NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWARD ESt WONSEB. ABEEL DONDERDAG S AUGÜSTÜS. TENTOONSTELLING 1889. Twintigste Jaargang. No. 32 Acht en I L 5- VOOR ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents, ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Vervolgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Zie hier dames en heeren de wordingsgeschiedenis van de tentoonstelling die ons wacht. Onze eere-voorzitter werd verzocht deze tentoonstelling te openenaan hem straks het woord. Hetzij mij nog veroorloofd te zeggen, dat wij op het punt staan een edel strijdperk binnen te treden. Hier geen strijd van personen 'in vijandige houding tegenover elkander, maar een strijd waarin allen die in handel, Nijverheid en Kunst op veelzijdig gebied belangstellen naast elkander optreden, nauw aaneengesloten, ter verwezenlijking der door ons voorbereide plannen. Spreekt reeds hieruit onderlinge genegenheid, voor de Vereeniging ter bevordering van „Handel en Nijver heid” hoop ik, dat men hare pogingen welwillend zal willen beöordeelen; dat; kan het zijn, ieders goederen naar wensch tentoongesteld zijn; dat elk daarmeê het doel moge bereiken ’t welk hij zich voorstelde; dat tal van bezoekers zullen worden aangetrokken door al het geëtalleerde; dat onze decorateur lof moge oogsten voor de fraaie versiering, die hij op zijn hoogen leeftijd nog heeft weten aan te brengen, dat de jury-leden in hunne zeker niet gemakkelijke taak niet bemoeielijkt zullen worden en dat ieder tevreden en voldaan onze aloude Hanzestad moge betreden en verlaten. En hiermede mijnheer de eere-voorzitter draag ik het woord over aan U. Deze degelijke rede, met aandacht aangehoord, werd daverend toegejuicht. Toen trad de heer P. Peereboom, de burgemeester, als eere-voorzitter op en sprak tentoonstelling zou opgenomen worden. En met recht voorzeker! Bolsward toch zou de plaats zijn waar in Friesland de eerste school voor vakonderwijs in de zuivelbereiding zou verrijzen Na breedvoerige bespreking, na wikken en wegen, en, laat mij het niet verzwijgen, ook na warmen strijd die eerst bijna het geheele plan in duigen scheen te zullen doen vallen, dewijl enkele voorstanders persoon lijk bezwaar maakten, het veel omvattende werk mede voor 'te bereiden en uit te voeren, anderen zich*daar- door weder ontstemd gevoelden, kwam men toch einde lijk tot een vast besluit en werd een stevigen grondslag gelegd. Elf mannen namen de veel omvattende taak tot uitvoering van dat besluit op zich, het besluit dat wijd en zijd door de faam verkond werd, het besluit ’t welk inhield, dat in den zomer van 1889 te Bolsward zou worden gehouden eene tentoonstelling, hoofdzakelijk betrekking hebbende op het Bakkersvak en de Zuivel bereiding voor geheel Nederland, en verder van voor werpen van Nijverheid, Kunst en Algemeen Belang voor Bolsward en Omstreken. Bij de bespreking der daarop betrekking hebbende plannen stond immer op den voorgrond: dat men vooral in den tegenwoordigen tijd niet mocht blijven staan bij reeds verkregen vakkennis, maar steeds de oogen open diende te houden voor al wat er nieuws en degelijks op dit gebied te voor schijn trad; dat het stelsel van „laisser aller” niets anders dan sleurwerk tengevolge heeft, gemakzucht doet geboren worden, den mensch doet indommelen en derhalve een stelsel is zijner onwaardig dat de macht der concurrentie, het eigenbelang en het zelfbehoud prikkels behooren te blijven tot opmerken, nadenken en gestadig onderzoek. Immers ’t is op welsprekende wijze gezegdWie de „harmonische ontwikkeling zijner gaven op welk „gebied dan ook veronachtzaamt, krimpt in tot een „dier, een machine, tot een zaak. De steen ligt. „Dat is alles wat hij kan Het rad draait. „Het kan niet anders De plant groeit, bloeit, „verdort en sterft zonder genot We moeten „meer zijn dan zoo’n steen, zoo’n rad, zoo’n plant. „Excelsior ExcelsiorDe roeping van den mensch „is Mensch te zijn 1” In eene kleine stad ontmoet men soms te veel sleur, men leeft er niet zelden