A r BB BW If 7: -O OP DE GOUWZEE. IK s GEMENGD NIEUWS. 6,15 QC GO ►mpt LU 1,— 11,15 C 1 Uit het leven van een geestelijke. Op Zondagen Op IV erkdagen 1- ce Bolsw. Te Sneek UJ 8,15 6,10 8,30 7,45 7,45 Harlingen en De aangekomen z bl 4 Wordt vervolgd. zei Holleufer na zijne tehuiskomst tot zijne vrouw. G3 UJ 3,45 4,30 5,50 8,30 - van Stoomdrukkerij Firma B. Cuperus Az. Bols ward. a. v. 5,30 6,10 5,30 6,10 h( so SC di 2,15 2,45 4,— jc ei m si ft 8,35 9,10 12,25 9,20 10, 1,15 2,45 3,— 3,40 n e d 8,— 8,35 5,45 7,— V zi ’1 n g n S’ 6,30 7,45 ki ze w si h< ’t 01 oc di E k< vi d< ni ee kl sc ni tj< vt m D g( hi P ei ’t V: W 9,20 lO- ll,10 12,30 5,45 7,— ee w n< hi V( bl vl U1 de m 7,30 8,15 9,45 4,15 5,30 9,20 10 t t J g Is r 8 Z g h v h r h h u Ie v z s g I v di di j8 v: di al d< O] ze L E h: ’t le u. 9,35 10,45 3,45 4,30 5,50 1,15* 2,45 3 3,40 o bC S c8 bfi e oS 4* O o 12,25 9,35 10,45 6’,30 7,45 De „doode stad” Monnikendam is Zondag het tooneel geweest van een drukte en levendigheid, zooals de oudste Monnikendammers en er zijn oude menschee in die stad zich niet kunnen herinneren. Er was nl. aangekondigd, dat „ijs en weer dienende” op Zondag 11 Januari op de Gouwzee bij Monnikendam een ijsfeest zou plaats hebben, namelijk een kermis op het ijs met wed strijden in het schoonrijden, terwijl een aanschou welijke voorstelling zou gegeven worden van het spieringvangen en botkloppen. Het programma bevatte dus voor den vreem deling aantrekkelijkheid genoeg om hem te be wegen zich dien bewusten Zondag op te maken naar het stedeke Monnikendam, ten einde ge tuige te zijn van een schouwspel, waarvoor lang niet alle winters de gelegenheid bieden. De ijsvlakte voor Monnikendam op de Gouwzee bood gisteren een gezellig schouwspel. Duizenden bewogen zich op de banen en binnen de afge sloten ruimte, die tegen entrée toegankelijk was. Het grootste gedeelte der menschenmassa bestond uit Amsterdammers, doch alle omliggende plaat sen hadden haar aandeel geleverd de beide na tionale typen Volendammers en Markers waren ook vertegenwoordigd, hoewel niet sterk en brachten door hun costuum eenige afwisseling in de overigens eentonige winterkleeding. Reeds vroeg in den morgen bewogen zich een groot aantal schaatsenrijders en rijdsters op de banen, waarvan met den besten wil niet kon ge tuigd worden, dat ze „goed onderhouden” waren; het ijs was zeer hobbelig en weinig geschikt voor een wedstrijd in het schoonrijden. Er werd echter zoo „schoon” gereden als in de gegeven omstan digheden mogelijk was. Behalve verschillende kramen voor verver- schingen, bevonden zich op het ijs een scheepjes- molen, een „Kop van Jut” een weegstoel en meerdere gelegenheden, welke aan het geheel een kermis-achtig aanzien moesten geven, terwijl een viertal muzikanten het feest opluisterden. Terwijl de wedstrijd gehouden werd, had men op een afgeschoten terrein de gelegenheid „eene aanschouwelijke voorstelling van het spieringvan gen en botkloppen” bij te wonen. Het eerste geschiedt op zeer eenvoudige wijze door middel van een fuik, het laatste op de volgende manier In een bijt ter grootte van ongeveer een vierk., Meter wordt een zoogenaamd „wargaren” met een langen stok onder het ijs gestoken, nadat er een stuk lood of steen aan is vastgemaakt, zoodat het ondereinde op den bodem van het water hangt. Op deze wijze wordt een gedeelte van het water aan eene zijde afgesloten. Wanneerdit.net eenigen tijd in het water heeft gehangen, wordt rondom de bijt „geklopt” met