NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD I lllll is F OLSWARB m WORSE Ji ABEEL. I I h I No. 21. Een en dertigste Jaargang. 1892. Coöperatie. BINNENLAND. BUITENLAND. DONDERDAG 19 MEI. I Jl M lit. VOOR IIMI A I® Hartwerd. Als eene bijzonderheid mag zeker worden vermeld, dat de familie Unite ma alhier 12 Mei j. 1. gedurende een tijdvak van tachtig jaren dezathe, genaamd het „Hartwerder- klooster,” heeft bewoond. Aan genoemden datum zfjn voor den tegenwoordigen bewoner J. H. mede 'nog eenige gedenkwaardigheden verbonden. Op (dezen datum toch was zijne moeder, thans over leden, juist 50 jaren bewoonster der zathe, H. zelf herdacht op 12 Mei, tegelijk met zijn 48sten geboortedag, zijne 25-jarigeechtvereeniging, ter wijl een oud familiestuk, een kabinet, mede op dezen datum gedurende een tijdvak van 80 jaren op dezelfde plaats in de huizinge heeft gestaan. ’t Bildt. Er is hier tegenwoordig een treurig verschijnsel waar te nemen. Wij tellen omtrent midden Mei en nog waart het spook der werke loosheid door onze gemeente. Overal ziet men groepjes mannen in de kracht van hun leven die gedwongen zijn niets te doen en daardoor met hun gezinnen gebrek lijden. Dat dit door de werkeloozen niet best wordt opgenomen spreekt van zelf. Gisteren zag men in St. Anna Parochie een krasse oproeping aangeplakt door een werke- looze onderteekend, waarbij deze zijne tnedewerk- loozen uitnoodigde bijeen te komen om middelen te beramen, hoe aan werk en brood te komen. Een gevolg hiervan was een tocht langs de ver schillende boeren van bij de 40 arbeiders. Over ’t algemeen werden ze goed ontvangen maar de boeren verzekerden meest allen dat ze noode hun vaste arbeiders aan het werk hielden. Een tiental konden echter werk bekomen, doch naar men ons mededeelde was het paroolallen werk of niemand Mocht er spoedig maar een zoel regentje komen, dan zou het onkruid wel welig ópschieten en al de handen vragen. De Eerste Kamer moet om, was het con signe bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten. Nu de uitslag schijn noch schaduw van verwezenlijking van dien wensch te zien geefr, komt de Boodschapper met de mededeeling, dat dit volstrekt niet in de bedoeling heeft gelegen van de anti-revolutionairen. Hadden ze dat ge wild, dan had men wel wat anders gezien Nu hebben zij maar aan de verkiezing deel genomen voor de eer van het beginsel. De libe ralen daarentegen waren „tuk op zetels” en „be lust op succes.” Maar als het niet te doen was om zetels te behouden of te winnen, dan konden de verkie zingen wel achterwege blijven en wij kunnen de Boodschapper, die het niet schijnt te weten, ver zekeren, dat in de Geldersche districten, waar de beide partijen kans hebben om te slagen, de „tukheid” en belustheid,” die aan de liberalen verweten worden, zich ook bij de anti-revoluti onairen krachtig openbaarden. Wat nu de bewering betreft, dat de anti revolutionairen de Eerste Kamer niet willen om zetten vóór vele eeuwen heeft al de Vos de druiven die te hoog voor hem hingen, zuur verklaard. Waar de jubeltoonen vernomen zijn over den uitslag der Statenverkiezingen zegt de Boodschap per niet. In de bladen, die wij lezen, troffen wij ze niet aan. Voor zoover we weten bepaalden allen zich tot eene mededeeling van de cijfers. Trouwens voor dat „jubelen” gaf de uitslag ook geene aanleiding, daar nagenoeg alles gebleven is zooals het was. Arnh. Ct. „Over het kiesrecht-ontwerp van den heer Tak hangt nog een dichte sluier, zegt de Haag- sche correspondent der N. Gr. Ct.de Raad van State weet de regeeringsgeheimen voor indiscreete onschuldigste in staat is een half dozijn Fransche ministeries te doen struikelen. Zij handelen over de clericale en over de koloniale kwestiestwee kwesties, gevoelig als een kruidje-roer-mij-niet. Over de vragen die gedaan zullen worden, schij nen bovendien de verschillende ministers nog niet eens gelijk te denken. De heeren gaan in het ministerie drie groepen vormen lo. de groep Bourgeois—Ricard 2e. de groep RouvierJules RocheDevella; 3o. LoubetCavaignac. Dat oordeelkundig groepeeren zeer artististiek is, ont kent niemand. Maar wel ontkent men, dat deze groepeering kracht schenkt aan het ministerie. Daarom