NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWA.HB £N WOHSÏUmi
I
n
FM
X
i
Aan onze geachte Ahonné’s!
teg-em
1889.
DONDERDAG 19 SEPTEMBER.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Achten Twintigste Jaargang.
No. 38.
$xxxxxxxxx”xxxxxxxxx$
DONDERDAG 19 SEPTEMBER, g
^xxxxxxxxxr:xxxxxx
VOOR
DE UITGEVER.
daar tegenover de vraag kunnen
missen kan
ADVERTENTIEPRIJS 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Gt. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
^■HETTSSEï
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
van armen
nemen aan
hem voor zijne voorstellen een gewillig oor te
vinden. Toch ontstond eerst in 1810 de eerste
geregelde stoomvaart op den Hudson door
Henry Bell en William Thompson. In ’t zelfde
jaar komt Th. Lourenke uit Brussel in Engeland
met een stoomboot voor den dag. Vergeefs ver
zetten de schippers- en zeevaart-kompagnien zich
daartegen. In 1816 kregen Holland en Frank
rijk hunne eerste stoombooten. Duitschland volg
de alras. De eerste boot voer den Rijn op. Al-
gemeene blijdschap was er het gevolg van ofschoon
niet allen de groote beteekenis der uitvinding
beseften en niet gisten, dat weldra de Oceaan
door deze booten doorploegd zou worden en daar
door het doodvonnis over de zeilschepen zou
worden geveld.
OVER DE GESCHIEDENIS DER
STOOMBOOTEN.
Men neemt tamelijk algemeen aan, dat de ge
wichtige uitvinding der stoombooten in den laat-
sten tijd heeft plaats gevonden, doch dat is eene
dwaling. Reeds in 1543 werden door den kapi
tein Vlosca de Geray in de haven van Barcelona,
voor Karel V, proefnemingen gehouden om sche
pen door middel van stoom in beweging te bren
gen. De beschrijving van Navarates echter is
eenigszins onduidelijk, en schijnt het alsof men
beproefd heeft door galeien groote schepraderen in
beweging te doen brengen in plaats van riemen.
De proefnemingen vonden geenszins den bijval
des keizers. Waar Vlasco gebleven is daarover
wordt door geen enkele kroniek, noch door een
geschiedschrijver bericht.
In 1737 kwam Jonathan Huls in Londen met
de beschrijving van een schip voor den dag,
dat door stoom kon worden voortbewogen. Hij
werd uitgelachen als een dwaas. Hetzelfde lot
trof zijn leerling Jonathan Fish.
Hetzij hij aangemoedigd werd door het voor
beeld van Hull of Fish, of dat het denkbeeld
in zijn eigen brein ontsproot, zonder dat hij dat
zijner voorgangers kende, de Schot Miller be
proefde, met James Taylor, in 1785 te Dumphier
een vaartuig van drie meter lengte voort te be
wegen door middel van twee schepraden die
door stoom in beweging werden gebracht.
Ook Clarke, een landsman van Miller, vertoon
de in 1791 te Leuthe eene stoomboot. Doch het
bleef aan onze eeuw voorbehouden de theorie in
praktijk om te zetten en wel de bekende Pen-
sylvaniër Robert Fulton was het, die in 1803 bij
den consul Bonaparte verscheen en hem zijn plan
blootlegde. Een verachtelijk lachen zweefde om
de lippen van den lateren keizer en hij zeide
„De Amerikanen overtreffen de Franschen nog
in denkbeeldendaar heeft mij verleden week
een mijnheer Clemenceau een geschrift gezonden
waarin hij in allen ernst beweert, dat men En
geland door een leger, dat men op getemde dol
fijnen plaat-te, zou kunnen veroveren.”
In weerwil van deze ontmoedigende woorden
werden proefnemingen op de Seine gehouden,
maar de Fransche heeren werktuigkundigen
schudden het hoofden haalden do schouders op.
Toen Napoleon hun bericht vernam, zeide hij
Ik wist het wel. Fantasie!”
Ondanks dezen mislukten uitslag liet Fulton
zich niet uit het veld slaan. Hij keerde in
1806 naar Amerika terug en hier gelukte het
De President der Fransche Republiek keert
den 20en dezer naar Parijs terug.