een blok hout, door het aan de eene zijde met den voet op te wip pen en het daarna te laten vallen, waardoor de bot wordt opgejaagd en in de mazen van het net verward geraakt. Ten vier uur ongeveer werd een papieren lucht ballon door middel van verwarmde lucht opge laten, die zich hoog verhief en in de richting van Hoorn verdween in dien tusschentijd had voor de muziektent een bal op het ijs plaats, waar van een druk gebruik werd gemaakt. gezicht gezegd, zei de rechter en lachte harte telijk. En waarom houdt ge dien man voor den dief? vroeg de voorzitter. Omdat hij een blauwen rok en geelen broek aanheeft, zei Adolph heel perpleks. Als wij allen zoo gekleed wa ren, zou bij ons voor een heele dievenbende aan zien, bromde de rechter. Gij moet niet op de kleeding, maar op het gezicht letten, wendde de voorzitter zich tot den knaap. Heer president, nam nu Karasek ’t woord, die zet van den jon gen is zoo kostelijk mooi, dat ik niet langer loo chenen wil. Schrijf maar gerust neer, dat ik die voddenraper in de pastorie te Tiefenbach geweest ben. De paar lorren, die ik daar meepakte, zul len mijne rekening niet zoo veel grooter maken. Adolph nam den spreker oplettend op. Wat die jonge man met zijne zachte blauwe oogen, zijne fijne trekken en blond krullend hoofdhaar was de algemeen gevreesde dief! Onuitwischbaar prentte hij zich ’s mans beeld in het geheugen. Karasek ging voor eenige jaren in het tuchthuis en te Tiefenbach werd voortaan niet meer van hem gehoord. 11,20 1,40 6,15 7- 8,15 Sneek- Bols ward- B arling-en. 9,20 10,- 11,15 NAAR GUSTAV NIERITZ. -otHgMJo- De pastorie te Tiefenbach was een oud, onre gelmatig gebouwd huis, dat met zijne vele ruime vertrekken in geen verhouding tot de karige bezoldiging van zijn bewoner, den predikant van het stadje, stond. In de hooge woonkamer met de zwart berookte wanden en de nog donkerder zoldering stonden daar nu echter eens op een achtermiddag zeven bloeijende kinderen om hunne moeder geschaard, die aan ieder ’t hem naar zijne grootte toekomend stuk brood uitdeelde. Boter kon er niet afvallen, om de eenvoudige reden, dat die er niet opzat, wat echter eenigzins goed gemaakt werd door den rijken fruitoogst van dit jaar, die ’t mogelijk maakte, elk kind met nog een toegift van twee appelen te verheugen. Vader Holleufer telde met een oog vol voldoening de talrijke schaar Carl, David, Emilie, Friedrich, Gustav, Henriette, Clotilde en zei„Vrouw, onze octaaf is niet voltalligde A mankeert nog.” ’t Is waar, antwoordde de moeder, die een stuk brood en twee appelen in haar korfje overhieldwaar zit Adolph Daar juist trad de ruim vijfjarige knaap binnen. Hij was nog bezig zijn buisje toe te knoopen en had den mond tot spreken geopend, maar ’t zien van de sneê brood en de twee appels deed hem dien gauw weer sluiten en de hand begeerig naar zijne portie uitsteken. Eerst toen hij daarin een paar fiksche happen gedaan had, zei hijMoeke toen ik den gang doorkwam, zag ik de achterste kamer open staan en een vreemd man daarin, die een groot pak toebond. Ge droomt, kind, antwoordde de moederde kamer zit op slot en de kast er in ock. ’t Is toch zoo, moeke, hield de knaap vol. Toen de man mij komen zag, nam hij zijn pak op en vroeg mij, waar de kerk was. Dat heb ik hem beduid, en toen ging hij. Verschrikt stoven allen naar de aanwezige achterkamer. Adolph had de waarheid gezeid een dief had deur en kast weten open te breken en een deel van de kleêren en ’t linnen meegepakt. Daar ging