NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD ^&SWABB WeMlBABMl 1 „Slechte Tijden.” 2 Dertigste Jaargang. No. 8. .51 Lwl i&l tl JU DONDERDAG 19 FEBRUARI. BUITENLAND. BINNENLAND. De waai de van den tijd voor een man van zaken. VOOR t Makkutn aan ’t publiek bij velen I ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents, ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. l l 16 17 19 20 3329 3395 724 1952 4773 4610 4484 t t f r t t 3 il, en id au hÜ Ier en jrt ser me Dit He >ch ijk ien iep ien me kt, kte jen te lie- (n ar e- al n Is te ’t st )e ds ;d. a aij ad Kimswerd, 16 Febr. 1891. J.l. Zaterdag werd eene algemeene vergadering gehouden van de leden der „Vereeniging tot veredeling van het paardenras”, gevestigd te Witmarsum. Aanwezig waren 22 leden, die met algemeene stemmen minus één tot lid van ’t Bestuur her kozen den heer Johs. Blanksma te Pingjum en verder o.m. besloten a. het dekgeld (door den bovenlandschen hengst) voor ’t aankomende jaar vast te stellen op f 7,50 voor iedere merrie van een lid der vereeniging en f 10, zoo zij behoort aan een niet-lid b. bij den onlangs aangekochte jongen Frieschen hengst geene merrie’s toe te laten zonder bewijs van aandeel, zoodat deze niet voor een ieder be schikbaar zal zijn c. den bovenlandschen hengst in Bolsward, Franekcr, Harlingen en Makkutn aan ’t publiek te vertoonen d. in den zomer dezes jaars eene keuring te houden van enters en veulens, afstammende van den bovenlandschen hengst „Bismarck”. Er zijn menschen die het geld eerst op zijn waarde schatten als het is opgeteerd en I 1 Er zijn van tijd tot tijd algemeene gangbare denkbeelden, die de een den ander napraat, en waaraan ten slotte iedereen geloof slaat, en waar omtrent dus als het ware eene algemeene, open bare overtuiging ontstaat, en dat alles zonder dat iemand zich de moeite geeft, om eens te onder zoeken wat er van de zaak aan is. Zoo hooren wij mi van iedereen, dat het „slechte tijden” zijn. Wij hooren dat al lang. Wij hebben het al zoo dikwijls gehoord, dat wij er bijna ge loof aan zouden hechten. Meer dan eens is het ons voorgekomen, dat wij een onzer vrienden, die ons met klachten over „slechte tijden” aan boord kwam, botweg met de vraag op den man af overvielenZoo, en gaat het u dan zoo slecht, gaan uw zaken zoo achteruit En dan was het antwoord steeds o neen, mij gaat het heel goed, ik heb geen klagen. Neen, ik mag van geluk spreken, maar ’t is toch een slechte tijd. Waarom dan toch? Wij wandelen door onze straten en zien bijna dag aan dag nieuwe gevels verrijzende winkels worden magazijnen en de winkeltjes winkelsde menschen wonen beter en gaan fraaier gekleedwij zien de openbare ver makelijkheden in aantal toenemende koffie- en bierhuizen worden mooier en voller menschen, die er vroeger niet aan dachten gaan nu hun zomerreisjes makenook de werkman verdient meer en de prijzen der levensbehoeften zijn niet in die mate duurder als vroeger, hij woont beter, gaat beter gekleed, kan gemakkelijker onderwijs voor zijne kinderen bekomen onze middelen van verkeer worden uitgebreid en verbeterdop elk gebied is leven en beweging, waar toch is de slechte tijd te vinden? Ja, zeide ons een onzer vrienden wien wij dus den mond wilden snoeren, ja, dat is allemaal wel waar, maar ’t is toch heel wat anders als vroeger. Vroeger, als iemand een poosje zaken had gedaan en goed had opgepast, dan had hij een clientèle en dan was het goeddaar kwam, als hij ’t niet al te bont maakte, niet licht iemand tusschen. De menschen vonden onderkruipen onfatsoenlijk. Kom er nu eens om! Vandaag verkoop ik, waar gij gister geleverd hebt en morgen is er weer een derde, die met den buit gaat strijken. Vroeger, als men maar eenmaal wist wat de klanten heb ben wilden, kon men ze met gemak bedienen. Nu moet men alle dagen naar wat nieuws en wat beters uitzien, of men wordt door zijn buurman u daarover, was ons weder zaak verstaat en de bronnen gaat het evenzoo met den tijd. Men laat de uren ongebruikt voorbij gaan en eerst als het leven