NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD (USWAO EH WDHSERA.OEEX Kantongerecht Bolsward. GEEN TIJD. 1892. Een en dertigste jaargang. No. 17. INGEZONDEN. BUITENLAND. BINNENLAND- DONDERDAG 21 APRIL. VOOR a. s. M. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. na het oproepen van bedaard de rechtbank bin- voorgelezen het door den ml. 1 dag. P. v. d. G. te Bolsward tot f 1,of 1 dag. S. B. aldaar tot f 1,of 1 dag. S. B. te Witmarsum tot f 15,of 3 dagen. IJ. J. v. d. B. te Kimswerd tot f 1,of 1 dag. 8. D. A. L. te Witmarsum tot f 1,of 1 dag. Tevens al de veroordeelden in de kosten van het rechtsgeding. Ontslagen van rechtsvervolging 1. M. K. te Gaast, 2. E. do B. te Makkum en 3. S. L. te Piaam. 1. 2. 3. of 2 4. 5. 6. 7. Oosterwolde, 15 April. Aan de stoomzui- velfabriek alhier is de gelegenheid geopend proe ven te nemen van het roomgehalte der melk met het Fjords controle apparaat. Men is thans begonnen de melk van al de runderen van éen stal te onderzoeken en is het resultaat verrassend. Het varieert van 3 tot 6% pct. room van koeien uit éen stal met dezelfde voedering. Aan de fabriek wordt de melk geleverd naar het röomgehalte, wat de rechtvaardigste regeling mag worden genoemd. Door de genomen proe ven komen do veehouders nog meer tot de over tuiging, dat niet te veel kan worden gelet op het fokken van vee met roomrijke melk. Onder het opschrift „Illusie en werkelijk heid,” schrijft R. F. in het Handelsblad „Wanneer ik dezer digen door geleerde en verstandige mannen hoor verkondigen, hoe heil rijke gevolgen het voor ons volk hebben zal, indien wij onze klokken veertig minuten verzet en, en voortaan twaalf uur noemen wat wij tot iets ter wereld. Zij, die dat doen, klagen niet, dat zij geen tijd hebben en doen anderen verbaasd staan over hetgeen zij kunnen verrichten. Het goed gebruiken van den tijd is het groote geheim- middel, waardoor de ziekte van tijd-armoede wordt genezen. Zoo zal men langer leven dan anderen en als eenmaal ons levensuurwerk voor goed stilstaat, het hoofd rustig neerleggen, in ’t zoete bewustzijn, werkelijk geleefd te hebben! Terechtzitting van 1 April 1892. Bolsward, 20 April 1892. Mijnheer de Redacteur In een der vorige nummers van Uw geacht blad betitelt U een hier ter stede onlangs opge richt strijkorkest met den naam van „Strijkorkest van het muziekkorps der dienstdoende Schutterij.” Om begripsverwarring te voorkomen, meenen wij U te moeten mededeelen, dat Uw bericht gever U in deze verkeerd inlichtte, daar bij het muziekkorps van de dienstdoende Schutterij geen strijkorkest bestaat, zoodat bedoelde naam ten eenenmale onjuist is. Geloof ons Hoogachtend, Het Bestuur van het Muziekkorps der dienstdoende Schutterij, J. ALBADA JELGERSMA, President. VAN MOORSEL, waarn. Secretaris. Wanneer wij de tegenwoordige toestanden ver gelijken bij die van jaren geleden, dan doen zich merkwaardige verschijnselen voor. Verplaats u voor een oogenblik in eene handels- plaats. Wat merkt men daar vooral op? Eene rustelooze beweging, eene voortdurende gejaagd heid. De snelle gang, der zich op de straat be vindende menschen spreekt van haast en altijd van haast. Toevallig ontmoet gij een bekende, en wilt hem vragen naar zijne gezondheid en die der zijnen en tevens naar eene of andere Inzon derheid. Maar de man blijft nauwelijks staan. Waarlijk! hij heeft geen tijd! Wanneer hij zich ophoudt en eenige minuten met u spreekt, komt hij te laat voor den trein en daarom zal hij u in haast eenige woorden toeroepen en weg is hij. In vroeger tijd legde men te voet de afstanden af, waarvoor men nu den tram gebruikt, niet zoo zeer, omdat men niet kan loopen, niet altijd uit gemakzucht, maar zeer dikwijls gedreven door de noodzakelijkheid om tijd te besparen. Moet men dit of dat loopen, dan komt men hier of daar te laat men heeft ook daarvoor al weder