NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
OLSWABO EN WHSmmi
VERBEELDINGSKRACHT.
Algemeen Kiesrecht.
1892.
Een en dertigste Jaargang.
No. 6.
BINNENLAND.
f
g DONDERDAG i FEBRUARI.
VOOR
e>
H. GROENIER Wzn.
te ontwikkelen
Cl
a
i
a
n
e
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
e
r
a
Q
a
a
e
r
d
XieuweOnderwUs-Slatistiek.
Door den Min. v. Binnenl. Zaken is aan alle
hoofden van openbare en bijzondere scholen voor
gewoon lager onderwijs verzocht, te antwoorden
op de volgende vijf vragen
1. Hoe groot was in 1891 gemiddeld de be
volking der school?
2. Hoeveel leerlingen der school hebben in
1891 den graad van ontwikkeling bereikt, dat ze
konden geacht worden het gewoon lager onder
wijs volledig genoten te hebben
a. Hoeveel van dezen hebben de school
verlaten
b. Hoeveel van dezen zijn op de school ge
bleven, om met het ontvangen van onder
wijs voort te gaan
3. Hoeveel leerlingen hebben in 1891 de school
voor goed verlaten, onverschillig uit welke klasse,
vóórdat zij konden geacht worden, het gewoon
lager onderwijs volledig genoten te hebben
4. Welke zijn de namen en geboortedatums
van de onder 3 bedoelde leerlingen, en de namen
en woonplaats van hunne ouders, voogden of ver
zorgers
5. Hebben de onder 3 bedoelde leerlingen de
school verlaten, om het genieten van onderwijs
op eene andere gewone lagere school of op andere
wijze voort te zetten Zoo neen, wat is dan de
reden geweest van het verlaten der school
Wat school No. II te Bols ward betreft, is op
deze vragen het volgende geantwoord
1. De bevolking was97 jongens en 103 meisjes.
den godsdienst krachteloos gemaakt kunnen wor
den; wie zal het betwijfelen, die eenige zelf
en menschenkennis heeft opgedaan
Doch ook aanleiding tot verarbeiding der lees
stof is noodzakelijkwant een bloot werktuige
lijk lezen, waarbij niet nagedacht wordt, ver-
weekelijkt den geest, overspant de verbeeldings
kracht en doodt den arbeidslust;
doch een actief verarbeiden, nadenken over en
terugroepen van de denkbeelden, gedachten en
gevoelsuitdrukkingen dier leesstof houdt de
phantasie in teugel en versterkt den geest. Wan
neer de phantasie door ernstigen arbeid versterkt
in plaats van door eene onverzadelijke leeszwel-
gerij geprikkeld en daardoor eindelijk verstompt
wordt, dan zal de jeugd voor phantastische uit
spattingen bewaard blijven, geen onbereikbare
idealen najagen, maar door edele idealen aange
vuurd, krachtig ingrijpen in het werkelijke leven,
om met de haar geschonken vermogens het schoone
en goede tot heil der maatschappij helpen tot stand
te brengen.
Ieder mensch, die in ’t bezit is van zijn ver
stand, is in staat, zich de menschen of zaken voor
te stellen, met wie hij vroeger omging of die hij
vroeger goed heeft waargenomen. Die voorstel
ling van afwezige personen of zaken is ’t werk
van eene kracht onzer ziel, die we verbeeldings
kracht noemen en in dezen zin terugroepende
verbeeldingskracht.
Maar die kracht werkt ook nog op eene andere
wijze. Uit de tonen, vormen of beelden, die zij
terugroept, schept zij ook andere denkbeeldige
gewrochten, waarvan de voorwerpen nooit waar
genomen en ook niet werkelijk aanwezig zijn.
De 1001 Arabische nachtvertellingen, de feeën
sprookjes en de spookvertellingen strekken hier
van tot een bewijs.