bekrompen en gevoelt zich daardoor te weinig aangedrongen tot vooruitgangde behoeften zijn er minder grootde lust tot onderzoek wordt er niet genoeg aangewakkerd. De Vereeniging echter heeft met dien geest nimmer vrede kunnen nemen. Haar doel is altijd geweest door samenwerking en samenspreldng de belangen van „Handel en Nijverheid” te behartigen. Zij gevoelt dat arbeid adelt, dat door den arbeid de hand en het oog worden geoefend en dat naast den lust tot arbeid het verstand en doorzicht verscherpt behooren te worden. Zij weet bovendien, dat tot onderscheiding van het schoone in de kunst noodig isontwikkeling, beschaving en verfijning van den smaak en oordeelde, dat juist tentoonstellingen daaraan zeer bevorderlijk kunnen zijn. Meermalen ontwaarde zij, dat bekroonden zich op werkten met de diploma’s, die zij gaf. Bij haar dus geen plaats voor het dwaalbegrip, dat men kennis genoeg bezit en spoedig voldoende op de hoogte van zijn vak is. Excelsiorsteeds hoogersteeds vooruit was en bleef de leusop dat men hier althans niet van de baan gedrongen kon worden. Met die feiten, ervaringen en beschouwingen voor oogen, kon en mocht de Vereeniging dan ook niet weigeren gehoor te geven aan de roepstem van velen, om ook nu weêr te doen wat in haar vermogen was, teneinde het werkelijk veel omvattende plan gunstig te doen slagen. Maar de Vereeniging hield daarbij tevens in het oog, dat ingezetenen der stad er goed bij zouden varen, wanneer op ruime schaal werd gewerkt en honderden van elders óverkwamen, teneinde kennis te maken met hetgeen hier was gewrocht. Het voordeel daaruit te behalen kon menigeen dienstig zijn. Zoo werd de arbeid dubbel belangrijk en ook daarom werden de plannen spoedig ontwikkeld en alom bekend gemaakt. Aan medewerking ontbrak het gelukkig niet. Finan- tiëele steun werd ons ruimschoots verleend. Aan wien wij den meesten dank daarvoor verschuldigd zijn weten wij niet. De penning van den kleine vindt in deze evenveel waardeering als de schat van den groote. Toch mogen wij niet stilzwijgend voorbij gaan, dat ons groote diensten zijn bewezen door het Gemeente bestuur van Bolsward met het gratis afstaan van den kostbaren grond, door heeren Kerkvoogden met het om niet geven der ruime Kerk voor deze onze onderneming. De Gemeente en het Gasthuis alhier, de Ned. Bak- kersbond, verschillende zijner afdeelingen en leden, de Banketbakkersvereeniging, de Friesche Mij. van land bouw, de XII afdeeling dier Mij., vele, ja meer dan honderd belangstellenden zoowel buiten als binnen de stad, deden ons honderden guldens bereidwillig toevloeien. De tegenwoordigheid van de meèsten uwer dames en heeren is een teeken van die veelzijdige hulp. Zij noopt ons tot het uitspreken van onzen oprechten dank, ook aan hen, die, hoewel uitgenoodigd niet konden opkomen op dezen feestelijken stond. Nadat de werkzaamheden der tentoonstelling zoover waren gevorderd, dat meer dan 300 borderellen waren ingekomen, vermeldende ver boven de 1000 belangrijke voorwerpen van verschillende soort; nadat wij verzekerd waren van Uw aller hulp en sympathie, die onze ver wachting verre overtrof, gevoelde de Vereeniging be hoefte, den EdelAchtb. Heer Burgemeester onzer Stad het eere-voorzitterschap der tentoonstelling aan te bieden, overtuigd als zij was van zijne medewerking en voort durende belangstelling in alles wat deze Stad, de Stad zijner geboorte, ten goede kan komen „Niet uit ijdel heid” zeide hij, gevoelde hij zich vereerd met die onder scheiding, „maar uit volle sympathie” nam hij ze aan. Wij wisten dat dit ernst was, omdat wij meermalen ondubbelzinnig en op onderscheidene wijze de ver zekering hadden gekregen van zijn lust en ijver voor Voor alles roep ik U namens de Vereeniging ter bevordering van „Handel en Nijverheid” te Bolsward een hartelijk welkom te dezer plaatse toe Dames en Heeren, wij staan thans voor een gewichtig oogenblik. Immers ons wacht de opening eener ten toonstelling, zoo als er nog nimmer eene in deze stad is geweest. Vergun mij daarom, dat