NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD H s 1 Het Billartspel. 1891. Dertigste Jaargang. No. 2. DONDERDAG 8 JANUARI. BI NN EN L A N D- O 3 VOOR I Sa ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents, 55 a o ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. o W (S □O o cö c5 cö S S o W o jj J I F e si 8® 5 1 1» $XXXXXXXXX^XXXXXXXXX$ DONDERDAG 8 JANUARI. g ^XXXXXXXCXX ^XXXXXXXXX^ doel te bereiken wordt nog veel toegepast. Menigeen, die zoo doorschietende wint, wordt toe gejuicht als ’n „leuke kerel,” immers de we reld juicht slechts de winnende partij toe. :t Is er mede als bij ’t potspel. Als men zijn punten of streken verspeeld heeft, wordt op saterieken toon je toegevoegd„de overledene was ’n braaf mensen,” maar de winnaar ontvangt een ovatie van queue- gestamp. Toch is er veel geluk bij ’t billartspel en veel ongeluk ook. Men krijgt wel een „vier,” vijl” of „zeven” al speelde men ook eenvoudig op carambole. Ik behoef u niet te zeggen, dat er een soort noodlot bestaat en wilt ge ’t niet gelooven, let dan eens op. Ge zult bij eenige levenservaring ontdekken, dat er menschen zijn, die altijd gelukkig zijn, terwijl anderen, niettegen staande ze hun best doen om eerlijk te spelen (te handelen,) nimmer een gelukkig toeval hebben. Ge zult zien, dat zulke gelukkigen zelfs door „beesten” winnen, terwijl de ongelukkige op een „vijlstoof verloopt.” Ge zult zien, dat de ge lukkige door de klos punten vooruitraakt, terwijl de ongelukkige juist door de klos verliest. Maar zegt ge „op de klos te spelen is toch een vaardigheid!” Op het billart zeker in ’tleven gelijkt zoo’n „op de klos” veel op een lompheid. Het billart, waarde lezergeeft tot velerlei be schouwingen aanleiding. Enkele daarvan op te werpen was met dit opstel mijn doel. Nog eene opmerking aan het einde. „Trekken” op het billart is een edele vaardig heid, doch wordt niet zonder krachtinspanning verkregen. Hij, die sterk weet te „trekken,” zal meestal goedkeuring verwerven. Dat „trekken” ontstaat door de kracht die van den speler uit gaat. Doch door dat trekken stoot hij de an dere ballen af. Niet aldus in ’t leven. Door onze krachten in verstandelijken en zedelijken zin te oefenen zullen we onze medemenschen tot ons trekken en ons gezelschap hun aangenaam zijn. De marqueur, die veel heeft van „Publiek,” die onze misstooten, maar ook onze caramboles telt, zal ons achten als een geoefend en bekwaam spe ler, wanneer wij immer royaal en eerlijk het partie trachten te bereiken. r j: r r R K s sg den. De kraaien nemen gretig de cadavres op, al zit er niet veel aan te pluizen. Mak en driest maakt de nood het hongerend gedierte. De musch- jes durven in huis te komen en onder de hand, die eten uitstrooit: terwijl de grijze kraaien zich zelfs verstouten de levende eenden uit de bijt te halen. In het klare ijs ziet men langs de banen duizenden visschen in het ijs bevroren en het getal dooden in de visschenwereld zal bij voort- gaanden vorst nog grooter worden, want er zijn ondiepe vaarten, die bijna tot den bodem toe be vroren zijn. In de bijten, bij sommige boerenwoningen in de gracht gemaakt, is bijna geen water meer op te diepenmen ziet in de bijt neer als in een bijna leegen regenbak. In de opgekapte bijten krijgt men de flauwe visch en dikke palingen met de hand, zoodat men die spijze thans op veler tafel kan zien. In de Nieutve Gron. Cour, lezen wij den volgenden, in dezen barren wintertijd zeer be- hartigingswaardigen wenk Da winter is vroeg ingevallen dit jaar en de winter is koud. Een snerpende oostenwind veegt de straten. Wie niet noodzakelijk buitenshuis moet zijn blijft binnen. Van het ijs is zelfs in Friesland de liefhebberij af. Het is te koud in dezen ouderwetschen winter, die zoo vroeg begon en wie weet hoe lang kan duren. Eenige weken frissche winterkoude dat behoort bij het leven in ons noorden en in zekere mate tot de genoegens van dit leven Maar als zij te lang duurt, bij steeds strenger vorst, neemt