NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD IN ZIJN EIGEN ZAK LIEGEN. Kantongerecht Bolsward. TT ÈS 1891. Dertigste Jaargang. No. 10. B I N N E N L A iN D. BUITENLAND. DONDERDAG 5 MAART. l W H kil «3 i VOOR Ie 6. 7. >r ej n ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. r- )f n Ie ir 1. ie id t; n v n le n le ir i- ^3XDC3X>CXCXC3OXX hKXXXXX3OOC$ Terechtzitting van 20 Februari 1891. >t k t- n k d k k v .8 it it le 1- ;e n m 'ij st le m u ;e ij o, r, a, it b g n e k k e a, le G te et te ft m s, b d „De Rijkskanselier heeft den keizerlijken stad houder van Elzass-Lotharingen verzocht, af te zien van iedere verzachting in de practische hand having van den bestaanden pasdwang en voor namelijk geen uitbreiding meer te geven aan de vergemakkelijking van het verkeer, den Franschen grensgemeenten toegestaan op grond van artikel II der pas-verordening.” Men is ’t er algemeen over eens, dat keizer Wilhelm boos is men is ’t er zelfs zoo over eens, dat geen blad zijn blik richt naar een andere richting dan die van Duitschland en Frankrijk. Andere rijken bestaan er niet. Allen vertellen dus, dat Z. M. de keizer van Duitschland ernstig boos is. Booze lui doen na tuurlijk booze dingen en zoo heeft de keizer bovengenoemde afkondiging in de Reichs Anzei- ger laten plaatsen, ten bewijze, dat Zijne Majesteit den Franschen heeft willen leeren, dat er niet valt te spotten met een Duitscher; dat ’t in Berlijn kan stormen, wanneer er in Parijs een tochtje waait en dat de macht des keizers nog reikt tot aan de grenzen en het zijn de arme Elzassers wie de zwaarte drukt van den keizers heiligen toorn. De Elzassers moeten be talen wat te Parijs door een paar luidruchtige schreeuwers is uitgegalmd. „Men weet te Berlijn niet,” schrijft de Figaro „dat dit geen vat heeft gehad op de Fransche bevolking; dat deze redevoeringen niet den minsten invloed hebben gehad op hen, die er naar luis terden en zelfs niet op hen, die ze hebben uit gesproken. Men belet de Elzassers den uittocht, men ontneemt de Franschen, de Engelschen, de Oostenrijkers ’t recht van doortocht. Het is net, ais men een schooljongen straft, die op hee- terdaad wordt betrapt. Dit kan misschien een daad zijn van een sterke regeering, maar het is zeker niet de daad eener handige regeering.” De Duitsche Regeering heeft het recht de pas poorten weer in t leven te roepen zij kan er zelfs nieuwe vervaardigen, „evenals de Franschen het recht hebben de daden van oen keizer en een keizerin te critisee.ren en te oordeelen. „Maar wij hebben ook een plicht,” vervolgt ’t blad dan; „wij allen moeten herhalen dat het niet waar is, dat de keizerin Frederik is beleedigd te Parijs, dat men op haar heeft gesmaald. Nu de Duitsche bladen hun beleedigingen hebben uitge sproken, zullen zij goed doen haar te bewijzen, en opdat zij zeker zullen zijn, goed te worden ingelicht, hebben zij zich slechts te richten tot keizerin Frederik zelfmen zal zien of zij zich beklaagt over een enkele beleediging, een smalend woord Zelfs Duitschers vrijzinnige Duitschers, wel te verstaan erkennen, dat de keizer zeer boos is, dat hij in die boosheid heeft bevolen den pasdwang vooral niet te verminderen en dat ’t eigenlijk onschuldigen zijn, die worden gekastijd. „De maatregel treft allereerst onschuldigen,” zegt de Frankfurter Zeitung. „De pasdwang drukt zwaar op Elzas-Lotharingen en naar zijn afschaf fing wordt in alle kringen vurig verlangd. De besluiten tot verzachting zijn overal blijde be groet en zij gaven aanleiding voor de gegronde hoop, dat hij spoedig geheel zou zijn verdwenen. De stadhouder zelf hoeft erkend, dat de houding der bevolking deze hoop rechtvaardigde.” De pasdwang zal dan nog getuigen, hoe men te Berlijn heeft gemeend, dat het in Parijs vreeselijk heeft gespookt, en de pasdwang zal misschien nog de eenige zijn, die deze