fluistert men reeds elkaar zeer geheim zinnig woorden in het oor, die spreken van den val van Loubet. Sommigen zingen reeds heel zachtjes een doo- denlied. Anderen daarentegen meenen dat dit doodenlied wel wat te spoedig wordt aangehe ven. Men is bezig een ministerie te begraven dat nog leeft. Ofschoon ook dezen zich niet ontveinzen dat het zijn nut heeft den grafkuil tijdig gereed te maken, opdat de begrafenisplech tigheid zelfs op het meest onverwachte oogen- blik zonder stoornis kan geschieden. Men spreekt zelfs reeds van een kabinet Bourgeois, onver- valscht radicaal. Zeker wordt het in ieder geval geacht, dat onder de afgevaardigden min of meer ontevre denheid bestaat. Men is niet in zijn schik over de gemeenteraadsverkiezingen wel hebben de republikeinen de meerderheid gekregen, maar er zijn te veel kiezers weggebleven. Beduidt dat wegblijven van die anderhalf millioen nu onte vredenheid Of is het onverschilligheid? Of zijn het vijanden? Die vragen stelt men zich en men durft er niet op te antwoorden. zullen vele winkeliers maar al te goed weten. De kans op goedkoop inkoopen is hierdoor als mede verdwenen, daar de eerste korting, die hij voor contante betaling kan bedingen, hem ont gaat de kans, dat hij zün kapitalen meermalen zal kunnen omzetten en dus desnoods bij geringen winst toch ten slotte grooter winsten zal maken, is ook voor hem verdwenen, want zijn kapitaal ligt vast. En als wij nu ten slotte nog er aan denken, dat vele kooplustigen in het geheel niet betalen, zoodat ieder winkelier jaarlijks een zeker deel van zijn winst moet afstaan tot dekking van het daardoor ontstaan verlies, dan meenen wij de groote nadoelen aan het crediet verleenen genoeg zaam in het licht gesteld te hebben. Trouwens ook voor diegenen, die crediet verlangen, heeft het zijne schaduwzijde. Er zijn tal van menschen in de wereld, die, ondanks magere traktementen toch uit den aard hunner maatschappelijke positie gedwongen zijn, te doen, wat men noemt „stand op houden.” Dit is immer eene bij uitstek kost bare liefhebberij, vooral wanneer de middelen daartoe ontbreken, en er worden dan ook heel wat offers gevergd van de maag, om althans naar buiten een zekeren schijn van welvaart te kunnen ophouden. Een gezonde economische opvatting brengt mede, dat men niet meer geld verteert dan men heeft, en velen zullen dan ook werkelijk in de praktijk hiernaar streven. Maar waar de nood aan den man komt, daar is men zoo spoedig be reid, met zich zelve te transigeeren. Bijvoorbeeld, daar is een of ander noodig. Voor het oogenblik heeft men het noodige geld niet, maar men ont vangt over 2 of 3 maanden wat geld, men kan dus tegen dien datum betalen en daarom koopt men rustig op crediet. Is echter eenmaal het geld in handen, dan zijn er weder geheel andere din gen, die meer dringend zijn, de winkelier moet nog maar een weinig wachten; later zal het beter gaan en al van die uitvluchten meer, tot men ten laatste voor de onmogelijkheid van betalen staat en men hoe langer zoo meer er onder geraakt in den regel, om niet meer op verhaal te geraken. Was alleen maar tegen contante betaling te koo- pen, dan zoude dit natuurlijk niet kunnen voor komen, men zoude verplicht zijn, alleen dan zich wat aan te schaffen, wanneer men financieel daar toe in staat was, en op die manier zoude onge\ twijfeld zoo voor den kooper als voor den ver-s' kooper een veel gezonderen toestand geboren worden. Contante betaling is een der grondslagen van het coöperatiewezen, geen wonder dan, dat men in de coöperatieve winkelvereenigingen met hand en tand daar aan vasthoudtde coöperatie staat en valt er mede. De grootste grief, die men tegen coöperatie der ambtenaren, waaraan trouwens veel goed gezeten burgers en voorname lieden mede doen, is, dat men zich niet bepaalt tot het onderling zich aan schaffen van de allereerste levensbenoodigdheden, maar dat men alle denkbare artikelen van weelde en confort even zeer verkrijgbaar stelt, tengevolge waarvan het gras voor de voeten van den ge- heelen winkelstand als het ware wordt wegge maaid. Eenigszins terecht redeneert men, dat, waar de ambtenaren bezoldigd worden uit de opbrengst der belastingpenningen, ook op hen de