geen tijd, en zoo is de tram een onontbeerlijk voertuig gewor den en duizenden in de volle kracht des levens en in ’t bezit van een paar zeer gezonde beenen ma ken er gebruik van. ’t Valt niet te ontkennen, dat die rustelooze gejaagdheid, een aan vang heeft genomen bij de invoering der spoorwegen en van alles, wat daar mede in verband staat. Alles drijft tot spoed, de tijd van jaagschuiten is voorbij en, gelijk zoo vaak van verschillende zijden is opgemerkt, de onder linge gezelligheid heeft er niet bij gewonnen. Zoo’n rustig buurpraatje op de bank voor dé deur, die gezellige stoepvereenigingen en samenkomsten zijn voorbij. De tijden zijn veranderd en hebben andere gewoonten ingesteld. Hoe dit ook zij, een uur heeft toch nog altijd zestig minuten en als men nagaat, dat er thans veel door stoomwerktuigen in beweging wordt gebracht, waardoor veel minder tijd wordt ver- eischt tot het verrichten van dezelfde werkzaam heden, dan zou men bijna tot resultaat komen,datde menschen veel meer tijd overhielden dan vroeger, en de uitdrukking: „Geen tijd,” nog veel onjuister en minder te verdedigen was dan vroeger. ’t Gaat met den tijd als met ’t geld. Al heeft men veel geld en men is niet spaarzaam en niet bedacht, om niet meer uit te geven, dan ons past, dan zal het natuurlijk gevolg niet uitblijven en de armoede, die reeds lang op den loer heeft ge staan, ontwaart een half geopende deur, en treedt onze woning binnen. Zoo ook met den tijd. Wat wordt er niet veel kwistig weggeworpen, als had men ruimschoots te beschikken, als kon er nooit een einde aan komen, zonder nog te spreken van de onmogelijkheid, om verloren tijd geheel in te halen, hetwelk dan tenminste met geld nog ge schieden kan. Hoeveel levenstijd wordt er niet verslapen Zonder nog te spreken van het ongezonde van een te langen slaap, is ’t een feit, dat hij, die eiken dag drie uur minder slaapt dan zijn buurman, in een jaar tijds niet minder dan 35 dagen heeft gewonnen. Hoeveel kan in dien tijd worden uit gevoerd, een tijd, die voor den langslaper onher roepelijk verloren isDat ovengenoemde getal doet in 10 jaar tijds bijna een geheel jaar levens winnen Iemand, die overleg heeft, kan meer met een gulden uitvoeren dan een ander, zonder daarom gierig te zijn. En zoo gaat het ook al weer met den tijd, ’t'ls eene prachtig mooie uitdrukking: woekeren met den tijd, maar hoe weinig wordt ze in praktijk gebrachtHoeveel minuten verliest de achtelooze slordige alleen met het zoeken naar zaken, die niet behoorlijk op hunne plaats waren gelegd Iemand die overleg heeft, doet, haalt twee dingen tegelijk, en hierdoor wint hij alweer tijd. Een minuut gespaard, een minuut gewonnen en wan neer al die gewonnen minuten vereenigd worden dan vormen zij een schat, veel kostbaarder dan schandaal heeft verwekt de traliën vrij zeker volgt. Uitspraak in alle zaken 15 April Veroordeeld B. te Burgwerd tot f 5,— of 2 dagen. 8. R. te Harlingen tot f2,of 2 dagen. O. v. d. K. te Almenum tot 2 ml. fl, Vervolg. 16. K. T. H., ook luisterende naar den naam van „snoode Klaas” ter zake dat hij zich den 13 Maart 1892 des avonds ongeveer 10'/4 uur in kennelijken staat van dronkenschap heeft be vonden op den openbaren weg te Wommels, zulks na bij vonnis van het Kantongerecht te Bols ward van 5 Februari 1892 te zijn veroordeeld wegens openbare dronkenschap, gepleegd bi] tweede herhaling. Beklaagde, die dadelijk zijnen naam kalm en nentrad, werd o. a. veldwachter Haagsma opgemaakte procesverbaal van bekeuring. Volgens dat verbaal was beklaagde in den avond van 13 Maart minder kalm en bedaard. Hij toch was het die schreeuwende profeteerde „procesverbalio, schandalio, achter de tralio.” Beklaagdes spraak schijnt ons niet verward te zijn geweest, doch dat schreeuwen, zijn gang en de sterke dranklucht waren Haagsma redenen genoeg beklaagde procesverbaal