getuigenis aflegt. De bladen althans komen tot bezinning en al geven zij nog kolommen vol over hetgeen de Duitsche, de Italiaansche, de Oostenrijksche, de Engelsche, de Fransche, in ’t algemeen de geheele pers heeft gezegd, de tijd zal niet verre meer zijn, dat nieuwe stof komt aanrukken. Dit is eene eigenaardige volksuitdrukking, waarmee een gewoonte van sommige menschen scherp geteekend wordt. Er zijn, n.l. lieden, die altijd voordeeliger en beter terecht kunnen dan anderen. Gaan ze naar den winkel, dat vinden zij altijd wat goedkoops, en gaan ze naar de markt, dan betalen ze den minsten prijs voor de beste waar, ’t Zijn me ware geluksvogels Maar, als ge daarvan zoudt willen partij trekken door hun ook eens een koopje op te dragen, dan komt ge veelal verkeerd uitdan blijkt het, dat die voordeelige zaken net niet meer te krijgen waren, dat ze nn nog wel even goed, maar duurder, of voor denzelfden prijs, maar slechter terecht konden. Hoe komt dat Omdat de menschen in hun zak liegen, zooals de volksuitdrukking luidt. Zij wil zeggen, dat men een beetje jokt, uit zekere ijdelheid om de lui wijs te maken, dat men zoo goed zijn voor deel weet te behartigen. Soms heeft het ook een andere reden. Een barbier hield veel van visch, en zijn vrouw was erg zuinig. Als hij daarom eens visch wilde eten, sloeg hij voor, zelf naar de vischmarkt te gaan. Hij kreeg dan een dubbeltje mee ’t is misschien al wel 40 jaar ge leden, dat dit gebeurde en hij kwam altijd met visch terug. Of nu de barbier zijn vrouw, of deze hem bij den neus had, dan wel of ze elkaar een beetje fopten, weten wij in dit geval niet, maar wel weten wij, dat die lief hebberij niet zoo onschuldig is als zij er uitziet, omdat zij anderen doet voorkomen als minder nauwlettend in hunne inkoopen te zijn. Het spreekt toch van zelf, dat als de vrouw van A, alles goedkooper koopt dan de vrouw van B, B, op zijn beurt ontevreden wordt op zijn vrouw, die de belangen van zijn huishouden niet zoo goed behartigt. Laat ons daarom voor B eens eenige redenen opsommen, die tot dat goedkoope koopen van A’s vrouw leiden kunnen. Zoo hebben wij dan reeds in de eerste plaats het rechtstreeks in den zak liegen, dat is, eenvoudig het opsieren van de verhaaltjes door een beetje verbeeldingskracht. Daar hierbij evenwel rechts- streeks jokken te pas komt, is dat gebrek wel niet zoo algemeen als het anderedat is ditdat er menschen zijn, die niet omtrent den prijs, maar omtrent de waar zich wat dichterlijke vrijheid veroorloven. Men koopt inderdaad goedkoop, maar wat men bekomt, is afval, verlegen, of bedorven goed, goed in allen geval van minder hoedanig heid, maar zij hemelen het op tot in de wolken. Als ge hun koopjes op de keper ziet, dan ont dekt gij al spoedig, dat ook daar geldtalle waar naar zijn geld. Zou dan de een nooit goedkooper kunnen koopen dan de ander Zeker wel. Doch naar het ons voorkomt slechts om twee redenen beter deugdelijker warenkennis, en beschikking over geld. Al is alle waar naar zijn geld, het geval doet zich toch voor, dat men het eene hier, het andere daar beter koopen kan, en dat wie met kennis van zaken koopt van die verschillen partij kan trekken. Een ander verschil is, dat niet alles even goed is voor ieders gebruik. De moeder van een groot gezin, waar de kinderen sleetsch zijn, heeft andere stoffen noodig dan die maar een paar kinderen te kleeden heeft en zelve zorgen kan, dat alles netjes in orde gehouden wordt. Het groote onderscheid echter komt daar uit, waar de betalingen dadelijk konden geschieden, wantwie moet laten opschrijven, is gedwongen in den winkel te blijven, waar men gewoon is te koopen en het spreekt toch wel van zelf, dat men dan ongetwijfeld niet altijd daar terecht komt, waar men het voordeeligst ter markt gaat, want men kan toch niet overal rekeningen maken, en als het opgeschreven