NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD ROI.SWARB EN WBNSERAÖSRI. l 'I Hongersnood. fe i I I 1889. DE PDEIZIERREIS Twintigste Jaargang. No. 27. Acht en VOOR B I N N E N L A N D. BUITENLAND. Heelster zivaag, N. R C. en alzoo voor verscheidene personen OM*'- (S' MïrfV* ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents, 2<J<2<2<2< 2<J<2<2<2< J<2<2<2<J<2< J<^ g DONDERDAG i JÜLL g 2^2<2<2<2<2<2<J<J<2<J< JC2<2<2<2< JO<J<^ OF ZONDAG 30 JUNI 1889. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Schotsch edelman, van den hertog De Duitsche Keizer zal zijn reis naar het Noorden bekorten, omdat, zoo heet het, de Czaar den 25 Juni te Berlijn kan worden verwacht. Men betwijfelt echter de juistheid van het laatste bericht. Het moet trouwens niet den indruk Dikwijls hoort men zeggen, en niet, geheel ten onrechte, dat ons vaderland niet veel afwisseling van natuurschoon bezit. Zeker hebben zij, die dat beweeren gelijk, wanneer men ons land met het schoone Zwitserland, met zijn afwisseling van hooge bergen en diepe dalen vergelijkt, hetgeen ook mede brengt, dat de plantengroei er op kleinen afstand zoo zeer verschilt, bijv, aan den voet van den berg de wijnstok, op den top het gebied der eeuwige sneeuw. Ook vindt men hier geen rivieren die eerst in het begin van hun loop zulk een woest karakter hebben en, (ook alweer een gevolg van de gesteldheid van den bodem) zich plotseling van eene aanzienlijke hoogte in de diepte storten. Evenmin treft men hier zulk eene weelderige plantengroei, gelijk ons Insulinde bezit, aan, waar op vele plaatsen de meest ver schillende planten en boomen door elkaar groeien en daardoor ondoordringbare wildernissen vor men, zoodat het bijna niet mogelijk is den grond te ontginnen. Nog vele dergelijke vergelijkingen zou men kunnen maken, doch thans genoeg hier van. In het begin onzer jaartelling was ons land als het ware één groot woud. De hand van den mensch heeft evenwel in latere tijden ons land een geheel ander aanzien gegeven, door het uitroeien der bosschen. Tegen woordig staat ongetwijfeld de provincie Gelder land bovenaan wat natuurschoon betreft en wordt daardoor ook het meest door bewonderaars der natuur bezocht. Hoewel niet in die mate als Gelderland, kan evenwel onze provincie Fries land nog ook op streken wijzen, waar de mee- dogenlooze hand der menschen niet alle bosschen uitgeroeid heeft. Men denke slechts aan Gaaster- land en Zevenwolden. De Nederlandsche Tramweg Maatschappij bood Zondag 30 Juni eene welkome gelegenheid aan, om de laatstgenoemde streek te bezoeken, waar van dan ook een gretig gebruik gemaakt werd, omdat zoowel rijk als arm hiervan gebruik maken kon, daar men voor de luttele som van 75 cent heen en terug was. Niettegenstaande de vele passagiers, kon toch door de goede zorgen der Maatschappij ieder „op zijn gemak” vervoerd worden doordat een aantal rijtuigen beschikbaar was gesteld en alzoo voor verscheidene personen plaats was. Eerst biedt de reis wel niet veel afwisseling aan, doch als men Joure gepasseerd is, wordt dit anders. Zooals bekend is, waren de kaartjes voor Hee- renveen en Beetsterzwaag bestemd. Te Heeren- veen verlieten dan ook sommigen den trein om het Oranjewoud enz. te bezichtigen. Het meerendeel gaf echter de voorkeur aan Beetster zwaag om de fraaie omgeving van die plaats eens in oogenschouw te nemen. Het was dan ook wel de moeite waard, en zeker zal niemand zich beklaagd hebben den dag hier te hebben doorgebracht. Bij aankomst begaven de meeste reizigers zich eerst naar de logementen om het een en ander te gebruiken. De meeaten gingen naar het Hotel Jonker, waar alles in gereedheid was om de gasten naar behooren te kunnen ontvangen. Voor bil lijken prijs kon ieder hier uitstekend aan de be hoeften der maag voldoen, zoodat niemand zich over de bediening behoefde te beklagen. Hierna begon men al spoedig alles te bezichtigen, als de prachtige buitens met hunne bekoorlijke tui nen en de bosschen in de nabijheid, vooral