NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD OLSWARO 11® w-ewiBasni en Bericht aan onze geachte Abonné’s! BOKTKB jaHIB Rmstreken. |Jit pretoria 1888. Zeven en Twintigste Jaargang. No. 26. DONDERDAG 28 JUNI. BUITENLAND. BINNENLAND. 4 I VOOR r X X X X ii De Geheimen van een Krankzinnigengesticht. EW. AUG. KONIG. g F postwissel groot 50 centen. b I M. E. VAN DER MEULEN. ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. s ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. -- III. 11 1 Bij den aanvang van het DERDE KWARTAAL heid onzen abonné’s de prachtigste PREMIE aan gegeven, de beste pennevrucht van onzer abonné’s, of zij die en aan ons bureau met van een 1 «5 ROMAN VAN voor geabonneerden op ons Blad het geheele volk in de Tweede Hameren brengt daar zijne stem uit, mede ter bepaling van wat volgens de wet geoorloofd of ongeoorloofd zal zijn. Allen, die den Heer Okma niet persoonlijk kennen, zullen natuurlijk verwachten, dat hij het hem verleende mandaat nu aan zijne kiezers terug geeft en voortaan als ambteloos burger gaat leven. In de Tweede Kamer is een man als Okma toch al niet op zijne plaats. Nu is hij daar ge heel onmogelijk geworden. Aangenaam moet de positie van dezen man, die een radicaal zijn „geestverwant” noemde, in de Kamer niet zijn. Wij hebben zijne verkiezing eene schande voor Friesland genoemd. Zal de Kamer nu van hem verlost worden? ’t Is te hopen hoewel wij vreezen. Okma durft veel. Een man echter, die niet langer wethouder mocht zijn, kan geen lid der Kamer wezen. de Banier. van 1888, zijn wij ditmaal in de gelegen- te bieden, die wij tot heden hebben den beroemdsten romanschrijver onzer dagen, en wel: BI Dit boek wordt, evenals vorige premiewerken, uitsluitend verkrijgbaar gesteld voor den spotprijs van V l. E RT I G CENTEN. In dit nummer is een advertentie met B O TV geplaatst. Elk met 1 Juli abonné wenschen te worden, heeft het recht die té teekenen bijvoeging van 40 centen in te zenden. Abonné’s buiten de stad tegen inzending Het boek wordt 15 Juli aan alle inteekenaren franco afgeleverd. Wonseradeel, 22 Juni. De hooioogst in onze gemeente loopt nog al wat uit elkander. Daar zijn er plaatsen, die zeer veel, maar andere, welke minder hooi opleveren. Zij, die in het eerste geval verkeeren, hebben alle kans, dat het sterk op een broeien gaat. Als men ziet hoe het soms in de schuur gereden wordt, dan behoeft men zich daarover dan ook niet te verwonderen. Voor zichtigheid en nauwlettendheid zijn dus al weder eerste vereischten. Geurig is het hooi ontegen zeggelijk en de kracht is daaraan geevenredigd, Uit het verslag over het Vondelpark te Amsterdam blijkt, dat daar in den laatsten tijd herhaaldelijk te klagen viel over baldadigheden, waartoe allereerst parkschenderij behoort. Daar het, zeer begrijpelijk, niet aangaat, een zoo groot getal opzichters aan te stellen, dat dergelijke baldadigheden kunnen worden voorkomen, wordt een beroep gedaan op het goedgezinde publiek om, waar noodig, den dienst van onbezoldigd bewaker op zich te nemen. Te Parijs kan men soms een halven morgen door het uitgestrekte Bois de Boulogne wande len zonder één wachter te ontmoeten, en toch bespeurt men nergens gehavende bloemperken of geschonden heesters. Aan de opzichters ligt het dus niet, maar aan het publiek, en dit schijnt in ons land ten eenemale ongevoelig voor eer biediging van hetgeen tot sieraad strekt. Men kan ook geen beroep doen op de ouders der knapen, die de parken