NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
SeOWA&B EN WÖNSERADfiS.1.
1888.
Zeven en Twintigste Jaargang.
No. 18.
i
g DONDERDAG 3 MEI.
JJW
VOOR
BINNENLAND-
PLICHTBESEF.
1
A
I
BUITENLAND.
J
f
mishandelde, diens goed of erf niet spaarde. Moet
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents,
1
dan nu die treurige toestand terugkeeren, maar
in omgekeerden zin?
Plichtbesef leide den rijke bij het verzamelen
en het gebruiken zijner bezittingen en schatten
en hij zal ze niet als een dood kapitaal opsta
pelen, om ze misschien na zijn dood te laten ver
kwisten. Hij zal er zegeningen mee verspreiden
ten nutte zijner medemenschen, zonder dat het
eigendomsrecht ooit zal mogen worden geschonden.
Want ieder zal leeren inzien, dat elk recht heeft
op zijn eerlijk verdiend of verkregen eigendom.
Een iegelijk zal leeren tevreden zijn met het brood
zijns bescheiden deels. Het heerlijke, duizende
jaren oude gebod: „Gij zult niet begeeren iets
dat van uw naaste is”, zal in zijne rechtmatigheid
worden erkend. De minder bedeelde zal niet
morren en klagen, maar inzien, dat het geluk
evenzeer woont in zijn kleine woning, als in de
paleizen der vorsten en onafhankelijk is van
zilver en goud.
Als plichtbesef de ouders leidt, dan zullen
zij hun kinderen opvoeden in waarachtige vroom
heid, hen voorgaan in al wat matig is, recht
vaardig, eerlijk, waar, godzalig. De zonen en
dochteren zullen gehoorzamen, aan dat andere
oude gebod„Eert uwen vader en uwe moeder”,
zonder dat eene belofte hen daartoe dringt, want
’t mag niet zijn, dat we iets laten uit vrees voor
straf, noch dat we iets doen, op hoop van loon,
de eenige drijfveer bij al ons denken, spreken en
doen, moet wezen, niet een plichtenleer, maar
het plichtbesef.
Als dit de menschen en volken gaat doordrin
gen, dan zullen tal van quaestieën worden opge
lost. Een iegelijk beginne met zich zelf te herzien.
M. E. van der MEULEN.
Bolsward. Het feest waarvan wij in ons
vorig N°. reeds met een enkel woord melding
maakten, heeft plaats gehad in de Sociëteit
„de Doele”.
Den 28sten April nam. was het 50 jaren ge
leden, dat PIETJE de BOER, als kindermeisje
in dienst trad bij de familie Bijlsma, waar zij,
als kind met de jongere kinderen opgegroeid,
sedert onafgebroken heeft gediend, met trouw
en ijver.
Dat feit is op den 30sten April op luisterrijke,
waardige wijze herdacht. Het bestuur van het
departement Bolsward der Maatschappij tot Nut
van ’t Algemeen achtte het wenschelijk aan deze
zoo getrouwe dienstbode een blijk te geven van
waardeering en achting. Deze gedachte, in eene
departementsvergadering uitgesproken, werd da
delijk door al de leden toegejuicht, aan het be
stuur werd opgedragen, een stoffelijk bewijs van
hulde aan te koopen en dit uit te reiken in eene
buitengewone vergadering van het departement.
Aan die tweeledige opdracht heeft het Bestuur
voldaan. Het vroeg en erlangde de meest wel
willende medewerking van de Dames-Zangver-
eeniging „Melodia”, de Muziekvereeniging „Bols
ward’’ en de Rederijkerskamer „Gijsbert Japicx”.
Dit niet slechts. Ook de leden der Sociëteit
wenschten Pietje te toonen, hoezeer zij haar
goede zorgen, in velerlei opzicht ook hun gewijd,
op prijs stellen. Spoedig had een honderdtal
geteekend op een lijst voor een bijdrage, het
bestuur kocht ook daarvoor een geschenk en in
gezamenlijk overleg werd besloten, dat op den-
zelfden avond, de beide besturen de geschenken
zouden uitreiken.