ik U kortelijk de geschiedenis dier geheel éénige tentoonstelling mededeel. Het is reeds langer dan een jaar geleden, dat in de Vereeniging ter bevordering van „Handel en Nijver heid”, waarvan ik de eer heb voorzitter te zijn, eene stem opging, die spoedig weerklank vond en daardoor al luider en luider zich verhief„te Bolsward moet weer eens eene tentoonstelling zijn.” Aanvankelijk had men nederige plannen. Men her innerde zich, dat in 1871, in 1873 en in 1881 plaatse lijke tentoonstellingen gehouden waren, hoofdzakelijk van voorwerpen van handwerksnijverheid en kunst. De beide laatste malen was daaraan eenige uitbreiding gegeven door ook inzendingen van naburige dorpen en voorwerpen en producten van land- en tuinbouw op te nemen. Telkens waren die tentoonstellingen gunstig geslaagd en zij vormden derhalve eenen niet te miskennen aandrang, om op nieuw iets dergelijks in het leven te roepen. Intusschen kwam de Bakkersvereeniging alhier, af deeling van den Ned. Bakkersbond, met een reel groot er plan voor den dag. Zij toch wenschte niets meer of minder, dan dat in deze stad eene Nationale tentoon stelling zoude worden georganiseerd, betrekking hebben de op het bakkersvak, in denzelfden geest als er in 1886 eene geweest was in de hoofdstad van het rijk, en waarvan zij zulke goede vruchten had gezien. Onderscheidene belangstellenden waren leden van beide vereenigingen en leidden het daarheen, dat „Handel en Nijverheid” het besluit nam, om van harentwege en voor hare rekening het eene zoowel als het andere te ondernemen. Gaarne maak ik gebruik van de mij aangeboden ge legenheid om op dit voor Bolsward gewichtig tijdstip iets te zeggen. Is het niet vermetel van de kleine provincie-stad om eene tentoonstelling van dezen omvang te organiseeren Toen gij het denkbeeld hoordet opperen, de uitvoe ring zaagt voorbereiden, hebt gij toen niet een oogen blik twijfelend het hoofd geschud Hebt gij niet gevreesd dat de moed der ontwerpers zoude blijken overmoed te zijn Hebt gij niet gemeend dat hoe goed het denkbeeld ook mocht zijn, het zich zou kunnen voordoen, dat de uitvoering gebrekkig moest wezen, omdat de kracht en de middelen ontoereikend zouden zijn. Al hebt ge uw spot lust bedwongen en waardeering gevoeld voor de man nen van het initiatief, toch, niet waar, is de vraag door U gesteld of de uitvoering van dergelijke denkbeelden niet uitsluitend toekomt aan de groote steden, de ver- eenigingspunten van handel, kunst en nijverheid, en of het wel past aan eene kleine provincie-stad, de hand uit te strekken naar dezen prijs der beschaving? Ik zal het antwoord op deze vragen niet vooruitloo- pen, maar alleen u toeroepenziet en oordeelt Dit is geen hoogmoedige machtspreuk, u toegeroepen omdat men zich zeker waant van de overwinning, neen, een ernstig en bescheiden verzoek. Betreedt onze ten toonstelling met welwillendheid, oordeelt onbevangen, en spaar ons Uwe eerlijke critiek niet. Immers eene tentoonstelling moet in de allereerste plaats strekken om iets te leeren, om winst te doen met hetgeen de rusteloos vooruitstrevende menschelijke geest voortbrengt, om eigen werk en eigen denkbeel den te toetsen aan dat en die van anderen. Critiek dus, zuivere en eerlijke critiek, die de gids is op den weg der vooruitgang. Zelfcritiek vooral, gij inzenders en gij allen die komt om iets te leeren van elkander. Gij moet den moed hebben om de gebreken van uw eigen werk en uwe eigene methode te erkennen, betere begrippen te stel len in de plaats van die, welke gij misschien langen tijd met zorg hebt gekoesterd, te breken met verouder de vormen, niet omdat zij oud, maar omdat er betere zijn, te ontwaken uit den aangenamen dommel van zelfge noegzaamheid en eigenwaan. Dan heeft eene tentoonstelling recht van bestaan, ook in eene kleine stad. Ook in eene kleine stad Naar mijne overtuiging, ja. Of acht gij met mij het stelsel van onzen tijd om alles te concentreeren in groote steden, niet in vele op zichten ongezond Moet dit niet nadeelig werken op de energie en