NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
SOtSWAR» EN WONSEB ADEEE
2
Keuchenius over Atjeh!
No. 32.
1888.
Zeven en Twintigste Jaargang.
VOOR
DONDERDAG 9 AUGUSTUS.
BINNENLAND.
BUITENLAND.
N
I
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents,
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
'I
1
2H2KT
de havens hem uit en we begrijpen het, hoe de
adelborsten der Urania, allen hun schip wilden
bezitten, of, zooals het daar neerligt binnen in de
de stad forsch en vriendelijk tevens, of zooals het
daar met volle zeilen, statig en rank de haven
uitzeilt.
Waarlijk, ’t is verklaarbaar, dat sommigen, die
meer aan de last, dan de lust van ’t reizen den
ken, zeggen, geef mij de photografie en ik heb
uw schepen, uw zeeën, uw landschap, uw verras
sende stadsgezichten en ik geniet het zonder ge
vaar van de zeeziekte, zonder last van de hitte
des daags en de koude des nachts, ja, ik zie wat
’t kunstenaarsoog aanschouwde en ik misschien
niet ontdekken zou.
M. E. van der MEULEN.
‘t Lust mij, het Hollandsche woord boven dit
hoofdstuk te plaatsen, dat gewoonlijk uitgedrukt
wordt, door het Grieksche „Photografie”.
Nooit kan het Lichtschrift, de schilderkunst ver
vangen.
Ze zijn zusters, voorzeker, ze gelijken op elkan
der, maar ze hebben een geheel ander karakter.
Beide hebben de natuur tot moeder en den
mensch tot vader.
Beide idealiseren, d. i. zij geven de werkelijk
heid terug, maar verfijnd, geadeld.
De schilder doet het met zelfbewustzijn. Hij
bestudeert de natuur, in al hare openbaringen, in
al hare schakeeringen, in al hare schuilhoeken,
in al hare bewegingen. Doch hij teekent haar
niet na, zelfstandig vat hij het landschap op, de
zee, de lucht, het binnenhuis, den mensch, de
verschillende toestanden en als gij ze ziet op doek
of paneel, dan heeft hij het stuitende, dat in de
werkelijkheid ons hindert, er aan ontnomen, op
het schoone juist het gewenschte licht laten vallen
en zoo, met kunstenaarsblik en hand, laat hy ons
de waarheid zien op dit gebied, in al haar rein
heid en schoonheid.
Het lichtschrift doet hetzelfde en toch weer op
geheel andere wijze. De voortbrengende kracht
is hier onbewust. De mensch heeft zijn kunstige
werktuigen, zijn donkere kamer, zijn prachtig ge
slepen glazen, zijn gevoelige platen, zijn schei
kundige ver- en ontbindingen, de tooverachtig
snel werkende klep, die het licht toelaat of afsluit.
Maar met dat alles doet hij zonder het licht niets.
Toch is hij niet werkeloos en hangt het welslagen
van ’t geen door het licht zal worden voortge
bracht, grootendeels ven den photograaf af. Hij
moet een kunstenaar zijn, zoo goed als de schil
der, hij moet zijn werktuig plaatsen, op de rechte
plek, de lichteffecten moet hij kennen, beoordeelen,
goed aanbrengen, de gunstigste punten moet hij
kiezen, evenals de onderwerpen, die hij te zien
wil geven. Daarna, als het beeld er is en de
plaat ter bewerking gereed, dan mag hij met ge
oefende hand hier en daar wat tinten, maar hij
moet den grooten meester, het Licht, niet het
werk weer uit de hand willen nemen of zijn wijs
heid tegenover ’s meesters waarheid stellen, hij
mag helpen, bij werken, meer niet, het Licht moet
schrijven, teekenen, schilderen, de fijnste lijnen,
de zachtste schakeeringen, de schaduwen en het
licht.
Deze en dergelijke overdenkingen rezen nu en
dan, niet immer scherp omlijnd, bij mij op, vooral
sedert ik verplicht was, werkend met den Heer
Jakob de Vries, het oog te vestigen op de kunst
stukken in onze klassieke gebouwen, de St. Mar
ti nie-en Broerekerken en het Stadhuis, op het uit
wendige vooral van ons overschoon raadhuis, op
de omstreken der stad.