wordt, komt het op een cent of wat goedkooper of duurder goed niet aan! F. C. Bolsward. In den avond van den 2den Maart trad in de Sociëteit „de Doele” alhier als spreekster op Mej. G. StellingwerfJentink. Dit geschiedde in eene OpenbareVergadering der Afdeeling Bols ward, van den Band voor Algemeen Kies- en Stemrecht. Het feit dat eene vrouw optreden zou en wel eene hier uit hare jeugd bekende dochter van den Nijlandschen predikant Jentink had eene groote schare van mannen en vrouwen, van allen stand en leeftijd, uit stad en omtrek, naar „de Doele” gelokt. Zij sprak in het Friesch over de vraagHokker wei mat it op Zij deed grepen uit het maatschappelijk leven, teekende met levendige kleuren verschillende tafereelen en hield haar gehoor onafgebroken bezig. Het verband tusschen „algemeen kies- en stemrecht” en haar onderwerp zal wel zijn, dat het eerste moet ingevoerd worden, om do treurige toestanden die er zijn in de maatschap pij te verbeteren. Op de tegenwoordig meer en meer bij velen gebruikelijke wijze, kwam de tegenstelling van licht en donker scherp uit. Nadat er nadruk op gelegd was dat de vrouw en het meisje behoo- ren in den huiselijken kring en niet op het veld aan den arbeid, wees zij op de verhouding van den werkgever tot de werklieden, van den rijke tot den arme, vooral ook van den dominé tot zijne gemeente. Van priesters en rabbi’s was geen sprake. Van de talrijke tusschenstanden, die bij een schijn van welvaart, zulk een harden strijd om het bestaan hebben te strijden, hoorden wij niets. Er zijn volgens de S. op honderd menschen, 90 arbeiders en 10 rijken, die hun renten en schat ten opstapelen. Van de rijken hebben wij niet veel goeds gehoord, met de dominé’s is het aller treurigst gesteld, kom bij hen niet aan met bet volgen van Jezus voorbeeld, zij genieten het goede der aarde en paaien de armen met het goede in den hemel na hun dood, diakens en verplegers in liefdegestichten doen schandelijke dingen, maar arbeiders, die een karig loon ver dienen, leege kasten en beurzen hebben, zijn beste lui, hebben edele gevoelens. Zij sprak een ernstig woord tegen misbruik en gebruik van alle geestrijke dranken. Het schijnt dat ieder gevoelde, dat zwijgen tegenover deze rede, die met applaus begroet was, het meest voegzame was, althans van het „ge- wenscht debat” werd door niemand gebruik ge maakt en het Bestuurslid Tj. de Boer sloot de bij- eenkomst met eene opwekking om lid te worden van den Bond, terwijl de heer K. Hoogeveen haar met een korte toespraak had geopend. Bolsward. Het „Nut” heeft weer zijn kinder- en volksfeest gevierd, den 26sten Februari en den Isten Maart. De „Muziek vereeniging” heeft beide keeren hare welwillende en zoozeer gewaardeerde medewerking verleend, een luimige voordracht is gehouden. Beide uitvoeringen zijn uitnemend geslaagd, de kinderen hebben zich grootelijks en op onschuldige wijze vermaakt, een vreemdeling, de heer Luyxs, die den eersten avond tegenwoordig was, blijkbaar een kinder vriend, had er schik in de kinderen op suiker goed te onthalen, de ouders en het Zondagavond aanwezige publiek hebben met vele nutsleden en hunne dames grootelijks genoten. De Voorzitter van het Departement heeft beide keeren op waardige wijze de bijeenkomsten gesloten en terecht den nadruk er op gelegd, dat de com missie voor de zangschool en vooral de ijverige directeur, een ernstige en edele taak vervullen. Wat is er heerlijker dan datgene wat welluidt en liefelijk klinkt, te ontdekken, te ontwikkelen in het kind? Terecht zei de Voorzitter, dat het kind niet zondigt zoolang het zingt en wekte hij allen op om steeds muziek en zang te blijven beoefenen, daar er een innig verband is tusschen het schoone en het goede. Wij treden in geen kritische beschouwingen over de uitvoering. Zij maakte een liefelijken indruk. Het „Lente lied” en „In