Wanneer de schilder een schets vervaardigt
van een voorwerp, dat hij vroeger gezien heeft;
wanneer iemand ons een nauwkeurig verhaal geeft
van eene gebeurtenis, waarvan hij ooggetuige is
geweest; wanneer een werktuigkundige een werk
tuig vervaardigt, zooals hij er een op eene ten
toonstelling heeft gezien of wanneer iemand een
lied zingt, dat hij dikwijls boorde, dan werkt hier
de verbeeldingskracht, maar steeds terugroepend.
Doch zelf scheppend, dichtend werkt zij bij den
schilder, die góden en godinnen of de helden uit
den Ilias met zijn penseel voor onze oogen too-
vertbij den dichter, die ons den hemel of de
hel of den strijd der reuzen in den „Ondergang
der eerste wereld” uitvoerig beschrijftbij den
toonkunstenaar, die eene symphonic of ander mu
ziekstuk vervaardigt, die geene kopie, maar een
gewrocht zijner in 't rond grijpende en ordenende
verbeelding op ’t gebied der tonen is.
De scheppende verbeeldingskracht evenwel heeft
steeds de terugroepende noodig; immers zij kan
geene stof scheppen, maar alleen van de voorhan
den stof datgene nemen, wat zij voor haar oog
merk behoeft.
De verbeeldingskracht van den blindgeborene
kan nooit kleuren voortbrengen, die van den doove
nooit tonen of harmoniën, omdat hun de zinnen
ontbreken, die noodig zijn, om er voorstellingen
van te krijgen. Door die scheppende verbeeldings
kracht, ook wel phantasie geheeten, kan de mensch,
te midden van het gewone prozaïsche leven zich
verheffen in eene nieuwe ideale wereld van schoon
heid en verhevenheid, wier voorstelling zijn hart
verheffen, zijn wil reinigen en versterken kan.
Waar ooit iets groots gewild, met ijver, ge
duld en volharding nagejaagd, en daardoor iets
voortreffelijks uitgevoerd is, daar is het tot stand
gekomen door medewerking van de verbeeldings
kracht, die den vooruitstrevenden mensch een schoon
en verheven ideaal in het verschiet toont, dat hij
met inspanning van al zijn krachten zoekt te be
reiken. Zoo is en zoo kan zij zijn eene vriendin
der menschheid, eene ladder, die haar opwaarts
voert in den hemel der deugd en des geluks.
Maar zij is dit niet voor alle menschen.
Zij kan ook eene verkeerde richting nemen en
vervolgt dan den mensch met een heirleger van
schrikbeelden, die zijn levensgenoegen verstoren,
en’ die eene opgeruimde en nuttige werkzaamheid
verlammen, of zij betoovert hem met schoonschij
nende beelden van zingenot, die hem heen trek
ken naar dwaalwegen, waarop hij zijne levensbe
stemming vergeet, eene prooi der verleiding wordt
en zich diep ellendig maakt. Zoo wordt en is de
phantasie eene vijandin des menschen, eene lad
der, die afwaarts voert in de hel des ongeluks en
der vertwijfeling.
Omtrent de vraag: „verlangt het volk algemeen
kiesrecht?” merkt de schrijver o.a. aan, dat, om
hier te kunnen spreken van „het volk”, de over-
groote meerderheid der kiezers er om zou moeten
vragen, en daarvan is het, zegt hij, nog zeer ver
verwijderd. Bovendien merkt hij aan, dat, zoo veel
onbevoegden kiesrecht verlangen, het toch niet
aangaat, het hun te verleenen, alleen omdat zij
het vragen. Met zulk een grond komt men, meent
hij, geen stap verder. Is algemeen kiesrecht noodig
of gewenscht, dan moet het verleend worden, on
verschillig of het verlangd wordt of niet. Is het
verkeerd of ontijdig, dan moet het niet verleend
worden, al werd het alle dagen gevraagd.