dan nu een luid hallo op, dat zich weldra door ’tgansche stadje voortplantte en iedereen tot vervolging van den brutalen roover opriep. Een blauwen rok en gelen broek had hij aan, huilde de om zijne te late waarschuwing ter deeg beknorde Adolph, en een ronden hoed had hij op. Dan is ’t geen mensch anders dan Kara sek geweest, was de algemeene kreet. Opwe zullen hem nog wel pakken. Die Karasek nu 1,40 gemerkte Tram vertrekt Woensdags om 1.30 aankomst worden geregeld naar den Amsterdamschen tijd. Uit den kleinen groeide met de jaren een groote Adolph Holleufer, die nu tegen Paschen zou worden aangenomen. Zoo werd dan nu bij herhaling de gewichtige vraag tot hem gericht, wat hij wel worden wou. Van Adolphs broeders waren twee student en twee op het gymnasium. Hij zelf wilde denzelfden weg op, doch zijn vader bracht hier met ernst tegen inJongelief, dat gaat niet. Gij weet, wat de studie van de anderen ons al gekost heeft. Ik en uwe moeder zouden onder de zorgen bezwijken, als gij uw wil door- dreeft. Leer een handwerk, dat u later een goed bestaan geeft. Rosine, raad mij, wat'ik wor den moet, sprak Adolph hierop tot de trouwe Ro sine, die van kind af in de pastorie diende en daarom als van de familie werd gerekend. Word meubelmaker! was ’tantw’oord. Om de brave en knappe Rosinevrijdenamelijkeenschrijnwerker uit een naburig stadje en zij had hem het jawoord gegeven, ingeval namelijk dominé en zijne vrouw, die zoo goed als ouders voor haar waretX hunne toestemming wilden geven. Nu eerstdaags dacht de vrijer zich in de pastorie aan te melden, en tegen Kerstmis zou dan de bruiloft zijn. Voordat de vrijer echter nog was opgedaagd, moest Hol leufer op een riddergoed in de buurt van Tie fenbach een kind gaan doopen. Na afloop van die plechtigheid liet de baron van Schröder aan zijne gasten pas gemaakte vensterblinden van ge heel nieuw en kunstig model zien. De maker roemt van deze blinden dat zelfs de beruchte Karasek ze niet van buiten open zou krijgen, zei de baron. Zooals bij navraag bleek, was die maker juist Rosine’s vrijer. Dat treft kostelijk, Q CD CC jg i? te O Tegen Kerstmis trouwt Rosine haar meubelmaker en met Paschen doen wij onzen Adolph bij hem in de leer. Rosine kan dan moeder voor hem zijn en hij zal het ouderlijke huis zoo erg niet missen. Toen Adolph dit hoorde, ging hij buiten en schreide bitter. In zijne verbeelding zag hij zich reeds met het blauwe schortje bekleed, in hemdsmouwen, met lijmpot, schaaf en zaag doende en lange krullen van spaandeis aan zijn lijf han gen. De brave jongen verborg nochthans zijne tranen ter wille van de moeder, die met hem geleden zou hebben, zonder haar zoons lot te kun nen veranderen. Rosine’s vrijer kwam opdagen. De man was niet jong meer, al tegen de veertig, maar knap en fatsoenlijk van voorkomen. Met blijdschap gaf het echtpaar zijne toestemming en de vrijer zijn meisje den verloviugskus. Bij dit tooneel was Adolph tegenwoordig. Zijn gelaat nam daarbij de uitdrukking van groote onrust, innerlijken angst schrik en afgrijzen aan. Nauwelijks was de vrijer, die zich Uhde noemde, de deur uiten Rosine in de keuken teruggekeerd, of de knaap zocht deze laatste hier op. Neem hem niet! be gon hij hier met een armezondaarsgezicht en ge vouwen handen die Uhde is is Karasek in eigen persoon. Hoe komt ge er bij, jon gen riep Rosine half boos. Voor negen jaren maakt ge een van de heeren rechters tot Kara sek en nu weer mijn eerlijken Uhde Ge droomt van Karaseks. Maar ’t