NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD OLSWARD Tweeërlei geloof. 1887 Zes en Twintigste Jaargang No. 5. VOOR BINNENLAN D. BUITENLAND. DONDERDAG 3 FEBRUARI. 3 DONDERDAG 3 FEBRUARI. ■i en en K ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents, ■§éxsocx7X3CX>:x30ooocxDocx:^ ADVERTENTIEPRIJS 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. „Alles komt toch terecht! Dat zij dan de uitdrukking van het oprechte, vertrouwvolle, kinderlijk-nederige geloof Wie dat zegt, verklare daarmede den oorlog aan alle luchthartige onverschilligheid! Hij vergete nooit de daar straks genoemde voorwaarde, waaronder alleen maar dat woord een echt geloofswoord wezen kan. Hij werke, hij strijde en eindelijk zal hij overwinnen ook Oostergoo. Waar echt geloof is, daar is wakkerheid leven. Waar dit gehuichelde geloof is, daar is de zware mist, dat de paarden der voertuigen slechts stapvoets mochten loopen om ongelukken te voorkomen. Van Laeken naar Brussel was de Koningin vijf kwartier te lang onderweg, daar de postillons voor de paarden moesten gaan. Alle spoortreinen ondergingen vertraging. Ver scheidene ongelukken met rijtuigen hebben plaats gehad. In Karlsruhe wordt ijverig gewerkt aan den bouw van een kabelspoorweg op den Thurmber, teneinde de verbinding met het geliefde uit- spanningsoord, hetwelk een der schoonste verge zichten op het Rijndal en de Pfalzische bergen biedt, nog met het zomerseizoen in exploitatie te brengen. De gemalin van Prins Wilhelm van Pruisen, kleinzoon van den Duitschen Keizer, is van haar vierden zoon bevallen. In dit heuglijk feit vonden de goede Berlijners aanleiding om den Keizer eene enthousiaste ovatie te brengen. Za terdagochtend om halfelf verzamelden zich dui zenden en duizenden voor het paleis. Toen de artillerie, die 101 saluutschoten had afgevuurd, terugkeerde en voorbij het paleis trok, vertoon de zich de Keizer aan het hoekvenster, „dat in Baedeker staat”, aan de menigte, die vol geest drift instemde met de tonen der „Wacht am Rhein”. De Keizer was „ten diepste geroerd”. De Kreuzzeitung bevat een artikel over de onzijdigheid van België. Het blad, dat met het Hof en met de meest invloedhebbende militaire kringen in de nauwste betrekkingen staat, brengt in herinnering het dubbele traktaat, bij het begin van den oorlog in 1870 door Glad stone gesloten met Pruisen en Frankrijk. Volgens dat traktaat zou Engeland eene scheiding van het Belgische grondgebied als eene casus belli be schouwen. „Dit verdrag is twaalf maanden na het sluiten van den vrede te Frankfort vervallen. Dientengevolge staan wij thans weder uitsluitend op het standpunt van het verdrag van 19 April 1839. Mocht dus nu of later weder een oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland uitbreken, dan zou, zegt de Kr.-Ztg. de stand van zaken zijn als volgt „Van Duitschland heeft België niets te vreezen, wat ook sir Charles Dikke (in de Fortnightly Review) daarvan moge zeggen. Belgie kan echter ook, ingeval Frankrijk een inval doet, van Duitschland geene hulp verwachten, dewijl dit Rijk alsdan veeleer eveneens genoodzaakt zou kunnen zijn, het tooneel van den strijd naar België te verplaatsen. Tusschenkomst van Oosten rijk of Rusland kan niemand in ernst veron derstellen, en het is zeer de vraag of lord Salis bury het voorbeeld van Gladstone volgen zou. In alle geval zou België alleen kunnen rekenen op den goeden wil en de offervaardigheid van Engeland en vooral deze laatste eigenschap laat wel iets te wenschen over. België kan dus al leen vertrouwen op zijn eigen hulpmiddelen. Men beweert dat Bismarck gezegd heeftde Belgische neutraliteit kan het best beschermd worden door het Belgische leger. Wij weten niet of de Rijkskanselier werkelijk deze woorden ge sproken heeft, maar waarheid bevatten zij zeker lik onder alle omstandigheden en niemand maakt zich ook in België de illusie, dat een papieren verdrag in staat zou zijn de plaats te vervullen