Tegenover hen, die voor het algemeen kiesrecht
als een veiligheidsklep pleiten, voert de schrijver
aan, dat men waarlijk alleen niet daarom het roer
in handen kan geven aan eene onbevoegde meer
derheid. Vergaderingen, meetings, optochten, de
pers, allerlei middelen kunnen bovendien dienst
doen om te doen blijken van ontevredenheid.
Wie meent, dat met algemeen kiesrecht beroe
ring wordt voorkomen, ziet over het hoofd, dat
men tegenwoordig dikwijls niet alleen algemeen
„kiesrecht” vraagt, maar ook algemeen „stem
recht”. Daarmee bedoelt men dan, dat niet alleen
ieder afgevaardigden moet helpen kiezen, maar
dat ook iedereen ten slotte zal stemmen over alle
wetten.
Voorts doet de schrijver in zijn 13de paragraaf
o.a. uitkomen, hoe ongerijmd het zou zijn, aan
eene meerderheid van niets betalende kiezers de
vrije beschikking over de beurzen der anderen te
geven. En in de volgende paragraaf stelt hij in
het licht, dat men, zoo er geen maatregelen ge-
nomen worden, die de vrijheid van minderheden
waarborgen, van de invoering van algemeen kies
recht groote inbreuken op de vrijheid te verwach
ten zou hebben”.
De heer J. Versluys te Amsterdam heeft eene
brochure geschreven, getiteld„het Algemeen
kiesrecht en wat daarvan verschilt, van naderbij
bekeken”.
Het boekje is uitgegeven bij W. Versluys te
Amsterdam en kost 75 cents.
„Dó Vaderlander" noemt het „een woord van
gezond verstand”. Op kalme, bezadigde wijze be
strijdt de schrijver verschillende argumenten, die
ten gunste van eene met algemeen kiesrecht bijna
gelijk staande uitbreiding van het kiesrecht plegen
te worden aangevoerd.
De Haarl. Courant geeft van deze brochure
een overzicht, waaraan wij het volgende ontleenen
„De paragrafen, waarin het vlugschrift verdeeld
is, dragen de volgende opschriften
1. Is het kiesrecht een natuurrecht? 2. Is het
Nederlandsche volk rijp voor algemeen kiesrecht
3. Zal het algemeen kiesrecht ongeschikte kie
zers geschikt maken 4. De verheffende invloed
van het kiesrecht. 5. Zullen we door middel van
algemeen kiesrecht beter geregeerd worden 6.
Leert een beroep op andere landen, dat het alge
meen kiesrecht ten onzent gunstig zou werken
7. Wat heeft een niet-kiezer voor zijne belastin
gen? 8. Verlangt het volk algemeen kiesrecht?
9. Voogdij. 10. Het kiesrecht afgeleid uit eene
definitie. 11. Is het algemeen kiesrecht een veilig
heidsklep 12. Het algemeen kiesrecht met het
oog op de financiën. 13. Het algemeen kiesrecht
tegenover de vrijheid. 14. Grondwetsverkrachting.
15. Wat dan wel?
Op de eerste drie der in deze opschriften ge
stelde vragen, op de vijfde, zesde, negende en
twaalfde geeft de schrijver een ontkennend ant
woord.
Hij doet uitkomen, dat thans de opvatting, vol
gens welke alle recht van historischen oorsprong
is, vrij algemeen is en dat de meest ontwikkelden
onder de voorstanders van het algemeen kiesrecht
dan ook niet langer beweren, dat kiesrecht een
natuurrecht is. Men moet dus bewijzen, dat alge
meen kiesrecht wenschelijk is;
het wordt een utiliteits-kwestie.
Maar de schrijver acht het niet wenschelijk, omdat
naar zijn oordeel het volk er niet rijp voor is.
Op het platte land minder dan in de steden. Maar
ook wie in de groote steden volksbijeenkomsten
heeft bijgewoond en nagaat, wat daar al wordt
toegejuicht, kan, meent hij, het volk niet rijp
achten. Inconsequent acht hij het, te gelijk alge
meen kiesrecht en leerplicht te willen invoeren.
