NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
OLSWAR» EN WONSER ADEEL
1888.
Zeven en Twintigste Jaargang.
No. 22.
VOOR
DONDERDAG, 31 MEI.
WERKSTAKINGEN.
BINNENLAND.
BUITENLAND.
S 1
Bi
J
ft
'i
1
I.
ABONNEMENTSPRIJS 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Duitschland. Prins Bismarck is weder
te Berlijn teruggekeerd.
Vrijdag is de Prins van Wales naar Stolp
geweest, om zijn Pommersche huzaren-regiment,
n°. 5 (Blücher-huzaren) te inspecteeren.
Het Huis van Afgevaardigden hield Zaterdag
zijne laatste zitting, welke met een driemaal
herhaald en met geestdrift uitgeroepen hoch
voor den keizer werd gesloten.
Oostenrijk. De Minister van Binnenland-
sche Zaken, graaf Taaffe, heeft verboden in ’t
publiek de „Wacht am Rhein” te zingen, daar
dit lied als anti-patriotisch wordt aangemerkt.
De premier van het Hongaarsche ministerie,
Tisza hield Zaterdag in de Kamer van Afgevaar
digden een rede, die door verscheidene bladen
wordt afgekeurd als blijk gevende van verkeerd
doorzicht in de politiek. De Minister zeide o. a.
dat het niet noodig was in 1889 naar Parijs te
gaan, daar Hongarije er volstrekt geen belang bij
heeft dat zijn industrie aldaar op de tentoon
stelling zal zijn vertegenwoordigd.
De Minister van Koophandel verklaarde nog
dat de tentoonstelling van 1889 een politieke
manifestatie is, waaraan een getrouw dienaar der
Hongaarsche kroon niet kan meedoen.
De Nation meent naar aanleiding van deze
verklaring van den minister, dat wanneer al niet
de goede trouw den Hongaarschen minister
president had moeten terughouden, dan toch de
internationale vormen en gebruiken hem hadden
moeten verhinderen zulk een taal te voeren. Het
blad hoopt, dat de Fransche Regeering hem dit
onder het oog zal brengen.
De Times verneemt uit Weenen dat Oostenrjjk
gedwongen zal zijn evenals Duitschland, maat
regelen te nemen tegen den invoer van waren
uit Rusland. De Russische Regeering is van
plan de rechten op den invoer van kolen en
katoen te verhoogen.
Italië. Inspuitingen van zwavelether en
caffeine wisselen elkaar bij den keizer van Bra
zilië af. De zieke is zeer zwak en Charcot heeft
de keizerin op het einde voorbereid.
De bank van leening te Livorno is door
een koopman daar ter stede voor circa 800,000
lires opgelioht, naar het schijnt met medeweten
van het bestuur, hetwelk hij door geschenken
wist om te koopen, Terwijl namelijk het koraal
in de laatste jaren zeer jn waadde ia gedaald,
hun verzet en tijdelijk fe helpen. Ik vraag, vanwaar
komen al die duizenden, als er zooveel armoede is,
zooveel te weinig verdiend wordt; vanwaar komen
die klachten, als er zooveel kan gegeven worden
Wat de verveners betreft, zij en anderen, dezer
dagen nog een opzichter, die blijkbaar zeer goed
op de hoogte is, hebben zoo duidelijk het onre
delijke van de meeste der grieven van hun werk
volk aangetoond, dat het meer dan lafhartig, dat
het misdadig is van een man als Nieuwenhuis,
om eerst eenzijdig in het openbaar tegen de ver
veners op ie treden en dan van hun verdediging
geen kennis te willen nemen.
Wat zal men tegen de werkstakingen doen
Van allerlei zijden hoort men roepen om wetten,
wetten op den arbeid, voor den arbeider.
Ons ideaal-ministerie, dat alle wonden genezen
zal, heeft ook in dit opzicht prachtige beloften
gedaan. Ik verwacht geen heil ervan. Dat de
Staat de kinderen beschermt, voor de vrouw hier
en daar, maar ook dat moet met omzichtigheid
geschieden, optreedt, het is te verdedigen, het is
plicht. Maar dat hij de werkuren, die zich al
leen laten regelen naar de werkkracht en dat hij
de werkloonen, die afhangen moeten van be
kwaamheid en ijver, van vraag en aanbod, bij
wetten zou regelen en vaststellen, ik vind het
vernederend voor den arbeider. Slechts de lui
aard zal er vrede mee hebben. Soms is „over
werken” voor ieder onzer onvermijdelijk, dan mag
de Staat het niet beletten. Als regel zullen werk
gever en werkman beseffen, dat beider belang
meebrengt, om werktijd en werkloon, in overeen
stemming te brengen met de werkkracht en de
opbrengst van den arbeid.