aan te zeggen. Beklaagde bekent. De Heer Kantonrechter maakt hem opmerk zaam, dat hij den vorigen keer beloofd bad niet weer dronken te zullen wezen, „’t Is ook zoo” zeide beklaagde schouderophalend, „en toch doe ik het.” Arme Klaas Eisch 14 dagen hechtenis. Dat beklaagdes profetie beter opgaat dan pro fessor Falb’s voorspelling is gebleken, doordat het procesverbaal niet is uitgebleven, beklaagde en een verblijf achter Grondwet voor iemand, die reclame wil maken, voor zich en zijn affaire „zorg dat steeds de aandacht op u blijft gevestigd.” De Bulgaar- sche minister Stambulow stelt deze vleesch ge worden stelling voor’n model voor van Houten. Nauw is men eenigszins uitgesproken over Bul garije, of onmiddelijk weet hij weer iets te doen dat hem over ieders tong doet gaan. Hij eerst en dan later spreekt men over ’t maaksel zijner handen, over vorst Ferdinand. Het moet boven dien erkend, dat de omstandigheden hem zeer meeloopen om den volke tetoonen,dat Bulgarije is en blijft ’t bij uitstek verdrukte land. ’t Is nog slechts ruim een jaar geleden, dat iemand, die blijkbaar zeer nauwen omgang had met Stambulow en vorst Ferdinand, in de Köl- nische Zeitung schreef, dat de Bulgaren voor de erkenning der mogendheden geen zuur gezicht zouden veil hebben. Wat kan ’t hun schelen, of er een vreemde zaakgelastigde meer of minder op de officiëele diners in Sofia komt En of er een vreemde vlag meer of minder waait bij uffi- ciëele feesten ’t laat den Bulgaar volkomen koud. Van Bulgarije is nooit een stap te ver wachten, die kan leiden tot onaangenaamheden. Ruim een jaar is er sedert dat schrijven ver- loopen. Dokter Voulkowitch, de Bulgaarsche zaak gelastigde te Konstantinopel, is vermoordde moordenaars zijn niet te grijpen. En onmiddelijk grijpt Stambulow deze gebeurtenis aan, om te toonen dat de Bulgaren de ouden zijn gebleven. Eenige dagen geleden kwam de Kölnische Zei tung met ’t bericht dat Stambulow een nota had gezonden aan den sultan, waarin hij aandrong op de erkenning van Bulgarije. „Het schijnt, dat deze nota te Londen en te Weenen een enorm effect heeft voortgebracht,” schrijft de Figaro „aan ’t Foreign office is men begonnen met er niets van te geloovenop de Bail-Platz ge looft men nog zijn eigen oogen niet. Wat! Deze Stambulow en deze prins, waarvoor Oosten rijk zich borg heeft gesteld, doen pogingen om erkend te worden Men had hun zoo goed de les gelezenen zij hadden beloofd verstandig te zijn.” nu toe veertig minuten over twaalven genoemd hadden, dan kan ik een glimlach moeilijk onder drukken. Het is mij als hoorde ik een financier van voor ettelijke eeuwen de heilrijke gevolgen betoogen, die het hebben moet indien men een muntstuk ter waarde van drie kwartjes eenvou dig een gulden noemt. Dat het boerenbedrog met het kwartje zilver niet opgaat, weten wij thans bij ondervinding. Dat het bedrog met de veertig minuten evenmin zal baten, schijnt de ondervinding ons nog eerst te moeten ïeeren, hoewel het waarlijk nu reeds licht te voorzien is. Is het niet, als stonden wij om acht uur op, omdat er in den klank van het woord eene op wekkende kracht schuilt, die teweeg zou brengen, dat zoo wij acht uur noemden wat naar onzen gebruikelijken zonnetijd zeven is, de maatschappij een uur vroeger uit de veeren zou rijzen Dat dit niet zoo is, behoeft niemand aan iemand onzer te zeggen. Wij weten allen waarom wij, ik bedoel wij stedelingen, doorgaans zoo ongeveer te acht uur opstaan en onze werk zaamheden om negen uur de kinderen b. v. hun schoolbezoek aanvangen. Wij doen het eenvoudig omdat het in het kortst van de dagen het redelijkst is, en omdat het minimum ook in dit geval den regel voor het geheel stelt. Alleen voor het werk, dat zonlicht vereischt, rekt zich de dag haast evenzeer als voor de zon zelve.” Ook voor den stedeling zal dit verzetten van de klok niet veel