het Olterterperbosch op ongeveer 20 minuten afstand van Beetsterzwaag werd met een druk bezoek vereerd. Tot lof der jeugd dient gezegd te worden dat zij ieder met rust liet en zich niet aan baldadig heid schuldig maakte, zooals in vele plaatsen waar men den vreemdeling maar niet met rust kan laten, zoo het schijnt. Tegen zes uur was ieder weer in het dorp, en na nog iets genuttigd te hebben, werd de terug reis aanvaard in eene opgewekte stemming. Betreur^nswaardig is het zeker, dat bij zulke gelegenheden dikwijls maar al te veel aan Bachus ten offer gebracht wordt, hoewel voor zoover ons bekend is, deze reis ook eene gunstige uitzonde ring maakte. Mocht de Nederlandsche Tramweg Maatschap pij het publiek weer eens in de gelegenheid stellen zulk een uitstapje te doen, voorzeker zal er dan ook, als altijd, ruimschoots gebruik van gemaakt worden. Bij den directeur der Maatschappij van Wel dadigheid in de kolonie „Willemsoord” is blij kens eene aldaar aangeplakte bekendmaking, door een solied persoon aanvrage gedaan om een paar arbeidersgezinnen, die genegen zijn mede te ver trekken naar de Argentijnsche Republiek, alwaar zij kunnen werkzaam zijn in eene op te richten boerderij op groote schaal, mits zij bekend zijn met het melken, ploegen enz. In de laatste twee maanden werden te Amsterdam tot driemaal toe pogingen aangewend, om vrouwen op te lichten, waarvan slechts eene met het gevolg, dat men zich had voorgesteld. Althans zoo luidden de aangiften bij de politie. Op grond dat het onderzoek van deze niets heeft opgeleverd, dat de waarheid der verhalen beves tigde, komt het Dagblad tan Nederland tot deze slotsom„Wij raden allen ernstig aan, zich niet ongerust te maken, bij het vernemen van soort gelijke verhalen, die in den komkommertijd zeer romantisch zijn, maar gelukkig hier ter stede weinig reden tot bezorgdheid opleveren.” Te Oirschot (N.-Br.) is dezer dagen de hout handelaar van Cuyck met bed en ledekant door den versleten vloer eener opkamer gestort en ge heel ongedeerd in den kelder van een belendend huis neergekomen. Nauwelijks had de 70-jarige man zich van de plaats des onheils verwijderd of een gedeelte van den muur viel op de leger stede. Een goedkoop portret in olieverf kan men thans voor betrekkelijk weinig geld van zichzelven laten maken door zich te abonnceren op het Handélsblad van Antwerpen. De geabonneerden behoeven hun photografisch portret maar aan de redactie te zenden, die het naar Parijs overmaakt waar een kunstenaar van talent, de heer Dujar- din, er een in olieverf geschilderd portret (naar of van) maakt. Van de abonnés wordt niet gevergd, dat zij ook van den inhoud van het blad kennis nemen. Daar de uitgever wel niet op de abonnementen zal willen toeleggen, mag men hieruit afleiden, dat de schilder zijn groot talent niet hoog laat Donoreeren en ook niet overstelpt is door bestel lingen van andere kunstbeschermers. Uit een hoorn des overvloeds heeft de milde Gever aller goeds op den bodem van onze provin cie een schat van zegeningen doen nederdalen, zoó groot, dat de oudste menschen geen heugenis hebben, van zooveel schoons en zooveel weelde. Wie zag ooit zóó vroeg, zóó veel, zóó prachtig gewonnen hooi De schuren raken vol, de grootste zelfs en klampen bij klampen ziet men op hiem en veld. Rijd door de bouwstreek heen, welk een prachtVlas, weit, kanariezaad, haver, alles even fijn, geel, blauwgroende aardappelvelden zijn bloembedden, rijk van loof. De vervulling en de belofte, ze zijn beide even schitterend. De greidboer verlangt voor zijn „nieuwgras” naar wat regen, maar geen hagelslag, geen wolkbreuk ver nielde tot heden den oogst, gelijk in zoo menige streek. De boomen zijn niet kaal gevreten en de dennen geuren. En dan, welk een melk- en wol- vee, goede prijzen van boter en kaas, levendige handel. Heel de schepping is één Hallelujah. Men leze na dit korte woord, onderstaand stuk en me dunkt, boer en burger en arbei der zelfs voelt dat er van onzen overvloed iets althans