schenden, want van de ze hebben de jongeren het geleerddie vernie- lingszucht is erfelrjk. De te Amsterdam gevestigde Duitschers hebben, naar het Hbl. mededeelt, het voorne men opgevat, ter herinnering aau Keizer Frederik een „Kaiser-Friedrich-Stiftung,, op te richten. Het doel dezer instelling zal zijn daar wonende Duitschers, die buiten hun schuld in ongunsti ge omstandigheden verkeeren, te ondersteunen, in de eerst plaats door hun tegemoet te komen bij het betalen hunner huur. Het plan is ont worpen door het „Deutsche Hulfverein” dat daarvoor reeds van gegoede Duitschers, die er zijn gevestigd, aanzienlijke bijdragen heeft ont vangen. Ongetwijfeld, zegt het U. D., zou menigeen vreemd "ópkijken, wanneer hjj de bestanddeelen kon zien, waaruit hij is samengesteld. Ten eerste zou hij eenige voor het lichaam zeer noodige emmers water opmerkenverder een stuk kool, groot genoeg om er een vrij groot vuur een tijd lang mede te onderhoudendan een stuk ijzer, waaruit men het lemmet van een mes zou kun nen makenphosphorus om er een half dozijn doosjes lucifers mede te voorzieneen hoeveel heid waterstof, die voldoende zou zjjn om er een klein ballonnetje mede te vullen, en eindelijk nog in verschillende hoeveelheden soda, potasch, kalk, magnesia, zuurstof, chloor en stikstof. Aan den Westzeedjjk te Rotterdam, viel een jonge spreeuw uit een nest op een kleinen jongen, die daarvan zoodanig schrikte, dat hij kort daarop overleed. Naar men aan de Standaard uit Heeren- veen meldt, is de heer O. Bosgra, lid van de Tweede Kamer voor het district Bergum, lijden de aan eene ziekte der ingewanden, die weinig hoop op volkomen herstel geeft. Hoe vindingrijk sommige veehouders zijn in ’t geven van eigennamen aan het vee, blijkt uit ’t feit, dat op de tentoonstelling te Alkmaar eene melkgevende koe bekroond is, die den wyd* schen naam van Adeline Patti draagt Ex-Wethouder Kamerlid. Men schrijft uit den Haag, dat het beroep van den beer Okma, lid der Tweede Kamer, door den Koning is ongegrond verklaard, en dat dus ge handhaafd blijft het besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland, waarbij genoemde Okma wegens ongeoorloofde levering is vervallen ver klaard van het lidmaatschap van den raad van Wijmbritseradeel. Als dit bericht waarheid bevat en daaraan behoeft haast geen twijfel te bestaan dan doet zich thans in ons land het vreemde geval voor, dat een afgezet wethouder lid is der Staten-Ge- neraal, die gezamenlijk met den Koning de wet- gevenae macht uitoefent. Iemand, die wegens ongeoorloofde handelingen eene gemeente niet meer in den Raad mag ver tegenwoordigen, vertegenwoordigt nota bene toch de Zwarte Adelaarsorde. Onder de afgevaardig den van den Rijksdag ontbraken alleen alle sociaal democraten en Elzassers. Bismarck in zijn witte kurassiers-uniform, zag er vrij lijdend uitook de maarschalk von Moltke scheen eenigzins ver moeid door de gebeurtenissen der laatste maanden. Rusland. De Regeering heeft definitief be sloten de haven van Libau tot oorlogshaven in te richten. Jaren lang is er reeds sprake van geweest, om eene der beide buiten de Finsche golf gelegene, bijna altijd ijsvrije havens Windau of Libau tot station der vloot in te richten. Nu is de keuze op Libau gevallen, waarvan de ver andering, kostende 2 mülioen roebels, in het einde van 1890 voltooid zal wezen. Het voornaamste werk zal bestaan in den bouw van twee hoofden die ver in zee uitsteken. Met de kennis der Russische lotelingen is ’t dit jaar treurig gesteld. Van de 100 kennen 40 niet eens de letters van ’t alphabet. In sommige provinciën bedraagt dat aantal vluggerts 46 a 48 pct. De Russische bladen hebben een bewijs van vredelievendheid gegeven, door over de gebeurte nissen in Duitschland slechts op geruststellenden toon te spreken. Allen zijn het eens er over, dat, hoewel de Keizer nog jong is en hij als oorlogszuchtig te boek staat, Wilhelm II een voorzichtige en vre delievende staatkunde zal volgen. Sprekende over de proclamatie aan het leger, zegt de Nord o. a., dat Wilhelm II vóór alles de man van het Duitsche vaderland is en dat hij, met prins Bismarck, steeds de man zal zijn, die geschillen op minnelijke wijze uit de wereld zal trachten te helpen. Duitschland. Het reeds meermalen aange duide en thans door het Haagsche Dagblad open baar gemaakte onderhoud met dr. Mackenzie, waaruit duidelijk blijkt, dat Mackenzie het be staan van kanker bij den overleden Keizer ge loochend heeft, om de eventuëele instelling van een regentschap buiten den overleden Vorst om onmogelijk te maken, wekt te Berlijn groot op zien, zegt de particuliere correspondent der N.R.Ct. De National Zeitung zegtMackenzie erkent thans op cynische wijze, hoe hij zich als buiten lander in Duitsche politieke aangelegenheden ge mengd heeft en het Duitsche volk maanden lang heeft bedrogen. De Kreuzzeitung betwijfelt nog de juistheid van het bericht, omdat bewezen zou zijn, dat de overleden Keizer volgens politieke inzichten en niet op de beste geneeskundige wijze behandeld werd. Het voorstel der Saksische regeering om voor Leipzig en omstreken de socialistenwet een jaar te verlengen is door den Bondsraad aangenomen. De Frankfurter Zeitung deelt mede, dat de Keizer, bij een audiëntie die hij Donderdag jl. aan de generaals gaf, den wensch uitsprak dat de vrede gehandhaafd zal worden. Hij voegde er bij dat, mochten de omstandigheden onverhoopt den vrede verstoren, de generaals vertrouwen in hem zouden hebben, ondanks zijn jeugd. Berlijn, 25 Juni. In de troonrede wordt onder anderen gezegdDe Keizer wil den vrede met iedereen, en zijne liefde voor het leger zal hem nimmer in de verzoeking brengen om de weldaden des vredes te verwoesten, wanneer de oorlog hem niet door aanvallen van buiten wordt opgedrongen. Het denkbeeld van een aanval lenden oorlog ligt geheel buiten het begeeren en het hart des Keizers. Duitschland behoeft noch nieuwen krijgsroem, noch nieuwe verove ringen, maar de Keizer blijft trouw aan het ver bond met Oostenrijk, omdat het is de grondslag van het evenwicht van Europa, zoowel als de nalatenschap uit het verleden der geschiedenis van Duitschland. Deze overtuiging wordt ge deeld door het geheele Duitsche volk. Dezelfde historische betrekkingen, dezelfde nationale be hoeften verbinden Duitschland met Italië. Tot tevredenheid des Keizers laat dit bond genootschap toe de zorgvuldige aankweeking der persoonlijke vriendschap met den Keizer van Rusland en tot het onderhouden van de sedert meer dan honderd jaar bestaande vriendschap pelijke en vreedzame betrekkingen met dat rijk. Die houding strookt geheel met de individueele gevoelens des Keizers, zoowel als met de belan gen van Duitschland. Met voldoening wordt er op gewezen, dat de traditioneele, goede verhou ding met alle buitenlandsche mogendheden steeds bestaat; daardoor wordt het streven naar den vrede zeer bevorderd. Bijna alle bladen houden beschouwingen over de scherp door den Keizer