EN ADVERTENTIEBLAD
NIEUWS-
GISWARD EN W®NSEBA0EEE
BERICHT.
„volle:
W Wacht u va
Acht en
8
1889.
No. 51.
BINNENLAND
BUITENLAND.
IS
I
DONDERDAG 19 DECEMBER.
H
■■ai
VOOR
IS WIELRIJDEN GEZOND?
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver-
volgens 10 Gt. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
«cl
L®>
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Gents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents,
I
W
De hechtheid der Fransche regeering is
Zaterdag op de proef gesteld, en heeft die proef
glansrijk doorstaan. Men herinnert zich, dat een
der laatste handelingen van de afgetreden Kamer
was het schrappen der geheime fondsen voor den
veiligheidsdienst, van de begrooting voor binnen-
landscho zaken.
Nu vroeg de heer Constans aan de nieuwe
Kamer, die credieten alsnog op de begrooting té
willen brengen, daar bij ze niet missen kon. Hij
verklaarde zijne portefeuille te moeten neerleggen
indien de Kamer afwijzend beschikte. Dit was eer
schoone gelegenheid voor het Boulangisme er
zijn aanhang om zijn macht wat uit te breiden
omdat men hoopte dat de meerderheid in haa
oordeel over de noodzakelijkheid van dezen maat
regel wel verdeeld zou zijn. Doch het geschieddt
zoo niet. Met overgroote meerderheid kreeg d<
heer Constans de gevraagde gelden.
De Engelsch-Portugeesche kwestie over d»
landen aan de Zambezi begint ingewikkelder t<
Het volgend No. van dit
Blad zal op WOENSDAG
verschijnen.
Advertentiën, enz. worden ingewacht
vóór Dinsdagmiddag 1 uur.
Lï. .1
seert, telt 2439 leden en 443 donateurs. Het
jongste feest en het toen gebeurde, waarbij „haring
en wittebrood”, benevens bier en tabak aan dui
zenden mannen en vrouwen werden uitgekeerd,
leverde aan velen van de begiftigden eene teleur
stelling.
Eenige leveranciers hebben zich namelijk niet
ontzien haring te geven, die rot was en tabak,
die niet gerookt kon wordenze hebben, gewe
tenloos genoeg, de arme bedeelden, in de plaats
van een feestdag, een dag vol ergernis bereid.
Jack the Ripper te OosterhoutHoe
zullen de Oosterhoutenaren bij het lezen van
dit bericht ontstellenGelijk men toch weet,
verbleef daar een der hoofdpersonen, welke op
het kantoor der heeren Vlaer Kol te Utrecht,
wegens het uitgeven van valsche wissels werden
gearresteerd, en werd alstoen de heer L. te Ooster
hout, door dezen voor f600 opgelicht, wijl hij
voor dit bedrag bij de kassiers van de Pol borg
bleef.
Toen de heer L. vernam, dat hij was beetge
nomen, herinnerde hij zich eenige in den slaap
door den oplichter geuite woorden, waaruit zou
zijn af te leiden, dat de droomer een Jack the
Ripper kan zijn, en haastte hij zich de justitie
van zijn bevinding kennis te geven, zoodat wel
dra zal blijken of de ontdekking van den heer
L. in verband met den Londenschen Jack the
Ripper staat.
De f 600, waarvoor hij is opgelicht, zouden
hem dan een aardige rente opbrengen, daar op
de ontdekking van den vreeselijken vrouwen-
moorder 2000 pd. st. (f24,000) staat. (Z’yTf).
Te Gorinchem deed zich dezer dagen het
volgende geval voor Een ingezetene zou een
doodgeboren kind laten begraven. De grafgra
ver kwam en bracht de goedgesloten kist graf
waarts. Twee dagen later evenwel ontdekte men,
dat eene ledige kist aan de aarde was toever
trouwd en men het lijkje vergeten had daarin
te leggen. Daarna had de werkelijke begrafenis
plaats.
Werkstakers drinkebroers. De N.R. Ct.
van 8 dezer behelsde een correspondentie uit
Utrecht, houdend een relaas van het St. Nico-
laasfeest door de studenten gevierd metgecostu-
meerden optocht, enz. Een relaas, waarin o. a.
voorkwam een student, aan het buffet van het
Rijnspoor-station een borrel betalend, „dien hij”
zoo heette het verder „dien hij met de handig
heid van een werkstaker had omgewipt.”
