NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWARB EN
WONSERABBEt.
Vooruitgang der tijden
No. 40.
Twintigste Jaargang.
1889.
Acht en
BI N N E N L A N D.
BU IT EN LAND.
L
VOOR
bleven.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
XXCMDC AC 2X3CDCXDXXC XXX&
DONDERDAG 3 OCTOBER.
AC3OC XCXC KXXX XAC XXZrC aU
welke eigen-
i ons had afge-
wij onze bezoeken aan
II. J. VAN MANDEWIJK
van hunne
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
op straat, want hij schaamt zich voor die zeer
burgerlijke afkomst en zou haar liefst zoo snel
mogelijk doen vergeten. Eindelijk heeft hij zijn
baton de maréchal, een salaris van 6 a 800 gul
den, nu gaat hij fluks trouwen en het begin van
het bitter lijden is daar. Langzamerhand ziet gij
de weelde uit do kleeding, de blos van het ge
laat verdwijnen, de levenslust u vroeger uit zijn
oog tegenstralend wordt minder en minder, een
gevoel van afmatting grijpt hem aan, hij wordt
afgemarteld in den strijd om fatsoen en stand op
te houden, tot hjj tenslotte na een ellendig leven
zoo lang mogelijk gerekt te hebben, bezwijkt om
vrouw en kinderen in diepe armoede achter te
laten.
Wat sterk gekleurd, denkt gij misschien lezer.
Doch is het niet zoo. Duizenden en nog eens
duizenden vervloeken het oogenblik waarop hun
ne ouders op het onzalig denkbeeld kwamen van
hen een heer te maken, in stede van een werk
man. En als gij ons vraagt wie het meest te
beklagen is, de werkman of het soort heer dat
wij boven beschreven, dan geloof ons, is het die
heer, die gelukkig had kunnen worden, wan
neer hem van kindsbeen af geleerd was beschei
den eischen aan het leven te stellen, overeen
komstig zijn stand.
Veel ontevredenheid zoude worden weggeno
men, wanneer de menschen leerden inzien hoe
veel zij zich schaden wanneer zij niet de tering
naar de neriug zetten en de welvaart zoude er
zeker niet minder door worden. Goedkoop is
duurkoop, zeiden onze voorouders en zij kochten
zich kleedingstukken, die niet vatbaar waren
voor slijting en zij deden daaraan verstandig.
Wel moesten zij op eenmaal wat meer uitgeven,
maar dat werd ruimschoots vergoed door den
langen duur van het gekochte. De winkelier
werd daardoor evenmin slechter, want al was
zijn omzet meer beperkt, hij kon niet alleen
goede prijzen maken voor zijne artikelenmaar
hij kon ook later gerust zijn afnemers onder de
oogen zien, omdat de tijdgeest hem nog niet ge
dwongen had tot onmogelijke prijzen allerslechtste
waren te verkoopen
Indien de menschen tot den eenvoud van voor
heen mochten terugkeeren, zoude de maatschap
pij er niet slechter aan toe zijn.
Werken wij dan ieder in eigen kring daartoe
mede.
Rotterdam, 30 Sept. Zaterdag en Zondag
bleef alles rustig. Zondag hielden wel mariniers
eenig toezicht, doch de schutterij deed geen dienst,
trouwens was dit ook niet noodig, daar Engelsche
booten Zondags niet werken. Zondagavond van 7
tot 12 uur kwam de schutterij onder de wapenen.
Hedenochtend 5 uur weder. Er werd verzekerd,
dat heden de vaste ploegen allen zouden werken,
maar in de vroegte kwam er wel veel werkvolk
aan de Boompjes, maar niet om te werken noch
aan wal, noch op stroom. Omstreeks 9 uren werd
op enkele booten aan de Boompjes door vast
volk werk aangevangen, maar de Willemskade,
de Westerkade enz. en op stroom bleef alles
stil. Schutterij en politie ontwikkelden heden
groote macht. In de Boompjes werd druk ge
patrouilleerd. Voorts waren van de Leuvehaven
af alle toegangen tot de kaden door schutterij
afgezet.