van eigen strijdkrachten”. Het artikel der Kreuszeitung, is, men ziet het, slechts een weerslag van de beschouwingen der Rorddeutsche over hetzelfde onderwerp. Het Engelsche legerbestuur is druk bezig met het uitwerken der bijzonderheden van een mobilisatieplan voor het leger, het welk zoodanig zal zijn ingericht, dat steeds een gedeelte gereed zij om onverwijld te velde te trekken. Vóór April zal de eindregeling der mobiliseering van twee legerkorpsen gereed zijn en binnen 24 uren, nadat het bevel hiertoe gegeven wordt, zou alsdan eene strijdmacht van 63,ü00 man kunnen ingescheept worden naar het buitenland. Van hare zijde brengt de Admiraliteit eveneens een mobilisatieplan voor de marine in gereedheid, waarbij ook voorzien wordt in de behoefte aan transportschepen voor het leger. Te Belfast in Ierland hebben Zaterdag en Zondagavond wederom ernstige wanordelijk heden plaats gehad. Het gepeupel wierp naar de politie met steenen en ook revolverschoten uit de menigte werden gelost. De politie deed een charge en nam een vijftigtal der belhamels in hechtenis. Verscheidene personen zijn gekwetst. In Brussel heerschte Zaterdag zulk een vaart ware aangebroken, dan zou voor zulk eene wijziging van titel misschien reden kunnen zijn. Maar krachtens welk recht of welke bevoegd heid het Nederlandsche volk den Koning dien titel zou kunnen opdragen, zouden wij waarlijk niet weten. Het komt ons voor, dat het volk in deze niets heeft te zeggen. Intusschen, het staat ieder vrij in niet officieele stukken onzen Koning Keizer van Insulinde te noemen, maar dit zal wel de bedoeling van den inzender niet wezen. De gedragslijn, die door de anti-revolutio- nairen in de aanstaande Kamerzitting gevolgd moet worden, is, zegt de Standaard, deze: lo. dat men poge aan de behandeling van art. 76 en het daarbij behoorend voorloopig kies reglement de prioriteit te doen verleenenen na afhandeling van deze beide, van verdere Grondwetsherziening, zelfs bij eerste lezing, door deze Kamer afzie; 2o. dat onze partij, zoo een motie van deze strekking mocht verworpen worden, óf geen deel neme aan hetgeen ’t zij aan art. 76 voorafgaat, ’t zij daarop volgtof wel bij elk der overige voorstellen, na het artikel gewoon behandeld te hebben, het wetsontwerp, co ipso, afstemme 3o. dat onze partij bij de behandeling van art. 76, door elk conservatistisch element in de Re- geeringsvoorstellen te bestrijden, toone dat haar ijver voor een Reform-bill gemeend was; 4o. dat onze partij bijaldien de Koning, uit hoofde van zijn hoogen leeftijd, er op staan mocht, dat de Troonsopvolging terstond onder het mes ga, voor dit ééne punt uit loyauteit voor den Koning een exceptie makeen 5o. dat onze partij in geen geval voor een stellen van de portefeuille-quaestie uit den weg ga, maar duidelijk doe uitkomen, hoe een terug treden van Heemskerk h. i. voor de Grondwets herziening geen verlies maar winste zou zijn. De vele wijzigingen, door de Staatscom missie voor de herziening van het Burgerlijk Wetboek in haar Eerste Boek voorgesteld, be- hooren de volgende In den titel van het huwelijk wordt geen an dere algemeene beperking opgenomen dan die wegens reeds bestaand huwelijk, wegens leeftijd en wegens bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn en tusschen broeders en zusters. Meerderja rigen behoeven geen toestemming meer van an deren. Voor elk arrondissement wordt bij ko ninklijk besluit een nieuwsblad aangewezen, waarin alle voorgenomen huwelijken worden aan- gekondigd. De vrouw kan, met bewilliging van haar man, het beheer van haar eigen goed overne men, bij openbaar te maken notarieele akte. De gevallen van echtscheiding worden uitge breid tot gedurige slechte bejegening van den echtgenoot en gewoonte van dronkenschap of ander liederlijk gedrag. Verder kunnen beide echtgenooten te zamen ontbindingen vragen als een vol jaar na de scheiding van tafel en bed is verloopen, en elk, wanneer na twee jaren