Met de handigheid van een werkstakers Och,
ziet ge, arbeiders, die deelnemen aan een werk
staking, het zijn maar lui, die virtuosen zijn in
het naar-binnen-slaan van borrels
’t Pleit niet voor het voornaamste liberale dag
blad des lands, zegt het Soc. Wkbl., dat het er
een correspondent op nahoudt, die onhebbelijk
heden als deze denkt en schrijft. Doch ernstiger
grief nog treft de redactie, die ze duldt in haar
kolommen.
Of was het opnemon ervan slechts te wijten
aan de onachtzaamheid van een ondergeschikte,
die, belast met het nazien van het opgemaakte
nommer, verzuimde ze te schrappen Maar waar
om dan niet de fout beleden en goedgemaakt
door een betu ging van leedwezen over het af
drukken van een zoo ongepaste aardigheid
Men zal ten bureele van de TV. li. Ct., zich
indenkend in de gevoelens van werklieden, toch
wel beseffen, hoe dezen door zulk een uitlating
zich gekrenkt mogen achten Beseffen tevens
welk kwaad daarmede gesticht wordt, wegens
den wrok, die er door wordt gevoed.
Men schrijft aan de Amst. Ct.
Dat de militairen niet altijd voor hun genoe
gen op de wereld zijn, daarvan kan het detache
ment getuigen, dat tot geleide gediend heeft van
de gevangenen, die in den nacht van 9 op 10
dezer, in een hondenweêr met een extra-trein
van Leiden naar Leeuwarden zijn overgebracht.
Dat detachement trad tot dit doel ten 10%
uur des avonds in de kazerne te Leiden aan,
stond van 11 */4 tot 12l/2 aan het station in de
open lucht, bleef tot 53/4 uur in dien trein, en
bracht de gevangenen ongeveer ten 7'/2 uur in
de gevangenis te Leeuwarden.
Het marcheerde daarna naar de kazerne te
Leeuwarden, gebruikte aldaar de soep, marcheerde
ten half tien van dien zelfden ochtend naar het
station te Leeuwarden, kwam in den namiddag
van dien dag ten 4.44, verkleumd van de kou te
Leiden en is dus bijna 20 uren achtereeuvolgens
in een hondenweêr in touw geweest.”
Het Handelsblad zegt: In enkele bladen
wordt medegedeeld, dat een man zou hebben
verklaard, de kistjes met kruit vervaardigd te
hebben, die verleden jaar op St. Nicolaasavond
bij de heeren Jolles en Stork bezorgd zijn.
Ook ons was dit berichteen nader onderzoek
heeft echter bewezen dat het verhaal onwaar is
en op een misplaatsten grap berust.
Eendracht maakt macht. Op een boeren
hofstede te Görlitz, in Duitschland, kreeg, eenige
dagen geleden, een rat een spreeuw te pakken.
Toen de vogel geweldig begon te piepen, kwam
een geheele zwerm spreeuwen opdagen en de
diertjes poogden den gevangen kameraad te be
vrijden. De rat werd verschrikkelijk toegeta
keld en verloor ten slotte de beide oogen. Het
blinde beest rende als dol op de hofstede in t
rond, totdat het ten slotte werd doodgeslagen.
De spreeuw was er, dank zij zijn wakkere kame-
De Standaard gaf dezer dagen den anti
revolutionairen den raad, geen subsidie aan te
vragen wanneer eene school in goeden doen ver
keert, en van de wet dus alleen gebruik te ma
ken voor noodlijdende scholen. De Maasbode
(no. 3985) dat in een artikel over die subsidiën
vermeldende, is van meening, dat de Katholie
ken anders moeten handelen en zegt van den
raad van de Standaard
„Zulk een raad zouden wij den Katholieken
niet geven, zelfs al hadden wij scholen die zon
der subsidie zouden kunnen bestaan. In zulk
geval gaven wij veeleer de vermaning, alles te
nemen wat men krijgen kan en, als men geld te
veel heeft, het te schenken aan minder bevoor-
vooheo snlinlpn O’Pen enkelp.
e
zoo versterkend;
Verkrijgbaar te Bolsward bij U
worden. Terwijl de Regeeringen diplomatieke
nota’s wisselen, gaat Portugal voort met het be
vestigen van zijn rechten op de betwiste land
streek, en wel op de eenvoudigste manier der
wereld door de inbezitneming.
Onlangs vernamen wij, hoe het zijn vlag ver
toond had in Monashaland en andere streken,
door Engeland begeerd, ten zuiden der Zambezi.