Daar do werkstakers op het Willemsplein, het
Westplein enz. niet konden verzamelen, waren
heden honderden bijeen op de Leuvehaven en in
de Boompjes. Politie houdt beweging onder de
menigte, maar er vertoonden zich nog geen tee-
kenen van verzet.
Blijkens het verschenen verslag van de
Vereeniging tot Bevordering van den Wildstand
op den Veluwezoon bedroeg het aantal leden
op 1 Sept. 11. 56. Aan premiën voor het dooden
van vossen enz. werd uitbetaald f 222,375. Ver
toond werden 28 vossen, 5 dassen, 94 bunsings,
17 hermelijnen, 77 roofvogels, 176 eksters en
153 Vlaamsche gaaien.
In het geheel werd sedert de oprichting der
Vereeniging in 1882 aan premiën uitbetaald
f 2771,45. Volgens het verslag blijft het aantal
vossen nog verbazend groot, omdat zij in een
uitgestrekt en zeer woest gedeelte der Veluwe
niet zoo ijverig vervolgd worden en vandaar,
met steeds nieuwen aanvoer, het jachtveld van
Veluwezoon onveilig maken.
Te Amsterdam waren geruchten omtrent
een begin van werkstaking onder de dokwerkers
in omloop, Een schijn van waarheid hadden die
geruchten wel. Althans Donderdag verkregen de
werkers in dienst van de „General Steam Na-
vigation-Comp.’ een loonsopslag van 5 cent per
uur, nadat zij verklaard hadden het stoomschip
Granton niet te zullen lossen, als het loon per
uur niet van 20 op 25 cent gebracht werd. (Voor
nachtwerk van 25 up 30 cent.) Nadat deze eisch
was ingewilligd, vonden de werkzaamheden geen
vertraging meer.
Wij ontvangen de Précurseur van 27 Sep
tember, waarin men leest:
„Wij kunnen niet genoeg ons leedwezen be
tuigen over de onwillekeurige stremming, welke
wij in die hulpvaardigheid veroorzaakten, door
een opmerking in ons blad van 18 September,
die uitsluitend Antwerpen betrof en ten doel had
te voorkomen, dat men verscheiden malen aan
dezelfde deur zou aankloppen.
„Men moet zoo vatten wij toen onzen ge
dachtengang samen de liefdadigheid van het
publiek niet uitputten. De hulpvaardigheid is
groot geweest, men moest er geen misbruik van
maken-’.
„Die woorden zijn in Nederland opgevat als
een uitnoodiging om alle bijdragen te st tken, alle
feesten af te bestellen en zelfs het geld terug te
geven”.
(Hier vermeldt le Précurseur de Nederlandsche
bladen, die in dien geest spraken, althans te ken
nen gaven dat ’t nu genoeg was).
„Ons doel gaat het Antwerpsche blad
voort was, misbruiken te voorkomen, welke
alleen te Antwerpen mogelijk waren. Men heeft
ons in Holland verkeerd begrepen en, juist uit
symphatie voor onze buren, betreuren wij dit
zeer, daar die vergissing de beteekenis vermin
deren kan van het schitterend voorbeeld van
broederschap tusschen de volkeren, dat zij aan
de wereld gingen geven.”
De Nederlandsche pers uitnoodigende om hier
van mededeeling te doen, maakt de Précurseur
zich te gelijk tot tolk der geheele Antwerpsche
bevolking, door hare erkentelijkheid en vriend
schap voor de Hollanders te betuigen.