beteekenen, betoogt de schrij ver verder en hij vraagt of niet het onder ling nationaal verkeer maar het belang der spoorwegbesturen hier den doorslag moet geven Naar zijne meening echter zullen, zoo men hetzij den Engelschen hetzij den Duitschen tijd aanneemt, de wetten en verordeningen (betref fende de scholen o. a.) moeten gewijzigd worden en dan zal, naar hij hoopt, ook een onderscheid moeten worden gemaakt tusschen den zomer en den winter. Bepaaldelijk zou dit noodig zijn voor de bepaling der uren, waarop de scholen zullen aanvangen. Indertijd werd de benoeming van den heer de Savornin Lohman tot ambtenaar bij een der departementen van Algemeen Bestuur, door het publiek en ook door de dagbladen zeer afgekeurd. De heer Lohman was de zoon van den gouver neur van West-Indië en men zag in die be noeming eene welwillendheid, eene gunst voor zijn vader, over wiens beleid als gouverneur zulke ernstige klachten waren gerezen, terwijl zijn zoon, die zich niet eens in Nederland bevond, geene bijzondere aanspraken op die benoeming had. Nu werd er onlangs bij het Ministerie van Waterstaat een Delftsch student benoemd, de heer Monté Verloren, die zijne studiën nog niet volbracht had en de anti-revolutionaire bladen vroegen waarom daarover nu door de pers werd gezwegen. Thans kan op die vraag geantwoord worden, dat de heer Monté een uitmuntend student was, president van de Debating-club, die op zoo schitterende wijze zijn akte-examen in het staats recht had gedaan, dat de examinatoren verklaar den nog nooit zulk een goed examen te hebben bijgewoond. Van niet kunnen voltooien zijner studiën was geen sprake, al is het een feit, dat hij ze nog niet voltooid heeft. De heer Monté ging te Delft door voor anti revolutionair. Dit laatste doet, meenen wij, niets ter zake. Bij de benoeming tot een staatsambt moet niet gevraagd worden welke godsdienstige richting iemand toegedaan is, maar welke be kwaamheden hij bezit. Waarom nu de liberale pers over die benoe ming gezwegen heeft is dus duidelijk, en de anti revolutionaire pers had beter gedaan dit voor beeld te volgen dan de zaak te bespreken zonder eerst eens onderzocht te hebben. Welk een verschil er is tusschen een Sa vornin Lohman en een van Asch van Wijck, tusschen een Gouverneur die zijn ambt niet be grijpt en een Gouverneur die zijne taak naar be- hooren opvat, leert men weder uit de jongste berichten uit Suriname. De veelvuldige regens doen voor een mislukking van het gewas vreezen. Er werd zelfs van aanstaanden hongersnood ge sproken. De Gouverneur riep toen de kooplieden samen en beraadslaagde met deze. Zij verklaar den, dat de berichten inde Volksbode overdreven waren, de bananen en de rijst niet zoo hoog in prijs stonden als dat blad beweerde en gaven zoodanige geruststellende verklaringen omtrent den aanvoer van levensmiddelen uit de nabijge legen koloniën ofna enkele weken uit Ame rika, dat de vrees voor hongersnood ook bij de Regeering werd afgewend en de Gouverneur zijn dank betuigde voor de gegeven inlichtingen. Lobman bestelde indertijd rijst op eigen ver antwoording, zonder overleg met de kooplieden. Terwijl de Regeering de beweging ten gunste van den midden-Europeeschen tijd aandachtig volgt, zal de aangekondigde wijziging der spoor weg- en telegraafreglementen zich voorhands bepalen tot de vervanging der benaming Amster- damsche door West-Europeesche tijd. Aan de betaalmeesters van ’s Rijks schatkist is voor een bedrag van f 45,090 aan kwartjes en dubbeltjes verzonden, te Utrecht vervaardigd, met de beeltenis, of, zooals de technische term luidt, met den beeldenaar van onze jonge Koningin. Der traditie getrouw is aan Koningin Wilhel mina een beurs overhandigd, waarin zich een bedrag van de nieuw geslagen munten bevindt, M. de R. Scoene jy my in lytze romte yn jins blêd óf- stean wolle for ündersteande rigels