voor een groot deel voorbij is, begint men te denken aan den plicht, die uren nuttiger te besteden. Maar dan kunnen nalatigheid en ledigheid reeds tot een vaste gewoonte zijn geworden, zoodat men niet in staat is de ketenen te verbreken waarmee men zich heeft geboeid. Verloren welvaart kan door vlijt, verloren gezondheid door medicijnen, gebrek aan kennis door studie verholpen worden maar niets kan verloren tijd vergoeden, die is voor altijd weg. Door den tijd op zijn rechte waarde te schatten krijgen wij ook de gewoonte stipt te zijn. Stipt heid is een plicht voor ieder fatsoenlijk man, maar gebiedend noodzakelijk voor een man van zaken. Niets wekt spoediger vertrouwen op dan het be oefenen van deze deugd en door niets wordt snel ler het vertrouwen geschokt dan door het gemis van stiptheid. Wie zich stipt aan zijn afspraken houdt en nie mand laat wachten, toont dat hij achting heeft voor den tijd van anderen zoowel als voor zijn eigenen. Daarom is stiptheid een manier om onze persoonlijke hoogachting te betonen aan dengenen met wie wij in zaken in aanraking komen. Het is ook een soort nauwgezetheidwant een afspraak is een uitdrukkelijke of stilzwijgende overeenkomst wie die niet nakomt, breekt zijn woord, gaat on behoorlijk om met den tijd van anderen en bena deelt op die wijs zijn eigen goeden naam. Men komt natuurlijk tot de slotsom dat, wie achteloos omgaat met den tijd, ook achteloos in zijn zaken zal zijn en durft hem daarom geen gewichtige aangelegenheden toevertrouwen. Toen de secretaris van Washington, den eersten president der Vereenigde Staten van Noord-Ame rika, zich om zijn laatkomen verontschuldigde met het onnauwkeurig loopen van zijn horloge, zei Washington hem zeer bedaard„dan moet gij u een ander horloge aanschaffen, of ik moet een anderen secretaris nemen.” In acht dagen dus 25263 wagons Bismarck maakt ’t zelfs den doctrinair-libe- raleu te bont met zijn tegenwerken der regeering. Langzamerhand gaan zijn oude vrienden hem verlaten niet alleen, doch openlijk verklaren zij, dat meegaan met hem een zonde zou zijn en dat ’t zijn verdiende loon is, wanneer men hem alleen op zijn Friedrichsruh laat. Thans is het de Kölnische Zeitung, die hem openljjk verloochent. „Vorst Bismarck verdedigt zijn werkzaamheid met de pen hiermede, dat hij bij ’t verlaten zijner betrekking niets heeft verloren van zijn liefde voor ’t vaderland, niets van zijn staatkundig in zicht, niets van zijn schat van ervaringen, ge durende den loop van jaren opgehoopthij voelt de noodzakelijkheid deze edele gaven evenals vroeger te gebruiken in den dienst van ’t land. Dit is juist en de behoefte aan de werkzaamheid is na een leven, dat zooveel voor de natie heeft gedaan, zeer verklaarbaar. Maar wij zijn allen menschen, wij hebben allen dezelfde onbewuste neigingen en zwakheden en derhalve zal geen onbevooroordeeld toeschouwer het ontkennen, dat bij deze werkzaamheid des vorsten von Bismarck persoonlijke verbittering een woordje meespreekt en zijn kritiek op de regeeringspolitiek tot een kwaadwillige maakt. De wrok over zijn ontslag geeft zich lucht in deze zucht naar veroordeeling en vorst Bismarck laat zich onbewust leiden door ’t streven alles wat de regeering doet slecht te vinden en voor zijn innerlijk bewustzijn en voor dat der wereld het bewijs te leveren, dat een staatkunde, die niet door hem wordt geïnspireerd, op verkeerde wegen wandelt. Groote mannen behooren niet zich zelf, doch aan de natie, en wij vinden het een gering schatten van het ideale bezit der natie, zooals wij het aandenken aan den grondvester van het Duitsche Rijk beschouwen, wanneer onder het Duitsche volk de meening ingang vindt, dat vorst Bismarck een groot man is en een klein menseb. Juist omdat het aandenken aan groote en ver dienstelijke mannen wordt beschouwd als een kostbaar bezit, kunnen wij het slechts met smart zien, wanneer vorst Bismarck brommend en schreeuwend achter den Rijkswagen loopt. was en den onvoorzichtigen huzaar op eenige dagen politiekamer te staan kwam. Eenige