Dit is geschied met hartelijke toespraken van
de voorzitters, van wege het departement werd
haar aangeboden een zilveren lepel en vork in
keurig étui, waarop een zilveren plaat, die het
feit vermeldt en voorts een getuigschrift in lijst,
op uitnemende wijze gedrukt, goud op zwart, bij
de Firma B. Cuperus Az. De leden der Sociëteit
vereerden haar een mahoniehouten leunstoel en
een sierlijk album. De heer S. J. Pekema ver
haalde in geestigen trant, in het Friesch, Piet
jes levensgeschiedenis en bood haar daarvan een
exemplaar aan in 4° met gouden omslag. De
dames M. van der MeulenWesterbaan en J.
de JongZeilmaker voerden met den heer
Th. van der Meulen het guitige stukje uit van
S. H. Hylkema„De opmakke brief”. Zang
en muziekuitvoeringen, uitstekend uitgevoerd,
wisselden elkander af, enkele heeren spraken
nog eenige toepasselijke woorden, een opgewekte
toon heerschte heel den avond onder de Nuts
leden en de talrijke genoodigden en zoo vlogen
een aantal uren voorbij, die ongetwijfeld een
onvergetehjken indruk zullen achterlaten in het
hart der waardige en zoo bescheidene jubilarisse.
M. E. v. d. M.
De heer Jan Willem van Alphen, le luite
nant der infanterie, schrijft aan het Dagblad
Protest.
In de Standaard van Vrijdag 27 April lezen
wij een stuk, getiteld „Milicien”, waarin o.a.
letterlijk deze regelen voorkomen
Menig ouder ziet met bezorgdheid den tijd
komen waarop een met zorg en in de vreeze
des Heeren opgevoed kind het ouderlijk huis
voor de kazerne verwisselen zal, daar het kazerne
leven zoo vaak op de jongelingen verwoestenden
invloed uitoefent.
Dronkenschap, onzedelijkheid, in één woord
verregaande goddeloosheid, niemand zal het ont
kennen, dat deze de kenmerkende eigenschap
pen van het kazerneleven zijn. En geen won
der voorwaar, dat een vrome vader en een voor
haar kind bezorgde moeder met angst den dag
der indeeling tegen gaan.
Ten sterkste protesteer ik tegen dezen smet,
het leger onverdiend aangerekend, en ik werp
den schrijver dezer verregaande onwaarheden
den handschoen toe uit naam van het gansche
officierscorps.
Het is on waarheidlievend, aan het Neder-
landsche leger de laagste eigenschappen toe te
rekenen, waartoe ooit een volk kan geraken.
Worden in het algemeen aan het Nederland-
scho leger deze ondeugden toegerekend, is deze
taal waarheid, dan vloeit hieruit natuurlijk voort,
dat wij, officieren, de noodige zedeljjke kracht
missen, om dit tegen te gaan.
Men kan gerust wezen zoover is het niet ge
komen en zoover zal het nooit komen.
Steeds wordt door iedereen, die een rang of
graad bekleedt, tegen dronkenschap en profane
uitdrukkingen krachtig gewaakt.
Gij vrome vader, gij voor uw kind bezorgde
moeder, weest zonder vrees! Wanneer de kiem
voor het kwade niet in uwen zoon ligt, weest
verzekerd dat in de kazerne deze niet zal wor
den gelegd.
Van mijn 15e jaar af ben ik, die het een groot
voorrecht noem in het Nederlandsche leger te
mogen dienen, in de kazerne groot gebracht.
In zeven verschillende garnizoenen ben ik ge
weest, maar nog nooit heb ik een meerdere in
rang ontmoet, die niet steeds elke milicien waar
schuwde tegen dronkenschap en wat dies meer
zij.
Iedereen wordt vrijgelaten, tot zelfs de gestraf
ten toe, om zijne godsdienstplichten na te komen.
Het treurig verschijnsel in Duitschland, dat
door ieder weldenkende wordt afgekeurd, de
den/tetee, vindt ook ia ons land zyne aanhangers,
Frankrijk. Weer een Boulangisten-mani-
festatie, thans te Toulouse. Daar werden Zon
dagavond ernstige wanordelijkheden gepleegd.
Tengevolge van eene manifestatie der studenten
tegen Boulanger, kwamen verschillende jonge
lieden uit de voorsteden voor de vereenigings-
lokalen der studenten bijeen. Uit een der
vensters van een lokaal, waar 300 studenten bij
een waren, werden vier revolverschoten gelost.
De manifestanten werden daarop woedendzij
verzetten zich tegen de politie; de troepen werden
ontboden en de gendarmerie maakte een charge,
waardoor de straten volkomen werden schoon
geveegd.