Ik soil ’r jo tige by tige tankber for wêze. „Hwa de skoen passet tsjucht him oan”. Dizze sizwize tsjinnet my ris danich om in oanrin to krijen, hwent tsjin hwa ik it egenlik hawwe soil, der wit ik gjin byt fen. Do ’t ik jins blêd fen Tongersdei 14 April ris troch noaske foei myn each ek op it stik oer ’e lésten (be lastingen) fen Frjentsjeradiel. Lyk as in stirt- stjerre kaem der yette in hiele preek yn it Frysk under oan. Hjir woe ik it nou ris oer hawwe. Sjuch, det in Fries him net skammet oer syn grize memmetael en ’r iepenlik mei foar it Ijocht komt, det fyn ik tige yn him to priisgjen. Do ’t ik lykwol it stik alhiel troch lézen hie, tocht ik sa by my seis: „Dy diveker, baes, der haw jy j° °P glêd iis weagejy binne der nog net for birekkene yn it frysk to skriuwen. Der steane wol fjirtich flaters yn en it stik telt seis mar fjirtich en in heale rigeldos det is troch enoar yn eltse rigel ien misset. Det roait nou ommers nearne net nei. Sa as it dér stiet is it nin frysk. Us folk scoe sizze„it liket wol bargedutskhy wit er krekt safolle fen as in kat fen fioel-spyljen.” Né, as immen frysk skriuwe wol den moat hy it goed dwaen, oars docht hy de aide sprake gjin eare oan, mar helpt him mear yn ’e underwal as op it droege. Det de skriuwor nou en den net skrep balde koe, blykt ek hjir wol üt, det hy it selde wird nou ris sa en den wer sa skriuwt, en den ien fen beide kearen glêd forkeard. Aerdich kin hy de wirden der ek op syn fransk hinne sette. Hy scoe bygelyks for „boarre” (mantsje kat) skriuwe „boire” (drinke.) Nou, elts bigrypt ommers wol, det soks yn it hündert rinne scoe. It is myn wyt net om de ynstjurder ris efkes foar de kroade to riden, yn de fierste fierte net, mar om him syn misset under it each to bringen. Wolle wy üs tael biwarje, den moattewyjim- mer op üs iepenst wêze, nou ’t ’r safolle binne dy ’t ’r op ófjowe, om him suver to halden fen frjemde ynkrüpsels: oars hawwe wy gjin rjucht mear fen praten tsjinoer it noaswiis unforstan. Ik hoopje net, det de ynstjurder it hjir bij wêze litte scil, mar det hy syn bést dwaen scil him syn memmetael mear hiera to meitsjen. Troch bygelyks de „Beknopte Friesche Spraak kunst van Mr. Ph. van Blom” lirjown fen it Selskip for Fryske Tael en Skriftenkennisse, ris goed troch to noaskjen scil hy in hiele sprong dwaen kinne en mei de tiid yette in master yn it Frysk wirde. En den scil ek hy sjonge: Né, wy litte us tael net farre, Jimmer halde wy se yn ear Sender ’t Frysk nin Fryske seden, Sunder ’t Frysk nin Friezen mear (G. C.) Jins tsjinner, D. J. de WITTE. Schraed, dizze 18e fen Gêrsmoanne ’92. Armoede behoort onder de alleronaangenaamste toestanden des levens. Gewoonlijk wordt hieronder verstaangemis aan geld en toch bestaat er daaren boven gebrek aan moed, aan vrienden, aan ken nis en wat al niet meer. ’t Is wel opmerkelijk, dat er zoovele menschen gevonden worden, die klagen, dat zij geen tijd hebben en dus in dit opzicht arm zijn. Iemand heeft vast en stellig beloofd, iets voor u te zullen doen. Gij komt hem tegen, herinnert hem aan zijne belofte, houdt u verzekerd, dat hij aan die belofte reeds heeft voldaan, en moet op uwe vraag het antwoord of liever den uitroep hoorenik heb ’t nog niet kunnen doen, wantik had geen tijd! Uw vriend zou u reeds sedert lang geschreven hebben, maar ook hij had geen tijd. Op menige vergadering blijven zaken onafgedaan bij gemis aan tijd. Wanneer eene zeer bekende, uiterst werkzame natie tot spreekwoord heeft: tijd is geld, wat be doelt deze dan met te zeggen: ik heb geen tijd. Wil dit eene groote armoede u aantoonen, of wil dit zeggentijd is zoo kostbaar, staat gelijk in waarde met gold en daarom kan ik geen tijd mis sen, maar moet hiermede even spaarzaam zijn als met het geld? I E r» Bolswardsche Courant

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1892 | | pagina 1