Bij het eerste oordeelt men het volk in zijn ge
heel mondig, bij het laatste acht men het voor een
niet onbelangrijk deel onmondig.
Maar is het algemeen kiesrecht niet juist een
middel, om de ongeschikte kiezers geschikt te ma
ken?
Men heeft hier, meent de schrijver, slechts met
een vermoeden te doen. Tegenover hen, die mee
nen, dat bij algemeen kiesrecht in den beginne
wel verkeerde dingen zouden geschieden, maar
dat de kiezers spoedig door schade en schande
wijzer zouden gemaakt worden, citeert hij Leroij
Beaulieu, die het volgende zegt
„De verkiezingen van 1889, in de Ver-
eenigde Staten, hebben op in het oog val
lende wijze doen zien, welk, eene steeds
grooter wordende rol daarbij wordt gespeeld
door het geld en de omkooperij”.
Op geen gebied, merkt de schrijver verder op,
laat men volwassen menschen dingen doen, waar
toe ze niet bevoegd zijn, alleen maar omdat, men
hem zoodoende ontwikkelt. Waarom moet men het
dan doen op politiek gebied?
Dat wij, na de invoering van het algemeen kies
recht, beter geregeerd zullen wordendat leerplicht,
eene betere regeling van de fabrieksarbeid, eene
goede belastinghervorming dan eerder komen zul
len, gelooft de schrijver niet.
Hij acht invoering van algemeen kiesrecht een
sprong in het donker.
Het argument, ontleend aan de goede werking
van het algemeen kiesrecht in andere landen, acht
hij niet houdbaar. In de Vereenigde Staten is de
politieke verdorvenheid het is, meent hij, vrij
algemeen erkend grooter dan in Europa.
Wat Duitschland betreft, merkt hij aan, dat de
Eene kracht, die zoo diep in het verstande
lijke en zedelijke leven des menschen ingrijpt, heeft
in de jeugd eene zorgvuldige verpleging van ouders
en opvoeders noodig, zoo ze niet het opvoedings
werk onoverkomelijke hinderpalen in den weg zal
leggen, maar integendeel krachtig zal bijdragen,
om dit het gewenschte doel te doen bereiken.
Wat moet de opvoeding doen, om eene gezonde
ontwikkeling van het phantasie-leven te bevorde
ren?
Zij zorge, dat de jonge mensch in zijn geheele
omgeving overal reinheid, netheid en orde kan
opmerken.
Hij mag niets hooren of zien, wat met die
eischen in strijd is. Immers kleine potjes hebben
ook oorenen leeren is gemakkelijker dan af-
leeren
Zij geve den jongen mensch gelegenheid, zijne
verbeeldingskracht te oefenen en te ontwikkelen
ook in liet spel.
Een kind moet nu en dan spelen maar er
moet op gelet worden, hoe hij dat doet, met wie
en wat hij speelt.
Zij biede der phantasie van den jongen mensch
eene opvoedingsstof aan, die gepast is voor haren
nat uur l ij ken ontwikkelingsgang.
Als hij rijp is, om de schoone voortbrengselen
der letterkunde te genieten, moet hij daarmede
zoo bekend worden gemaakt, dat hij de schoon
heden er van opmerken kan.
Op eene goede keuze komt het hier vooral aan
want in menig letterkundig product wordt aan de
ondeugd een schijnschoon of verheven karakter
gegeven en het eerbiedwaardige belachelijk of
bespottelijk gemaakt. Dat daardoor de verbeelding
bezoedeld wordt, onreine beelden voor den geest
kunnen verschijnen, of in oogenblikken van strijd
tegen de zonde de stem des gewetens gesmoord
en de lessen der waarheid, zedelijkheid en van
Appelscha. Het Leger des Heiis heeft ook
hier echèc geleden. Nadat eene afdeeling eerst
voet heeft trachten te krijgen te Hauler wijk, ’t
geen mislukt is, zijn de Heilsoldaten hier twee
maal opgetreden om propaganda voor hunne leer
te maken. De eerste maal was er een talrijk
publiek, grootendeels nieuwsgierigen, de tweede
maal vrij wat minder en Woensdagavond jl. ont
braken de hoorders geheel, zoodat het Leger
onverrichterzake moest terugkeeren.