Bij het te Bordeaux den President der Repu
bliek aangeboden feestmaal antwoordde deze op
een toost ongeveer het volgende:
„Toen ik de uitnoodiging aannam van den
burgemeester om herwaarts te komen, was het
mijn doel den vooruitgang in deze stad gade te
slaan en de openbare werken te bezichtigen, in
verband met het programma dat door de Kamer
werd aangenomen, toen ik nog minister van
openbare werken was. Het doel, dat ik mij
daarbij voorstelde, is bereikt; doch de hartelijke
ontvangst, welke ik hier vond, geeft eene bij
zondere beteekenis aan mijne reis. De mij ten
deel gevallen toejuichingen golden niet den aan
zijn land toegewijden persoon, maar den man
die als trouw en vastberaden wachter der open
bare vrijheden optreedt, de krachtige regeering
welke eerbied voor hare instellingen inboezemt.”
Hij drong verder krachtig aan op eendracht.
„Wij moeten”, zeide hij, „onze eensgezindheid
toonen aan het leger, dat zich volkomen aan zijne
vaderlandslievende plichten wijdt”.
Zijne redevoering vond veel bijval. De re
ceptie op het raadhuis was schitterend. Er
heerschte groote geestdrift en de president werd
levendig toegejuicht.
Te Parijs tracht men een Fransch-Italiaansche
Ligue te vormen, die ten doel heeft de twee
landen meer en meer tot elkaar te brengen. Het
comité dat het initiatief tot de oprichting nam
zegt in de circulaire: „Overtuigd als wjj zijn dat
de broederlijke band tusschen Frankrijk en Italië
ten voordeele zal zijn van de mensenheid en dat
vijandschap tusschen twee volken, die een zelfde
doel voor oogen hebben, een bewijs is van on
beschaafdheid, hebben Fransche en Italiaansche
patriotten besloten een Ligue te stichten om den
vredelievende band tusschen beide volken nau
wer toe te halen.”.
Een aantal Republikeinen uit beide landen
zijn reeds toegetreden.
Duitschland. De Keizer blijft in beter
schap toenemen, de geneesheeren zouden nu
willen dat hjj naar Wiesbaden vertrekt en zich
daar voorloopig vestigt. Men spreekt er van dat
de 5e Mei het vorstelijk gezin naar die stad zal
vertrekken.
De benoeming van den staatssecretaris graaf
Herbert van Bismarck tot Pruisisch staatsminis
ter (zonder portefeuille) is thans officieel bekend
gemaakt. Bjj deze benoeming is het iets nieuws,
dat een titularis stem en zitting verkrijgt in een
miniateriej waarvan zijn vader president is,
Een van de zeer moeilijk te verwerven, maar
tevens, en juist daarom, een van de heerlijkste
schatten, is het bezit van plichtbesef. Het wordt
zeer dikwerf niet gewaardeerd en ik kan me
voorstellen, dat niet weinigen een opstel met dat
opschrift, ongelezen laten.
Toch is het dringend noodzakelijk dat wij
elkander nu en dan er opmerkzaam op maken,
hoe verheven het bezit van dien schat den mensch
maakt en hoe gelukkig tevens.
Telken dage treft mij de beminnelijke persoon
lijkheid van den Duitschen Keizer, te midden
van zijn gruwzaam lijden. We hebben allen
diepe deernis met de smarten die hij moet door
staan, met den strijd op leven en dood, dien hij
sints vele maanden strijdt, maar er is iets anders,
waarom wij hem bewonderen, iets waarom wij
hem gelukkig prjjzen te midden zijner worsteling.