De Cocarde heeft weder eene „vertrouwe
lijke” aanschrijving, en wel van den Minister van
Financiën Rouvier, openbaar gemaakt met bij
zondere instructiën aan de directeurs der indirecte
belastingen betreffende de verkiezingen. In dit
stuk wordt gezegd, dat ook de bureaulisten der
ontvangerskantoren en de tabakdebitanten ver
plicht zijn om de Regeering der Republiek te
steunen en dat wel eendracht g, gehoorzamende
aan de centrale leiding van den prefect.
De Minister van Landbouw heeft ter zake
van de verkiezingen een rondschrijven gericht aan
zijn personeel, waarin hij het aanbeveelt geen vol
strekte onafhankelijkheid in acht te nemen. Het
zou een verkeerd begrip zijn, zich veilig te achten
tegen elk verwijt, wanneer men eenvoudig eene
lijdelijke onzijdigheid in acht nam. Aan de Re
publiek, die men dient, is men eene algeheele
toewijding verschuldigd. Het zou nog erger zijn,
wanneer blijken mocht van eene vijandelijke
houding.
De oud-Minister Lockroy, afgevaardigde
voor Parijs, is gevaarlijk ziek. Hij is door een
vergiftige mug gestoken.
De Duitsche Keizer en de Keizerin woonden
Zaterdag met den Grootvorst Troonopvolger van
Rusland, allen te paard, de groote manoeuvres
bij Wülfel, zuidelijk van Hanover bij. De ma
noeuvre eindigde om 12 uur met de bestorming
van een gemarkeerden vijand bij het dorp Ander-
ten. Daarna werd de manoeuvre critisch bespro
ken door den Keizer, die steeds den Russischen
Kroonprins naast zich had en dezen alles ver
klaarde. De Czaar mag tevreden zijn.
Het bezoek van den Czaar zal zeer waarschijn
lijk in den loop der volgende week, den 26sten,
plaats hebben.
Een berichtgever der Débats te Rome zegt,
van zeer vertrouwbare zijde vernomen te hebben,
dat de Itaiiaansche Regeering besloten heeft de
Kamer te ontbinden en de nieuwe verkiezingen
in October uit te schrijven. De Minister-president
Crispi, zegt bij, zijne populariteit bedreigd ziende
en vreezende, dat de beweging tegen zijn staats
beleid zal toenemen, wil korte metten maken en
een rechtstreeksch beroep doen op het land.
De wond, die Crispi aan de kin heeft be
komen, is ernstiger dan men aanvankelijk dacht.
Zij is vijf centimeter lang en gaat tot op het
been. Ook werd eene lichte hersenschudding ge
constateerduit het linker oor heeft eene geringe
bloedstorting plaats gehad. Intusschen is de toe
stand gunstigkoorts is er niet bijgekomen.
De dader, Caporali, is terstond gearresteerd.
Totnogtoe is evenwel niet gebleken, waarom hij
met steenen naar Crispi heeft geworpen.
Als PREMIE voor het aanstaande kwartaal is het ons ditmaal mogen gelukken, niet minder
dan een oorepronkel(|ken Hlstorlschen Homan van den beroemden Schrijver
.1. HUI1' %.%Sl ItURK^i te kunnen aanbieden.
Al onze abonné’s en ook zij die zich met 1 October o.s. op ons blad wonschen te
abonneeren, hebben het recht achterstaanden BON in te vullen en aan ons bureau te bezorgen,
(s. v. p. vóór 30 September a.s.) Het boek wordt in de eerste weken van het nieuwe kwartaal
aan alle inteekenaren toegezonden.
Men leze s. v. p. verder achterstaande advertentie.
Weet ge, wie de ergste vijanden zijn van onze
schoone instelling, zeide ons eens de directeur
eener inrichting tot werkverschaffing aan hulpbe
hoevende blinden Dat zijn de „goeie dames”.
Hoe dat zoo? was onze vraag: Wel, wij doen
ons best, om hier aan hulpbehoevenden werk te
verschaffen en betalen hun daarvoor zooveel, dat
zij er van bestaan kunnen, al is dat ook meer
dan zij verdienen. Maar vele blinden, die wij
aldus helpen willen, bedanken ons, want, zeggen
zij, van de „goeie dames” krijgen we veel meer.