is toch zoo, hield Adolph vol. ’tZijn Karaseks blauwe oogen, zijn kromme neus, zpn gespleten kin en tot zelfs de wrat op de linker wang. Alleen de haren zijn donkerder dan vroeger, maar die kan hij ligt geverwd heb ben. Houd op, Adolph, of ik word wezenlijk boos, riep Rosine. Geloof mij, lieve Rosine zei Adolph op biddenden toon; ik heb er immers geen belang bij, maar wil u enkel voor ongeluk bewaren. Zeker wist Karasek, dat gij geld hebt en waar gij dat bewaart. Daar heelt hij ’t vast op gemunt en als hij ’t anders niet krijgen kan, slaat hij u misschien nog wel dood. Nu wordt het al te gekriep Rosine driftig. Hoe zou Ka rasek op eens een schrijnwerker geworden zijn en zich in een huis gewaagd hebben, waar hij eens gestolen heeft Rosine bracht Adolphs dwaze verdenking aan haar meester en vrouw over. Eerst lachte de dominé, maar toen legde hij zijn zoon toch ernstig stilzwijgen op. Toen hij dienzelfden dag nog baron von Schröder ont moette, deelde hij dezen de dwaze verbeelding van zijn jongen mede en beide heeren lachten er hartelijk om. was een bekende en gevreesde dief. Daar loopt hij den berg opriep een, naar de hoogte voor het stadje wijzende, waar men werkelijk een man in vollen ren zag. Hem na, hem na! klonk ’t in koor. En ze liepen. Ze hebben hem ze bren gen hem! werd er na een kwartier gejubeld. De uit mannen, vrouwen en kinderen bestaande en nu langzaam terugkeerende volkshoop had even wel niets triomfantelijks, en de langere magere man in ’t midden er van, dien men voor den dief had gehouden, droeg noch blauwen rok, noch gelen broek, noch ronden hoed, noch een pak met de daar zoo pas uit de pastorie gestolen kleê ren. Ook heette hij niet Kirasek, maar Mit- scherling; ’t was geen befaamde tuchthuisboef, maar een door en door eerlijk man, in de week schoenlapper en Zondags hondenslager in de kerk. Vlak tegen de pastorie over wonende, had hij onder de eersten van ’t geval vernomen, was da delijk op vervolging uitgegaan en was met behulp van zijn lange beenen al de overigen spoedig ver vooruit geraakt. De dief was en bleef verdwe nen en onze arme dominé weer een goed deel van zijn armoedje kwijt. Een maand of vijf later sukkelde onze kleine vent Adolpb aan de hand zijns vaders en in ge zelschap van eene meid naar de drie uur van Tiefenbach verwijderde hoofdplaats van het district. Toen ’t kind moê werd, nam de stevige Rosine het op den arm en droeg het tot in ’t hof van justitie, waarvoor Adolph gedaagd was. Karasek was bij een boer aan huis op stelen betrapt en door den eigenaar met zyn dnrschvlegel dusdanig op ’t hoofd getikt, dat hij "t opstaan had vergeten. Nu zou Adolph dus verklaren moeten, of hij in dien gepakten Karasekal ofnietden kerel herkende, dien hij in zijn ouderlijke huis in de achterkamer had doende gezien. Toen de dominé met zijn zoontje in de rechtskamer werd geroepen, vonden zij daar verscheiden heeren met boeken, papieren en schrijfgereedschap voor zich achter eene lange tafel zitten. Een rechtedienaar stond bij de deur en twee anderen aan weerszijden van een man, die met verbonden hoofd op eene bank zat. Na een kort woord tot inleiding zei de voorzitter vriendelijk tot AdolphLieve jongen, kijk nu eens goed rond, of gij hier in de kamer ook den man weervindt, dien ge voor vijf maanden een pak met goed uit uws vaders huis zaagt weg dragen. Adolpb, zich vreesachtig aan zijn vader vasthoudende,keek verlegen rond. Zijnoog ging van den een tot dan ander, tot het ten laatste aan den