dagen na dit gebeurde vertoonden zich bij den getroffene verschijnselen, welke deden denken aan inwendige beleediging en sedert is de toestand van den patient, die gehuwd is en kin deren heeft, zoodanig verergerd, dat de in con sult geroepen professoren ernstig beducht zijn voor ’s mans leven. overvleugeld. En beklaagt gij woord, gij die uw kent, gij, die uwe opkomst daaraan te danken hebt, dat de menschen er niet naar gevraagd hebben of zij een „oude klant” van u waren, maar of gij hen goed bedienen kunt En nu gij op die wijze vele klanten gekregen hebt, moet gij ze behouden, niet door het verouderde praatje, dat het uw klanten zijn, maar door ze goed te blijven bedienendat is voor u goed, en voor hen goed en voor de maatschappij goed. Maar ’t was vroeger toch heel wat makkelijker Makkelijker ja, maar beter niet. Het kost meer moeite, als men zich baan wil breken, want op elk gebied treft de bekwame, die vroeger een zeldzame verschijning was, nu nog bekwameren of even bekwamen aan, met wie hij zich meten moet. Daarom zijn de tijden niet slecht, maar wij moeten ons meer moeite geven, en wij geven ons niet graag veel moeite. Dat is de kwaal van onzen tijd. Iedereen roept om meer vrijen tijd, om minder werkuren; om meer rechten en minder ver plichtingen de gelegenheid om kennis te ver werven is grooter dan ooit, maar de jeugd maakt er voor een groot deel niet met den noodigen ijver gebruik vande gelegenheid om zich in eenig vak te bekwamen is grooter dan weleer en staat voor meerderen open, maar men moet gauw ver dienen en vroeg trouwen en men zoekt dus eer naar een plaats, waar men met het weinigje dat men kent een tamelijk loon verdienen kan, dan dat men, met minder verdienste, zich meer zoekt te bekwamen. Wie aan dit gebrek niet lijdt klaagt meestal niet over slechte tijden. Wij namen het herhaal delijk waar en nog onlangseene nijvere be zoekende die bij zijn zaken is, zeide ons, wat menigeen ons reeds vroeger zeideoch mijnheer, de tijden zijn zoo slecht niet, als je maar werken wilt, en je vak verstaat, en er bij blijft. Er zijn er genoeg, die harder werken dan ik, maar ze hebben geen kennis van hun vak; er zijn er ook wel, die knapper zijn dan ik, maar zij «gaan liever eens uit dan dat zij in de werk plaats zijn. Allemaal mis, mijnheer. Als je zaken wilt doen, moet je zorgen je vak te verstaan en danzelf mee de handen uit de mouwen steken. Dat was geen kamergeleerde, die zoo sprak, maar een man, die met de handen zijn brood verdient, maar die bij zijn handen ook zijn hoofd gebruikt. Zoo moet het wezen, dan zijn de tijden niet slecht. K. C. Westergoo. De inspectie der aardappelhoo- pen heeft weder plaats gehad, met den bekenden minder gunstigen en aangenamen uitslag. Bui tengewone omstandigheden vereischen dan ook buitengewone maatregelen de ervaring leert het dagelijks, maar vaak te laat. Zoo heeft ook de ondervinding geleerd, dat het voordeeliger is de aardappelen in den herfst van de hand te doen, dan ze met moeite en kosten tot het voorjaar te houden, als n. 1. de prijzen niet al te onbeduidend zijn, die er in het najaar voor besteed worden. Uitzonderingen op den regel zijn er echter ook meest altijd en deze door zijn strengheid onge wone winter kon dan ook wel eens een uitzon dering op den regel maken. Al zullen de bijna fabelachtige prijzen, die een korten tijd nolens volens in een stad als Amsterdam, om maar een plaats te noemen, voor het lievelingsgerecht der bevolking besteed worden, wel spoedig weder ge daald zijn, toch is dit niet in zoodanige mate het geval, als velen voor hunne beurs wel wenschelijk achtten, natuurlijk lijnrecht in strijd met wat de verbouwers daarvoor houden. Elk visscher vischt op zijn getij; niet ongelukkig is hij, wien het op zijn beurt eens meevlotten wil. De socialistische coöperatieve brdodbakkerij en verbruiksvereeniging Volharding te ’s Hage, keert over het boekjaar 1 Dec. ’89—1 Nov. 1890 (elf maanden) elf pCt. van het door de leden be stede bedrag uit. Het aantal leden is thans tot 3000 