gegeven moet worden. Bij den Uitgever van dit Blad en bij den Heer K. Falkena, Koe markt, staat een bus. Men hebbe de goedheid daarin iets te werpen, elke gift is welkom. Wie a an mijn huis iets bezorgen wil, ontvange daar voor reeds bij voorbaat mijn dank. In de volgende week zullen wij melden hoeveel de bussen hebben opgebracht en welke bijdragen zijn ingekomen. M. E. van der MEULEN. CURACAO 31 MEI. Het ziet er hier tegenwoordig treurig uit. Treu riger dan men zich herinnert, dat het hier in jaren en jaren geweest is. V ij f t i e n maanden lang wordt dit eiland nu reeds door aanhoudende droogte geteisterd. In al dien tijd heeft het nage noeg niet geregend. Hoe dor de velden en bergen er uitzien, daarvan kan men zich in het water rijke Nederland moeilijk eene voorstelling maken. Wanneer midden in den zomer de regen in het vaderland slechts enkele weken op zich laat wach ten, dan wordt er geducht door de landbouwers geklaagd. Verbeeld u dus nu, in welken toestand zich alles hier bevindt, waar wij reeds meer dan vijftien maanden te vergeefs op verfris- schende regenbuien wachten. Alles is met eene laag grauw stof overdekt. Het weinige groen, dat er nog te zien is, wordt door een heeten wind, die als eene soort van Sirocco over boomen en struiken heen blaast, verzengd. In de districten buiten de stad is gebrek aan alles. Geen leven in de natuurEen kaal wintergezicht bij eene warmte van ruim 90 graden F.Overal misère Zoowel menschen als dieren lijden verschrikke lijk door die ontzettende droogte. Honderden en nogmaals honderden koeien, schapen en geiten zijn reeds den hongerdood gestorvenen het vee, dat nog in leven is, loopt op sommige plantages als geraamten rond. Ik heb gezien, dat ezels bezig waren, stroodaken van negerhutten op te eten, zulk een honger hebben die dieren. Wil men dus niet van zijn dak beroofd worden, dan moet men het met doornen takken bedekken doch ook daardoor laat zich het uitgehongerde vee soms niet weerhouden om een aanval op het verweerde dakstroo te doen. Er behoort eene beter versneden pen toe dan de mijne, om in volkomen trekken te schetsen hoe verschrikkelijk er reeds door de arme bevolking dezer kolonie is geledentoch wil ik trachten, in enkele regels weer te geven, hoe hier thans de droevige werkelijkheid onder de zoogenaamde arbeidende klasse in de districten buiten de stad is. De oogst is dit jaar geheel mislukt. In Maart 1888 heeft men de laatste maïs binnengehaald; maar wat er toen is geoogst, heeft men natuurlijk reeds vele maanden geleden verbruikt. Nu is er dus niets, niets. Op welke wijze velen aan den kost komen, is een raadsel. En al mocht dit jaar de regentijd in October (dat is de officieele regen maand) aan vangen en zich verder alles onder gun stige omstandigheden voordoen, dan kan men toch eerst in Maart of April van het volgen de jaar eenigen oogst krijgen. Tien of elf maanden lang zal dus een groot gedeelte der inboorlingen, die thans reeds in nijpende ar moede verkeeren, nog het leven moeten rekken op wie weet welke wijze. Het werk op de plantages staat reeds langen tijd stil, daar er wegens de hardnekkige droogte niets geplant kan worden. De arbeiders, die in andere jaren genoeg verdienden om hun gezin te onderhouden, zijn nu gedwongen leeg te loopen en met de hunnen armoede te lijden, of dit eiland te verlaten, om elders werk te gaan zoeken. Velen zijn naar Venezuela vertrokken en hebben vrouw en kinderen hier in den erbarmelijksten toestand achtergelaten. De honger grijnst zoo tal rijke gezinnen aan. Tengevolge van gebrek aan het hoogst noodige voedsel is er scheurbuik onder het ongeluk- maken van overdreven vriendschappelijke ge voelens tusschen de beide Hoven, dat de Rus sische Kroonprins, op zijn terugreis van Stutt gart te Berlijn aankomende, daar eenvoudig aan het station ontbeet en niemand ontving, ofschoon hij drie kwartier vertoefde. Te Stuttgart is bovendien iets zeer onaange naams voor beide partijen voorgevallen. Een ritmeester, behoorende