onderstreepte uitdruk king „vrede te willen bewaren met iedereen, zooveel dit van m ij afhangt.” De National Zei tung zegt, dat men onder „iedereen” ook Frank rijk mag verstaan. Evenzoo oordeelt het 'lageblatt, en de Vossische Zeitung schrijft„de geheele rede ademt geestkracht, vastberadenheid en vre delievendheid, zonder eenig teeken van zwakte.” De Post doet opmerken, dat de jonge Keizer in de binnenlandsche staatkunde, ten opzichte der sociale hervormingen, zich geheel aansluit bij de politiek van Wilhelm I. De Keizer droeg een zwaren purperen mantel met grooten gouden borstketting. Hij zag bij het begin der plechtigheid zeer bleek en had zicht baar eene sterke aandoening te overwinnen. Later kreeg zijne stem echter een zoo helderen, vasten klank als op het exercitieveld. Zjjne houding tegenover Bismarck gedurende de statige hande ling was bjjna hartelijk te noemen. Hjj schudde hem herhaaldeljjk de hand en knikte hem dank baar toe. Naast den keizerstroon was op eene.n zetel van purper satjjo de jonge Keizerin gezeten, gekleed in een rouwgewaad van zwarte wollen stof, met een gouden keten om den hals, haar schoon blond haar in weelderige lokken golvende. Vóór haar stond de zesjarige Kroonprins, een flinke, blonde knaap, in zwarte jongenskleeding. Alle bondsvorsten droegen purperen mantel met eene zilveren ster geborduurd ter hoogte van het hart, zjjnde dit de galakleeding der ridders van een hunner beesten, zij stelen ze van een boer of vrachtrijder, of zoo ze een dooden os of een dood paard op den weg vinden, wat niet zelden op de vlakten gebeurt, dan pikken ze het spoedig in. In zulk een kraal is steeds een kapitein, soms een dokter. De hutten van deze zijn altijd zeer netjes afgewerkt, ze zijn hooger en grooter, de vloer is wel met hetzelfde mengsel bestreken, maar veel gladder. Het riet is gespleten, de bolle kant is naar binnen en deze is zoo glad mogelijk ge wreven. Boven de kapiteinshut is een ossenhoorn, als teeken zijner waardigheid. De doktershut is van binnen van horens voorzien van allerlei soort en daaronder zijn zeer schoone exemplaren. Sommige kralen zijn zeer groot, daar bevinden zich soms 400 a 500 hutten. Daar woont dan een Kafferkoning als het opperhoofd van de gansche bevolking en het geheel vormt, als het ware, een kleine stad. Men verhaalt dat een zoo’n Kafferkoning in drie dagen een stad heeft gebouwd. Hij riep van wijd en zijd al zijn Kaffers bijeen, 1000 liet hij riet halen, 1000 hout voor de palen, 1000 moesten leem maken en na drie dagen was de groote kraal gereed. Met de comberse heeft de moeder ’t niet druk, tot het twaalfde jaar loopen de kinderen naakt en dan krijgen ze een hemd aan, als eenig kleeding- stuk. Evenzeer als de „witmenschen” het voor zeer onzedelijk achten een huwelijk met een kaf fer of kafferin te sluiten, evenzoo gaat de kaffer- schoone den blanken jongeling bijna minachtend voorbij en betoont zich alleen lieftallig voor hare stamverwanten. De jongeling moet zijn vrouw verdienen, de bruidschat, die hij aanbrengen moet bestaat gemiddeld uit 5 koeien, de koe kost ge middeld 5 p. st. of f 60,Tot zijn 18e jaar moet hij werken voor zijn vader, dan vraagt hij om zijn vrijheid. Krijgt hjj deze, dan verlaat hij de kraal, zoekt een baas, spant zich in en heeft hij de koopsom bijeen, dan snelt hij naar zijn bruid. In dit laatste opzicht mag menig „wit- mensch”, ook in Europa, nog wel bij den Kaffer ter school gaan. De Kaffer loopt altijd blootvoets en