Hoe vaak hebben wij samen gezocht en samen
gevonden. Tegenover menige teleurstelling, welk
eene voldoening, als wij een beeld zagen, dat ons
schoonheidsgevoel bevredigde. Met volhardenden
ijver gaat de wakkere kunstenaar voort en telkens
weer brengt hij mij de slotsommen van zijn onder
zoek, te land en te water, in stad en dorp. Met
verrassing zien velen met mij de schild erachtige
punten, die het met natuurschoon zoo karig be
deelde Bolsward te aanschouwen geeft. Van meer
dan een beweert gij, dat ’t hier niet genomen
is, van een ander, dat ’t geflatteerd is. Toch is
’t niet anders, dan dat gij en ik, vaak wel oogen
hebben, maar niet zien, men zoekt niet en daarom
vindt men niet.
Hoe aardig en vroolijk zijn de stadsgezichten,
vooral sints het der kunst gelukt is, U te pakken
terwijl gij loopt, alles wat in beweging is, zoo overte-
brengen op het papier, dat gij den kaaswagen ziet
rijden, het vaartuig ziet zeilen. Hoe liefelijk en wee
moedig stemt U de blik op die „stille rustplaats”
onzer dooden, waar de donkere achtergrond van
het geboomte toch, door het volle gebladert heen,
het licht doorstralen laat, als een troostrijk zinne
beeld, dat ook in en over de duisternis der graven
het licht van Gods liefde schijnt.
Ook in zijn eigen woonplaats lokten de zee en
Na afloop der examens voor de Koninklij
ke Militaire Academie, telegraphie, belastingen,
posterijen enz.is het de gewoonte dat den ad-
spiranten niet alleen de uitslag, doch ook het
verkregen rangnommer wordt medegedeeld zelfs
bij de toelatingsexamens voor de hoogere bur
gerscholen en gymnasia kan men dit, desverlangd,
te weten komen. Eene uitzondering hierop wordt
gemaakt bij de examens voor marine (adsp.-
adelborst-examens). Terwijl onder vorige Minis
ters èn uitslag èn rangnommer aan de belang
hebbenden werd medegedeeld, wordt door het
tegenwoordig hoofd van de Marine over alles
voor allen het stilzwijgen bewaard de adspiran-
ten weten alleen dat ze geslaagd zijn. Kenmer
ken zich dus de toelatings-examens voor adel
borst door eene zekere geheimzinnigheid, nog een
ander punt is oorzaak dat die examens vreemd
soortig mogen worden genoemdeen ieder, die
voor een plaatsing als adelborst in aanmerking
wenscht te komen, moet in alle vakken hebben
voldaan. Nu beschikken de examinatoren over
een groot aantal punten, n.l. van 1100, waar
van het cijfer 50 voldoende aanduidt, en er zijn
voorbeelden bekend, dat de toekenning van het
cijfer 49 voor een bijvak als geschiedenis, het niet
plaatsen van den adspirant ten gevolge heeft.
Op die wijze maakt men het dus mogelijk dat
de jongeling, die volgens het aantal der door
hem behaalde punten als no. 1 op de ranglijst
fungeert, moet worden afgewezen. En welk exa
minator zou met gerustheid durven verklaren,
wanneer hij het cijfer 49, 50 of 51 moet toeken
nen, niettegenstaande deze drie gevallen over
alles beslissen
Zeer wenschelijk zou het zijn, dat de Minister
van Marine in de voorschriften der examencom
missie die wijzigingen invoerde, welke het mo
gelijk maken den adspirant voor eene plaatsing
in aanmerking te doen komen, indien hij, bij
een zeer groot getal behaalde punten en bij een
hoog rangnommer met één vak onvoldoende
vooral als dit een bijvak betreft kan worden
geplaatst. Blijft de toestand zooals deze op dit
oogenblik is, dan bezit ieder der examinatoren
de macht om, door toekenning van het cijfer 49,
elk adspirant on voor waardelijk af te wijzen. Een
jongmensch dus, dat verreweg het grootste aan
tal punten behaaldebij ieder bekend staat als
eminent knap, kan, door een ongelukkig oogen
blik, dat hem voor een enkel vak het cijfer 49
bezorgde, worden afgewezen, waar de veel min
der bekwamen werden geplaatst met weinig mee
dan de helft der door hen behaalde punten.
Men deelde ons een geval mede, dat een adspi
rant die, ofschoon hij met 1650 punten op de rang
lijst voorkwam, onverbiddelijk werd afgewezen,
terwijl een ander, die slechts 1249 punten behaalde
aan den Minister ter plaatsing werd voorgedragen.