Hij bezit, wat meer is, dan alle aardsche schat
ten, dan alle wereldsche titelshij openbaart
zooveel innige vroomheid, zooveel kalme gelaten
heid, zooveel geestkracht, alleen door zijn diep
gevoeld plichtbesef. Het stille kasteel van San
Remo met zijn liefelijke omgeving is voor hem
een leerschool geweest. Daar heeft hij blijkbaar
ernstig nagedacht over de grootsche taak, die hij
eenmaal, eerlang zelfs, zou moeten aanvaarden,
als zijn waardige vader zou bezweken zijn,
’t Was de vraag, wie ’t eerst zou opgeroepen
worden, de hoogbejaarde, maar nog betrekkelijk
krachtige grijsaard of de man met zijn ijzersterk
gestel, dat echter ondermijnd wordt door een
doodelijke kwaal. In zekeren zin onverwacht
nog bezweek Keizer Wilhelm, doch stierf deze,
vorstelijk groot en kinderlijk ootmoedig tevens,
zijn zoon Frederik trad gansch en al gereed op
met zijn treffende manifesten. Met verwonder
lijke geestkracht reisde hij weg uit het Zuiden,
aanvaardde de teugels des bewinds, trad op als
vredevorst en al wat uit zijn pen vloeit, terwijl
hij zijn stem niet kan doen hooren, geeft het be
wijs van de edele gezindheid zijns harten. Da
den van goedertierenheid, barmhartigheid en
vaderlandsliefde zijn de gerijpte vruchten van zijn
door lijden gelouterd gemoed en zullen als, wat
onvermijdelijk schijnt, na weinige dagen of weken,
zijn levensdraad wordt afgesneden en zijn schoone
levenstaak voleindigd is, een kostelijke nalaten
schap wezen, die zijn zoon moge eerbiedigen en
tot leiddraad dienen. Ook deze leere inzien, dat
plichtbesef moet gaan boven persoonlijke neiging
en eerzucht en dat, als hij, op betrekkelijk jeug
digen leeftijd, een Konings- en een Keizerskroon
tevens erft, zijn plicht hem hooger moet gelden,
dan zijn recht.
Plichtbesef. Ik zou dit woord willen schrijven
boven elke raadzaal in stad en land, boven elke
fabriek, iedere werkplaats, aan de wanden der
huiskamers, in de harten van alle menschen.
Drong dit besef door in alle kringen, werd dit
de drijfveer van alle handelingen, dan zou het
geen moeite kosten, om wat men het maatschap
pelijk vraagstuk noemt, op te lossen. Dit zou
duizend maal beter werken, dan de beste wetten,
die zonder dit besef een doode letter bhjven. De
werkgever zou begrijpen, dat zijn werklieden,
evenzeer behooren tot het kapitaal, dat hij aan
wendt, als zijn doode werktuigen. Gelijk hij
deze verzekert tegen allerlei gevaar, zoo zou hij
beseffen, dat dit ook met hen moet geschieden.
Misbruikt hij de kracht niet van zijn werkdier,
in nog veel mindere mate zal hij overmatigen
arbeid eischen van zijn werkman. Maar evenzeer
zal het plichtbesef de werklieden leeren hun
werkgever te eeren en het te waardeeren, dat deze
door het kapitaal van zijn geest en zijn geld,
hem in staat stelt voor zich en de zijnen te zor
gen. Heeft hij rechtmatige grieven, hij zal geen
brutaal geweld aanwenden, gelijk dezer dagen
zoo vaak gebeurt, om daarvan voldoening te er
langen. Waar moet het heen, als de loondienaar
zijn recht zal handhaven, zijn eischen wil vervuld
zien, door schrik aanjagen, door geweld te ge
bruiken, door het eigendom zijns meesters aan te
tasten Denkt U den toestand der barbaarsch-
heid, toen de eigenaar zijn slaaf of lijfeigene
De heer Savornin Lohman heeft een betoog ge
leverd, dat „de Jood naar den vloek zoowel als
als naar de belofte, die aan hem is vervuld, niet
anders is en kan zijn dan een vreemdeling in
onze poorten.”
Het Handelsblad komt daartegen op, en na
herinnerd te hebben hoe aan alle werken van
liefde of maatschappelijk nut de Joden steeds
bereid zijn steun te verleenen, gaat het aldus
voort
„Volgens den heer de Savornin Lohman praat
de verlichte Jood heel mooi over een soort van
algemeene menschlievende, „maar de waar beant
woordt ongelukkig niet aan het etiket,” zegt hij,
„en hoogst sober zijn de resultaten, die de huma
niteit oplevert in de practijk. Bij het Paafschfeest
zenden de Joden de vervloekingen van Edom op
en bidden„drenk hun land met hun bloed en
besmet de aarde met hun vet, en laat hun lijken
vergaan op het veld.”
„Edom beteekent volgens den Talmud, de Chris
tenen”, zegt de heer Lohman.
Indien de partijgenooten ten plattelande van
den heer de Sarvornin Lohman werkelijk op
grond van deze bewering gaan gelooven dat de
Joden het land willen drenken met het bloed
van de Christenen, dan hebben wij aangename
dagen te verwachtenRevolutionairen en anti
revolutionairen vinden dus hun wapen in ver
dachtmaking. Alle kapitalisten zijn schelmen
Alle telegrafisten zijn meineedig en schenden het
geheim der telegrammen De rechters zijn par
tijdig De Joden zeggen op hun Paaschfeest, dat
de lijken van Edom op het veld moeten ver
gaan Daarmede bedoelen ze natuurlijk ons,
brave Christenen, als wij zijn De Joden hebben
niets over voor een ander! De Joden willen niet
werken. „Eigenlijke arbeid is hun vreemd!”
