalistische Triboulet, een geïllustreerd
satiriek weekblad, heeft den heer Clémenceau
afgebeeld als zich hebbende laten omkoopen bij
eene aanbesteding van het Ministerie van Oor
log. Clémenceau heeft in zijn blad Justice de
zen aanval met een vinnig artikel tegen Harden
Hickey, den verantwoordelijken directeur van
de Triboulet en zijne beschuldiging laster ge
noemd. Harden Hickey heeft daarop Clémen
ceau uitgedaagd, maar deze heeft wijselijk ge
weigerd, met den man, dien hij een lasteraar
noemt, te vechten. Op de uitdaging kreeg Har
den Hickey kort en bondig ten antwoord, dat
de zaak, die er tusschen hen beiden is, niet door
een tweegevecht ten einde kan worden gebracht.
Indien hij (Harden Hickey) bewijzen kon, wat
hij hem(Clémenceau) ten laste heeft gelegd, dan
zou hij hem zeker onwaardig achten om met
hem te duelleerenen indien hij het niet be
wijzen kon, dan moet hij, Clemenceau, hem on
waardig keuren den degen met hem te kruizen.
De Krijgsraad te Madrid heeft den Spaan-
schen generaal Villacampa, den luitenant Ser-
rona en vijf onderofficieren ter zake van het jongste
oproer ter dood veroordeeld.
Te Madrid zijn berichten uit Godavery ont
vangen, volgens welke aldaar eene geweldige
overstrooming heeft plaats gehad. Een aantal
dorpelingen wilden eenen dijk doorsteken, ten
einde hunne dorpen van het water te bevrijden
ten koste van andere. Hierdoor onstond tusschen
de wederzijdsche bewoners een hevig gevecht,
waarbij een hondertal personen gedood werden.
Een Zwitser, Roget geheeten, stelt voor,
weerspannige jongens op school te straffen met
electrische vonkende pijn duurt niet lang en
laat geen sporen achter.
Twee kisten, de eene met fondsen en cou
pons ter waarde van 200,000 frs., de andere met
diamanten ter waarde van 100,000 frs., werden
den 25n Sept, uit Parijs over Dieppe naar Lon
den verzonden, met de Bordeaux van de „Com
pagnie de l’Ouest”. De kisten zijn zoek; de
„Compagnie” zegt dat de diefstal niet kan zijn
gepleegd op de Bordeaux en de directie van de
lijn BrightonLondon beweert hetzelfde van
haar schip. Bij den terugkeer van de Bordeaux
te Dieppe zal een onderzoek worden ingesteld.
Sofia, 3 Oct. Generaal Kaulbars heeft het
Regentschap er op gewezen, dat de tekst der
Bulgaarsche nota, welke gisterenavond is over
handigd, een onvoldoend antwoord behelst en
dat hij nog heden een definitief antwoord wenscht
te ontvangen op zijne eischen wat betreft de
verkiezirgen en de officieren.
Het Kabinet beraadslaagt op dit oogenblik
over deze zaak.
De Nederlandsche
LANDBOUWBANK.
In verband met hetgeen wij in het vorig no.
dezer Courant mededeelden, omtrent ’t geen bij
de redactie was ingekomen betreffende de op
richting van zulk eene bank, meenen wij niet
beter te kunnen doen dan hier te laten volgen,
de circulaire gedagteekendAmsterdam 23 Sep
tember 1886, waaruit kortelijk het doel blijkt,
dat de ondergeteekenden zich voorstellen met
deze oprichting, terwijl de namen der onderteeke-
naars ten bewijze zijn, hoe in alle deelen des
lands, mannen van vermogen en invloed deze
zaak wenschen te steunen.
Amsterdam, 23 September 1886.
M. M.
De ondergeteekenden zijn doordrongen van de
noodzakelijkheid om den Nederlandschen Land
bouw te steunen in den grooten strijd om het
bestaan tegenover de veelvuldige en machtige
concurrentie, die hem van alle kanten met ver-
r nietiging dreigt. Zij willen eene poging wagen
om tegemoet te komen aan eenige groote bezwa
ren, die de landbouwers hier te lande in hun
bedrjjf ontmoeten.
Zij zijn van meening dat de geheele Neder
landsche natie daarbij groot belang heeft, en dat
de bloei van de meeste andere takken van handel
en nijverheid ten nauwste samenhangt met dien
van den landbouw.
Op algemeene sympathie en medewerking voor
hun plan durven de ondergeteekenden dan ook
vast vertrouwen.
En in dat vertrouwen bieden zij u ter kennis
name aan de statuten voor eene opterichten
Nederlandsche Landbouwbank, met
dringend verzoek om in Uwe omgeving de be
langstelling daarvoor te willen opwekken en tot
deelneming aan te sporen, zoodra de gelegenheid
tot inschrijving voor het kapitaal wordt geopend.