heer naast den voorzitter bleef hangen. Zijn handje tegen dezen uitstekende, zei het kind beschroomd, maar stellig Die daar is de dief. Deze geheel onverwachte verklaring had eerst eene stilte van verbazing, maar daarna een algemeen schaterend gelach tengevolge, waarmee zelfs Karasek in stemde. Zoo wat heeft niemand mij nog in mijn ren en naar Bremerhaven stoomen, waar de mon ding der Weser nog vrij is. De expres-trein van Triest is nabij Karl- burg ingevroren. Te Triest heerscht eene vreeselijke koude en hebben aanhoudend sneeuwstormen plaats. Van alle kanten komen berichten over ongelukken. Het weervoorspellend bureau van de New- York-Herald kondigt een spoedige verzachting van het weer in West-Europa aan. DoodgevrorenDezer dagen deelde een der bladen mede, dattusschen Elten en Emmerik een grensbeambte was doodgevroren, nalatende een weduwe met 10 kinderen Wat is nu gebleken? Op het landgoed van den heer R., te Borghees, bij Emmerik, is een hem toebehoorende pauw doodgevroren gevonden. Dit dier werd door de bevolking en voornamelijk door de kinderen altijd „de beambte” genoemd. Natuurlijk hoorde men den volgenden dag overal vertellen „de beambte is doodgevroren,” en zoo is het vreeselijk ver haal in de wereld gekomen. Uit eene redacteurs portefeuille. Ettelijke weken geleden ’t was in het nomtner van 22 November ontleenden wij, zegt de heer Ker- dijk in zijn Weekblad, aan de Ommelander Cou rant, wat een boerenknecht onder de gemeente Middelstum daarin geschreven had over treurige arbeidstoestanden op het Groningsche platteland en wij voegden er bij, wat iemand uit die streek een man in een verantwoordelijke betrekking tot bevestiging ervan ons had medegedeeld. Dat bezorgde den uitgever een booze briefkaart inhoudend, dat de schrijver, wegens de in no. 47 van ons blad verkondigde „onwaarheid”, zijn abonnement opzegde. Wij berichten dezen onmiddelijk, dat wij voor de aanwijzing van die onwaarheid ons aanbe volen hielden, gaarne ons bereid verklaren om zijn wederwoord met zijn naamteekening op te nemen. Er kwam een uitvoerig schrijven, maar met de opmerking, dat het bestemd was voor ons per soonlijk, niet voor het blad. Toen betuigden wij hierover ons leedwezen tevens meldend, dat onze berigtgever eventueele opmerkingen ook met zijn naamteekening zou beantwoorden. En sedert heeft de uitgever evenmin als wij van dien vertoornden abonnement-opzegger iets meer vernomen. Zoo’n portefeuille van een redacteur bergt rare dingen Een ongeluk op het ijs. Zaterdagmiddag ten één ure had achter de stoom-meel- en brood fabriek De Leeuw in de Uilenburgergracht te Amsterdam een treffend ongeluk plaats. Het ijs daar ter plaatse is zeer broos, deels doordat het voortdurend ten behoeve der fabriek was open gehouden, deels doordat in het water de stoom pijpen der fabriek uitmonden en het ijs door de heete dampen verteerd wordt. Van Sneek Bol sward Te Harlingen Van Harlingen met een komt 2,50 te Bolsward aan. De uren van vertrek en 1 Den volgenden dag verscheen in de Staatscou rant de kennisgeving, dat de koning van West falen terstond naar zjjn staten zou vertrekken, en voor hij in zijn residentie was aangekomen geen ambtenaren kon benoemen. Aan boord van een op de rivier te Rot terdam voor anker liggend Grieksch schip beeft zich een geval van pokziekte onder de beman ning voorgedaan. Het schip is onmiddellijk onder quarantaine gesteld en onder toezicht van het Grieksch consulaat ontsmet. Men schrijft uit Wijk-bij-Duurstede