de krachtsontwikkeling van eene kleine bevolking Ik acht het daarom gelukkig dat de bevolking van eene kleine stad zich bewust is van de eischen, die worden gesteld aan den dikwijls zwaren strijd om het bestaan, dat zij hare krachten voortdurend ontwikkelt en meet met die van anderen, zich in verbinding stelt met de groote maatschappij, nieuwe hulpbronnen op spoort en nieuwe uitwegen zoekt. Daarvoor is de krachts inspanning van elk individu noodig, van den leerling zoowel als van den meester, van den eenvoudigen handswerkman zoowel als van den grooten industrieel, van eiken rang en eiken stand. Wij leven in den ge lukkigen tijd, waarin de adeldom van den arbeid is erkend, het begrip levendig is, dat arbeiden niet ver nedert maar verheft, dat werken en denken en leeren, leven is (levendige toejuiching). De wordingsgeschiedenis van deze tentoonstelling hebt gij zoo even gehoord van den Voorzitter der Vereeniging ter bevordering vanHandel en Nijverheid. Uit bescheiden heid heeft hij gezwegen van de moeite en de zorgen, die door het bestuur en de leden dezer vereeniging, het bestuur en de leden van de bakkersvereeniging en de regelingscommissie gedurende maanden en weken aan deze zaak zijn besteed. Niet gering zijn de zwarighe den geweest, die de voorbereiding en de uitvoering medebrachten. Deze mannen hebben gewerkt en gewoekerd met hunne krachten en hunnen tijd, en ik reken op uwe instemming als ik hulde breng aan de mannen van het initiatief, en vooral aan de mannen van de daad. (Fan fare der muziek en toejuiching). Zij hebben krachtige medewerking ondervonden van vele zijden. Van heinde en verre is belangstelling in daden getoond. Daarvoor nogmaals dank U, vreemdelingen, die uwe krachten hebt gewijd aan deze zaak, uwe kennis en ondervinding, uwe werktuigen en producten, uwe talenten en uwen smaak hebt beschikbaar gesteld. Weest welkom in ons stadje; wij zullen: „riuecht en De gedenkteekenen van oude kunst, de gedenkstuk ken van de oude Anzee-stad, hebben U wellicht iets te zeggenverzuim niet te gaan luisteren. Krachtige medewerking van buiten, maar ook krach tige samenwerking van binnen. Daarvoor is reeds dank gebracht door den vorigen spreker. Gaarne wil ik er nog op wijzen, hoe elk burger van onze stad, van eiken rang en stand, zich beijverde om het welslagen der zaak te bevorderen. Die hartelijke, bijna zou ik zeg gen, huiselijke samenwerking en belangstelling, waar door ieder naar zijne gaven en krachten, en met innige toewijding, iets aandraagt of bijdraagt, woekert met beperkte middelen, helpt en steunt en raadt, dit zoude ik willen noemen het privilegie van eene kleine stad. Drie hoofdrubrieken heeft onze tentoonstelling. In de eerste begroeten wij de leden van het edele bakkersgild. Een edel gild, waarbij de belangen van iedere huishouding zijn betrokken. Met steeds verbeterde werktuigen, bereiden zij uit goede grondstoffen een edel product. Zij zullen ook nu ons toonen dat het spreekwoord „de beste broodjes liggen voor de ramen” niet uit hun gild zijn oorsprong nam, doch dat een ander woord uit de bakkerswereld is voortgekomen, n.l. degelijkheid, d. i. goed van deeg, eene deugd die wij allen mensch en mogen toewenschen Wij waardeeren uw streven, mijne heeren, en hoezeer wij uwe kunst bewonderen en genieten van hetgeen de tong streelt, bereid voedzaam brood, tegen billijken prijs, vooral voor den werkman, en gij dient in waar heid een volksbelang (krachtig applaus). Een volksbelang, waarbij vooral onze provincie en onze stad nauw is betrokken, is toe vertrouwd aan de zuivelbereiding. Het is genoeg bekend hoe krachtig wordt gewerkt om den ouden roem van de Friesche zuivelproducten te behouden of te herstellen. Als weldra de zuivelschool in deze gemeente wordt geopend, zal de gelegenheid bestaan om hierop nader te wijzen. Deze tentoonstelling moge ook en vooral op dit ge bied goede resultaten leveren. Onder de voorwerpen van Nijverheid, Kunst en Al gemeen belang, zult gij, naar ik gis. de grootste ver scheidenheid vinden; zoowel