Werpt men mij tegen, dat men den werkman
moet beschermen tegen den onredelijken werk
gever, ik zou dan ook om een wet kunnen vra
gen voor den werkgever tegen den onredelijken
werkman, maar vooral wil er op wijzen, dat er
zooveel uitzonderingen zullen komen en zooveel
ontduikingen, dat het er mede gaan zou als met
de wet die men in Frankrijk wil ter bescherming
van de granen, waar men zooveel uitzonderingen
noodig acht, dat iemand voorstelde om de wet te
doen bestaan uit twee artikelen.
Art. 1. Alle invoer van granen is verboden.
Art. 2. Alle invoer van granen is vrij.
M. E. van der MEULEN.
In den loop van dit jaar hebben de werksta
kingen in ons land eene zeer opmerkelijke uit
breiding gekregen, soms werden zij onrustbarend
voor sommige plaatsen en streken. Men denke
aan Almeloo en eenige veenderijen. Gemeente
en rijkspolitie zijn vaak onvoldoende gebleken ter
handhaving van orde en rusttalrijke detache
menten infanterie en cavallerie zijn her- en der
waarts moeten gezonden worden, tot bescherming
van de huizen en verdere eigendommen, ja nu en
dan van het leven der werkgevers en vreedzame
burgers.
In het afgetrokkene moet in den vrijen staat
het wettelijk recht erkend en geëerbiedigd worden
van elk, die voor bepaald loon niet meer werken
wil, om daarmede op te houden.
Het is er echter verre af, dat daarmede zou
vaststaan, dat elke werkstaking in zedelijk opzicht
zou te rechtvaardigen zijn. De beoordeeling hier
van is eene uiterst samengestelde zaak. Zeer te
betreuren is het, dat mannen als de Directeur
eener gist- en spiritusfabriek, de Heer J. C. van
Marken Jr., zich gerechtigd acht op te treden tegen
over de Heeren Scholten, het kamerlid Nieuwen
huis tegenover de Verveners, dat het publiek voor
een deel terstond partij kiest ten voordeele der
werkstakers. Daardoor ontstaat een zeer eenzijdig,
oppervlakkig, onjuist oordeel, de werkstakers voe
len zich meer en meer verongelijkt, zij verheer
lijken hun verdedigers als de ware volksvrienden,
zij achten zelfs hun verzet tegen de openbare orde,
hun aanranding van het eigendom volkomen ge
oorloofd en zoo worden de grondslagen der maat
schappij ondermijnd.
Niemand denkt er aan om eiken werkgever te
verdedigen en iederen werkstaker te veroordeelen.
Ongetwijfeld, er zijn woekeraars onder de eersten
en slachtoffers onder de laatsten, doch men kan
evenzeer het omgekeerde stellen, want er zijn in
de laatste jaren vrij wat kapitalisten met hunne
huisgezinnen te gronde gegaan en het getal zelf-
zuchtigen onder de arbeiders is niet gering. De
strijd tegen het kapitaal als zoodanig is een heil-
looze. Het kapitaal in denkkracht, in uitvindings-
vermogen, in de macht om het gedachte in prak
tijk te brengen, in geld, is een zegen en men noemt
het een vloek. Men gaat uit van de stelling dat
het vaststaat, dat de kapitalist winst, zelfs woeker
winst behaalt en de werkman verdrukt wordt.
Men wil den arbeider aandeel in de winst ver
zekeren, dat hij dan ook in het verlies moetdee-
len, wil men niet erkennen. Het is volkomen
onwaar, dat de werkgever alleen aan den werk
man alles zou te danken hebben. Véél meer heeft
hij te danken aan zijn eigen inzicht, zijn doorzicht,
zijn overleg, zijn gevatheid, zijn volharding. Dat
zijn de kapitalen, veel meer nog dan het geld, de
middelen waarmee hij werkt. Natuurlijk zijn ook
de werklieden onmisbaar en ieder goed onderwe
zen, handig, eerlijk, ijverig arbeider is een zegen
voor den meester. Doch het zal ook regel wezen
dat de zoodanigen tevreden zijn, geen werkstakin
gen beginnen, dat er een band is tusschen den
werkgever en zijn loondienaar, dat zij als vrien
den samen verkeeren.