de winter het karakter aan van eene publieke ramp. Voorloopig is de tegenwoordige reeds het onderwerp van den dag en er is niets in de politieke of eenige andere wereld, dat zooveel belangstelling opwekt als de stand van den thermometer, vrij wat beter te vertrouwen, in ’t voorbijgaan gezegd, dan de stand van de publieke opinie. De winter is niets voor hen, die een dicht dak boven hun hoofd en kleeding en den voorraad waarvan het dankbare jongetje bij van Alphen spreekthet noodige en ’t overbodige hebben. Hij is hoogstens een weinig lastig somtijds. Maar hij heeft zijne goede zijde. Gij herinnert u, wel- gestelden, de heerlijke dagen, toen de zon een stroom van tintelend licht uitgoot op de gladde baan, waarop gij voortgleedt op schaatsen of in eene sierlijke arreslede, terwijl versterkende lucht door al de porieën van uw lichaam drong, terwijl het landschap onder de sneeuw, onder den rijp, die van iederen boom een reusachtig bouquet maakte, een aanblik aanbood, door den zomer niet geëvenaard. De winter is goed als men zijne koude trotseeren kan aan den huiselijken haard, halfzittend, halfliggend in een gemakke- lijken stoel, terwijl men een boek, een tijdschrift doorbladert, de kolommen van zijn dagblad door loopt. Maar de winter is boos, de winter is gestreng en pijnlijk voor vele anderen, die niet zoo ge lukkig zijn, voor de behoeftigen, voor de armen. Stel u eens voor, gij welgekleeden en welgevoe- dendat gij langs de straat zwervende, bij dit weer, in uwe zomerkleeding, altijd nog beter dan die van den arme, zoekende naar eene gelegen heid om voor ’t allernoodzakelijkste iets te ver dienen, de lange avonden doorbrengende in een niet of nauwelijks verwarmd vertrek, de nachten de hemel weet hoe Het is waar, dat sommigen, dat velen misschien de schuld dragen van hunne armoede, omdat zij niet anders hebben gewild. Maar er zijn zoovelen, die niet anders hebben gekund. Denk aan hen. Ondank is ’s werelds loon dat is een alge- meene regel. In dezen tijd, nu aan ’t volk ge leerd wordt, dat de ontevredenheid eene deugd is, nu in ’s Lands vergaderzaal een volksverte genwoordiger die dit trouwens niet heeft uit gevonden de menschlievendheid ook als een vorm van diefstal heeft gebrandmerkt, kan men allerminst onverdeelde dankbaarheid vërwachten. Maar misschien zou het al te goed zijn op aarde, als bij het genoegen van te kunnen geven ook nog de dankbaarheid kwam van den begiftigde. Het is aan ons, aan ons in de eerste plaats, om dankbaar te zijn voor ’t geen wij genieten en vele anderen derven. En daarom behooren wij te geven. Met alle waardeering van principes, die aanmanen tot voorzichtigheid het eerste principe zal wel altijd zijn, te helpen waar nood is, niet uit vrees, want de vrees is laf, noch om eene belooning in den vorm van eene dankbe tuiging, maar omdat het plicht is en elke wel- volbrachte plicht het hoogste genot isdat der zelfvoldoening. En daarom nogmaals in dezen winter, die zoo vroeg is ingevallen, zoo streng is en zoo lang nog kan duren gedenk den armen. H. M. Koningin Wilhelmina rouwt in het wit. Bij feestelijke gelegenheden zal zij een wit ten kanten sluier dragen. De gewone hoofdbe dekking is een zwart rond hoedje. De met blauw gevoerde pelsmanteltjes zijn door zwarte, met een witten zoom, vervangen. De laatste Fransche Koningin, die witte rouw- kleeding droeg, was Maria van Engelandzij heet nog in den volksmond La Reine Blanche, terwijl Catharina de Medicis de „Zwarte Koning in” heette, daar zij het eerst zwarte rouwklee- deren aandeed. De witte weduwekap is in Duitsch- land nog het laatste overblijfsel der gewoonte om in het wit te rouwen. Het leger des Heils te Amsterdam is voor nemens zoolang deze strenge winter aanhoudt, zijn lokaal op het Rapenburg des nachts van 10 tot 7, goed verwarmd, open te stellen voor hen Tjerkwerd, 2Januari 1891. Het bestuurder Ijsclub „Tjerkwerd” en eenige ingezetenen, ge steund door de milde bijdragen van velen, be zorgden de schoolkinderen heden een IJsfeest, bestaande in eene Hardrijderij op Schaatsen. Pl.m. 60 kinderen, verdeeld in 4 klassen, namen hieraan deel. Aan allen werden 2 bons voor chocolade uit gereikt, terwijl ook allen een prijsje in geld werd overhandigd, naar gelang hunner vorderingen op het ijs. Aan de 4 prijs- en premiewinners werd ieder een voorwerp overhandigd. Prijswinners waren, 1ste klas jongens, S. J. Zijlstra; 2de klas, W. IJ. Haagsma. 