aan zijne gerechtelijke aanmaning om de samen woning te hervatten, niet binnen ééne maand is voldaan. Het onderzoek naar het vaderschap van on wettige kinderen blijft verboden, behalve in de gevallen, die tot strafrechtelijke vervolgingen aanleiding geven. De meerderjarigheid wordt reeds op den 21- jarigen leeftijd bereikt. De burgerlijke rechter kan ontzetting uit het ouderlijk gezag uitspre ken wegens „bekend slecht levensgedrag, verre gaande verwaarloozing van de verplichting tot onderhoud en opvoeding, en het uit winstbejag noodzaken van het kind tot overmatigen ar- beid“. Het wettelijke vruchtgebruik duurt tot de meerderjarigheid. Zondagmiddag trad Croll, het tegenwoor dige hoofd der sociaal-democratische partij, weder in het Volkspark op. Als onderwerp van zijn voordracht had hij gekozen: „Moderne inquisitie”. De geschiedenis van het socialisme nagaande, kwam hij tot de conclusie, dat de vervolging, waaraan de socia listen bloot staan, gelijk staat met de inquisitie in de middeleeuwen. Met een pathos, dat weinig socialistische rede naars eigen is, gispte hij het gedrag der regee- rende klasse tegenover Domela Nieuwenhuis in de gevangenis, waar deze zakjes moest plakken voor Duyvis, de man die steeds door hem was bestreden. Ook protesteerde hij er tegen, dat uitsluitend familieleden ééns in de 14 dagen by den gevangene mogen worden toegelaten, en dat hij als voogd van Nieuwenhuis kinderen niet werd toegelaten. (Erg verstandig.) Ten slotte werd op voorstel van Croll, door de vergadering aangenomen, om aan den Minister van Justitie het volgende telegram te zenden „De groote volksvergadering te Amsterdam, optredende als pebleïsch Hof van Cassatie, ver vloekt het land waar kinderverkrachters en an dere schurken worden geëerd en de vrienden des volks worden gehoond en mishandeld”. Dit telegram werd door Penning onderteekend. In de Donderdag te Renkum gehouden zit ting van den Raad der gemeente, is ook besloten voor de eerste maal een hoofdelijken omslag te gaan heffen, groot f 4500, teneinde in de steeds stijgende uitgaven te kunnen voorzien. Nader zal worden vastgesteld, of de aanslag ambtshalve zal geschieden, of dat eigen aangifte verplich tend zal worden gesteld. In een brief uit de Hofstad aan de Arnh, Ct. wordt er op gewezen, dat Koningin Emma zich naar den echten trant der Oranje’s veelvuldig den volke vertoont, en dat diezelfde geest van medele ven met de bevolking reeds van jongs af aan de jonge prinses schijnt te worden ingeboezemd, „zoo wel in open rijtuig als op de wandeling bewegen zich ’s Konings gemalin, en de aanstaande kroon draagster in ons midden, en dag aan dag ziet men stalmeesters en pikeurs bezig om de nu nog tamelijk ontembare vier Shetlandsche ponies niet veel grooter dan Newfoundlandhonden, aan het tuig te gewennen, die prinses Wil helmina zelve weldra, naar ik hoor in vierspan, zal moeten mennen.” Door den officier van justitie te Groningen is, op vermoeden van valschheid, een door de politie in beslag genomen gulden naar de rijksmunt op gezonden, waar het bleek dat het vermoeden ge grond was. De gulden voerde de beeltenis van koning Willem II en het jaartal 1847. Te Geertruidenberg scheen een sergeant van de infanterie, die in de arrestantenkamer was op gesloten, de vrijheid boven gedwongen verblijf in die kamer te verkiezen, en trachtte Zondag namiddag door middel van twee aan elkander geknoopte bedlakens te ontvluchten, hetgeen dan ook betrekkelijk goed gelukte. Toen hij aan ’t einde der lakens op een grooten afstand van den grond zweefde, liet hij zich vallen, en bekwam daarbij eenig letsel. Door de inwendige kneu zingen, bij den val bekomen, kon hij zijne vlucht niet voortzetten, zoodat hij al spoedig terugge bracht werd, nu wel niet naar ’t locaal, zoo even verlaten, doch naar de infirmerie. Naar men verneemt, is hij teruggebracht tot den rang van soldaat. Vrijdagmiddag wierp een man op de Prins Hendrikkade te