tot de Russische depu tatie, die ter eere van het jubileum desKonings was overgekomen, heeft, toen er bij een feest maal in het officieren-casino een dronk werd ingesteld op Duitschland, zijn glas tegen den grond geworpen, verklarende, dat hij wel op de Wurtembergsche officieren kon drinken, maar niet op Duitschland. Hij verliet daarop het Casino. De overige Russen volgden hun aan voerder. Daarop bracht een Pruisiche eerste luitenant onder een kolossalen jubel een demon- stratieven toost op de Duitsche armee en hare geallieerden uit, die door de Oostenrijksche offi cieren met geestdrift werd toegejuicht. De Russische Troonopvolger, terstond van het sensatie wekkende voorval onderricht, diende den Russischen officieren wegens hun provocee- rend gedrag een scherp verwijt toe, maar met dat al was de bom gesprongen. Zaterdag werd in het Engelsche Hooger- huis door lord Carnarvon, de aandacht gevestigd op den toestand in Armenië, welke van zooda- nigen aard is, dat hij den vrede van Europa in gevaar kan brengen. Lord Carnarvon drong er op aan, dat. Engeland zijnen invloed bij de Porte aanwende, opdat deze de beloofde hervormingen invoere. Salisbury erkende dat de Porte ver plichtingen op zich genomen heeft tegenover Engeland en de overige groote Mogendheden, maar verklaarde dat Engeland niet aansprakelijk kan worden gesteld voor het achterwege blijven der hervormingen. Hij wierp alle verantwoor delijkheid in deze van zich. Men kan niet ont kennen dat er wanordelijkheden zijn ontstaan, maar de voorstelling die daarvan gegeven wordt, is overdreven. Men kan Turkije verwijten die wanordelijkheden niet met genoeg kracht te heb ben onderdrukt, maar die Staat is zwak en arm. De tijd zal in dat land den hartstocht dooven, met welke thans de verschillende rassen godsdienstige secten elkander bestrijden. Na deze verklaringen was het incident afge- loopen. Prinses Louise, oudste dochter van den Prins van Wales, is verloofd met lord Fife, uit een oud Schotsch geslacht gesproten, dat zijn oorsprong afleidt van Macbeth’s overwinnaar Macduff. Lord Fife is zeer rijk hij is in groot aanzien bij den Prins van Wales, maar noch zijne hooge geboorte, noch zijn groot landbezit hebben verhinderd, dat hij sedert lang deelge noot is in een bankiershuis. Hij is 18 jaren ouder dan de 22-jarige Prinses. Ook de derde dochter der Koningin, eveneens Louise geheeten, is met een lord Lorne, den oudsten zoon van Argyl, gehuwd. „Alsnog is ’t niet bekend, dat er een beter „wordt; bijna alle dagen sterfte aan die ziekte; „nog eergisterenen binnenkort kan de sterfte „schrikkelijk wezen”. kige volk uitgebroken. Het aantal lijders daaraan neemt toe, terwijl er ook reeds aan die ziekte zijn overleden. Diep medelijden vervult ons, bij het zien van de arme schepsels, die uitgeput van honger, met onstoken tandvleesch en opgezwollen pijnlijke beenen in hunne armoedige stroohutten op den grond uitgestrekt liggen, zonder zich nauwelijks te kunnen bewegen. De loge De Vergenoeging alhier heeft het initia tief genomen, om aan onze behoeftige zieke mede- menschen hulp te verleenen. In het begin dezer maand heeft zij eene commissie van 10 leden be noemd, om liefdegaven voor de noodlijdende be volking in te zamelen, en allen, die honger lijden en tengevolge daarvan ongesteld zijn, van levens middelen te voorzien. Het beroep dat die com missie op de weldadigheid der meer bevoorrechte Cura^aonaars heeft gedaan, is niet vergeefs ge weest. Aanzienlijke sommen zijn op het altaar der menschlievendheid geofferd, en menigeen gaf bij het aanbieden eener bijdrage te kennen, dat men het voor de noodlijdenden bestemde geld al leen aan deze commissie (en aan niemand anders) wilde toevertrouwen, omdat men dan zekerheid heeft, dat iedere arme lijder van voedsel voorzien wordt. Ter toelichting hiervan dient opgemerkt te wor den, dat het weinigje, hetwelk van gouverne- mentswege voor de arme scheurbuiklijders wordt gedaan door bemiddeling van de R. K. geestelij