Men zou wenschen het kapitaal in kleine
aandeelen gesplitst te zien, ten einde een ieder
in de gelegenheid te stellen het voorgenomen
doel te bevorderen en de belangstelling in de
latere goede werking der zaak levendig te houden.
Gesteund door de sympathie van het geheele
land en de ijverige medewerking harer oprich
ters, bovendien op solide wijze bestuurd, kan
deze Bank spoedig het algemeen vertrouwen
verwerven. Zij zal daardoor, ook buiten haren
specialen werkkring, genoegzaam gelegenheid
vinden, een deel van haar eigen kapitaal zoowel
als van de haar toevertrouwde deposito- en an
dere vreemde gelden in algemeene bankzaken
op solide, winstgevende wijze te bezigen.
Het veld der operatiën is groot en de behoefte
aan zoodanige instelling wordt dagelijks dringen
der gevoeld.
De bepalingen der statuten behoeven voor het
meerendeel geen bijzondere toelichting. Dat de
nieuwe bank zich hoofdzakelijk moet toeleggen
op het in het leven roepen van, het handelen
met en het steunen van nieuwe of reeds be
staande kleinere instellingen in de provinciën
ligt voor de hand. Het doel is niet om aan
deze laatstgenoemden concurrentie aantedoen,
doch integendeel hen zoo krachtig mogelijk te
helpen, overal waar zij zelven in de richting der
„Nederlandsche Landbouwbank”
werkzaam zijn. Aan al deze instellingen in de
provinciën moet worden overgelaten, ieder in
haar kring voor eigen rekening de landbouwers
met voorschotten en anderzins te gerieven,
hetgeen dan ook door haar met goeden uitslag
kan worden gedaan wegens bekendheid met
personen en lokale toestanden, waardoor goede
controle mogelijk wordt; een controle die voor
een centraal lichaam te Amsterdam gevestigd,
ten eenenmale zou ontbreken of althans zeer
gebrekkig zou blijven. Up die centrale instelling
moet de plicht rusten om de provinciale medewer
kers zoo talrijk en krachtig mogelijk te maken.
Handelaar en producent kunnen door bemid
deling der bank voorschotten erlangen, op veld
vruchten, granen of zaden etc. etc., hetgeen voor
rekening van de belanghebbenden, door zaak
kundige bemiddeling kan worden bewaard en
gezolderd, of wel aan de hoofdmarkt verkocht,
tegen berekening der minst mogelijke onkosten
en tegen vergoeding van billijke provisie en rente.
Inkoopen van veevoeder, meststoffen, werktui
gen, zaaizaden, kunnen voor vereenigingen ten
platte lande voor marktprijzen en op crediet
geschieden, om zoodoende door hoogere opbreng
sten en verminderde uitgaven den Nederlandschen
Landbouw te steunen.
Geldelijke hulp en steun, vermeerdering van
opbrengst en vermindering van uitgaaf, ziedaar
het programma dat wij wenschen te verwezen
lijken, ten behoeve van den Nederlandschen
Landbouw, en tot welks vervulling wij uwe
medewerking inroepen.
Noch achten wij het van beteekenis mede te
deelen, dat een uitvoerend Comité benoemd is,
bestaande uit de HeerenD. F. A. BAUDUIN
te ’s Gravenhage. HERMAN F. BULTMAN
te Haarlemmermeer en CORN. PRINS Szn. te
Haarlem.
Eindelijk zullen wij gaarne op ons bureau
inzage geven van de vastgestelde acte van op
richting van de „Nederlandsche Landbouwbank”,
aan ieder die zich daartoe aanmeldt,
Plaatsruimte ontbreekt ons, om de lange reeks
tnea af te drukken.
Bolsward, 30 September. Heden avond trad
alhier op mr. P. J. G. van Diggelen, in eene
voor allen toegankelijke vergadering, belegd door
het bestuur der kiesvereeniging „Vooruitgang.”
Op heldere wijze ontwikkelde de spr., hoe Staat
en maatschappij één moeten zijn, in elkander
moeten grijpen, hoe door de grondwet van ’48
de stabiliteit niet is verkregen, die men er vroe
ger van verwachtte, hoe de census ons beknelt
en de grondwet, in meer dan één hoofdstuk,
moet worden herzien. Daartoe echter zou hij
gaarne herziening willen van art. 197 en het
vervangen zien door de meerderheid. Zijne denk
beelden over den eisch om een stelsel bij ons
belastingwezenom geen algemeen stemrecht in
de grondwet voor te schrijven, omdat wij dan
daaraan weer gebonden zouden zijn, evenals nu
aan den census, maar den weg daartoe over te
laten aan den gewonen wetgever, met de nood
zakelijke beperkingen zijne overtuiging dat art.