den Zomer uit” klonk opwekkend „Sneeuwwitje” was aandoénlijk liefelyk; „De drie Rekruten” waren goed gedisciplineerd en zongen hun guitig liedje als echte militairen. Wat hebben we lieve kinderstemmen gehoord en hoe flink weet de heer de Vries zijn volkje te bezielen en in bedwang te houden tevens. Eén wensch ten slotte, dat er wat meer jongens zich opgewekt mogen gevoelen om zich in den heerlijken zang te oefenen, in de eerste plaats om henzelfswil en ook om een betere verhouding te erlangen tusschen het zoo talrijke meisjeskoor en de enkele jongensstemmen. Branekeradeel. Men zal zich herinneren, dat nu reeds een paar jaren achter elkander de bessenboompje’, vooral de kruisbessen, veel van de rups te lijden hadden en dat er verleden jaar niet noemenswaard kruisbessen geplukt konden worden. Daar de eieren der vernielende insec ten in het groene mos, dat stammen en takken omgeeft, meestal goed beschut den winter door komen, is dit kwaad moeielijk te keeren. De tuinlieden koesteren nu echter de hoop, dat de vorst ook ditmaal deze schuilhoeken niet gespaard, maar ook daarin haar vernielenden invloed ten bate der plant en hare vrucht uitgeoefend zal hebben. De tijd zal ’t leeren. Tjummarum. Woensdagavond trad hier op uitnoodiging van ’t Bestuur der Kiesvereeni- ging Openbaarheid de heer Lieftinck, lid der Tweede Kamer, op met eene politieke rede. Een zeer groot getal hoorders was opgekomen, zoo- dat de ruime zaal van den heer van der Werf meer dan bezet was. Die groote opkomst was zeker, behalve aan 't ontwaken van de belang stelling in de politiek, ook toe te schrijven aan den goeden naam, dien de heer Lieftinck in onze streken als spreker heeft. Hier meer, daar min der uitvoerig wees de spreker aan, welke ver beteringen in onze wetgeving naar zijne meening dringend noodzakelijk zijn en winst aaarbij zjjne hoorders onophoudelijk te boeien, ook door zijne voordracht te kruiden met menigen aardigen zet. Als zoodanige verbeteringen werden genoemd meer rechtvaardige verdeeling der lasten door ’t afschaffen der acoijnsen op zout, zeep en suiker, invoering eener progressieve inkomstenbelasting en belasting van de kapitalen in portefeuille invoering van leerplicht tot 14 jarigen leeftijd bevordering van vakonderwijs; belangrijke uitbreiding van het kiesrechtverbetering van onze legerorganisatie, o. a. ook door afschaf fing der plaatsvervanging; (het aanhangige ont- werp-Legerwet kon geene genade in de oogen van den spreker vinden, omdat de aanneming van de daarin voorgestelde regeling geene ver laging van ons oorlogsbudget zou brengen) eene zoodanige wetgeving op den arbeid, die eene billijke en rechtvaardige verhouding tusschen werkgever en arbeider zou doen ontstaan. Van de gelegenheid tot debat werd gebruik gemaakt door de heeren Goïnga en Harts te Midlum, die meer wijzigingen in onze wetgeving verlangden dan de heer Lieftinck had aangegeven en als zoodanig noemden algemeen Kies- en stemrecht ook aan vrouwen, die in haar eigen onderhoud voorzien bepaling van eenen normalen arbeids dag en een minimum loonmaatregelen tegen de overmacht van’t kapitaal landnationalisatie enz. Na repliek van den heer Lieftinck werd dezen door den heer Zuur namens de vergade ring dank gezegd voor het gesprokene. Joure. Door het bestuur der Friesche maat schappij van landbouw, is in overleg met de regelings-commissie, besloten zoo mogelijk, aan de alhier in Augustus te houden tentoonstelling te verbinden, iets wat betrekking heeft op de veenindustrie, benevens zadelmakersartikelen en hoefbeslag. t De bewoners der woonseheepjes te dezer plaatse worden door besmetteljjke ziekten ge teisterd. Binnen korten tijd zijn reeds vier van hen overleden. Het gemeentebestuur heeft zich hun lot aangetrokken. 1. J. K. te Woudsend, w-egens straatschende rij bij verstek tot f 3 boete, subs. 1 dag hechtenis. 