Gaat men praktisch de werkstakingen der laatste
weken na, dan zijn zij in zedelijken zin, naar ’t
mij voorkomt, al zeer weinig te verdedigen. Ik
neem aan dat de heeren Schoften in Almeloo geen
vriendelijke meesters zijn, is het werkstaken, is
het brutale geweld, waarmee de werklieden zijn
huizen en eigendommen vernielden, de weg om
hen beter te stemmen. Het moge zoo zijn, dat
zijn wevers iets meer hadden kunnen verdienen
per week, hoeveel weken en maanden zullen moe
ten verloopen, eer zij weer teruggewonnen hebben,
wat zij hebben verloren, tijdens hun werkeloosheid.
Ik vind het prijzenswaardig, dat werklieden uit
andere plaatsen den werkloozen zooveel honderde,
ja duizende guldens zonden, maar het wekt altijd
mijne verbazing, dat wij telkens en telkens weer
hooren en lezen, dat de werkman, zoo hij al geen
slaaf is, toch voor een zoo karig loon bijna altijd
moet werken, dat hij vrouw en kroost niet of
nauwelijks kan onderhouden en dat nochtans
behalve zooveel andere uitgaven, ook zulke sommen
beschikbaar zjjn, om daarmee anderen te steunen in
In den vroegen morgen van gisteren kon men
buiten de stad Amsterdam een vliesje ijs op de
slooten waarnemen. En dat in den nacht van
27 op 28 Mei
Op de Overijselscbe markten wordt veel
boter voor Indië aangekocht.
De veeprijzen blijven in Gelderland en Over-
ijsel laag, wegens groot gebrek aan gras in de
weiden, ten gevolge van het heerschende schrale
weer. Ook de graanlanden lijden zeer door de
droogte. De vruchtboomen staan in vollen bloei.
Zij zijn zoodanig met bloesem bedekt, dan wan
neer slechts het tiende gedeelte vruchten wordt,
de takken niet in staat zullen zijn de vruchten
te dragen. De prijzen van het hooi en het stroo
zijn hoog.
Uit Petersburg wordt gemeld, dat onze ta
lentvolle landgenoot de violist André Spoor van
Rotterdam die in den afgeloopen winter o. a. ook
bij de Orchestvereeniging optrad, de vorige week
met veel succes voor de eerste maal is opgetre
den in het Keizerlijk Aquarium aldaar. Na de
voordracht van de Faust-fantasie werd hij tot zes
maal toe teruggeroepen, terwijl hij den wals moest
herhalen. Niet minder bijval vond zijn voordracht
van de Airs russes van Wieniawski.
Armoede onder de bevolking van Indië.
Uit Magelang schrijft men aan de Locomotief
„Beter dan laatst nog bij den dominéé zijn de
bruine inbrekers bij den onderwijzer v. L. terecht
gekomen. Door een gat in de muur te maken,
hebben zij zich toegang verschaft tot een kamer.
Daar stond een kast, waaruit zij een geldtrom-
meltje, inhoudende zilver en geldswaardig papier,
hebben gekaapt.
Men hoort hier voortdurend van inbraak en
diefstal. De bevolking is doodarm.
In het Menoreh’sche is laatst onderstand, in
den vorm van relief-werken, verstrekt aan de
noodlijdende bevolking. In het Temanggoensche
was de nood laatst zoo hoog, dat men op som
mige plaatsen zich met boombladeren als sajor
vergenoegde. Verdiend wordt er niets.
De armoede wordt met den dag grooter.
Waar het heen moet weet niemand.
Gelukkig werpt het groote garnizoen voor een
klein deel nog wat voordeel af.”
De heer Ansems heeft zich, gelijk vroeger
tot de vorige Tweede Kamer, ook weder tot de
nieuwe Tweede Kamer gewend, met een adres
om schadeloosstelling voor vijf jaar Ijjdens en
’t verlies van zijn bestaan, hem, naar zijn bewe
ren, berokkend door een geneesheer, die hem
verkeerd behandeld heeft.