verplich ting rust, hun geld zoo te besteden, dat het aan de gemeenschap ten goede komt, wat niet het geval is, waar zij in eigen besloten kring hun geld om zetten, ten nadeel van den tusschenper- soon tusschen verbruiker en vervaardiger. Open lijk wordt trouwens erkend, dat de tusschenper- soon, als overbodig geworden, verdwijnen moet; volgens de coöperatieve leer moeten consument en producent rechtstreeks tot elkander worden gebracht, zonder dat eenige winst aan anderen mag ten goede komen. Het is deze wetenschap, die de handelaren met hand en tand zich doet verzetten tegen het voort woekeren der coöperatie, men strijdt hier eenvou dig den strijd om het bestaan voor zich en de zijnen, niet alleen voor het heden maar ook en meer nog zelfs, voor de toekomst. Toch meenen wij met recht te moeten vreezen, dat de strijd ten voordeele der coöperatie zal worden beslist, tenzij de winkelier, zich spiegelend aan de handelsge bruiken der coöperatieve winkelvereenigingen, door het invoeren van en vasthouden aan contante betaling, zich in staat stelle, lagere prijzen te vragen, waardoor het in de meeste gevallen voor den bekwamen en den kundigen koopman niet moeielijk zal vallen, aan de concurrentie der winkelvereenigingen het hoofd te bieden. Hiertoe is echter samenwerking van allen ge biedend noodzakelijk. Eerst dan zullen de winke liers aan de verbruikers dezelfde voordeelen kun nen aanbieden, welke zij thans van de coöperatie genieten en zal de strijd gelijk staan. Slot. Aan het slot van ons vorig artikel in no. 19 vermeldden wij het feit, dat de ambtenaarscoöpe ratie niet bepaald op onberispelijke wijze baan gebroken had Aantijgingen aan het adres van den winkelier moesten hiertoe hoofdzakelijk dienst doen. De veel besproken slechte winkelwaren, welke tegen te hooge prijzen werden verkocht, gaven eenige Arnhemsche heeren aanleiding, eens een proef te nemen. Men liet namelijk bij ver schillende winkeliers zoowel als bij de coöperatieve winkelvereeniging eenige artikelen koopen en zond deze ter beooi deeling aaneene commissie, bestaande uit een drietal deskundigen. Het resultaat van die beoordeeling was niet in het voordeel der coöperatieve vereeniging, immers het bleek, dat de winkelwaren, daar gekocht, van mindere kwa liteit waren dan die bij de gewone winkeliers ge kocht, en men heeft niet verzuimd, op deze zaak in den breede de aandacht te vestigen, echter zonder dat het veel heeft geholpen. Hoe werkt eene coöperatieve vereeniging zal men ons vragen. Het antwoord daarop kan kort zijn. Ofschoon die vereenigingen al den schijn hebben van naamlooze vennootschappen, zijn zij dat toch inderdaad niet. Het maatschappelijk kapitaal wordt gevormd uit het inleggeld, dat ieder toetredend lid der vereeniging moet betalen en dat, om de toetreding te vergemakkelijken, in den regel uiterst laag is gesteld. Het lid haalt nu zijne winkelwaren en krijgt daarbij steeds een of meer penningen, aanwijzend het cijfer van het door hem bestede bedrag. Aan het eind van het jaar wordt balans opgemaakt, en wordt de winst onder de leden verdeeld, in verhouding tot het inkoopeijfer. Ongetwijfeld is dit voor den kooper een groot voordeel. Immers, de winkel vereeniging bepaalt zich niet tot de leverantie van één artikel, integendeel alle denkbare waren zijn verkrijgbaar. Voor het beheer van den win kel, waarin deze onderscheidene artikelen zich be vinden, heeft men betrekkelijk weinig personeel noodig, één goede beheerder is voldoende, voor het overige kan men zich bepalen tot het in dienst nemen van een paar knechten. De beheerder, een gewoon bediende, wordt als zoodanig gesalarieerd en heeft misschien nog een klein aandeeltje in de winst. Het groote voordeel eener dergelijke exploi tatie springt dadelijk in het oog. De gewone winkelier, hij, die zich bepaalt tot het handelen in eenen tak van koopwaren, b. v. een kruidenier, sigarenhandelaar of wat dan ook, moet in de allereerste plaats van de winst, op dat artikel behaald, leven. Terwijl de winkelvereeniging, als ware zij een vennootschap, de risico van winst en verlies omslaat over al de aandeelhebbenden, en die risico veel gemakkelijker wordt gedragen, moet de winkelier alle schade