In de laatste drie a vier jaren zijn reeds vele
en goede veranderingen in ’t leven geroepen
zoo b. v. komt het niet meer voor dat een der
examinatoren 4 vakken voor zijne rekening had,
doch bij de nieuwe regeling zijn nog niet die
veranderingen aangebracht, welke voor alle ad-
spiranten toch zoo wenschelijk zijn en meer met
recht en billijkheid strooken zouden.
Een Belgisch kaatser, die bij den wedstrijd
te Franeker door een bal aan het oog werd ge
troffen, zal voor altijd dat oog moeten missen.
Een onderwijzer, die eenige maanden ge
leden naar Transvaal vertrok, geeft in de MM.
Ct. eene beschrijving van zijne reis en zijne aan
komst te Pretoria.
„Door het gunstig onthaal, zoo eindigt hij, dat
ons allen hier te beurt viel, hadden wij spoedig
de ongemakken van de reis vergeten. De timmer
lui uit ons gezelschap werden dadelijk geënga
geerd voor f 9.60 per dag, de leerlooiers waren
reeds in Holland aangenomen en mijn reisge
noot en ik, die in Nederland twee jaren met de
onderwijzers-akte in den zak hebben geloopen
zonder geplaatst te kunnen worden, konden be
trekkingen krijgen bij de vleet.
Wij bezochten in Pretoria eenige malen de
zittingen van den Volksraad en zagen daar „oom
Paul” in al zijne waardigheid. Het gaat er in
diens Volksraad heel raar toe.
„Men Eere, zegt de voorz. Ik kan me nie
vereenige nie met die voorstel van die geachte
lid uut A.” Ze verkoopen elkaar daar uien,
gooien met sinaasappelen, snuiten zeer primitief
hun neus enz. Geen gemeenteraadsvergadering in
Holland, waar het zoo toegaat.
Pretoria is overigens een schoone plaats de
woning van den president Krüger en de kerken
zijn prachtige gebouwen. Ik heb uit de vele
aanbiedingen, die mij gedaan zijn, in overleg met
ds. Postma en den super-intendant van onderwijs,
het aanbod aangenomen van den heer v. H., volks-
raadslid voor Waterberg. Ik ben, na nog 3 dagen
met den ossenwagen gereisd te hebben, aldaar
behouden aangekomen.
Ik sta nu aan het hoofd eener school, die aan
vankelijk 14 leerlingen telt. De helft der school
gelden wordt door het Gouvernement en de an
dere helft door de ouders betaald.
Het is hier een prachtige, gezonde streek
sinaasappelen, vijgen, abrikozen, perziken enz
groeien hier in de prachtige tuinen en meester
„mag er vrjj in loop en pluk, moet zich maar
niet vremd hou”. De familie v. H., waar ik aan
tafel eet en alle vriendschap en hoogachting
geniet, is in onderscheiding van de boeren in den
omtrek vrij beschaafd. Ze doet voor vele Holland
sche fami ies in dit opzicht niet onder en geen
onzer bek aagt zich de vestiging in Transvaal,’*
Frankrijk. Te Parijs zijn de republikeinen
zeer gerust, misschien al te gerust, want de over
eenstemming, die tot stand gekomen was tus-
schen de fractiën der republikeinen tegen Bou
langer, is door de socialisten bepaaldelijk opge
zegd, omdat zij beweren dat Boulanger slechts
een der Bonapartisten is, zoodat geen buitenge
wone maatregelen tegenover hem meer noodig zijn.
Boulanger vertrekt den 9en dezer naar het
departement Beneden-Charente en van daar naar
het departement Somme, om voor zijne candida-
tuur in de beide gewesten te werken.
Naar men verzekert, is zijne gezondheidstoe
stand niet zeer gunstig. Zelfs zijn vrienden ge-
looven niet, dat zijn lichaam tegen de vermoeie
nissen van een lang openbaar leven bestand is.
Blazen de Boulangisten het sein voor den terug
tocht? Vrij algemeen houdt men het er voor, dat
de kas van het comité der Rue du Sèze leeg is
Duitschland. Aan den kant van Lampert
heim, bij Straatsburg, tusschen twee forten, heeft
de militaire overheid gelast oogenblikkelijk de
oogst en de wijngaarden weg te nemen, om een
batterij te kunnen opwerpen. Er wordt den
eigenaars geen schadevergoeding doch alleen
rente uitbetaald.