2. P. N. te Burgwerd, ter zake van het in de gemeente Hennaarderadeel anders dan bij onvermijdelijkheid met paard en arreslede in eene vaart gebruik maken van eene baan, duidelijk kenbaar als door de meeste schaatsenrijders be reden wordende, bij verstek tot f 5 boete, subs. 1 dag hechtenis. 3. T. J. H. te Finkutn, ter zake alsvoren, contradictoir tot gelijke straf. 4. J. H. te Huins, idem. 5. K. H. R. te Baijum, idem. J. P. J. te Cubaard, ter zake alsvoren, bij verstek tot dezelfde straf. J. J. de W. te Idsegahuizen, ter zake van het in de gemeente Wonseradeel op ijsbanen in de openbare vaarwaters, op plaatsen, waar het ijs buiten de baan daarvoor bruikbaar is, zich met arresleden in de voor schaatsenrijden bestemde baan te begeven, contradictoir tot f 5 boete, subs. 1 dag hechtenis. 8. S. M. L. te Workum, idem. 9. T. S. W. aldaar, ter zake alsvoren, bij ver stek tot gelijke straf. 10. J. W. A. aldaar, terzelfder zake, contra dictoir tot dezelfde straf. 11. Dezelfde, wegens het in de gemeente Workum van de baan voor schaatsenrijders aan gelegd gebruik maken, anders dan om haar in de breedte over te steken, contradictoir tot ge lijke straf. 12. H. M. te Schraard, wegens openbare dronkenschap, bij verstek tot f 3 boete, subs. 1 dag hechtenis. 13. J. D. Y. te Witmarsutn, idem. 14. P. H. te Greonterp, idem. 15. J. H. te Workum, idem. 16. P. P. de J. te Rien, ter zake openbare dronkenschap, bij eerste herhaling gepleegd, con tradictoir tot f 10 boete, subs. 2 dagen hechtenis. 17. C. T. T. te Surig, ter zake openbare dron kenschap, bij derde herhaling gepleegd, bij ver stek tot 21 dagen hechtenis. 18. H. J. D. te Winsum, ter zake van het des nachts in gesloten jachttijd bejagen van eens anders grond zonder voorzien te zijn van eene daartoe betrekkelijke acte en van eene schrifte lijke vergunning van den eigenaar of rechtheb bende, contradictoir tot 2 geldboeten, 1 van f 25 en 1 van f 5, subs. 5 dagen en 1 dag hechtenis met verb, verkl. en bevel tot uitlevering van het geweer, of betaling der waarde ad. f 10, subs. 2 dagen hechtenis. 19. W. J. K. te Bolsward, ter zake van het vervoeren van wild in gesloten jachttijd, contra dictoir tot f 0.50 boete, subs. 1 dag hechtenis, met verb, verkl. van de opbrengst ad. f 1.50 van den haas. 20. T. P. D. te Pingjum, ter zake van het jagen in gesloten jachttijd, bij verstek tot f 10 boete, subs. 2 dagen hechtenis, met verb, verkl. van bet geweer, uitl. of f 1, subs. 1 dag hechtenis. 21. lo. L. V. en 2o. R. V. beiden te Bols ward, ter zake van het in vereeniging verwek ken van rumoer of burengerucht, waardoor de nachtrust kan worden verstoord, respectievelijk bij verstek en contradictoir, ieder tot f 5 boete, subs. 2 dagen hechtenis voor ieder. 22. J. H. K. te Bolsward, ter zake van het op eene plaats, gebruikt tot het afleveren van waren, voorhanden hebben van eene andere dan wettelijke maat, contradictoir tot f5 boete, subs. 1 dag hechtenis, met verb, verkl. van de rieten mand. Tevens al de veroordeelden in de kosten van het rechtsgeding, invorderbaar bij lijfsdwang ten opzichte van allen gedurende ten hoogste zeven dagen. VR IJ GESPROKEN: D. J. H. te Allingawier, als zijnde noch wet tig, noch overtuigend bewezen het hem ten laste gelegde feit, als zoude hij zich buiten noodzaak met een arreslede op eene ijsbaan in een open baar vaarwater in de gemeente Wonseradeel, bestemd voor schaatsenrijders, hebben begeven. Bolswardsche Courant Tl jt ir >n 3, e s i- is ir L i. lt ie el i- at is 3- e t, ij id i- ir e- ih e- sr ii- in it, is m d, ?- aU- AiV-■n 99 I, t s oi.swa.8I) m wokseraoesi.. Bij de rijks-ontvaugers zal wel een andere verhouding zijn en waar in het nogal welvarende Bolsward, de 600 renteopsta- pelende ryken zijn, is zeker eau velen onbekend.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1891 | | pagina 1