De Nederlandsche Hervormde Kerk met
hare meer dan twee millioen zielen heeft geen
eigen gebouw voor de vergaderingen van hare
besturen en tot veilige berging van hare kostbare
en belangrijke archieven, waaronder de autografen
der Synode, te Dordrecht in 1618—19 gehouden
en die van den beroemden Statenbijbel. Jaarlijks
komt de Synode bijeen in een lokaal der Willems
kerk te ’s Gravenhage, voor een matigen huur
prijs haar door hh. Kerkvoogden afgestaan. Wel
is daar door haar een brandvrije kluis gebouwd
tot berging van het oud archief, doch de vochtig
heid brengt groote schade aan. Ook is het ver
gaderlokaal laag van verdieping, slecht geventi
leerd, kil en vochtig.
De Synode besloot in hare laatste zitting tot
het stichten van een eigen gebouw, tot het houden
harer vergaderingen en tot berging van hare
archieven en boeken, en heeft daarvoor een geld-
leening uitgeschreven van f55,000, verdeeld in
aandeelen van f 25, rentende 2% ’s jaars en aflos
baar in 75 jaren. Wij vertrouwen, dat zij in hare
pogingen zal slagen en zich eerlang zal mogen
verheugen in het bezit van een eigen „Gebouw
der Nederlandsche Hervormde Kerk”, evenals de
Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en ver
schillende harer departementen, het Bijbelgenoot
schap, het Zendelinggenootschap en zoo menige
andere vereeniging op het gebied van kunst of
wetenschap reeds geruimen tijd bezitten.
Het bestuur van de handelsreizigers-ver-
eeniging: „Arnhem” heeft eenige wenschen met
betrekking tot de inrichting van de spoorweg-
waggons, meer bijzonder die van de derde klasse,
onder de aandacht van den directour-generaal
der Exploitatie-Maatschappij gebracht. Adres
sant wenscht: 1. betere verlichting; 2. behoud
van de verwarming met heetwaterstoven, doch
zóó, dat die in een ingesloten ruimte komen te
liggen 3. privaten in iederen waggon4. doel
matiger inrichting, om de ramen te openen en te
sluiten.
Dinsdag maakte een ijsbreker open baan
door de Braassemermcer, maar staakte aan de
Oude Wetering zijn werk, toen de bemanning
der boot door inwoners van Roelofarendsveen en
misschien een enkelen andere op hoogst onbeta
melijke wijs tot ophouden werd uitgenoodigd.
Een geregeld bombardement met stukken ijs
bracht de veiligheid aan boord in gevaar zelfs
schijnt aan een der opvarenden eene verwonding
te zijn toegebracht. Woensdagmorgen keerde
de ijsbreker terug, maar vond de Wetering reeds
stuk gevaren eene stoomboot, van tegenover
gestelde richting gekomen, had den doortocht
vrij gemaakt.
De burgemeester van Amsterdam heeft het
verzoek der achttien werklieden vereenigir.gen om
een demonstratie te houden eo.or do invrijheid
stelling van J. II. Geel van de hand gewezen.
De redenen z jn, dat deze botooging in strijd zou
zijn met de openbare belangen en met de eischen
van het verkeer, en dat den adressanten buiten
deze wijze nog andere middelen genoeg overblij
ven om hun verlangen kenbaar te maken.