Uit het blad zien wij verder, dat het zijne in.
zameling sluit, die nu reeds 63,500 frs. opbracht
Te Oudewater zou een collecte voor de
Antwerpsche slachtoffers worden gehouden. Op
het bericht, dat daarvoor al geld genoeg was
ingekomen, heeft men de bestemming der gelden
veranderd, zoodat zij nu den noodlijdenden op
----
Wij waren van kindsbeen af opgevoed in de
stelling, dat alle menschen die maatschappelijk
en zedelijk hun plicht vervullen, aanspraak heb
ben op de achting van een ieder en het was in
ons ouderlijk huis geen gewoonte om de sym
pathie die men voor iemand zoude kunnen ge
voelen, af te meten naarjde zoo of zooveelste trede
welke hij op de maatschappelijke ladder innam.
Vierde dezen of genen, aan de familie door lang-
durigen dienst of wat dan ook bekend, een of an
der groot huiselijk feest, b.v. het huwen van een
der kinderen, een zilveren bruiloft, ou quelque
chose de tel, dan was het usanse dat daar een
bezoek werd gebracht. Een buitengewoon goed
middel om de menschen tot elkaar te brengen,
al behoeft men daarom nog geen „frère et com
pagnon” te zijn.
Wij herinneren ons dat te huis werden bezorgd
door bruid en bruidegom twee zakjes suikertjes
of als men liever wil bruidsuiker. Dat was, dit
spreekt van zelve, een beleefde uituoodiging om
iets bij te dragen in de kosten van de oprichting
van het jonge huishouden, eene uitnoodiging
waaraan, dit spreekt evenzeer van zelve, geree
delijk werd voldaan.
Dan volgde een uitnoodiging om de versierde
woning, waar het bruidspaar receptie gaf, te
komen bezien en eenige der broêrs en zusters
maakten zich op om een bezoek te gaan afleg
gen, menigmaal in een buurt waarin men anders
niet licht en ook niet gerust komen zoude. Nau
welijks binnen, werd men gevraagd iets te ge
bruiken weigering stond gelijk met beleediging
en zoo lieten wij ons dan een persicotje of iets
dergelijks inschenken, ons gelukkig achtend wan
neer wij ons er met ééntje vanaf konden maken.
De jaren onzer kindsheid vergingen, uit de
vlegeljaren ontwikkelden wij ons als jonge man
nen en vrouwen, ook wij offerden aan den tijd
geest; „tempora mutaraur et nos mutandum in
illes”, de tijden veranderen en wij met hen. Vat
baar voor indrukken van buiten, als de meeste
menschenkinderen zijn, had ook onze smaak eene
aanmerkelijke wijziging ondergaan in de wijde
wereld deelden niet alleen de heerschende op
vatting ten onzent, integendeel daar traden rang
stand en fortuin op den voorgrond, het werkelijk
mensch zijn daarentegen op den achtergrond.
Het leven had ons zijne schoone, maar ook zijn
droeve zijde getoond, onze levensbeschouwing
was aanmerkelijk prozaïscher geworden en al
voelden wij ook menigmaal heimwee naar wat
achter ons lag en dat voorbij was voor immer,
wij voelden ons toch ook niet meer thuis in eene
omgeving voor de waarneming van
aardigheden onze wereldwijsheid
stompt. En zoo lieten
trouwlustige paren en zilveren paren achterwege,
tot op eenmaal een communicatie van den vol
genden inhoud
A. C. VAN DER ZWALUWE
hebben de eer U kennis te geven
Vijfentwintigjarige Echtvereeniging.
Receptie SUksteeg 4 op Zondag 4 Nov. 18
ons zoo amusant voorkwam, dat wij ons daar
heen spoedden, om in een qibus firstrate voor de
eerste maal in ons leven te ontwaren dat alles
was vooruitgegaan en wij alleen waren blijven
staan, want waarachtig, daar had de persico
plaats gemaakt voor „Sherry” en de genever
voor „port port.”
Sherry en port a port en dat in de Sliksteeg.