Nu doet het desgelijks ten noorden dier rivier,
in Nyassaland, dat Engeland hoopt aan zijne
bezittingen aan de kust van Zanzibar te zullen
hechten. De vertegenwoordiger van het Portu-
geesche gezag, de reiziger Serpa Pinto, ontmoet
te tegenstand en maakte toen gebruik van de
wapens. Hij had kanonnen bij zich en leverde
bloedige veldslagen tegen het hoofd van Makolo-
land, om hem te dwingen de Britsche bescher
ming met die van Portugal te ruilen.
Tenminste zoo verhalen de Engelsche bladen.
De Portugeesche bladen zullen wel een lezing
bevatten, waarin de daden van Serpa Pinto eenigs-
zins anders worden voorgesteld. Maar hoe dan
ook, het feit der gewapende bezetting van het
land zal moeilijk te weerspreken zijn.
Hoewel er een zekere gerustheid in het
steenkolenbassin van Westfalen is ingetreden,
tengevolge van het besluit der mijnmaatschappij
en, om de mijnwerkers terug te nemen, die na
de laatste werkstaking ontslagen zijn, houdt de
arbeidersbeweging toch voortdurend de openbare
meening zoowel als de regeering bezig. De on
middellijke oorzaak voor de tegenwoordige on
lusten is voorbij, maar verscheidene bladen spre
ken de vrees uit, dat de tegenwoordige bevredi
ging niet lang duren zal. De afgevaardigde
Hamtnacher, die van een bezoek aan de mijnen
terugkwam, heeft den ernstigen toestand niet voor
zijne medeleden van den Rijksdag verborgen
willen houden, en gezegd, dat het erger is, dan
men denkt. Er bestaan tusschen de maatschap
pijen en de mijnwerkers groote verschillenen
kleine toegevendheden zijn niet in staat die uit
den weg te ruimen. Een groot aantal mijnwer
kers stelt geen vertrouwen in de maatschappijen.
Zij vreezen, dat deze de verplichtingen niet zul
len nakomen, zoodra de kolenvoorraad eenigszins
voldoende is. Dat wil niet zeggen, dat de maat
schappijen onwillig zijn maar zij willen zich niet
door de arbeiders als gelijken beschouwd zien,
zij kunnen niet wennen aan het denkbeeld, dat
kapitaal en arbeid gelijke rechten hebben. Zij
zijn opgevoed in de meening, dat het kapitaal
rechten heeft boven den arbeid, en het is altijd
moeilijk zulke meeningen te bestrijden.
Het merkwaardigste is, dut de mooie rol hier
geheel aan de zijde der arbeiders isdie hebben
tot nu toe het meeste toegegeven. Onverzettelijk
heid schijnt een karaktertrek der eigenaren te
zijn, waarom de openbare meening dan ook niet
zeer te hunnen voordeele gestemd is.
De Berlijnsche professor Leyden heeft op
zijn college in de kliniek over de „influenza”
en haren aard gesproken. Naar zijn zeggen is
meer dan een derde gedeelte der bevolking er
door aangetast. Zijns inziens moest haar ont
staan misschien worden toegeschreven aan dezelf
de oorzaken, die in het Oosten de aldaar heer-
schende „danghkoorts” teweegbrengen.
In de nieuwe aflevering van het Klinisch Week
blad wordt gezegd, dat het bestaan der ziekte te
Berlijn wel niet valt te loochenen, maar dat de
werkelijke mate barer uitbreiding nog moeielijk
kan worden nagegaan.
Te Gnesen, in de provincie Posen, is het ge
heele garnizoen aangetast door de „influenza”,
zoodat de diensten geschorst zijn en de kazerne
gesloten gehouden wordt.
De griep-epidemie heerscht ook vooral in de
krijgsscnool te Saint Cyr, bij Versailles. De
meeste leeraren zijn met verlof vertrokken en
de lessen zijn gestaakt. Er lagen al 100 a 150
cadetten door de lastige ziekte aangetast te bed,
maar de zieken blijven doorgaans niet langer dan
een paar dagen leggen.
waardoor de borstkas wordt verwijd zonder dat
zij haar elasticiteit verliest. Hoe merkbaar de
gevolgen van die verwijding zijn, blijkt uit het
feit dat het onderscheid tusschen de in- en uit
ademing van maand tot maand toeneemtbij
lieden waar het voor 6 maanden nauwelijks 2
a 3 centimeter was, is het thans, zoo verhaalt de
schrijver, 8 a 9 centimeter. Over het nut daar
van verder uit te weiden zou overbodig zijn, daar
de ervaring reeds lang heeft geleerd dat een der-
gelijke uitzetting van borst en longen de beste
bescherming biedt tegen Europa’s gevaarlijkste
ziekte, de longtering. Aan allen die een kamer
leven leiden en den geheelen dag voor de schrijf
tafel of den lessenaar zitten, zij dus de raad ge
geven een rijwiel te koopen en goed te leeren
adem halen.