het weeldrig kunstproduct als het voorwerp, dat de nijvere handwerksman in zijne vrije uren vervaardigde; de beste producten van groot en kleinhandel, een edele wedijver om het beste te leveren. Het beste te kiezen, ziedaar de moeielijke taak van U, mijne heeren, leden van de jury, die ik reeds dezen morgen mocht begroeten. Uwe personen zijn ons een waarborg, dat gij uwe taak naar eisch zult volbrengen. Met vertrouwen wachten wij uwe uitspraak en met vertrouwen zullen wij deze ontvangen. Bij voorbaat hebben wij U te danken, nu gij bereidwillig deze taak hebt aanvaard. Eén wensch nog voor ons allen. De uitkomst be- krone de moeite en de edele bedoeling. Geen klein geestige naijver, maar alleen onderlinge waardeering en de lust om te leeren vinde plaats op het gebied van dezen wedstrijd. Het nuttige en het aangename zullen wij in een goede stemming en met een blij gemoed begroeten. Ik ben dankbaar dat mij het voorrecht is gegund om hier te verklarende tentoonstelling is geopend, en U uit te noodigen ons naar het terrein te volgen. Toen aan de warme toejuichingen, die op deze schoone en kernachtige rede volgden een einde kwam en de muziek zweeg, erlangde de heer Van der Zee, burge meester van Enschede het woord en sprak, geheel in den geest der gansche vergadering, een woord van dank uit tot de beide sprekers. Hij verheugde zich na 35 jaren het geluk te hebben weer op den gast vrijen Frieschen bodem den voet te zetten, waar het „welkom” zoo hartelijk allen toegeklonken had, hij had er, gelijk de Jood, die van zijn bergen verlangend naar Jeruzalem uitziet, op gehoopt en verheugde zich op dezen oogenblik hier te zijn, in eene stad, die geen „vermetele” daad pleegde, door zulk eene tentoonstelling in het leven te roepen,gelijk de eere-voorzitter bescheidenlijk had gezegd, maar die een blijk geeft van hare voortdurende energie. Hij juichte den strijd ter mededinging op menig gebied hier toe, want evenals Tubantia, zijn Enschede, wil ook de ware Fries van geen bescherming weten. Al zijn de tijden boos, al moet men met het buitenland een harden strijd voeren, de Fries en de Tubant laten het hoofd niet hangen, maar houden er den kop voor en zegevieren ten slotte. Zoo doet het hem goed, den ouden heer W. U. de Jong daar te zien, den wakkeren voorzitter van „Schuttevaer” en hij begroet hem met wel gevallen, want hij is de schutsheer van het schippers gild, de wakkere verdediger der scheepvaartbelangen en Neêrlands welvaart hangt nauw samen met schippers welvaart. Dit ernstig woord moest hem* van het hart, juist heden, eer de stroom van toosten losbreekt bij feest en gejubel en de gansche schare stemde krachtig met den spreker in en begaf zich, op ’s voorzitters uitnoodiging, nu in optocht naar het terrein der tentoonstelling, waar allen een paar uren samen bleven en menig woord van tevredenheid en bewondering werd gehoord. Een eerste aanblik van het tentoonstellingsterrein geeft eenigzins den indruk van een sprookje uit de verbalen van den „Duizend en één nacht”, ’t is ons als den reiziger die van Bagdad naar Kahira reisde, om er al de wonderen te zien in de magazijnen van eetwaren en de paleizen vol kunst. De opene vlakte, alleen beschaduwd door eenige statige iepen, is herschapen in een zeer vriendelijk ter rein, waar de dennengeur ons aangenaam aandoet, waar een bloemenpracht het oog onweerstaanbaar tot zich trekt, waar de muziek ons gevoel zal streelen, waar tal van smaakvol op- en ingerichte groote en kleine tenten en kiosken ons lokken tot bezoek, terwijl twee volkomene en groote bakkerijen, met haar eigen aardig gekleed personeel, ons dringen, als den arabier uit hét sprookje, om ons te voorzien van voedzaam brood en fijne lekkernij. En daar voor ons ziet ge niet meer het vervallen gebouw, dat voor het doel, waarvoor het oorspronkelijk bestemd was, onbruikbaar is geworden, alleen in de hoogte doen de nissen, de contreforten, het vlechtwerk ons zien wat voor vele eeuwen, de hand alleen met De oude Anzeestad viert een ernstig