Het was meer nog dan amusant, het was een
voudig belachelijk. Bedienende geesten waren
er in de gedaante van aangekleede dienstmeisjes,
die de wijdsche benaming van paranymphen
droegen en die met zekere gracie ons inviteer
den op een „glaassie” sherry of port. Wij namen,
der traditie getrouw, het laatste en griezelen nog
wanneer wij terug denken aan het twijfelachtig
genot dat het, zij het ook zeer bescheiden, ge
bruik, dat wij van de aangeboden verversching
maakten, ons veroorzaakte. Het was een wal
gelijke zoete drank, die onwillekeurig deed den
ken aan een aftreksel van bieten met heel veel
bruine suiker, vermoedelijk een handelswaarde
vertegenwoordigend van tien cent per flesch en
waarschijnlijk ingekocht tegen zestig a zeventig
cent. Wij hadden onzen plicht volbracht en
keerden den feestvierenden den rug toe, om ons te
verdiepen in de dwaasheid dier menschen, die in
stede van zich behoorlijk naar hun stand te ge
dragen en zich te bepalen tot de onder ieders
bereik liggende likeuren, hun toevlucht namen
tot dranken met deftige namen, nog te slecht om
door een dier gebruikt te worden, laat staan dan
door een mensch. Men heeft het dan ook bij
dien drank niet lang volgehouden later toch
vernamen wij, dat de jeneverflesch lustig was
rond gegaan en men daarin ruimschoots vergoe
ding had gezocht en gevonden.
Toenemende zucht naar weelde maakt de men
schen eenvoudig krankzinnig. Wij wezen er
uitgesproken, dat de betaling der loonen niet des
Zaterdags doch des Zondags geschiede.
Generaal Faidherbe is overleden. Hij was
in 1818 te Rijsel geboren. In verschillende over-
zeesche veldtochten onderscheidde hij zichhij
was ook jarenlang Gouverneur van Senagambië.
Tijdens het uitbrek&n van den oorlog in ’70 was
was hij in Algerië; in September van dat jaar
bood hij Gambetta zijne diensten aan en bekwam
hij het opperbevel over het Noordersleger. Hij
leverde maarschalk Manteuffel met goed geluk
slag bij Pont-Noyelles en ontzette Havre. Na
den oorlog ondernam hij wetenschappelijke rei
zen naar Opper-Egypte. In 1879 werd hij lid
van den Senaat.
meermalen op, dat juist het niet in zijn stand
blijven de groote factor voor allerlei afwijkingen
is, waaruit niets den jammer en ellende geboren
wordt.
Wanneer men om zich heen ziet, dan ontwaart
men niets dan zorgen. Het aantal faillissementen
neemt in de laatste jaren ontzettend toe, wat
toch wel niet een bewijs kan genoemd worden
van toenemende welvaart. Wel zal daaraan
eenigszins schuld zijn het feit dat velen uitnood
gedrongen een zaak beginnen en zonder vakken
nis en zonder kapitaal reeds van het begin af
aan de kiem van ondergang in zich dragen, maar
juist dit oprichten van allerlei kleine zaken, waarin
onder de gewone prijzen moet worden verkocht,
indien men althans nog eenige koopers wil lok
ken, is een uitvloeisel van den bestaanden toe
stand. Het wordt tegenwoordig een schande ge
acht werkman te zijn en in een werkpak langs
de straat te gaan of vereelte handen te hebben.
Wat voor schande het is, begrijpen wij echter
niet, integendeel, wij achten den kundigen werk
man steeds zeer hoog. Het kwaad van
onzen tijd schuilt eenvoudig daarin dat een ieder
zijn kinderen tot hoogeren stand dan hij zelve
bekleedt wil opvoeren. De werkman gevoelt zich
niet meer tevreden in zijne omgeving, hij acht
zich verongelijkt tegenover al diegenen die niet
beitel of houweelen behoeven te hanteeren, tegen
over hen die niet in den letterlijken zin van het
woord hun brood verdienen in het zweet huns
aanschijns. De werkman acht zich maatschap
pelijk verongelijkt tegenover allen die niet als hij
in een sober gewaad rondloopen, maar in mooie
pakjes langs ’s Heeren straten flaneeren, blijk
baar niets uitvoerend. Maar kon hij met onbe
neveld oog achter de schermen zien, waarachtig,
hij zou met de wetenschap dat niet alles goud
is wat blinkt, tevens begrijpen dat hij menigwerf
benijdde wat verre van benijdenswaardig is, ja
kon hij met helderen blik vooruit zien, hij zoude
tweemaal zich bedenken alvorens hij zijne kin
deren rukte uit zijn eigen stand, om zo over te
planten in eene omgeving, waarin zij zich toch
altijd maar te halve te huis zullen gevoelen.