De jongste zoon van den Duifschen Keizer is,
zooals bekend is, geboren, terwijl Keizer Wilhelm
de gast was van den Koning van het Scandinavi
sche rijk. Thans wordt uit Christiania gemeld,
dat de Koning den 18en dezer maand naar Ber
lijn vertrekt, om bij den doop van den jongen
Prins als- diens peter op te treden.
Denemarken. Naar aanleiding der candida-
tuur van prins Waldemar voor den Bulgaarschen
troon wordt gemeld, dat de Czaar reeds meer
dan een jaar geleden deze candidatuur voorstel
de. Maar de koninklijke familie te Kopenhagen
verzette zich tegen het plan en de prins zelf
heeft er niet veel ooren naar en zal zeker een
dergelijke candidatuur weigeren^
Uit Heerenveen wordt ons gemeld dat a.s.
Zondag 12 Augustus aldaar eene opstijging zal
plaats hebben van den Heer F. L’Hoste, met den
ballon „L’Hirondelle”. De Nederlandsche Tram-
weg-Maatschappij zal goedkoope extra trammen
laten loopen, waarvan de reizigers in de gelegen
heid zijn, ’s morgens Beetsterzwaag, Olterterp en
Oranjewoud te bezoeken, en *s namiddags de vul
ling en de opstijging van den ballon bij te wo
nen.
Sneek. Zaterdag j. 1. bezocht een veelbe
lovend 17-jarig jongeling uit Bolsward, onze stad,
om zijn practijk in het oplichten uit te oefenen
en zag zijne studie bekroond, door onder valsche
voorwendsels bij een onzer goudsmeden een
zilveren remontoir met ketting te koopen.
Spoedig echter kreeg de verkooper argwaan
en stelde de politie er mede in kennistoen
deze hem in handen kreeg was de ketting al
weder te gelde gemaakt bij een anderen goud
smid, en het horloge zou zeker gevolgd zijn,
maar de politie voorkwam zulks door hem en
het horloge, en later de ketting in bewaring
te nemenhet bleek toen al spoedig, dat hij
geen vreemdeling was op bovengenoemd gebied,
daar hij voor eenige dagen voor dergelijk feit
uit de gevangenis alhier was ontslagen.
De Banier.
Franeker, -7 Aug. Aan de gisteren alhier
gehouden harddraverij met paard en chais namen
14 beste dravers deel. De prijs, f 100, werd be
haald door de bruine merrie „de jonge Tetje”
van den heer M. Tuinstra te Wommels, pikeur
R. de Boer. Het voor den laatsten mederijder
uitgeloofde cadeaux van f 25 viel ten deel aan
de bruine merrie van den heer J. Bonnema te
Arum, pikeur J. Bruinsma.
De wielerwedstrijd alhier is Zondag j.l. wel
aangevangen maar, nadat enkele partijen waren
afgereden, wegens het stormachtige weder ge
schorst.
De wedstrijd zal Zondag a.s. opnieuw worden
hervat.
Makkum, 6 Aug. Heden nacht is hier in
de nabijheid gestrand een Groninger tjalkschip,
de bemanning alsmede het gezin van den schip
per, zijn, naar men verneemt allen gered. Door
de bewoners van de daar in de nabijheid staande
boereplaats „Houw” zijn de schipbreukelingen
liefderijk opgenomen en onder dak gebracht.
Hindeloopen, 6 Aug. Bij het stormachti
ge weder van heden teekende bij noordwesten
wind de zelfregistreerenden peilschaal de water
hoogte der zee te 8.10 tot 112 cM. boven A. P.
Onmiddelijk langs deze gemeente dreef een van
hare ligplaats weggeslagen boei of ton in zuide
lijke richting.
De Dordsche Ct. schrijft
„Uit goede bron vernemen wij, dat de heer
W. Kes benoemd is tot directeur van het nieuwe
Concertgebouw te Amsterdam. Het gewicht dezer
hoogst eervolle benoeming springt te meer in het
oog, wanneer men bedenkt, dat voor deze be
trekking geen minder kunstenaar dan dr. Hans
von Bülow aangezocht was, die evenwel op over
wegende gronden moest bedanken voor deze
eerste plaats op muzikaal gebied in de hoofd
stad des land. Dat het voor de toongevende
vereenigingen te Dordrecht, als Orkestvereeniging
en Toonkunst, een zware slag is, hun zoo ge-
waardeerden directeur te moeten verliezen, be
hoeft geen betoog.”