gestegen. Wat zorgvuldige verpleging en voeding waard is, ook bij kippen, bleek dezen winter bij een inwoner van Kooten (Friesland). Tijdens de erge koude werden zijne 5 kippen in een ver warmd vertrek gehouden en tamelijk goed on derhouden. Voordat de kippen des avonds gin gen „roesten”, werden ze met warm voeder gevoederd. Het resultaat is, dat iedere kip gemid deld 42 eieren heeft gelegd in December en Ja nuari. Nabij IJmuiden is een heilbot gevangen ter zwaarte van 180 pond. Eenige weken gele den bracht een visscher op de markt te IJmuiden een heilbot van dezelfde zwaarte aan. Donderdag 15 Januari 1996 wagons. van 10,000 Dit maakt dat 252,630,000 kilo kolen minder geleverd werden, wat een schade heeft opgeleverd van ca. anderhalf millioen gulden. Wij vermeenen dat de vermelding dezer cijfers wel eens de moeite waard is. Wie intusschen de schade er van lijdt De verbruikers zullen dit ’t best kunnen nagaan naar den hoogen prijs, dien zij thans voor hun brandstof te betalen hebben. Het Utr. Dagbl. zegtDe langdurige vorst zal vermoedelijk ook onder onze fijne vruchtboo- men haar doodenden invloed hebben doen ge voelen. Waar dientengevolge enkele vruchtboomen zul len moeten vervangenbegin Maart is daarvoor nu de beste tijd vestigen wij de aandacht onzer lezeressen en lezers op drie soorten peeren, die zich onderscheiden door bijzondere geurig heid en saprijkheid. Het zijn1. Baronne de Mello, 2. T. Doyenné du Cornice en 3. Fondante de Malines. Wij houden ons verzekerd, dat wie deze lei- boomen aanschaft en met zorg laat behandelen, daarover uiterst tevreden zal zijn. Zij zijn bij onze voornaamste vruchtboomkwee- kers zeker in goede hoedanigheid verkrijgbaar. De kas van Stille Armoede, gevestigd te Leiden, heeft in het afgeloopen jaar 1890 aan vrije giften ontvangen de som van f 5164.12, ter wijl aan verschillende hulpbehoevenden door ge heel Nederland werd uitgedeeld een som van f 5448.35. Deze instelling van liefdadigheid, bij missive van 26 Januari 1885 door het Gemeentebestuur van Leiden als zoodanig erkend, heeft dus recht van bestaan. Zij steunt alleen de zoodanigen, die door ouderdom of lichaamsgebreken niet, of tenminste niet voldoende, in hun onderhoud kun nen voorzien. De bekende helper Jaap de Niet, sedert tal van jaren werkzaam aan het zeebad te Scheve- ningen, vierde dezer dagen zijn gouden bruiloft, en ontving van verschillende zijden, tot zelfs uit Duitschland, Italië en Rusland, de meeste blijken van belangstelling in dit voor hem zoo heugelijk feest. De nauwlijks heropende scheepvaart op den Boven-Rijn is weder totaal gestremd, niet zoo zeer om de vorst, ofschoon op vele plaatsen in Duitschland zoowel als te Parijs en elders de ijsbanen heropend zijn, dan wel omdat het water in den Rijn en zijn rivieren bij menschengeheu- genis zoo laag niet was als thans. Bij Basel staat het peil lager dan ooit in de loopende eeuw het geval wasover de geheele breedte der rivier is de bodem alsmede eilandjes, zand banken en riffen zichtbaarmen heeft er ook gebrek aan drinkwater. Uit St. Jacobi-Parochie, (Fr.) wordt gemeld, dat de toestand tusschen werkgevers en arbeiders aldaar steeds dezelfde blijft. Van weerszijden wordt volgehouden en elk middel aangewend om de bestaande spanning nog erger te maken. Van toenadering is geen sprake, daar elke poging afstuit op den onwil van enkele boeren, die alles aanwenden om hunne collega’s in het verzet te stijven. Donderdag jl. had de vereeniging Broe dertrouw alle werkgevers in en om de plaats bij elkander geroepen, om door onderlinge bespreking tot eene overeenkomst te komen. Slechts een 7tal werkgevers had aan die oproeping gehoor gegeven. De eisch van Broedertrouw is opheffing der steeds bestaande werkeloosheid door het af schaffen van vrouwen- en kinderarbeid, terwijl als loon niet meer dan 12 ct. per uur wordt ge vorderd. De waarheid van het gezegde, dat kleine oorzaken dikwerf groote gevolgen kunnen hebben, werd dezer dagen wederom in de hofstad bevestigd. In de kazerne der huzaren aldaar waren