feest. Als de blikken onzer wakkere voorouders op ons konden neer zien, zij zouden rusten op een nageslacht dat niet is verbasterd. De meer dan 1000 jarige stad is niet ver ouderd, integendeel zij heeft met eerbied bewaard en hersteld, wat de vromen, de vroedschap, de burgers hebben gebouwd, gebeeldhouwd, gesneden, gewrocht, zij stelt er eene eere in dit aan elkeen te doen aan schouwen, maar tegelijkertijd heeft zij de wallen die haar knelden verwijderd, hare vleugelen uitgespreid. Zij doet zich voor als verjongd, in een feestkleed ge tooid en Neerlands maagd mag fier zijn op deze hare dochter. Een edele wedstrijd, maar een vreedzame, is door een aantal wakkere burgers opgewekt, voorbereid, aan gevuurd en tal van strijders hebben tot den kamp zich aangegord. Uit alle deelen des lands is aangevoerd het nieuwste en het beste wat in betrekking staat tot onze voeding en streeling van onzen smaak, nijverheid en schoone kunsten hebben hare krachten ingespannen, om te doen zien wat het vernuft vermag, wat de hand uitvoeren kan en op den 6den dezer vergaderden ten 1 ure in de statige raadzaal van ons beroemd stadhuis, op uit noodiging van den burgemeester, als Eere-voorzitter der tentoonstelling, de verschillende commissarissen en bestuursleden van vereenigingen, om daar allereerst een welkom zich te hooren toeroepen en op waardige wijze te worden ingeleid tot de moeielijke maar schoone taak die zij den avond van dien dag zullen aanvaarden bij de opening der tentoonstelling voor de honderden en duizenden, die haar zullen bezoeken. Ten ruim 1 ure had de ontvangst plaats op het stadhuis. Het Bestuur van de vereeniging ter bevordering van handel en nijverheid, de regelingscommissie en de leden der jury, te samen 25 heeren, werden ontvangen door den Eere-voorzitter, het dagelijksch bestuur en den archivaris der gemeente. Op hartelijke wijze riep de burgemeester allen het „welkom” toe, wendde zich tot het bovengenoemde bestuur en de regelingscommissie, die zich tot de vermetele taak hadden aangegord, om in deze stad zulk een drieledige tentoonstelling tot stand te brengen en wenschte hen geluk met den aanvanke lijk zoo voorspoedigen uitslag Daarna sprak ZEA. het vertrouwen uit dat de jury-leden hun taak met inge nomenheid zouden aanvaarden en den wensch dat zij deze met voldoening mochten ten einde brengen. Deze welwillende woorden werden hartelijk toegejuicht, de eerewijn werd aangeboden, de voorzitter der vereeni- ging van handel en nijverheid, de heer C. W. Eisma, dankte in korte woorden op waardige wijze, het ge meentebestuur voor deze aangename ontvangst, de heer A. Buma, sprak als oudste lid der jury-leden een woord van hulde uit tot den Eere-Voorzitter en zijn vertrouwen dat al de leden der jury, evenals hij be zield zouden zijn, met ijver voor de hun opgelegde taak en in elk geval deze op onpartijdige wijze zouden I trachten te vervullen. Met belangstelling werd kennis genomen van een en ander, wat uit het belangrijk archief ter bezichtiging werd aangeboden. Nog eenige oogenblikken volgden van gezellige kout, de Eere- Voorzitter wenschte aan allen eenige aangename dagen toe in deze stad en de eerste officiëele samenkomst was afgeloopen, die gewis als inleiding op wat volgen zal een zeer gunstigen indruk zal achterlaten. Ten 5 ure was in de Sociëteit Amicitia” eene groote schare bijeen van genoodigden met een aantal dames. Nadat de schutterijmuziek hare opwekkende tonen had laten hooren, nam de heer C. W. Eisma, als voor zitter van de „vereeniging ter bevordering van handel en nijverheid” het woord en sprak de volgende rede uit wisten te brengen, dat ook de zuivelindustrie in onze gij u hier niet meer vreemdeling gevoelt. alles wat de ingezetenen op intellectueel en materieel gebied ten zegen kon zijn. den steen kon doen en hoe toen reeds kunstenaars onder de werklieden waren, maar voorts, welk een r' m- Bolswardsche Courant TE BOLSWARD, van 613 Augustus. 'arm? e-rt,

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1889 | | pagina 1