In het dorp Bovenknijpe, bekend door zijne
bruggenquaestie, die thans bii den Raad van
State aanhangig is, moest een lijk begraven wor
den- Do hooge bruggen zijn te smal om daar
over een lijkkLt t» brengen, het ijs was te zwak
om er over te gaan en te sterk om er een geul
in te maken, zoid.it een hulpbrug over het ka
naal geslagen moest worden, om daarover de Ijk-
kist naar de begra ifplaats te breng -n.
voorstanders van algemeen kiesrecht, die zich op
Duitschland beroepen, het een en ander uit het
oog verliezen en dikwijls volstrekt niet weten, hoe
het kiesrecht in de verschillende Duitsche Staten
is geregeld. In Pruisen b.v. wordt bjj de gemeente
raadsverkiezingen op de volgende wijze gehandeld.
De belasting wordt verdeeld in drie gelijke dee-
len, waarvan één deel wordt betaald door de hoogst
aangeslagenen, één deel door de daaropvolgenden,
en het overige deel door de laagst aangeslagenen.
Met elk derde van de belastingen komt een groep
kiezers overeen, die ieder een derde der gemeen
teraadsleden kiezen. Zoo iets lijkt niets op het
algemeen kiesrecht, dat de voorstanders hiervan
met hun beroep op Duitschland willen verdedigen.
Een dergelijke regeling heeft men in verschil
lende andere Duitsche Staten.
Hue is het te verklaren, vraagt de schrijver, dat
zulk een in veel opzichten verstandige regeling niet
voor ons land wordt aanbevolen?
Waarom, vraagt hij, worden zulke dingen niet
overwogen in de kiesvereenigingen en in de dag
bladen
Ook bij de verkiezing van de Pruisische Tweede
Kamer volgt men eene methode, die niets van
algemeen kiesrecht heeft.
Alleen voor den Rijksdag geldt het algemeen
kiesrecht. Toch ziet men den Rijksdag goedkeu
ren het heffen van hooge invoerrechten op de eerste
levensbehoeften ten bate van de groote grondbe
zitters.
Bovendien vindt in Duitschland het algemeen
kiesrecht een tegenwicht in de sterkte der Kroon.
Wat Frankrijk betreft, verwijst de heer V, o.a.
naar Taine „le régime moderne” en Leroy-Beau-
lieu „L’état moderne et ses fonctions”.
Dit laatste werk is bijna een aaneenschakeling,
zegt hij, van voorbeelden, die doen zien, hoe slecht
Frankrijk onder het algemeen kiesrecht geregeerd
wordt. En voert men bij ons algemeen kiesrecht
in, dan zullen wij, meent de schrijver, op Frank
rijk en niet op Duitschland gaan lijken.
2. Acht-en-twintig leerlingen (14 jongens en
14 meisjes.)
Van dezen verlieten de school: 5 jongens en
9 meisjes
dus 9 jongens en 5 meisjes zijn op school ge
bleven.
3. Vier-en-dertig leerlingen (12 jongens en 22
meisjes.)
Van dezen zullen vier-en-twintig (8 jongens en
16 meisjes) in ’t geheel geen onderwijs meer ont
vangen.
Tien leerlingen dus zullen ’t genieten van onder
wijs voortzetten.
Uit het medegedeelde blijkt duidelijk, dat er
nog op verre na niet voldoende gebruik wordt
gemaakt van de gelegenheid, om onderwijs te
ontvangen.
Ouders en voogden, zend uwe kinderen en
pupillen toch geregeld (en niet te kortnaai
school, opdat in een volgend jaarverslag op vraag
3 kan geantwoord worden „er zijn wel leerlin
gen van school gegaan, vóórdat ze konden geacht
worden, het gewoon lager onderwijs volledig ge
noten te hebben, maar... om het genieten van
onderwijs op eene andere gewone lagere school
of op eene andere wijze voort te zetten 1”
e
i
i
r
1-
i
3
l
l
I-
e
e
Bolswardsche Courant.