twee soldaten aan het stoeien. De een zette den ander achterna en hem niet spoedig genoeg kunnende inhalen, wierp hij zijn kameraad met een ijzeren knoopenschaar. Dit zonder kwade bedoelingen geworpen projectiel kwam evenwel niet op zijne bestemming, maar bereikte het hoofd van den toe vallig passeerenden adjudant-onderofficier M. en veroorzaakte aldaar eene kleine woud, welke wel pijnlijk maar overigens volstrekt niet gevaarlijk Herhaaldelijk worden bij advertentie in de dagbladen zoogenaamde „Geldersche waren” aan geboden tegen buitengewoon lage prijzen. Hoe noodzakelijk het is, niet zonder behoorlijk onder zoek van dergelijke koopjes te profiteeren, kan hieruit blijken, zegt de Haagsche Courant, dat dezer dagen een ingezetene der residentie, wien de zaak verdacht voorkwam, zulk een „fijn bankethammetje” ontbood, maar zoo voorzichtig was, het pakje te openen in tegenwoordigheid van een der stedelijke keurmeesters. Toen werd geconstateerd, dat het een Amerikaansch schou- derhammetje, en dus de zoogenaamde goedkoope prijs nog veel te duur was. Toch noemde zich de afzender „Geldersche spekhandel”. Bij verder onderzoek is gebleken, dat deze handelaar het Amerikaansche product ten zijnent rookt en daar door tot quasi Geldersche waar vervormt, wat hem geen windeieren legt, daar alleen te’s Hage wekelijks tal van pakketten van dien hammetjes- fabrikant worden ontvangen. Uit Hoorn schrijft men d.d. 15 dezer Ofschoon reeds gedurende een paar dagen de zee zoover het oog reikte open was, kon geen visscher daarvan nog gebruik maken. Immers de haven bleef eene stevige ijsmassa, die ieder vaartuig onverbiddelijk den doorgang belette. Het Dagelijksch Bestuur droeg gisteren aan een 16 tal mannen op, door zagen en hakken eene opening te maken, breed genoeg om stoombooten en vaartuigen gelegenheid te geven uit te kun nen varen. Dat is uitstekend geslaagd. Door eene flinke, breede geul is de stad nu weer met de zee verbonden, tot groote vreugde van de visschers die dan ook in de jongste dagen totaal van eenige verdienste verstoken waren. $XXXXXXXXX XXXXXXXX^ Een jongeheer uit Heeren veen zond aan zijne ouders een brief en geeft daarin een vermakelijk staaltje van de nieuwsgierigheid der Amsterdam mers. „Zie hier nog een staaltje van nieuwsgie righeid der menschen.” Halsreikend en elkander op de teenen trappend stonden Vrijdagavond in de Kalverstraat bij den Dam een troep menschen zich voor een brokje papier te verdringen, dat aan den muur was geplakt. „Een extra tijding Een opruiend billetEen proclamatieen der gelijke veronderstellingen golden het onschuldige papiertje waarop eenige letters waren aangebracht die klaarblijkelijk woorden vormden van ontzet tende beteekenis. De voorste gelederen stonden te genieten van wat er op te lezen stond en de achterste gelederen stonden te watertanden van nieuwsgierigheid. Zij drongen en duwden en stompten en eindelijk eindelijk kwamen zij ook aau de beurt. Op de teenen staande om over de schouders van het eerste gelid te kunnen zien kijken, waren hunne oogen doorborend ge richt op het strookje papier en zij lazen Te koop een kamerorgel. De Controleur bevat de volgende gegevens uit het steenkolendistrict Van 1631 December 1890 werden 102269 wagons kolen tegen 122715 wagons van 1631 Dec. 1889 afgeleverd, dus 10446 wagons minder dan ’tjaar te voren dit alles bij gebrek aan materieel. In de maand Januari varieerde 't ge brek aan wagons van 3 tot 8 pet., een paar dagen was dit zelfs beneden 1 pct. Van 15 Ja nuari af werd de toestand nog erger. De statis tiek over ’t getal wagons, dat de spoorwegmaat schappijen toen dagelijks voor verzending van kolen te kort kwamen, is welsprekend. Dit tekort toch bedroeg Vrijdag Zaterdag Maandag Dinsdag Woensdag 21 Donderdag 22 Vrijdag 23 r kilo. Bolswardsche Courant I l t p, I i r 1 8 1 l l 5 l t I i i i t i i r r t 1 1 ?n id 01 at r o L. it LD iS Q, ia 3, k IS !O 0, af 3D ■e- s I I w n w w w w w pa 11i r Ta innn

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1891 | | pagina 1