NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOLS WAR» EN WONSERAOEEI, r f I i No. 22. Een en dertigste Jaargang. 1892. Onhuiselij kheid. BINNENLAND- BUITENLAND. DONDERDAG 26 MEI. ?5 I VOOR 5 - jongmensch mag zich op zijn tijd mnn” zvr» xttii rrr\rrrrr\r» L a! ti /I n /J r»_ r ^XXXXXX JXDXXC^ NCDXXCXCXCXCXDO.'^ ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. In België hebben Zondag de verkiezingen voor de Provinciale Staten plaats gehad. Reeds dagen, weken te voren had de kleine Vlaam- sche pers zich uitermate geweerd. En zij kan zich weren. Wie ooit eens een volledig scheldwoordenboek wil maken, abonneere zich gedurende een jaar op Vlaamsche dagbladen van allerlei richting. Heden vindt een clericaal blaadje een nieuwen bijnaam uit voor de aanhangers van zijn liberalen collega. De liberaal rust niet voor hij een anderen heeft gevonden, die in schilder achtigheid en lompheid den eerste verre over treft. De clericalen spreken heel aandoénlijk van „beirputten” en van „verkens” de liberalen fluis teren hun tegenstanders naampjes in ’t oor als „Tjeven” en „jappersvolkje”. Dat het er niet erg gemoedelijk toegaat bij de stembus, wanneer men elkaar reeds dagenlang gescholden heeft voor al wat leelijk was in vergaderingen, in couranten, op aanplakbiljetten, dat laat zich begrijpen. Betrek kelijk rustig zijn echter de verkiezingen in België afgeloopen. Groot schijnt de liefhebberij onder de kiezers ook niet te zijn geweest, enkele districten uitgezonderd. Zoo kwamen o. a. te Leuven van de 6837 kiezers er 6359 aan de stembus. In de meeste districten is de verhouding ge bleven gelijk zij was. De liberale partij heeft volgens de Indépendance Beige toch niet te klagen over den dag van Zondag. Heeft zij hier en daar een klein echec geleden heeft zij op enkele plaatsen een kleine teleurstelling ontvangen, dit alles weegt niet op tegen den vooruitgang van het liberale beginsel, die valt op te merken in Vlaamsch-België, zoowel als in Waalsch-België. Ongelukkig de mensch, die zich verveelt. In zeker huisgezin zit een jongeling met de hand onder ’t hoofd bij de tafel. Hij is zoo even van zijn werk gekomen, heeft zijn avondeten genuttigd en gevoelt zich nu niet op zijn gemak. En waarom niet? Omdat het nu al twee avonden zoo’n koud en onaangenaam weêr is, dat hij niet even kan uitgaan. „Welnu” zegt zijn vader, „lees dan eens wat.” „Lezen daar houd ik niet van.” „Zoek dan eene of andere bezigheid” raadt moqder. „Bezigheid ik kom pas van ’t werk’t is nu tijd van rusten.” Stilte. Terwijl de huisgenooten met een of ander zich bezig houden of gezellig praten, zit onze prutte laar zich te vervelen en is maar blij, als de tijd van slapen weer daar is. Men behoeft geen profeet te zijn, om te kunnen voorspellen, dat voor hem nog veel dagen zullen komen, waarop hij zich door verveling ongeluk kig zal gevoelen. in het groot denkt te nemen. Te Winschoten werd Vrijdag Wilhelm Schröder, uit Siddebuursterveen, door de recht bank wegens inbraak veroordeeld tot een gevan genisstraf van negen jaar. Den nacht daarop volgend} is hij uit de gevangenis aldaar ontvlucht. Het Vaderland releveert uit het officieel verslag der beraadslagingen van de Tweede Kamer de volgende woorden, die door de verslaggevers der dagbladen niet waren opgenomen. De heer van Löben Seis zeide, nadat hij de juistheid van het Standaard-verslag over zijne rede te Gouda, wat de woorden betreft, waarin eene insinuatie werd gezien, had betwist „De persoonlijke zaak met den heer Lieftinck kan ik hiermede als afgedaan beschouwen. Hij heeft zelf terecht gezegd Eene grijze kraai maakt nog geen winter. Ik houd mij geheel aan het zoo plastische beeld, waarin hij zich teekent. Hij is niet „de Kamer”. Aan hem geen woord meer hierover. Slechts in het voorbijgaan mjjne hulde aan den voortreffelijken snit van zijn nieuw zomertoilet.” Men moet er natuurlijk bij weten, dat de heer Lieftiuck een grijs costuum droeg. Inderdaad, de humoristische toespeling was kostelijk. In goed onderrichte kringeu loopt, volgens Gelria, het gerucht, dat het lid van de Tweede Kamer voor Sneek, mr. W. G. baron Brantsen Als men met onbevooroordeelden blik rondziet in onze tegenwoordige maatschappijals men ziet, hoe een goed deel van de gegoede burgers, vooral in onze groote steden, een groot deel van den zoogenaamd „vrijen tijd” doorbrengt; als men ziet, hoe een, zeker niet kleiner, deel van „het volk” het huis slechts schijnt te beschouwen als eene plaats, waar men gaat slapen en eten als men ’s avonds de straten en pleinen hoort weergalmen van het getier en geschreeuw der rond slenterende jonge en oudere leegloopers, die zich zelfs niet naar huis laten jagen door de guurheid van het weder, dan zal men er zeker niet met volle overtuiging „ja” en „amen” op zeggen, als van