Wanneer wij het lot van den werkman eens
nauwkeurig bezien, dan bemerken wij dat het
bij al hetgeen hij te kort komt, toch ook ontzag
gelijk veel goeds zijn deel is. Wanneer de rus
tige en fatsoenlijke arbeider, die op de hoogte is
van zijn vak werk heeft en hij gemiddeld 10 a
12 gulden verdient, dan kan hjj, wanneer hij een
flinke huisvrouw heeft, daarmede rond komen.
Het moge dan al geen vetpot zijn, er moge moe
ten gezorgd worden, dat inkomsten en uitgaven
balanceeren, wanneer de werkman het veld van
zijnen arbeid heeft verlaten, dan laat hij iedere
beslommering daar achter, want zorgen over zijn
werk heeft hij niet. Hij kan aan zijn huisgezin
zijn avonden wijden, hij kan zich met zijn kin
deren bezig houden, zoo hij wil kan hij hen
leeren in zijn eigen vak, stand heeft hij niet op
te houden, hij kan gaan wonen waar hij wil en
behoeft in geen enkel opzicht ergens rekening
mede te houden. De staat geeft zijne kinderen
kosteloos onderwijs, gaan later zijne jongens een
ambacht leeren, dan kunnen zij al spoedig wat
verdienen, zijn dochters beginnen hun loopbaan
als kindermeisje en worden spelenderwijs gevormd
tot flinke dienstboden. Zeker, ook de werkman
heeft te kampen met zoraen en wederwaardig
heden, maar wie ter wereld heeft dat niet. Ziekte
en dood misschien nog niet de ergste bezoe
king treden de woning binnen van arm en
rijk, zieleleed wordt geleden in de stulp van den
daglooner, maar ook in het paleis van den rijke.
En daarin juist zijn alle menschen gelijk.
Wij schetsen u het beeld van den werkman
die werkelijke staudverheffing niet versmadend,
toch niet eene kunstmatige veihooging najaagt,
het beeld van den arbeidzamen. rustigen en te
vreden man, wiens leven is gewijd aan het wel
zijn der zijnen. Zie daar nu naast het beeld van
deu man, die ontevreden in zijn stand, niet an
ders doet dan pogingen aanwenden om meer te
schijnen dan hij inderdaad is. Tevreden met zijn
werkkring is hij niet, de arbeid zijner handen
die hem ten zegen is omdat hij er van leeft, hij
beschouwt ze als een vloek. Hij ziet niet naar
omlaag naar de velen die het zooveel minder
hebben dan hij, naar de velen die het dagelijksch
brood zoo gaarne zouden verdienen, maar het
niet verdienen kunnen en nu af hankelijk gewor
den zijn van de openbare liefdadigheidhij ziet
alleen naar hen die naar zijn meening het beter
hebben. Het moet een gelukstaat zijn, dat loo-
pen in een mooie jas en dat rustig zitten op een
lessenaarstoel, den geheelen dag niets uit te voe
ren als sigaartjes rooken en couranten lezen.
Zoo denkt die man, maar dat hij verkeerd denkt,
komt geen oogenblik in hem op. Hij zelf heeft
het niet zoover kunnen brengen, maar hij heeft
jongens en die moeten er aan gelóoven. En zoo
wordt het kind van den arbeider van school
genomen en hier of daar op een kantoor geplaatst.