De commissie ter voorkoming en leniging van den nood der armen zal aan alle schoolgaande kinderen, die zulks noodig hebben, des morgens voor den aanvang der lessen een glas warme melk en brood uitreiken. Al de werkzaamheden op het IJ en in het Kanaal zijn gestaakt, zoowel door de werklieden als door de ijsploegen en rammen. De „Prinses Sophie”, die zou trachten „Koningin Emma" voorbij te stoomen, heeft evenals dit laatste vaartuig, zijne poging moeten staken, daar het lek liep. Van hoogerhand is op verzoek der betrokken stoombootassuradeuren bevel gegeven, dat op deze wijze geen poging meer mag worden aan gewend om het ijs door de stoombooten zelven te doen breken. De proeven met het doen springen van het ijs door middel van buskruit leverden een on- gunstigen uitslag. De kosten alleen aan schietmaterialen worden op f 1000 per kilometer geraamd. Reeds is er f 23,000 verschoten. Een grappige vergissing. De heer V., wonende op de derde verdieping van een huis te Parijs, sliep den slaap des rechtvaardigen, toen hij tegen 2 uur ’s ochtends door het opengaan van de deur gewekt werd. Iemand ging op den tast naar den schoorsteenmantel. V. nam den revolver, die op zijn nachttafeltje lag, en schoot zijn spiegel in honderd stukken. De onbekende, wel verre van de vlucht te nemen, opende het venster en gilde moord en brand. V. sprong hem naar de keel, middelerwijl de kracht zijner eigen longen beproevende. Het tweetal rolde brullend en worstelend, al schoppend en slaande over den vloer. Eindelijk, toen de concierge met andere bewoners toeschoot en licht bracht, bleek de ge waande inbreker V’s. naaste buurman te zijn, die zich in de deur vergist had en wiens sleutel toe vallig paste. Sedert Kerstmis is alle verbinding met Hel goland afgesneden, waar reeds gebrek aan levens middelen begint te ontstaan. Groote drijvende ijsvelden beletten het eiland te naderen, welks 2000 inwoners gewoon zijn geregeld wekelijks proviand aangevoerd te krijgen uit Hamburg. Evenzoo is thans de mond der Elbe volkomen door het ijs versperd. Zaterdag moesten tien naar Hamburg bestemde stoombooten terugkee- Een spoorwegarbeider geraakte Zaterdag te Roermond bekneld tusschen twee buffers van waggons. Inwendig zwaar gekneusd naar het ziekenhuis overgebracht, overleed hij kort daarna. Zondagochtend is op het ijs, nabij eene bijt aan de Prinsengracht te ’s-Hage gevonden een geheel naakt lijkje van een pasgeboren kind van het mannelijk geslacht. Men leest in de Haagsche Crt. Wanneer de dooi op de boven-rivieren invalt voordat het ijs in onze lage landen is opgeruimd, zeide cns dezer dagen een ingenieur dan zou er een samenloop van zeer gelukkige om standigheden noodig zijn, zullen er geen dijk breuken en overstroomingen plaats hebben. Deze meening vindt het blad bevestigd door het volgende schrijven uit Dordrecht „Met groote bezorgdheid wordt de dooi tege- moetgezien. Indien er niet flinke voorzorgsmaat regelen worden genomen, zullen ijsdammen en doorbraken weldra groote schade veroorzaken. Reeds vóór het ijs vastging dreven er ijsbergen af, die op ondiepe plaatsen, midden in de rivier, vastraakten. Bij de brug over het Hollandsch Diep is het ijs op elkaar geschoven en steekt hoog boven de ijsvlakte uit.” Voordat de vroegere koning van Westfalen, Jerome Bonaparte, den troon besteeg, leidde hij, zooals bekend is, te Parijs een vroolijk leventje, bezocht alle kunsttempels en publieke vermake lijkheden en knoopte kennis aan met twee jonge schrijvers, die als vrolijke Fransjes bekend waren. Op den avond van den dag zjjner verheffing tot koning van Westfalen trof hij voor het Vau deville-theater zijn twee vrienden aan. „Het doet mij pleizier, dat ik jelui zie. Ik ben koning van Westfalen geworden, wist je dat al „Ja, sire, en veroorlooft u ons, dat wij de eersten zijn die „Nu, nu, geen plichtplegingen, wanneer ik aan mijn hof ben is het daartoe eerst de tijd. Hier wordt niet met „u“ gesproken, wij zijt „intimi11. Kom mee.