ken geschiedt, terwijl, volgens de verklaringen van verscheidene lijders, sommigen tot nog toe niets van gouvernementswege hebben ont vangen. Door genoemde commissie daarentegen wordt aan allen, die gebrek lijden, en wel onverschillig van welk geloof en zonder aanzien des persoons, bijstand verleend. Drie leden der commissie hebben verscheidene dagen dit eiland doorkruist en de brandend heete zon getrotseerd, om persoonlijk de noodlijdende bewoners der buiten districten te bezoeken en zich op de hoogte te stellen van den deerniswaardigen toestand en van de behoeften. Honderden stroo hutten werden door hen bezocht. Geene enkele, waarin zich zieken bevonden, werd door hen over geslagen. Zoodoende kan nu worden beoordeeld, hoe hoog de nood gestegen is, welk een nijpend gebrek, er geleden wordt. Gedurende de laatste weken worden aan ruim 200 lijders door de voormelde commissie om den anderen dag levensbehoeften uitgedeeld. Zij krij gen rundvleesch, maïs of maïsmeel, boontjes, rijst, bananen, jams, uien, suiker en limoenen (deze laatste, om limonade van te maken, d. i. een probaat middel tegen scheurbuik). Ieder rantsoen, dat men ontvangt, is meer dan voldoende voor twee dagen. Daar het te voorzien is, dat de nood niet alleen zal aanhouden, maar vooreerst meer en meer zal toenemen, zullen de gelden, waarover deze uitdee- lings-commissie te beschikken heeft, weldra niet meer toereikend zijn om in de dringende behoeften der arme lijders te voorzien. Het zou bedroevend zijn, indien deze commissie, aan wier krachtdadig optreden en volharding het voornamelijk te danken is dat de grootste armoede wordt gelenigd, en dat menigeen, naar wien niemand om keek, niet van hon ger is gestorven, wegens gebrek aan geld het be gonnen liefdewerk moest staken. Waar zou het dan met die bevolking heen moeten Bij het te kort schieten onzer eigene krachten mag nu zeker wel een beroep op de bekende liefdadigheid van Nederland worden gedaan. Men weet hier bij ondervinding, dat het moederland deze kolonie in tijden van nood nooit in den steek heeft gelaten. Ongetwijfeld zullen velen in het vaderland gaarne iets willen geven om de voor melde commissie in staat te stellen onderstand te blijven verleenen aan allen, die anders broodsge- brek lijden. Terwijl men zich thans in Nederland in de schoone bloeimaand verheugt en wellicht een rijken oogst in het vooruitzicht heeft, wordt in deze Neder landsche kolonie onder de felle stralen der tro pische zon bitter geleden en staat de honger voor menige deur. Men bedenke dit en helpe de com missie om de noodlijdende inboorlingen van Cu rasao verder voor kommer en ellende te sparen. Elke gift, hoe gering ook, zal dankbaar in ont vangst worden genomen en in het belang der be- hoeftigen, onverschillig van welken godsdienst, worden aangewend. De heerep J. B. van der Linde Schotborgh, grondeigenaar, J. H. Waters Gravenhorst, gepens W.-I. hoofdambtenaar, en mr. R. M. Ribbius, lid van het Hof van justitie, allen wonende op Cu rasao, leden der bedoelde commissie, zijn belast met het in ontvangst nemen der liefdegiften. Ieder, die iets ten behoeve der alhier lijdende medemenschen wil afzonderen of eene collecte voor hen houden, kan het geldelijk bedrag per post wissel aan een der genoemde heeren zendenof men kan aan een hunner kennis geven voor welke som een wissel kan worden getrokken. Spoedige hulp is in dit geval dubbele hulp. P.S. Nadat ik het voorgaande had geschreven, werd mij een brief van een geacht plantage eige naar uit de buurt der parochie St. Willebrordus (ongeveer a 5 uren van de stad af gelegen) ver toond, waarin aan bovengemelde commissie kennis wordt gegeven, dat er weer eenige gevallen van scheurbuik bij gekomen zijn, met verzoek om aan die nieuwe lijders, die van alle hulp ver stoken zijn, ook onderstand te verleenen. In dien brief lees ik ook o.a. letterlijk het vol gende 6 BS’ ■9 Bolswardsche Courant NAAR 61

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1889 | | pagina 1