Door de beweging met de beenen masseert de
wielrijder tegelijk het onderlijf, wekt den arm tot
betere werking op en drukt het middelrif naar
boven, zoodat hij zichzelven tot een diepe adem
haling noopt.
Bij een gewonen rit geraakt de rijder gewoon
lijk licht in het zweetzijn lichaam scheidt dan
stoffen af die, in het bloed drijvende, slechts
schade zouden hebben gedaan. In alle opzichten
is het wielrijden dus versterkend voor de spieren
(en daardoor van goeden invloed op de stofwis
seling).
Eetlust en slaap worden door het wielrijden
bevorderd. Bekend is het dat wielrijders maal
tijden nemen, die een ander mensch niet zou aan
durven.
Maar wat vooral een gezegenden invloed van
het wielrijden is, is de versterking van de zenu
wen. In onzen tijd van geestesoverlading ont
snapt geen enkele leeftijd, geen enkele stand aan
de neurasthenie, de zenuwzwakte, in haar groote
verscheidenheid van vormen. Die kwaal nu kan
met het wielrijden niet samengaan. Wanneer
een van hare lijders naar het rijwiel grijpt en
tegelijk de hersenoverlading laat varen, zal hij
dikwijls volkomen verlossing van zijn lijden
erlangen.
De vrijheid waarmee het hoofd omhoog kan
worden geheven, de opgewekte werkzaamheid der
huid (bij ’t zweeten). het vrijer vloeien van het
bloed, de verhoogde stofwisseling, de betere
bloedmenging, de diepere en meer geregelde
ademhaling met de vermeerderde opneming van
zuurstof, het verdwijnen van het overtollige vet
en water, de betere voeding maken het lichaam
gezond en in het gezonde lichaam komt een ge
zonde geest te heerschen. De lust tot het leven,
de lust tot den arbeid keeren terug en daarmede
de vroolijke zin en de tevredenheid. Na weinige
weken houden de pijnlijke aandoeningen der
zenuwen geheel op.
Inderdaad, het wielrijden is een voortreffelijk
geneesmiddel, wanneer het met verstand en ken
nis wordt aangewend.
Natuurlijk kan het beste geneesmiddel, verkeerd
toegepast, schadelijk werken, en zelfs van de
beste spijzen kan men te veel gebruiken. Kracht
toeren op het rijwiel zal dan ook geen enkele
dokter goedkeuren.
Wat echter de dokter wel zal goedkeuren en
waarop Geheimrath von Nuszbaum dan ook met
kracht aandringt is, dat het rijwiel even goed
gebruikt worde door de vrouw als door den man.
En niet slechts door de vrouw, ook reeds door
de kinderen, die nog ojj school gaan, want al
wordt hun daar gymnastiek geleerd, bij die gym
nastiek ontbreekt de frissche lucht en die heeft
het kind veel te veel noodig. Het rijwiel kan
ook hier geven wat ontegenzeglijk, bij de tegen
woordige uitbreiding der leerstof, een vereischte
isafleiding van ’t hoofd, dat bij het leeren 80
a 90 percent meer bloed heeft dan gewoonlijk.
Bij dit betoog ten gunste van het wielrijden
als geneesmiddel voegt de schrijver nog eenige
aanwijzingen omtrent de kleeding, die voor den
wielrijder het meest geschikt is, de wijze van
rijden, vooral bij grootere tochten, en eindelijk
omtrent hetgeen den wielrijder te doen staat
wanneer hem een klein ongeluk overkomt, een
lichte verwonding, verstuiking of een dergelijk
ongeval. Dat is echter alleen van belang voor
hen. die reeds wielrijders zijn, terwijl zijn geheele
opstel strekken moet om hen, die het nog niet
zijn, van het nut der rijwielsport te overtuigen.
(F. O. C.)
Is wielrijden gezond Die vraag is reeds vele
malen gedaan en op zeer verschillende wijzen be
antwoord, door voor- en tegenstanders, sport
liefhebbers en medici en door personen, die noch
het een, noch het ander waren en alleen hun
opinie wilden zeggen, omdat iedereen zijn meening
zei. Maar meestal vatte men de vraag op alsof
er stondIs wielrijden een ontspanning, die on
schadelijk voor de gezondheid is
In een van de jongste nommers der „Garten-
laube stelt een Duitsch medicus, Geheimrath von
Nuszbaum, opnieuw de vraagIs wielrijden ge
zond maar hij neemt de vraag, zooals ze daar
staat, m. a. w. hij vraagtis het wielrijden een
beweging, die het lichaam ten goede komt ge-
sohikt om bestaande kwalen weg te nemen of
andere kwalen te voorkomen Zijn opstel zou
daarom even goed den titel kunnen dragenhet
wielrijden als geneesmiddel.