De afgevaardigde van Schoterland heeft bij
zijn -interpellatie in de Tweede Kamer over de
werkstaking in de venen vele onjuistheden ge
zegd. Een vervener biedt aan, hem uit zijne
boeken daarvan de bewijzen te geven.
Elk volksvertegenwoordiger zou er prijs op
stellen, bij dwaling omtrent feiten indien zij
te goeder trouw is de waarheid te leeren
kennen. Niet alzoo de heer Domela Nieuwenhuis.
Deze antwoordt eenvoudig, dat hjj zijn tijd moet
besparen voor nuttiger zaken.
De waarheid is voor den heer Domela Nieu
wenhuis derhalve een onnutte zaak.
Maar al wil de heer Domela Nieuwenhuis
liever niets van de waarheid weten, daarom houdt
die toch niet op waarheid te zjjn. Zoowel in de
N. B. Ct. als in de Zioolsche Ct. toonen verve
ners met cyfers aan, hoe de berekeningen van
den afgevaardigde ten eenemale falen en zijne
beweringen ongegrond zijn.
Waarschijnlijk zal hij ook „nuttiger” zaken te
doen hebben dan van dit „geschrijf” kennis te
nemen. (Arnh. Ct,)
Een 33jarige stukadoor te Dordrecht, H. B.,
die zijn leegen tjjd doodde met vagabondeeren,
is van een strooptocht, waarby hij, door een raam
aan den Nicolaes Maessingel binnen te klimmen,
zich meester maakte van een tiental sigaren en
eene gedeeltelijk gevulde flesch, slecht van de
reis gekomen. Het in- en uitklimmen zag een
jongeling, en zoo kwam het feit ter kennis van
de politie, die terstond een estafette zond naar
des stukadoors woning, aan den Bleijenhoek
Deze was intusschen van zijn zwerftocht nog niet
teruggekeerd. Volgen wij hem op zijne schreden,
die gericht waren naar het terrein van de voor
malige aschstaal. Zich daar neerzettende en als
„grand seigneur” zijn sigarenkoker voor den dag
halende, ontviel hem de flesch, die aan zijne
voeten in scherven brak. Niet ontmoedigd zette
hij zich aan ’t rooken, viel in slaap en kreeg in
dien toestand een bezoek van een voorbijganger,
die op zijne beurt de sigaren meenam. Althans
bij zijn ontwaken vond hij de sigaren verdwenen,
ging mistroostig naar huis en vond daar een
dienaar van Hermandad, die den stucadoor naar
het commissariaat van politie overbracht.
Het kind van een timmerman te Venloo
was sedert eenige maanden niet welde kleine
verbleekte, nam weinig of geen voedsel, sliep
onrustig en viel met den dag af, zonder dat men
de ziekte van het kind kende. Sedert eenige
weken bemerkte de moeder dat het kind een
dikte onder het hart bekomen had, die lang
zamerhand aan het zweren geraakte. Donder
dagmorgen, toen de moeder het kind zou aan-
kleeden, bemerkte zij in deze dikte het oog eener
naald. Onmiddelijk ging men nu geneeskundige
hulp inroepen, en bekwam de moeder uit de
wonde van haar kind een naald terug waar
schijnlijk vroeger door haar verloren.
Dokter Goossens gaf te kennen dat het kind
meer dan drie maanden hinder van deze naald
moet gehad hebben. Waarschijnlijk heeft het
kind, nu acht maanden oud, met deze naald ge
speeld en die vervolgens in het mondje gestoken.
Na het verwijderen der naald heeft het kind
rustig geslapen.
Uit Dordrecht wordt aan de B. N. Ct. ge
schreven
Hier ter stede loopt een verhaal van eene
daad, die den bedrijver, zoo het verhaal juist is,
aanspraak geeft op den eerenaam van held, en
wel in de beste beteekenis van het woord.
Bij de ontploffing in de gasfabriek te Gorinchem
begreep Christiaan Diederik de Haan, daar werk
zaam, dat zoo de hoofdkranen niet spoedig afge
sloten werden, het leven van duizenden zijner
medeburgers gevaar zoude loopen. Maar om die
kranen af te sluiten, moest hij eene in vlam
staande ruimte door, waarin hij misschien zelf
zou omkomen. Dit schrikte hem echter niet af
hij deed, wat hij zijnen plicht achtte.
Half verbrand werd hij na de volvoering van
die heldendaad opgenomen, en bezweek een paar
dagen later aan zijne bekomen wonden.