1ste klas, meisjes, H. H. Zijsling, 2de klas, G. O. Postma. Premiewinners, 1ste klas, jongens Dj. O. Postma, 2de klas, F. K. Schukken. 1ste klas, meisjes, M. F. v. d. Werf; 2de klas, G. S. de Witte. Achlum. Tijdens de felle vorst vond iemand hier in zijn kippenloop een twintigtal bonte kraai en of schierroeken, die, door den honger ged’re- ven, van het kippenvoer haar deel kwamen vra gen. Gedood zijnde, moeten ze elders opgegeten zijn geworden. Franekeradeel. Doode musschen, doode kraaien, doode uilen, doode visschen, doode men schen. Van honger en koude komen ze om. Ge lukkig, dat de menschen zich over de dieren er barmen door kruimkens op de plaats uit te strooi en. Scharen musschen nemen hun toevlucht in de boereschuren, waar zij luwte en voedsel vin- die anders zonder dak zouden zijn. Men berekent, dat ongeveer tweehonderd personen aldaar een onderkomen zullen kunnen vinden. Mocht het noodig blijken, zoo zullen ook de andere lokalen in de Gerard Doustraat en op de Lijnbaangracht voor hetzelfde doel opengesteld worden. Indien het Leger daartoe in staat wordt ge steld door geldelijke hulp van buiten, danjbestaat het plan den logé’s voor één nacht een ontbijt, bestaande uit brood en koffie, te verstrekken. Men schrijft uit Wageuingen „De koude is hier ongekend hevig. Volgens de waarnemingen aan de Rijks-landbouwschool be droeg de minimum-temperatuur injden afgeloopen nacht min 19 graden Celcius. Ten bewijze dat de vorst hevig is, is dienende, dat heden op den dag een holle ijzeren kogel, van V/2 cM. wanddikte, gevuld met water en daarna afgesloten in de open lucht bij helderen zonneschijn opgehangen, na circa een kwartier uurs gehangen te hebben, met een vreeselijken knal uit elkander sprong. Deze proef, verscheidene j aren bij strenge koude bewerkstelligd, slaagde heden voor de eerste maal.” Op Kerstdag zijn te Hoedekenskerke een aantal kerkgangers in de Oud-Gereformeerde kerk ternauwernood aan een groot onheil ontsnapt. Na drie kwartier, toen de godsdienstoefening nauwlijks half geëindigd was, verliet nu de een, dan de ander der toehoorders het kerkgebouw, eindelijk werden bijna allen ongesteld en meer dan 20 der kerkgangers werden bewusteloos, zoodat de voorganger genoodzaakt waslzijnjrede te staken en er geneeskundige hulp moest wor den ingeroepen. Wat was de oorzaak dier plotselinge ongesteld heid bij zoo velen De meeste vrouwen hadden stoven meegebracht, waarin briquetten gloeiden, zoodat de lucht allengs meer bedorven en ter ademhaling ongeschikt werd. Gelukkig nog dat het ongeval geen ernstiger gevolgenjheeft gehad. Vrijdag, voormiddag is in de kerk afgekondigd dat het voortaan verboden is stoven in de kerk mee te brengen, die door briquetten worden ver warmd. Ofschoon het Groothertogdom Luxemburg niet meer tot de kroon der Nederlanden behoort, blijft toch de koninklijke familie in het|bezit barer particuliere bezittingen in dat land. Vol gens hetgeen de heer M. A. Perk in zijne be schrijving van Luxemburg daaromtrent mede deelt, beslaan deze eene oppervlakte van 2500 hektaren, waarvan 1800 bosch en houtgewas en 700 landerijen en weiden. Met inbegrip van den inboedel van het kasteel Berg en van de haar toebehoorende meubelen van het paviljoen Wal- ferdange, wordt de verkoopwaarde van ’s Ko- nings bezittingen op ongeveer twee millioen gul den geschat. Toen trein no. 13 der Geldersch-Overijs- selsche Locaal-Spoorwegmaatschappij Zaterdag avond te zes uren van Ruurlo komende, het station Boekelo wilde passeeren om naar En schede te gaan, derailleerde