Reeds aan het begin van zijn lezenswaardig
artikel waarvan wij hier een beknopt over
zicht laten volgen geeft hij het wielrijden een
plaats in de lange rij van uitwendige geneesmid
delen” die in den laatsten tijd op den voorgrond
getreden zijn, als massage, turnen, actieve en
passieve gymnastiek, machinegymnastiek, ergo-
staten (raden, waar de patient aan draait, tot
oefening zijner spieren) enz.
De werking, die de schrijver van het wielrijden
verwacht isvermindering van overtollig vet,
een betere bloedsomloop, versterking van de
spieren en daardoor bevordering van de stofwis
seling.
Bij zwaarlijvige personen is door het vet te
weinig ruimte gelaten aan de aderen en de
bloedsomloop» wordt daardoor gehinderd. Men
voelt nadeel daarvan, wanneer men eenig inspan
nend werk verricht, het arbeidende deel moet dan
80 pet. meer bloed bekomen dan in den rusttoe
stand en dat gaat niet wanneer de bloedsomloop
niet volkomen vrij is. Ook de spieren, die te
veel met vet bezwaard zijn, verrichten hun ge
wonen dienst niet, en vooral is het van groot
gewicht de hartspier voor overtollig vet te be
hoeden.
Lijders aan bloedarmoede (een kwaal die dik
wijls met vetaanzetting samengaat) hebben te veel
water in het bloed. Een teeken van bloedarmoede
is het, wanneer men bij de minste inspanning
terstond in ’t zweet raakt Ook het watergehalte
van spieren en zenuwen is dan te groot en hun
weerstandsvermogen kleiner. Om het bloed tot
het normale watergehalte terug te brengen, is
het goed zich dikwijls zoolang te bewegen tot
men sterk in 't zweet komt en dan te zorgen dat
er geen spoedige afkoeling plaats grijpt
Het wielrijden wordt door den schrijver om de
resultaten, die men er mede bereikt, boven andere
geneeswijzen gesteld. Hij oegt er echter terstond
bij, dat het niet voor allen pastniet voor lijders
aan acute ziekten, niet voor zware zieken, voor
hen die een gebrek hebben aan de hartkleppen,
voor borstlijders en lieden die spoedig hoesten.
Die allen hooren op een rijwiel niet thuis. Zwakke
menschen sterk te maken, dat is in de eerste
plaats het doel van het wielrijden. Voor hen die
gezond geboren zijn, maar verzuimd hebben hun
lichaam naar eisch te ontwikkelen, biedt het rij
wiel een goede gelegenheid om dat verzuim te
herstellen.
Wie een zwakke borst heeft, of hij wiens on-
derlijfsorganen niet naar eisch hun werking ver
richten, of die lijdt aan een slechte ademhaling,
of neiging heeft tot vet worden of tot bloedarmoede,
vindt in het rijwiel zijn geneesmiddel. Hersenen,
borst en de onderlijfeorganen winnen door de ge
stadige beweging. Daarbij komt het voordeel
dat de wielrijder zich beweegt in de vrije frissche
lucht, terwijl bij andere kuren de patient in een
benauwd of stoffig lokaal werkt.
De wielrijder zit op zijn stalen ros zoo bedaard
mogelijkhij kan rechtop zitten, in tegenstelling
van den hardlooper, die het bovenlijf voorover
buigt. Zijn geheele lichaam is echter in beweging;
het meest werkt hij met de beenen, maar ook de
spieren van het lijf moeten werken bij het sturen
en bij het bewaren van het evenwicht, en wan
neer de weg hobbelig is worden zelfs de spieren
van hals en hoofd te hulp geroepen. De berijder
van een tweewieler werkt bovendien met de
armen, daar zijn handen voortdurend den stuur
stang moeten vasthoudener bestaat daarbij
echter geen vrees voor een vernauwing van den
schoudergordel, want de handen staan wijd genoeg
van elkander.
De inspanning, die voor het wielrijden vereischt
wordt, noodzaakt den rijder tot diepe ademhaling,
VI
Bolswardsche Courant
I
1
li ft
-* 4
i’ 1
II
HET WIELRIJDEN ALS GENEESMIDDEL-