Amsterdam, bij de Foeliestraat, zijn hond te water, om het dier te verdrinken. Het arme beest worstelde vreeselijk om het be houd van zijn leven. De baas duwde het dier, dat tegen een steigertje wilde opklauteren, kopje onder en viel waarschijnlijk door den water duivel er in getrokken daarbij te water. Beni ge menschen schoten toe en redden moordenaar en slachtoffer, die te zamen hoe vergevens gezind is zoo’n dier koud en nat naar huis gingen. Wij twijfelen niet of het beest zal, nu de baas gevoeld heeft wat het is op weg te zijn om te verdrinken, wel mogen blijven leven. Aan den predikant Vos is door zijne vrien den een pels geschonken. Daarover schrijft dr. Kuyper in de Heraut een boosaardig artikel, waaraan wij het volgende fragment ontleenen. Na geïnsinueerd te hebben, dat de pels ge schonken was om wat warmte aan te brengen aan het wat al te koud geworden hart, zegt hij „En als het dan op het historieblad zal beschre ven worden „In den jare 1886, toen het winter was, is het in de goede stad van Amstelredam komen te passeeren, dat een der dominees Vos heette, en deze dominee Vos wreedelijk, als stake in zijn borst geen menschen- en geen broederhart meer, zijn broederen in de vacht vloog en hun het hart openscheurde. En toen het daarop dat jaar in December wederomme winter werd, heb ben de naastzijnde vrienden van dezen gewelde naar hem uit erkentelijkheid voor zijn drukke besogne in deze misselicke zake de pels ofte het vel van een verscheurend dier gepresenteerd en in hun saamvergaderinge om de schouders ge hangen” dan zal ieder lezer er toch bij denken, en meer dan één er bij fluisteren: „Dit was meer dan casueel En dat te sterker, zoo men er dan bij zal ver tellen, dat de man, die dit vel van een wild dier om Vos’ schouders hing geen ander was dan de heer Lütge De man, die onder al zijn geestverwanten in het opspeuren van den symbolischen zin der dingen misschien het verste gaat. Waar men dan nog bij vertelt, dat zelfs dit vel van een wild dier voor Vos nog te klein was.” Iemand geeft in de iV. R. C. het denkbeeld aan om den Koning op zijn zeventigsten verjaar dag den titel aan te bieden van Keizer van Insulinde. Met het oog op den toestand, waarin Indie op dit oogenblik verkeert, is het denkbeeld niet heel gelukkig te noemen. Wanneer de vrede in Atjeh hersteld ware, rust, voorspoed en te vredenheid in Indie heerschten, door rjjke oog sten en hooger ontwikkeling der bronnen van inkomst een nieuw tijdperk van bloei en wel- stilte, de slaap van den dood. Of wij het dan willen tegenspreken, dat alles toch terecht komt?” Welzeker niet Dat is en blijft onze overtuiging, ook onder de ongunstigste teekenen der tijden. Zoo donker kan het niet worden, of wij gelooven aan den terugkeer van het licht, helderder stralend dan ooit te voren. Al dreigt alles te bezwijken en ten onder te gaan in de woeling en warreling van de golven der levenszee, wij houden er aan vast, dat uit dat bonte en onbegrijpelijke gewir war geboren zal worden hoogere orde en grooter volmaaktheid. Maar wij kunnen dat slechts gelooven op ééne voorwaarde. En wel op deze. Dat wij zelf meewerken om de duisternis te verjagen en het licht te doen doorbreken. Dat wij zelf een deel uitmaken van de wak kere bemanning, die onvermoeid bezig is den weg te zoeken om het levensscheepken over de on stuimige wateren heen de veilige haven te doen binnenloopen. Dat wij diep doordrongen zijn van het bewust zijn, dat ook wij, wij persoonlijk, de roeping hebben ontvangen om mede te werken aan het zoeken naar een bevredigender oplossing van de groote en moeilijke, vaak benauwende en be angstigende vraagstukken van de dagen, waarin wij leven. Ja gewis, in dien zin, maar ook in dien zin alleen, mag zij gebruikt worden, de schoone uit drukking „alles komt toch terechtdie schoone uitdrukking, die zoo vaak misbruikt wordt, wan neer zij tot dekmantel dient van allerlei ver keerde en akelige dingen. Want een schoone