spit even wel zoo goed als de blanke met schoen of klomp aan den voet, maar heeft dan ook een eeltbedek- king van een tot twee duim onder den voet. Hij spit, schreef ik, ja hij spit en werkt, zoolang de „witmensch” er bij is, nauwelijks heeft deze de hielen gelicht, of uit is de grap met werken. ’t Zijn groote kinderen, mogen de „witmen schen” hen op Christelijke wijze opvoeden en beschaven. Uit het vorige opstel zou men kunnen afleiden, dat het lot der Kaffers, te midden der Transva- lers, vrij treurig is. Toch is dit niet het geval, maar men dient zich voor te stellen, dat zij, als groote kinderen zijn, nog niet geschikt, om geheel als de „witmenschen” behandeld te worden. Eens op een nacht lagen de drie Kaffers van mijn zoon in een nabijzijnd vertrek onophoude lijk te praten, zoodat slapen onmogelijk was Kloppen op den houten wand, verbieden, niets hielp. Hij staat op, geeft een, een klap om de ooren, het drietal zwijgt, ’s Morgens koopt hij een stuk vleesch en geeft dat bij hun ontbijt. Daar komen ze binnen en zeggen: baas bajang (erg) goed, kaffers nie weer praat, nie, Kaffers hard werk”. Zoo zijn ze, maar dit zijn kaf fers, die blijven, zeer velen komen uit een kraal, verhuren zich bij een baas, per week of maand tegen f3, a f6,40 per week met kost en nu en dan een stuk vleesch en hebben ze f 60,of iets meer bij elkaar, dan houdt men hen niet. Dan keert de Kaffer naar zijn kraal terug, maakt daar met mooie comberse (kleeren) een deel van zijn geld op, geeft ’t overige aan zijn vrouw, leeft een of twee maanden in weelde, verkoopt achtereen volgens zijn comberse weer en keert als „naakt- menseh”, of met een oude lap om ’t lijf weer naar de „witmenschen” terug, zijn „kraal toe te loop” is voor een tijd gedaan, en hij zoekt weer werk bij een nieuwen baas, om na zeker tijdverloop weer „kraal toe te loop”. Voor hen die in Pretoria blijven wordt wel degelijk gezorgd. Een hollandsch zendeling, de heer Grünberg onderwijst hen ’s avonds. Mannen, vrouwen en kinderen, kunnen tweemaal ’s weeks les krijgen, zij leeren Hollandsch, ontvangen gods dienstonderwijs en hebben, gelijk ik meedeelde, twee kerken. Velen spreken ook reeds vrij goed Hollandsch. Zoo is er een bij den Heer Vroom, de familie bij welke onderscheiden Hollandsche jonge lui in de kost zijn, die het „onze vader” en een paar avondgebeden heel goed kent, een geleerde dus. Doch hun eigenlijke leven is in hun kraal, hun dorp. Zulk een kraal bestaat gewoonlijk uit 30 a 40 hutten, die in een cirkel gebouwd zijn en door een rieten hekwerk met elkaar verbonden. De hutten zijn ook van riet gemaakt en rond, ze hebben een hoogte van 7 a 8 voet, aan de voorzijde is een opening, die voor deur en venster dient. De vloer bestaat uit een soort van leem, dat zij bereiden uit een verbinding van zand en koemest. Als zij zich te slapen leggen spreiden zij een mat uit en zetten hun kussen in den grond, drie stok jes, in dezen vorm of als ze een boom tak vinden, op deze wijze Y, dan veroorloven zij zich de weelde, daarin het hoofd neer te vleien. Binnen in den grooten huttencirkel bevindt zich een kleinere, met palen omzet, waar hun vee graast en daar buiten ligt de grond, dien zij be bouwen en waar ze niet anders dan milies, een soort van maïs, verbouwen, want iets anders eten ze piet, Vleesch eten ze wel» maar ze slachten nooit BolswarcLsche Courant I DE KAFFERS IN DE STAD EN IN HÜN KRAAL.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1888 | | pagina 1