Met andere woorden met bedelen is meer te
verdienen dan met geregelden arbeid. Helaas,
dat is de waarheid en daarom zijn er zooveel
bedelaars. Men hoeft er niets voor te kennen,
niets voor te leeren, niets voor te doen, en men
behoeft slechts onbeschaamd te zijn, en alle’eer
gevoel, alle gevoel van eigenwaarde te hebben
uitgeschud
Slechts
Het is niet het minste kwaad, dat zij, die aan
bedelaars geven, aanrichten dat zij menschen be-
rooven van wat den mensch zijn waarde geeft.
Wie zijn hier de misdadigers? Zij, die bedelen
worden er voor gestraft, maar zijn zij het, die
het kwaad bedrijven Neen, dat zijn de „goede
menschen”, die geen arme voorbij kunnen laten
gaan, zonder hem te helpen.
Helpen
Is het iemand helpen, als men hem enkele
centen in zijn hand stopt en er niet naar vraagt,
wat hij er mee doet Het geringe uwer gift
ontzegt u het recht om aan den bedelaar eenige
voorwaarden te stellen voor het gebruik er van
het menigvuldig herhalen dier kleine giften
is oorzaak, dat gij zooveel geld kwijt raakt, als
ge voor een nuttig en goed doel met voordeel
zoudt kunnen te pas brengen
Maarde bedelaars worden lastig. En zie
daar weer de zelfzucht van een mensch, ook in
zijn liefdebetoon werkzaam. Hij die in centen
aan bedelaars, eenige guldens ’s weeks uitgeeft,
zou het u zeer kwalijk nemen als ge hem in
plaats van een man die zijn naaste lief heeft, een
zelfzuchtig man noemdet. Toch is hij niet anders.
Hij geeft centen om van het gemaal en den last
af te zijn. Hij kan, (zoo dom is niemand), de
gedachte niet hebben, dat hij met zijn een of
twee centen, of als het veel iszijn stuiver, een
mensch helpt. Het kan hem ook niet onbekend
zijn, dat met wat hij en anderen geven, wel
Bacchus gediend wordt, en menigeen daardoor
een zedeloos leven leidt, maar dat van dat geld
geen nuttig gebruik gemaakt wordt, - doch als
hij die cent of wat gegeven heeft, is hij er af en
dat is hem genoeg.
Maar wij herhalen de bedelaars worden lastig,
en omdat men er nu niet meer met die paar
centen af is, gaat men er tegen te velde trekken.
Althans in verschillende gemeenten doet men zoo.
Nu men meer last krijgt van het geven dan men
van het niet geven hebben zou, scheidt men
gaarne met het geven uit.
Wij zouden willen, dat men het algemeen deed.
De bedelarij is een kwaad en het geven aan
bedelaars is nog grooter kwaad. Daarom moet er
paal en perk aangesteld worden, en dat moet
van de gevers uitgaan.
Er zijn wel wettelijke maatregelen voorge
schreven tegen de bedelarij, maar het is zoo moeie-
De medewerker aan de Haarlemsche Crt.
L. S., die steeds bewijst een zelfstandig en op
gronden berustend oordeel in zake van de kunst
te bezitten, zegt van de driejaarlijksche tentoon
stelling te Amsterdam, dat van de vijfhonderd
schilderijen er misschien maar honderd zijn, die
verdienen, dat men ze aankijkt. Naar zijne schat
ting kan niemand een gunstiger oordeel vellen.
In haar Haagsche Kroniek meldt de N. Gr.
Crt.
Mevr. Rössing-Sablairolles, wier echt deze week
door de geboorte van een dochtertje is gezegend,
komt niet meer aan het „Ned. Tooneel” terug.
Haar onverwacht vertrek naar Amerika en wat
zich daaraan vastknoopt heeft den raad van be
heer, hoewel noode, doen besluiten haar niet
weder aan de koninkl. Vereeniging te verbinden,
’t Is jammer voor de kunst. Doch voor de
kunst is de talentvolle actrice niet verloren. Zij
moet reeds weder in onderhandeling zijn met
verschillende tooneeldirectiën, die zich het voor
deel van haar medewerking betwisten. Het „Ned.