juist bij dat station de locomotief en stond zoodoende in het zand. De reizigers moesten nu overstappen in een an deren trein, die echter in gewone tijden naar Hengelo loopt en kwamen na een klein opont houd te Enschede en Oldenzaal. Persoonlijke on gelukken kwamen niet voor. Tegen ruim elfuur ’s avonds had men de machine weer in de rails en kon deze naar Enschede vertrekken. Van Maandag of Dinsdag af zal aan de schoolkinderen te Apeldoorn en Het Loo, voor zoover zij zulks verlangen, warm eten worden verstrekt. ([Z. Zaterdagmorgen omstreeks half acht werden te Haarlem de bewoners van Alexanderstraat, Wilhelminastraat en Wilsonsplein opgeschrikt door een hevigen knal en een vreeselijk rinkelen der ruiten. Bij ingesteld onderzoek naar de oor zaak daarvan bleek al spoedig, dat het stadsriool in die straat op verschillende plaatsen was ge sprongen, evenzeer als het riool van enkele huizen Reeds gedurende eenige dagen was in verschillen de perceelen in de buurt eene sterke gaslucht waargenomen, welke echter was verdwenen door dien een lek in de gasbuis was ontdekt en her steld. Toen de heer P., aldaar woonachtig, Zater dagmorgen bij het privaat met licht een onder zoek instelde, is dit zoowel als de rioleering uit elkander geslagen. Bij dit onheil bekwam de heer P. gelukkig geen ander letsel dan dat door de uitslaande vlammen zijne wenkbrauwen een wei nig werden geschroeid. Een der naast gelegen perceelen bekwam bovendien vrijwat schade. (H. C.) Volgens den Haagschen correspondent der V. Gr. Ct. zal de heer P. Heering, predikant der Remonstrantsche gemeente te ’s-Gravenhage en ook als letterkundige en dichter met eere in ons land bekend, den heer H. de Veer als hoofd redacteur van het N. v. d. Dag op volgen. Door een vleeschhouwer te Amsterdam werd Dinsdagavond tegen elf uur aan het politie personeel van het bureau aan de Oude Brug een emmer uitmuntende bouillon geschonken, ten einde den mannen, die in deze koude de nacht ronde doen, te verkwikken bij het op post trek ken en het terugkeeren. De mededeeling werd er. bijgevoegd, dat Woensdagmorgen nog ongeveer driemaal die hoeveelheid gereed zou zijn. Daar in den Haag ongeveer 8000 gezinnen door de vorst van duinwater verstoken zijn en a 5 - ’t Is wel niet te verwonderen, dat geen spel zoo algemeen wordt beoefend dan het billartspel. Het heeft toch een eigenaardig genoegen voor den spe ler, er is oefening, kunstvaardigheid, bedaardheid, overleg toe noodig, er is teleurstelling- en zelfvol doening in gelegen. Biedt het kaartspel zijn kansen, zijn kunstjes, zijne geheimen, het bil lartspel heeft ze ook. Maar het kaartspel geeft voor lieden van ruime consciëntie soms aanlei ding tot streken, terwijl wat op het billart ge schiedt voor ieders oog zichtbaar en daardoor al licht aan publieks kritiek onderworpen is. Men ziet het al dadelijk, zoodra een speler de queue in handen neemt, of hij gewoon is dat voor werp te hanteeren. Hoe stijf, hoe houterig legt de leerling aan om een stoot te doen, hoe schampt hij, hoe doelloos rolt de bal voort Ja, alle begin is moeielijk, en zeker ook bij het billart. Och, als men in ’t leven zoo vele mis punten had als men op het billart maakt ’t zou er voor velen treurig uitzienmen werd misschien dan zelf wel een „mispunt.” Die „mispunten” ze hebben zoo iets van ’n „blauwtje” ze tellen voor een ander, want met opzet maakt men op het billart wel geen „mispunt” dan om zich te redden men kon ’t niet eens weten, o streelende hoopIn die vage verwachting trekt een onbemiddeld jongman uit om een rijke boe- redochter een bezoek te brengen en maakt een mispunt. Toch is ’t spelen op een mispunt-een kunst. Het slagen er van toont ervarenheid in t spel. Zoo is ’t ook in ’t leven. Menigeen beoordeelt de handelingen van zijn buurman als mispunten. maar hij weet niet, dat buurmans blik scherper, zijn hand geoefender, zijn ervaring ruimer is. Ga eens bedaard toekijken als men billart speelt. De lieden die ’t gewoon zijn, spelen