Een troep Bohemers van 8 personen met
wagen en paard, die door de Belgische gendarmes
op Nederlandsch gebied was gedreven, is door
de maréchaussée te Ossen drecht weder over de
grens gezet.
Volgens de N. B. C. zal de Minister van
Oorlog bij het bevorderen in rang geen personen,
geschikt voor hoogere rangen, laten passeeren
door anderen die, soms toevallig, door minder
veeleischende chefs als zeer geschikt worden ge
acht. Alleen zij, die ongeschikt zijn voor hooge-
ren rang, zullen geen bevordering maken.
Dit stelsel is uitnemend wij hopen dat het
ook consequent en nauwgezet zal worden toege
past waardoor een der redenen van ontevreden
heid bij de officieren zou worden weggenomen.
Te Dreumel zijn Vrijdagavond door brand
acht huizen, waaronder twee boerenhofsteden,
vernield. Oorzaak onbekend.
Men seint uit Rotterdam aan de N. A. Ct.:
„De onlangs gepleegde afschuwelijke moord inde
Raamstraat, die zoo spoedig door een even treu
rige in de distilleerderij van de firma Blankenheijm
en Nolet werd opgevolgd, is heden (Zondag) we
der met een moord in de Schoonderloostraat ver
meerderd, waarbij een gehuwd man van 36 jaar,
vader van een kind en in verwachting van een
tweede, het slachtoffer van een onverlaat is ge
worden.
Door den Minister van Koloniën is dezer
dagen onderstaand schrijven aan de verschillende
Zendingsvereenigingen gericht
’s-Gravenhage, den 8 Mei 1888.
In een artikel, voorkomende in het te Singapore
verschijnend blad The Straits limes van 6 Maart
jl., onder den titel „Netherlands India an Appeal”,
wordt herinnerd aan een voor 10 jaar door dr.
Schreiter, secretaris van het Rijnsche Zendeling
genootschap te Barmen, geleverd betoog van de
wenschelijkheid eener aanzienlijke uitbreiding
van het aantal zendelingen in Nederlandsch-Indië,
teneinde den toenemenden invloed van den Islam
aldaar tegen te gaan, en aangetoond hoe groote
behoefte er ook thans nog aan zoodanige uit
breiding bestaat.
Het komt mij voor, dat dit artikel alleszins
uwe aandacht verdient, en ik veroorloof mij
daarom u een afschrift daarvan hierbjj aan te
bieden.
Ik behoef nauwelijks te zeggen, dat de Regee
ring het op hoogen prjjs zou stellen, wanneer
door de Nederlandsche Zendingsvereenigingen
krachtig werd medewerkt tot de uitbreiding van
het aantal zendelingen in Nederlandsch-Indie en
tot tegengang van den toenemenden invloed van
den Islam onder de heidenen in den Indischen
Archipel. De Minister van Koloniën,
(u>. g.) Keuchenius.
De Voorzitter der Tweede Kamer, de heer
Beel»rts van Blokland, is naar Parys vertrokken»
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
werden hiervan onnoemlijk groote hoeveelheden
tot hooge sommen door hem bij genoemde bank
beleend, hoewel dit aan anderen werd geweigerd
om de tegenwoordige geringe waarde van het
koraal. Het bestuur is in hechtenis genomen.
Het boksen in Engeland. Zaterdag heeft
te Rainham in Engeland, provincie Kent, een
strijd plaats gehad tusschen twee boksers Robert
en Hayes. De prijs f2500 is gewonnen door
Robert en Hayes ligt op het uiterste.
Van politie natuurlijk geen spoor, het volk
mag wel eens een uitspanninghebben.
Verleden jaar, tijdens de groote manoeuvres
in het Loire-departement, werd Boulanger aan
tafel genoodigd op een kasteel in die buurt. Zjjn
buurman aan tafel was een rijke feurikant, en
het gesprek kwam op de oorlogkansen. De ge
neraal verklaarde, dat er volgens zijne denk
beelden geen moeilijkheid bestond de Duitschers
te verslaan. De fabrikant was daarover verbaasd.
„Ja,” zeide Boulanger, „die taak is mij opge
dragen door de Voorzienigheid.” „Dan is u,”
zeide de ander glimlachend, „een tweede Maagd
van Orleans.” „Zeker,” sprak de generaal in
vollen ernst.
Bolswardsche Courant
i