alleen torschen, maar bovendien verkeert hij in veel ongunstiger conditiën, want de kosten van beheer en drijven, onafscheidelijk aan iedere zaak verbonden, komen nu geheel en al ten laste van één artikel, terwijl zij in de coöperatieve winkelvereenigingen over meerdere, ja, over talrijke artikelen worden om geslagen. Ten slotte moet ook niet worden ver geten, dat de winkelier met zijn gezin van zijnen handel moet bestaan, en zich dus in geen geval kan bepalen tot het omzetten van zijn winkel- goederen zonder winst. Eene zaak is beslist ten voordeele der coöpera tieve winkelvereenigingen, en dat is de de con tante betaling. Crediet wordt eenvoudig niet ver leend. De geheele winkelzaak is gebaseerd op contante betaling. Men zal gemakkelijk begrijpen, wat hierdoor wordt verkregen. In de allereerste plaats toch kan daardoor het bedrijfskapitaal zeer gering zijn, ten tweede kan het zeer veel malen worden omgezet, ten derde stelt het in staat, steeds a contant te koopen, waardoor gunstige voor waarden kunnen worden bedongen. In dit opzicht is de coöperatieve winkelvereeniging den gewonen winkelier verre vooruit. Deze toch is verplicht, wil hij zijne cliëntele behouden, aan die clientele allerlei gemak te bezorgen, waaronder een eerste plaats inneemt het verleenen van eenige tijds ruimte tusschen koopen en betalen. Hiertegen kan nu op zich zelve geen bezwaar bestaan, mits de winkelier heeft te maken met menschen, die niet alleen graag koopen, maar die tevens door drongen zijn van de daaruit voortvloeiende ver plichting tot betalen. Dit laat echter maar al te veel te wenschen over; bij de meesten schijnt de overtuiging veld te winnen, dat betalen binnen zekeren tijd eene weelde is, die men zich niet behoeft te veroorloven, en daaraan is het te wijten, dat in menig winkelboek aanzienlijke bedragen soms twee jaar en langer blijven openstaan. De groote nadeelen, die hieruit voor den winkelier voortspruiten, zijn legio. De winkelier moet toch als gevolg daarvan, zijn bedrijfskapitaal aanmer kelijk vergrooten, of wanneer hij daartoe niet in staat mocht zijn, is hij genoodzaakt, zijne opera ties aanmerkelijk te beperken. Gebrek aan de noodige middelen veroorzaakt hem nog andere zorgen. In den groothandel kent men het crediet slechts beperkt, b. v. betaling na een maand, drie of zes maanden als uiterste termijn. De winke lier moet aan deze usance zich houden, wil hij niet binnen zeer korten tijd den naam krijgen van insolide of niet betrouwbaar te zijn. Hoe moeielijk het hem echter menigmaal valt, om zijne verplichtingen na te komen en dat enkel en al leen omdat zijn geld „onder de menschen” zit, dit De Fransche kamers zijn weer geopend, nadat men vier weken de leden in staat heeft gesteld zich te herstellen van de vermoeienissen der vorige zitting, en krachten te verzamelen voor de moeielijkheden van de volgende dagen. Men vreest echter, dat de politieke verhoudingen zich weinig ten voordeele der regeering hebben gewijzigd. De eerste Mei is gelukkig voorbij en de orde is dien dag niet gestoord. Met dank baarheid wordt dit herdacht. Doch die dankbaar heid schijnt niet lang te zullen duren, want niet minder dan een half dozijn vragen zullen het ministerie worden gesteld, vragen waarvan de ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 17 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. kroniekschrijvers te bewaren. Maar toch loopen er hier en daar reeds vage geruchtjes, waarvan ik er enkele heb opgevangen en die ik u, gelijk de strooper in verboden jachttijd een haas, met te meer genoegen overbreng. Men zegt dat de Regeering het zoogenaamde huismans-kiesrecht zal invoeren, hetgeen neerkomt op een op ’t kantje af aan ’t algemeen stemrecht naderend stelsel. Voorts wordt beweerd, dat voor de Tweede Kamer en Provinciale Staten hetzelfde, voor de gemeenteraden een gansch verschillend kiesstelsel zal worden ingevoerd en dat bij het laatste een soort van evenredige vertegenwoor diging zou worden voorgesteld. Het spreekt van zelf, dat ik deze mededeelingen slechts geef voor hetgeen ze zijn en u derhalve verzoek ze niet dan onder voorbehoud te aanvaarden.” Blijkens het openbaar gemaakte overzicht van de opbrengst