uitdrukking is het! „Alles komt toch terecht Hoort gij het wel Toch l Dat wil zeggen, ondanks veler tegenwerking. Ondanks allerlei menschelijke zwakheden, en onvolkomenheden, vergissingen en dwalingen. Ondanks de traag heid, de onverschilligheid, de lusteloosheid, de zelfzucht veler, veler kinderen der menschen. Het komt terecht, ja zeker, want de eeuwige wetten van ontwikkeling en vooruitgang arbei den rusteloos voort in het groot geheel der din gen, o zoo menigwerf daar, waar de scherpste blik en het meest gevoelig en ontvankelijk hart haar nog in geen jaren zien en kennen kunnen. Het komt terechtWie twijfelen mocht, zie maar terug naar het verleden. Wie aarzelend vragen moog’, hij ga maar aan het werk en beproeve eens. hoeveel hij zelf niet in eigen, slechts kleinen, kring er aan doen kan. Het kan niet anders, of de uitkomst zal hem leeren, dat hij der overwinning naderbij gekomen is niet alleen, maar dat hij haar zelf naderbij heeft gebracht. Daar is een soort van akelig, wij zouden haast willen zeggen lamlendig, geloof in de wereld, dat onnoemelijk veel kwaad doet. Het laat zich het best vertolken door de woorden „och, alles komt terechtWie heeft dat nooit hooren zeg gen op dien naren en koelen toon, vol onver schilligheid en lusteloosheid? Wie heeft zijn beste krachten niet voelen verlammen en zijn ijverigst pogen niet zien falen door den invloed van dat geloof, dat eigenlijk dien schoonen naam van geloof niet verdient, omdat het alle bezieling en opgewektheid mist? Als die uitdrukking ten antwoord werd gegeven op onzen oproep tot wat samenwerking en aaneensluiting, op onzen kreet om ondersteuning en bijstand, dan kwam er verkoeling in ons eigen gemoed en werd het blakend krijgsvuur in ons eigen binnenste uit gedoofd. En nog erger natuurlijk was het, indien wij zelf aan anderen ten antwoord gaven „och, al les komt toch wel terecht!” Want wij noemen het geloof, maar het is eigen lijk ongeloof. Dat te bewijzen zal wel niet moeilijk vallen. Neen, zeker niet moeilijk, want het spreekt eigenlijk van zelf. Geloof veronderstelt warmte en geestdrift, ar beid en strijd inspanning van krachten en ruste- loozen ijver. Wie gelooft is werkzaam, brandt van begeerte om den nieuwen toestand te aan schouwen, doet wat hij kan om dien in het le ven te roepen. Wie gelooft blijft niet aan den kant van den weg liggen of rustig en kalm zit ten, om zoo het gewoel der wereld, de bonte verwarring om zich heen met lodderig oog gade te slaan, neen, hij springt op, werpt zich in den grooten stroom, stelt belang in en neemt deel aan alles, wat in dat rijke leven voorvalt, doet zijn best om het alles dienstbaar te maken aan de bereiking en verwezenlijking van het hem voor den geest zwevende ideaal. Dat is gedaan door alle mannen en vrouwen, die in den echten, en alleen waren, zin geloovi- gen geweest zijn. Zoo zijn zij geweest in alle eeuwen en op elk gebied, die den dag der zegepraal van het licht over de duisternis wat nader hebben helpen brengen. Welk een verschil tusschen hen en die ande ren, die zeggen„och, alles komt toch terecht Als wij het nazeggen, gevoelen wij neiging tot gapen en geeuwen, zoo slaperig klinkt het. Doffe onverschilligheid, vrees om zich, zooals men dat pleegt te noemen, „aan koud water te branden,” trage en vadsige lusteloosheid, angst om zich hieraan te stooten of daaraan te bezee- ren, bezorgdheid dat men zich het leven wat moeilijker maken zal, grooter lust om anderen te zien werken dan om zelf de hand aan den ploeg te slaan, meng dat alles dooreen en gij krijgt wat er gevonden wordt in het hart van den mensch, die zegt te gelooven, „dat alles toch wel terecht komt.” Neen zeker, het is geen geloof. Het is onge loof in eigen kracht, in eigen gaven, talenten en vermogens, in eigen roeping om mede weg bereider voor een nieuwe en betere toekomst te zijn. I Bolswardsche Courant X n fi

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1887 | | pagina 1