Langzaam gaat hij vooruit, heel langzaam, veel
langzamer dan wanneer hij in vaders vak ware
opgeleid, en de kosten van opleiding bedragen
wel is waar niets, maar hij moet betere kleede-
ren dragen wil hij niet afsteken bij de andere
jongelui en waar hij anders geld zoude kunnen
tehuisbrengen om het huishouden zijner ouders
te helpen verlichten kost de aspirant-heer thans
integendeel geld. Hoe ouder hij wordt, hoe meer
hij het besef krijgt, dat hij meer is dan zijne
ouders, er komt een tijd dat hij het hoofd af
wendt, wanneer hij vader of moeder tegenkomt
Uit het herhaald uitstel van het bezoek van
den Czaar maakt het Berliner lageblatt op, dat
tusschen Berlijn en Petersburg diplomatieke on-
derhandelingen worden gevoerd, die telkens stuiten
op moeilijkheden. In verband daarmede zou de
bekendmaking, dat de Keizer en de Keizerin weldra
Konstantinopel zullen bezoeken, als een demon
stratie tegen Rusland moeten worden beschouwd.
Bij de laatste manoeuvres zijn in het Duit-
sche leger, door verschillende infanterie-bataljons,
proeven genomen met eene geheel nieuwe tent-
inrichting. Ieder soldaat was voorzien van eene
bruine waterdichte stof, ter groote van 1.5 vier
kante meter, benevens van een tentpaal en van
stokken, die uit elkaar genomen kunnen worden.
Bij het opzetten der tenten kunnen 3,4, 6,8 stuk
ken enz. van het tentdoek, door middel van ko
peren knoopen worden verbonden, waardoor men
eene schuilplaats verkrijgt voor 2, 4, 6, 8 enz.
manschappen. Volgens het algemeen oordeel
hebben deze tenten zeer goed voldaan, terwijl de
ruimte voor die van 6 of 8 man niets te wenschen
overlaat. Bovendien heeft het tentdoek nog een
ander groot nutgedurende den marsch wordt
de mantel er ingerold, waardoor deze voor regen
wordt beschut en altijd droog kan gehouden
worden.
In de vesting Spandau, nabij Berlijn, heeft
Zaterdagochtend eene ontploffing van militair
vuurwerk plaats gehad in het laboratorium, dat
op een eiland middenin de rivier ligt. Van 5G
werkzaam zijnde vrouwen en meisjes werden er
12 zwaar en 30 licht gekwetst. Ook werden
eenige militairen gekwetst. Gelukkig lag het
laboratorium geheel geïsoleerd in eene groote
watervlakte, zoodat stad en vesting ongedeerd
De oorzaak van de ramp is onbekend.
-- Het te Parijs gehouden Congres voor de
Zondagsrust heeft de volgende resolutiën geno
men
lo. „De Zondagsrust is, in verschillende mate,
bij alle industrieelen mogelijk. De Zondag is
voor den patroon en werkman, zoowel met het
oog op het individu als op het gezin, het best
geschikt en het is goed dat allen zooveel moge
lijk denzelfden rustdag hebben.
2o. „Wanneer wegens technische of andere
onoverkomelijke bezwaren de Zondagsrust niet
te verwezenlijken is, moet zij door andere vrije
dagen worden vervangen, in dier voege, dat de
werkman 52 dagen ’s jaars hebbe met zoo re
gelmatig mogelijke tusschenpoozen. Deze rust
stelt den mensch in staat om meer en beter werk
te leveren, aangezien zij er toe bijdraagt zijne
opgewektheid te bewaren en zijne lichaamskrach
ten te vernieuwen.
„De plicht en het stoffelijk en zedelijk belang
van den Staat en van allen die aan het hoofd
eener industrie staan brengen mee, in dezen een
goed voorbeeld te geven”.
Verder heeft het Congres de wenschelijkheid Curacao zullen ten goede komen.
Bolswardsche Courant
EN