der middelen in de maand April bedroeg deze dit jaar f9,935,415.515tegen f9,971,849.035 in het vorig jaar. Vele directe belastingen brachten echter minder op, de meeste indirecte belastingen daarentegen meer. Het verschil ten goede is noodzakelijk toe te schrij ven aan het hooge bedrag der successierechten f 1,089,770 tegen f710,178 in het jaar 1891. De posterijen brachten f12,000 meer; de telegrafen f9000 minder op. Het totaal-generaal der raming over 1892 be draagt f 115,789,450.00, waarvan het V12 gedeelte bedraagt f9,649,120.76. De opbrengst over de vier eerste maanden van 1892 bedraagt f 34,820,304.03, tegen f 35,062,072.08 over het zelfde tijdperk van 1891. De plaat van de Ned. Spectator vat de be handeling van de adressen tegen de jachtwet met het negatief resultaat van de komische zijde op zij laat de hazen dansen, daar al de verspilde woorden geen haas dooden. Het weekblal de Amsterdammer ziet de zaak van meer ernstige zijde in zijne plaat geeft den landbouwer te zien, die de hazen straffeloos op zijn erf moet toelaten, maar wel het recht heeft den dief neer te schieten, als deze geen haas, maar een mensch is. Als een niet alledaagsch feit meldt het Mil. Weekbl., dat de sergeant-majoor-titulair Jan Brul, schrijver bij het 2e reg. vesting artillerie, den len dezer een diensttijd van 59 jaren achter den rug had, en dat bij de voordracht tot het bekomen van pensioen van dezen braven onder officier een blanco strafregister kon worden over gelegd. Bij gelegenheid der verkiezing op Dinsdag deed zich, volgens de Tijd, te Sittard de volgende vermakelijke scène voor. Een ingezetene, die ook kiezer was, ging vóór eenigen tijd de stad metterwoon verlaten. Alvorens te vertrekken begaf hij zich tot een der candida- ten (dien wij X. zullen noemen) en verzocht hem, wanneer hij zich werkelijk candidaat stelde, hem alsdan eene circulaire te willen zenden dan zou hij uit oude kennis en vriendschap dien dag naar Sittard komen, om voor hem te stemmen. De heer X. stelde zich candidaat en zond ook aan zijn vriend, die hem zulk een bewijs van achting en genegenheid had komen aanbieden, een circulaire. De dag van de verkiezing was daar, en onze vriend was, als man van woord, presenthij begaf zich naar het stembureau, vroeg een briefje vulde dit in, stak het in de bus en wilde zich verwijderen. „A propos vriend,” vroeg de voorzitter van het stembureau, u zult toch zeker op uw vriend den heer X. hebben gestemd, daar ik vernomen heb, dat u daarvoor uitsluitend naar hier zij t ge komen.” „Wis en waarachtig,” klonk het antwoord, „wat denkt u wel van me!” Ongelukkigerwijs had de vriend van den heer X. na het invullen van zijn stembriefje dit ge droogd met een vel vloei, dat op de tafel lag, en daar stonden nu duidelijk de namen der tegen partij van den heer X. te lezen de naam echter van zijn vriend, om wien hij opzettelijk naar Sit tard was gekomen, was nergens te vinden. Toen de voorzitter hem dit toonde, stond hjj beschaamd en verlegen meer dood dan levend verliet hij het stembureau onder den uitroep „Ach jeminiach jeminihad ik liever 100 frank verloren Van zijn vrienden moet men het tegenwoordig in Sittard hebben Reeds eenige dagen zag men op het eiland Urk verlangend uit naar de komst van de an sjovis. De vangst toch van deze diertjes veroor zaakt daar een buitengewone bedrijvigheid en met de behandeling verdienen gewoonlijk een paar honderd vrouwen en kinderen een aardig stuivertje. ’t Was dan ook geen wonder dat het bericht „er is ansjovis gevangen” door de bewoners van het eiland met blijdschap werd ontvangen. Toen Vrijdagmorgen sommige visschers hunne staande netten hadden gelicht en daarmede in de haven kwamen, hadden enkelen daarin tus schen de drie- en vier-honderd van genoemde vischjes gevangen. Al is het getal nog niet groot, voor een be gin mag het niet slecht worden genoemd. De kwaliteit is uitmuntend. Hoogstwaarschijnlijk zal de prijs zeer laag worden, daar nog duizen den ankers vol van deze vischjes, gevangen in de jaren 1890 en 1891, in de pakhuizen te Amsterdam onverkocht liggen opgestapeld. -J Bolswardsche Courant i ft Mt Ijl I I i I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1892 | | pagina 1