Tooneel” offert aan ’t zedelijk prestige van ons
eerste tooneelgezelschap waarlijk veel op; dat
getuigt van moed en van vertrouwen in het
publiek.
Ter zake van bedelarij is te Amsterdam in
bewaring gebracht een 74jarig man, bij wien ge
vonden is eene som van f 861,54 aan verschil
lende Hollandsche en vreemde banknoten en
munten.
lijk te bewijzen dat iemand gebedeld heeft,
zoolang er menschen zijn, die in bedelen niets
kwaads zien, want dan helpen de gevers de vragers.
Dus niet alleen maken de gevers het ontdekken
der vragers moeielijk, maar zonder gevers zouden
er geen vragers zijn. Men behoeft nog niet eens
zoover te gaan, dat allen hiertoe samenwerken.
Als maar zoovelen hunne gave terughouden, dat
het bedelen de moeite niet meer loont.
Daartoe moet dat denkbeeld alom verbreid
worden Maar het is n'et voldoende als men
aan onbekende bedelaars niet meer geeft. Die
almoezen moet men niet in den zak houden, maar
ten nutte van bekende armen aanwenden.
Ziet, als men het waarlijk goed meent met zijn
evenmensch, dan moet men niet in den blinde
zijn enkele centen weggeven aan lastige vragers,
van wie men niet weet wie en wat zij zijn, waar
zij van daan komen en waar zij heen gaan. Men
moet nagaan, wat men voor liefdadige doeleinden
en dan dat in ieder geval niet
minder dan wat men aan de bedelaars gaf,
beschikbaar stellen’t zij voor het zelf steunen
die men kent, t Zij voor het deel-
een of andere algemeene armenzorg,
mits die op verstandige grondslagen ruste
dat is, er op ingericht zij, om de armen te helpen,
zonder de armoede te vergrooten. armen uit
den nood te redden, maar niet bedeelden te
kweeken.
Hoe meer men in de laatste richting werkzaam
wil zijn, hoe meer men zelf overtuigd zal worden,
dat wie het wel meent met zijn evenmenseb een
onverbiddelijken strijd moet voeren tegen de
bedelaars.
Tegen den zoon van den burgemeester der
gemeente B. (Limburg) is eene gerechtelijke ver
volging ingesteld, ter zake dat hij, bij afwezig
heid, doch met voorkennis van zijn vader, op diens
naam eene verklaring heeft onderteekend en af
gegeven dat in die gemeente geene besmettelijke
veeziekte heerecht. Deze verklaring moest dienen
om den invoer van schapen naar België mogelijk
te maken.
„Wat zeurt en zanikt men toch zegt de
N. Delftsche Cl. „Er bestaat in Nederland leer
plicht beter dan op papier is deze wet geschre
ven, in de harten van het ordelievend en goed
onderwezen Nederlandsche volk”.
Men zou daar tegenover de vraag kunnen
stellen: „Wanneer zulk een groot deel der natie
behoefte gevoelt aan een geschreven wet ter be
stendiging van den thans reeds in de harten
van het geheele volk bestaanden leerplicht, waar
om verzetten de tegenstanders zich dan zoo tegen
die wettelijke regeling?”
Een Amsterdammer is toch een eigenaar
dig schepselHij is een verbinding van de meest
uiteenloopende eigenschappen, die te zamen een
geheel vormen, dat om zijn zonderlingheid ver
bazing moet wekken. Voor zijn vermaak alleen
naar ’t Park te gaan, om een concert te gaan
hooren dat doet hij niet meer, al valt er ook
een sierlijk servies mee te verdienen. Hoe ook
de handelsgeest in hem gevaren mag zijn als
het seizoen voorbij is, zweert hij al die landelijke
vermaken af. Geldt het een liefdadig doel, dan
zou hij zich des noods in ’t zweet dansen, zich
uren verveling getroosten mits weer niet in
de open lucht. Een Amsterdammer loopt liefst
niet met zjjn liefdadigheid te koop hij laat in
den regel zijn rechter hand niet weten wat zijn
linker doet.