Hier moeten wij echter werkelijk den Christen-
staatsman een oogenblik in de rede vallen. Ei
genlijke arbeid den Joden vreemd? Maar ijveri
ger, werkzamer lieden zijn er nietIndien ’s
heeren Savornin Lohman’s lofzang op de boe
renjongens wel gemeend is en werkelijk omgang
met levensmiddelen in den natuurstaat den
burger veredelt, dan zou de heer Lohman met
welgevallen het werk, het harde werk zien, dat
vele nijvere Joden met hun vrouwen zich voor
hun gezin getroosten achter de kar met groen
ten, die tegen onze hooge bruggen wordt opge
trokken. Eigenlijke arbeid hun vreemd
„Indien alle niet-Joodsche Nederlanders even
vlijtig en arbeidzaam waren als zijindien allen
zoo iiefdevol voor hun naasten zorgden als zij
indien allen zooveel overhadden voor hun kin
deren, zoo weinig de kroeg bezochten, zoo loyaal
waren jegens Koning en Regeering, zooveel
eerbied aan de wet van hun land toonden als
zij, dan waren wij in een veel beteren toestand
dan thans.
„Indien de heer Savornin Lohman hen ver
dacht wil maken, ten voordeele van den niet-
neutralen Staat, moet hij het nog eens probee-
ren.
„Deze poging is mislukt en strekt hem tot
schande.”
Voor de Rechtbank te Leeuwarden heeft
terechtgestaan W. J. K, oud 57 jaren, arbeider
te Bolsward, ter zake dat hij zijn zoon Bernardus,
oud 22 jaren, die beperkte geestvermogens en
dikwerf toevallen heeft, zoodat hij ongeschikt is
om te werken, in een hulpeloozen toestand ge
bracht en gelaten heeft en ofschoon armvoogden
hem eerst f 1, later f 1,50 ’s weeks tot tegemoet
koming in het levensonderhoud van dien zoon
hadden aangeboden, heeft geweigerd hem in huis
op te nemenmeer bepaald, dat hij op verschei
dene dagen in December 1887 dien zoon niet in
zijn woning opgenomen, noch hem eenig voedsel
verstrekt heeft, zoodat deze des nachts onderkomen
vroeg aan het politiebureau, en zulks niettegen
staande de politie hem meermalen zijn verplich
ting van vader onder het oog had gebracht om
zijn kind te verzorgen.
Uit de behandeling dezer zaak bleek dat bekl.
zijn zoon wel in huis wilde nemen, maar zijn
vrouw hij is voor de tweede maal gehuwd
niet, zoodat hij tusschen twee vuren zatzijn
plicht als vader en den huisvrede met zijn tweede
vrouw. De subst.-off. van justitie, mr. Joh. P.
van Outeren, meende, dat beklaagde niet zoo
onder de plak zijner vrouw moest zitten, en dat
hjj verplicht bleef zijn zoon te onderhouden.
Toch nam spreker de omstandigheden, waaronder
bekl. leefde, in aanmerking en vorderde, in plaats
van een zeer zware straf, zooals zijn plan was,
nu een veroordeeling tot 6 weken gevangenisstraf.
De Rechtbank heeft beklaagde veroordeeld tot
14 dagen gevangenisstraf.
„Ongeneeslyk”, prevelt de arts, en hjj schudt
bedenkelijk het hoofd „een opgelapt lichaam.
Al mijne opwindingsmiddeltjes baten niet meer.
Het gaat immer achteruit, meer en meer achter
uit. Arme krankeKranke armeEn nog al
tijd worden zware diensten van u gevergd waar
om u niet liever het genadebrood gegeven en u
vervangen door jeugdige, frissche krachten. „Die
eischen veel”, zeggen uwe patroons. „Die wer
ken beter zegt het publiek
Het publiek,... juist, dat zou gebaat zijn
door eene nieuwe klok. Het zoude dan niet meer
één uur hooren slaan, als ’t kwart na één is
het zou niet meer den klokkenluider van onacht
zaamheid beschuldigenwant waarlijk, de man
is onschuldig.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Bolswardsche Courant
I
Y
L
Ij
b
Uit Twello schrijft men