Een persoon, die met zijne vrouw bij zijne
schoonmoeder inwoonde, in de Wijde Water
straat te Utrecht, leefde in een voortdurende
twist met deze, en nam daarom het besluit de
woning te verlaten. Hij had reeds een handwagen
met eenige meubels geladen, en met een kind
daarop reed hij weg. Op den Weerdsingel bemer
kende dat hij achtervolgd werd, deed hij den wagen
met de meubels en het kind er op kantelen en zij
stortten in het water. Terwijl hij de vlucht nam,
redden eenige personen het kind, dat reeds be
wusteloos was en hielpen verder bij het opvis-
schen der meubelen.
Zaterdagavond stelde een dronken kerel
aan andere personen voor, voor ƒ2, zooals hij
daar stond, van de brug der Kolkkade te Rot
terdam in het water te springen en naar den
Open Rijstuin te zwemmen. Ondanks het ge
vaar, waarin de beschonkene zich ging begeven,
werd het voorstel aangenomen. In het bezit der
f2 sprong hij te water, en had het geluk be
houden aan de overzijde op het droge te komen.
Bij het feestmaal in Concordia te Breda
werd een 84jarige oud-strijder plotseling ongesteld.
Naar een zijvertrek gebracht, stierf hij binnen
weinige oogenblikken.
In de Ned. Spectator geeft „meester Con
stanten” een wenk, die waarlijk wel mag worden
in acht genomen. Wat hij van den „student-
wielrijder” zegt verdient in ’t oog te worden
gehouden ook door hen, die eenmaal student
hopen te worden of zich voor andere maatschap
pelijke betrekkingen voorbereiden.
Jan Wielnar wielt de wereld rond
Des gaat zijn roem van mond tot mond
Wie heeft ooit zoo gereden
’t Examen kwam Jan moest er aan
Weer is ’t van mond tot mond gegaant
"Wie heeft ooit zód gereden!
--
Als lid der Kamer verkondigde de heer
Keuchenius, dat de Nederlandsche regeering
niets beter in Atjeh te doen had, dan een buiten
gewoon en luisterrijk gezantschap daar heen te
zenden, ten einde den Sultan van Atjeh oot
moedig verschooning te vragen voor den onrecht
vaardig ondernomen oorlog.
In dien geest stelde hij zelf een motie voor.
Vergelijk daarmede nu eens het antwoord, door
den heer Keuchenius, als Minister van Koloniën,
gegeven op de interpellatie van den heer Levys-
sohn Norman
Nu hij zelf voor de verantwoordelijkheid staat,
vindt de heer Keuchenius niets beters te doen,
zegt de Kamper Ct., dan de voetstappen van zijn
voorgangers te drukken. Uit zijn mond verneemt
men thans, dat het stelsel van concentratie, nu
reeds drie jaren lang in werking, „waarlijk niet
tot grootere vijandelijkheden heeft aanleiding ge
geven”, en hij belooft dat, het zijn streven zal
zijn dit stelsel te handhaven en meer en meer
te doen kennen en waardeeren door de Atjehsehe
grooten, hoofden en bevolking, „als een wijze en
voorzichtige daad, door de Nederlandsche
Regeering ondernomen in het belang, zoowel van
de Atjehsehe bevolking en van het Rijk van
Atjeh zelf, als van Nederland, met het doel
vooral, om aan de voor beide partijen noodlottige
vijandelijkheden een einde te maken.”
Niet alleen in de Kamer, door Keuchenius en
anderen, maar ook daar buiten, vooral ook door
de anti-revolutionaire pers, werd de Atjeh-politiek
der liberalen steeds hevig en vinnig aangevallen
en bestreden. Nog bij de jongste verkiezingen,
toen de liberalen er onder gebracht moesten
worden, was Atjeh een der meest gebruikte mid
delen om de kiezers tegen de liberalen op te
ruien en hen voor te stellen als verdervers van
hun land. En nu er een ministerie van de rech
terzijde is opgetreden, nog wel met Keuchenius
aan het hoofd van Koloniën, nu wordt precies
dezelfde politiek tegenover Atjeh gevolgd, en nu
heeft diezelfde minister Keuchenius den mond
vol van lof voor zijn liberale voorgangers
Bolswardsche Courant
TL* -'
I