Met deze eigenaardigheid der Amsterdammers
heeft de directeur van het Park geen rekening
gehouden, toen hij aankondigde, dat Zondagavond
een concert a la Musard zou worden gegeven ten
voordeele van de noodlijdenden te Antwerpen.
Hij had zich anders de moeite kunnen besparen,
de lichten aan te steken en had de muzikanten
stilletjes met hunne instrumenten thuis kunnen
laten. Want publiek was er niet -- niemand.
Eene treurige belooning voor de moeite, welke
de directeur zich heeft getroost, Een treurig
bewijs der weldadigheid van het Amsterdamsch
publiek Men zal zich later wel tweemaal beden
ken, vóór men gaat roepen over de oud-Holland-
sche liefdadigheid. Waar van alle zijden ieder
zich beijvert, om, zij het ook door nog zulk eene
kleine bijdrage, de ongelukkige Antwerpenaren
te steunen, daar kan hier een concert niet door
gaan wegens gebrek aan publiek
Eervol mag dat nu juist niet genoemd worden.
Amst. Crt.
Dezer dagen zjjn in het Kenaupark te Haar
lem zeven van de acht daar aanwezige vaste
rustbanken uit den grond gerukt en vernield. Men
is den dader of de daders nog niet op hetspoor.
Wees toch voorzichtig met brandende pe
troleumlampen en kooktoestellen en vooral blaas
ze nimmer uit. Honderden malen is dit reeds
verkondigd, honderden rampen waren even zoo
veel waarschuwingen, maar men is in dezen ver
bazend hard leersch. ’t Schijnt dat men eerst
proefondervindelijk het gevaar wil bewezen zien,
gevoelig aan lijf of beurs moet zijn getroffen, eer
men gelooft aan het gevaar, eer men er toe beslui
ten kan bij het gebruik van het gevaarlijk goedje
„petroleum” de noodige omzichtigheid te betrach
ten. Een paar nieuwe ongelukken zijn daarvan
ten voorbeeld.
Te Franeker gebruikten de bovenbewoners
eener huizinge aan de Groenemarkt een twee-
lichts petroleum-kooktoeslel. Na het gebruik
werd dit steeds uitgeblazen. Zoo ook Vrijdag
middag men had den in het keukentje geplaatsten
toestel als gewoonlijk uitgeblazen en zich in een
ander vertrek aan den maaltijd gezet. Op eens
hooide men iets knetteren, men spoedde zich
naar het keukentje, en, jawel, de toestel stond
in vollen vlam en het vuur tastte reeds het
dakwerk aan. Gelukkig was een der buren
spoedig bij de hand, voorkwam nog juist in
tijds het plan van den benedenbewoner om water
in de brandende olie te werpen, wist de vlammen
door dekens te bedwingen en door verdere ge
paste maatregelen het dreigende gevaar af te
wenden. De toestel was geheel uit elkaar ge
smolten en de dekens zijn geducht gehavend,
maar verder liep dit ongeval boven verwachting
goed af.
Men schijnt het ons land kwalijk genomen
te hebben, dat de politie op de Parijsche ten
toonstelling aan de Nederlandsche werklieden
verbood hetgeen deze zagen „na te teenenen”.
Naar onze bescheiden meening had de politie
geen ongelijk. Voor de rapporten der werklie
den waren de afbeeldingen niet noodig, en voor
de fabrikanten is het wel veel eer dat men hunne
voortbrengselen zoo mooi vindt, dat deskundigen
ze kopieeren, maar de meer regelmatige weg is
dan toch, dat men ze eerst koopt vóór men ze
namaakt. Hiertegen kan een buifenlandsch fa
brikant zich niet verzetten, want voor vormen
bestaan er geen octrooien. Mocht al de werkman
zelf het model niet namaken, hij heeft toch een
patroon, die het doen kan en de Parijsche po
litie is niet gehouden om eerst eens te onder
zoeken en zich bewijzen te verschaffen, dat de
teekenaar eene afbeelding maakt alleen om ecu
verslag te illustreeren, dan wel met een ander doe).
Bolswardsche Courant,
DE