194 nu moet blijven rusten, en ongeschonden
moet blijven in beginsel; zijn wensch naar een
voldoend leger, stelselmatig en zoo zuinig mo
gelijk ingericht, dat alles achten wij bekend.
Op eene andere vraag, hoe de spr. denkt over
het arbeidersvraagstuk, betreffende de inmenging
der regeering, de beschermende rechten en den
beperkten arbeidsdag, antwoordde hij, dat hij,
gelijk reeds in het begin is gezegd, geen staats
monopolie wil, maar een onderzoek toejuicht,
als door Goeman Borgesius e. a. gewenscht
wordt, verlangt dat de gansche wetgevende
macht een open oog hebbe voor de belangen,
vooral ook van den arbeidersstand, maar geen
kunstmatige bescherming wil en geen bepaalde
werkuren wil zien voorgeschreven. Ten slotte
achtte hij dat de Kamers het hoofdstuk van de
middelen, niet meer als het hinkende paard
achteraan mogen laten komen, maar daarbij
vooral er naar streven moeten, om een even
wicht te erlangen tusschen de uitgaven en de
inkomsten.
’s-Gravenhage, 4 Oct. De rechtbank heeft
heden den predikant Vlug vrijgesproken van de
beschuldiging wegen s het verstoren der godsdienst
oefening te Leiderdorp.
De heer de Geer van Jutphaas is, in de
plaats van den heer van Wassenaer, tot voo-'*
zitter van de club der anti-revolutionaire Kaïr
leden gekozen.
De redactie van de Maas- en Scheldebou»
heeft aan Domela Nieuwenhuis de vraag gedaan,
waarom hij het aanzienlijk vermogen, dat hij
onlangs door erfenis verkreeg, niet, volgens zijne
leer, ter beschikking stelde van de socialistische
maatschappij, maar het integendeel op voorzich
tige wijze had belegd.
In Recht voor Allen antwoordt Domela Nieu
wenhuis met eene verwijzing naar Lukas XII vs.
13 en 14. Ook aan Jezus werd verzocht door
iemand, dat hij aan diens broeder zeggen zou
de erfenis met hem te deelen. Jezus antwoordde
Mensch wie heeft mij tot rechter of scheidsman
over u aangesteld De redactie van de Maas-
en Scheldebode nu is ook niet tot rechter of
scheidsman aangesteld, zegt D. N.
Het antwoord is zeer vernuftig gevonden,
maar het verschijnsel niet opgelost, dat iemand
die zoo ijvert tegen kapitalisten, zelf kapitalist
meent te mogen zijn.
De schaarste der gouden tientjes wordt
door het Centrum geweten aan de Nederlandsche
Bank, welke ze sedert eenige jaren door hare
correspondenten zou doen inhouden om er mede
te speculeeren
Koosje, naar het Atlasbeeld op het Paleis
op den Dam wijzende „Kijk moe, de man met de
lucht ballon.” (Zondagsblad)
Een werkman te Haarlem heeft dezer da
gen op verschillende tijden en tegen onderschei
dene prjjzen aan drie ingezetenen ieder verkocht
een kistje, naar den uiterlijken schijn van zeer
oude dagteekening en volgens de daarop aanwe
zige letters, in gebruik geweest zijnde bij het
waterschap der Hondsbossche en Duinen tot Pet
ten. Later bleek, dat de verkooper die kistjes
zelf had vervaardigd van oud hout en daaraan
de eer van „antiquiteit” in het geheel niet toekomt.
Te Delft had een 60-jarige juffrouw, wo
nende aan het oude Delft, het ongeluk bij het
openduwen van het raam harer woning uit de
derde verdieping te vallen. Met gebroken rugge-
graat werd zij hare woning binnen gedragen.
Uit Rozendaal wordt aan de N. R. C. be
richt, dat aldaar eene bende Zigeuners weder
over de Belgische grenzen is gezetzij trachtten
echter uit Belgie weder tot ons te komen, wat
de marechaussées beletten. Om deze menschen
te karakteriseeren meldt de berichtgever, dat zij
een kindje, ’t welk overreden was, in een zak
stopten en tegen een boom doodsloegen, waarna
zij het lijk door de beeren lieten opvreten.
Het bewijs, dat dit niet gebeurd is, zal niet
moeilijk te leveren zijn, maar het bewijs dat het
wèl gebeurd is ook, meenen we.
„Of mijn meisje van poëzie houdt Ze heeft
Goethe in het hoofd en Schiller in het hart
„Zoo, dan schiet er voor jou gedichten zeker
geen plaats over?”
BO ja, daar zit ze mede in de maag
Bolswardsche Courant