“ Jeróme bracht zijn vrienden naar het Palais Roijal en liet een waar lijk koninklijk souper opdisschen. Men praatte veel, at veel en dronk vooral veel. Toen de wijn de hoofden verhit had, sprak Jerome: „Vrienden, wij blijven bij elkaar; wan neer jelui willen, neem ik je mee. Gourty, jij wordt mijn privaat-secretaris, en jou, Laforet, maak ik tot mijn bibliothecaris.” De voorslag werd aangenomen en op de aanstelling een nieu we flesch champagne gedronken. Eindelijk stond men op, Jeróme wilde de rekening betalen, maar de koning van Westfalen, wiens beurs nog niet van rijkswege was gevuld, vindt in zijn beurs slechts twee Louis d’or en de rekening bedraagt twee honderd francs. De beide nieuwbakken be ambten schieten den koning hun gansche ver mogen, bijna drie francs, voor. Wat te doen? Om één uur ’s nachts is het moeilijk geld te krijgen. Eindelijk besluiten de drie, den waard zelf te laten komen en hem te zeggen waar ’t op stond. Deze vraagt den naam der heeren. „Ik ben de secretaris van den koning van Westfalen.” „Ik ben zijn hofbibliothecaris.” „Dat is mooi, heeren,” zegt de waard, die begint te vreezen met bedriegers te doen gehad te hebben, „en die daar is zeker de koning van Westfalen in eigen persoon/ „Zoo is het net,zegt Jeróme „die ben ik.“ „Dat is toch sterk, ik zal toch eens zien of jelui dat ook voor den commissaris van politie volhoudt/ „Om ’s hemels wil, geen schandaal/ roept Jeróme. „Als u ons niet ver trouwt, neem dan zoolang mjjn horloge in pand, dat duizenden waard is.“ Hij reikte den hotel houder een prachtig horloge over, dat hij van Napoleon ten geschenke had ontvangen en waar op aan den achterkant diens initialen in diamant stonden, en ging daarop met zijn vrienden heen. De hotelhouder beziet daarop het horloge nauw keuriger en twijfelt er niet aan of het is gesto len en brengt het naar den commissaris van po litie. Deze herkent de initialen van den keizer en gaat naar den prefect van politie, deze naar den minister van binnenlandsche zaken, die zich onmiddellijk naar den keizer te St. Cloud begeeft. Een veertienjarige knaap, die de gracht wilde overloopen, zakte door het ijs en geraakte er onder. Zijn zusje en zijn moeder, die beiden in de nabijheid waren, begaven zich op het ijs om den jongen te redden, doch hadden ook het on geluk door het ijs te zakken. Inmiddels waren eenige werklieden der fabriek toegeschoten om pogingen tot redding aan te wenden. Twee van hen geraakten te water, doch de een had het geluk den knaap bij den voet te grijpen en op deze wijze, geholpen door andere werklieden, hem te redden. De andere der twee genoemde werklieden, een 50-jarig man, moest zijn pogingen met den dood’ bekoopen. Alle anderen werden gelukkig gered en door de toegesnelde politie zooveel mogelijk verzorgd, hetgeen bij een der mannen, die reeds bewuste loos was, zeer noodig bleek. Van Sneek Bolsward 7,— Te Harlingen Van Harlingen Bolsw. Te Sneek

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1891 | | pagina 4