gemakke lijk, stil, zonder beweging, zonder veel praats, zon der drukte. Enkel hoort men, als er een mooien bal gemaakt is, met een goedkeurenden hoofdknik de opmerking: „’n mooie bal!” Als de mar queur niet telt, tellen de heeren zelf maar zóó dat ’twel schijnt alsof ‘teen ander niet aangaat (wat dan ook waar is,) en is ‘t spel geëindigd, dan worden bij „partie” even bedaard de queu’s neêrgelegd soms met ’n half luid„dankje voor de les.” Ik geloof, dat zij ons ’t beeld der wijzen geven, die, wetende wat zij doen, de concurrentie niet vreezen, en ook bij een ongelukkig spel hunne gemoedsrust bewaren. Zij weten te verliezen, zij weten te winnen, en winst nog verlies stoort de rust des gemoeds. Ziet daarentegen anderen, minder gewoon een kansje te wagen, minder bedreven, zich zelf min der meester. Vloeken bij een verloopen caram bole ’n leelijke minne bij een vijfstoot, door partij gedaan een „is ’t geen zonde Als de bal ver mis is een „dat ’s een beest” - als de bal van de partij nog ’n band meer krijgt dan scheen te zullen gebeuren een herhaald „hoe staat het een stampen, roepen, vloeken, tie ren alsof door dat spel een levenskwestie zoude moeten beslist worden. Och ziet eens om u Hoe velen van dat „lewaai” makend volkje er nog zijn. Bij voor spoed bluffend, snorkend, en bij tegenspoed jammerende op schrillen toon. De royale speelt om te spelen voor hem is het spel uitspanningvoor hem is ’t wel niet het zelfde of de bal, met goede bedoeling voortgestoo- ten, er niet komt door gebrek aan kracht. Maar straks beproeft hij het beter te doen, en als hij verliest, dan zal hij bij dat verlies bijna even vroolijk wezen alsof hij gewonnen had. im mers hij weet, dat hij zijn best heeft gedaan, *en hij weet ook, dat men op lange na altijd niet even gelukkig speelt. Kortom, die neemt het leven zoo ’t is en is tevreden. Hij weet, dat met den besten wil van de we reld, dikwerf niet te verhoeden is, dat een bal achterom loopt. Misschien kan dat zelfs een Bijlsma overkomen. Welnu, waarom niet de teleurstellingen op het billart als in ’t leven kalm te dulden. Gij hoort bij het billart spreken van goede be doeling. Maar die goede bedoeling gaat dan meestal gepaard met gebrek aan kracht, met een te veel of te weinig. Zoo ook in ’t leven. Zelfs de beste bedoelingen falen in goede resultaten als de stoot niet goed gedaan is, en bewerken somtijds nog schade boven dien, omdat ge wellicht daardoor het spel uwe partij in handen geeft. Een goede bedoeling is dus meestal niet genoeg. Door uwe kinderen bij de minste aanleiding te slaan, werkt gij uw eigen ontzag achteruit, al hebt ge ook nog zoo’n goede bedoeling bij zoo’n hardhandige tucht. Als uw buurman u heeft beleedigd, zult ge hem niet overwinnen door hem zjjn gedrag jegens u op schamperen toon te verwijten, al hebt gij daar mee de goede bedoeling, hem te doen gevoelen hoe krenkend zijn handeling u is. Gij ziet, dat hij, die „met effect” weet te spelen, gemakkelijk en los speelt en de ballen „gang” weet te geven.1 Dat is juist de kunst op het billart als in ’t leven. Met effect te werken doet bijna altijd succes behalen. Te veel effect komt dikwerf van te veel zelf vertrouwen. Is het „doorschieten” in ’t billartspel een han digheid ’tis in het leven meestal erger dan dat verwijderen wat in den weg staat om het Bolswardsche Courant -1 oo co -S o H □2 o o 00 1O co co co T— ■s S co co co - ONlöHTfCOlOCDCO O1 CO CO I- CD O r- o o o o co to go cq co HQOQCJOQ-f O r- X N C-l T—T-l CD'CDCOr-iOlr—Ir—r—Ir—I H N ©OlOOO’fCO’fOOlOlOOi 10 cc lq lo ci o n o q COC1 NO'l-C CC1O - T-f T—I r—r—I t—I oq cq cq co co c co co co co co c ld n SJ oooooooooooo &D O,OO^O,0^0^OjO' r~1 C<r o' of o' o' CO dó' r-T oT oU CO co-rfcococooiC'icooqTpcoTfi oooooooooooo bc C^^C^C^O'O'IO'O'O'UD^O'LQ, ra cot>ofi©coofoo(riQc<fr-rc<r 1Q O -F rf 'rf cc CO -f LO lQ r- CO CO CO O O KD O I - T-l 1^ 1O Cl ICO LQ CO CO Q M CQ ra

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1891 | | pagina 1