den Nederlander o. a. gezegd wordthij is huiselijk. Die deugd moge in vroeger tijd een algemeene trek zijn geweest van onzen volksaard, tegen woordig doen zich zooveel uitzonderingen voor op die algemeenheid, dat het er niet best meer door kan, nog altijd huiselijkheid op te nemen in de rij der Nederlandsche volksdeugden. Vraagt men wat zijn de voornaamste oorzaken van de onhuiselijkheid, die hier en daar op on rustbarende wijze toeneemt, dan meenen wij te moeten antwoordengenotzucht, gebrekkige ont wikkeling zoowel op 't gebied der kennis als op dat der kunst en ongunstige huiselijke omstan digheden. Genotzucht. Zij, die eene onverzadelijke be geerte naar genot hebben, zoeken dat buitenshuis, omdat ze geen vrede hebben bij de genietingen, die het huiselijk verkeer geven kan. Gebrekkige ontwikkeling. Een ontwikkeld mensch heeft juist in zijne ontwikkeling eene ge zellin, die hem bewaart voor verveling. In plaats van buitenshuis ’t gezelschap op te zoeken van politieke tinnegieters of bazen in ’t vertellen van „sterke stukken” gaat hij door het lezen van dag- en weekbladen, tijdschriften en boeken zijne kennis verrijken en zijn smaak ver edelen. Zoodoende zal hij de ervaring opdoen, dat ken nis niet alleen macht, maar ook genot is. Wie de kunst beoefent, al is ’t dan ook als haar nederige dienaar, zal steeds in haar eene reine bron van genot vindenhij zal volstrekt geen lust gevoelen, om steeds verstrooiing te zoe ken in ’t verkeer buitenshuis. Door zingen of musiceeren, teekenen of schilderen zal hij zijn dagelijksch werk afwisselen en het thuis-zijn zal voor hem een lust in plaats van een last zijn. Ongunstige huiselijke omstandigheden. Be trekkelijk zeer groot is ’t getal van hen, die als het ware uit het huis worden gejaagd omdat slor digheid, wanorde en daaruit dikwijls ontstane oneenigheid tusschen de huisgenooten het verblijf aldaar zoo goed als ongenietbaar maken. Ze gaan op straat, niet zoo zeer, om genot te zoeken, maar om van ergernis bevrijd te zijn. Zeer dikwijls effent zoo’n toestand den weg naar de kroeg. Ongelukkig zij, die, om welke reden dan ook, geen deelgenooten zijn van ’t geluk, dat men sma ken kan in den huiselijken kring. Een Engelsch schrijver heeft dat geluk aldus geschetst „Een goed huisgezin is de beste van alle scho len, niet slechts voor de jeugd, maar ook voor den ouderdom. Daar kunnen jong en oud het best opgeruimdheid en dienstvaardigheid leeren en zich oefenen in geduld. Het huisgezin is ook de beste leerschool voor de beleefdheid het is, als ’t ware, de kweekschool voor menschenliefde. De armoedigste woning kan een verblijf zijn, waar gezelligheid, deugd en geluk heerschen, wan neer eene opgeruimde, zindelijke en spaarzame vrouw de huishouding bestuurt. Zij kan de zetel zijn van het zuiverste familiegelukzij kan den man een toevluchtsoord zijn voor de stormen des levens, eene rustplaats na den arbeid, een troost in het ongeluk, een trots in voorspoed en een vreugde ten allen tijde. De wijsten en de besten hebben zich niet geschaamd, te erkennen, dat het hun grootste vreugde en geluk was, te zitten in den onschendbaren huiselijken kring. van de Zijp, bestemd zou zijn om de plaats in te nemen, welke in onzen Senaat door het bedanken van den heer F. G. baron van Lynden van Hem men onder de vertegenwoordigers van Gelderland is opengevallen. Altijd natuurlijk, wanneer de anti-liberalen door de verkiezing van den heer J. J. Schüssler te Putten, die in herstemming komt met mr. W. baron van Goldtstein, hun meer derheid in de Staten van Gelderland kunnen behouden. De heer Brantsen van de Zijp zou dan in het district Sneek opgevolgd worden door jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman. Sinds de examens aan den gang zijn gaat het al weer gemakkelijker sollicitanten voor va cante onderwijzersbetrekkingen te krijgen. Daarbij doet zich het verschijnsel voor, dat op vele plaatsen, waar slechts f 450 wordt geboden, zich 4 5 sollicitanten aanmelden, zooals Drempt, Varsseveld en Keppel, terwijl weer voor andere gemeenten, waar het salaris op f475 a f500 gesteld is, zich slechts een en zelfs geen lief hebbers opdoen. Naar dezen maatstaf mag men tot de conclusie komen, dat vele onderwijzers hunne keuze ves tigen op die gemeenten, waar het hun gemak kelijk valt verder te studeeren, of waar zij door ervaring weten dat het Gemeentebestuur de be langen van het onderwijs bevordert. Aan het eerste kan de gemeente weinig doen, maar in het laatste moeten de gemeenten die het aangaat eene vingerwijzing zien, zoo voor het onderwijs te zorgen, dat men daarvoor meer doet dan waar toe de wet dwingt en niet de concurrentie tus schen openbaar onbijzonder onderwijs telkens in beweging te stellen. Want daardoor zal zij zich zelf noodzaken te allen tijde „eenige sollicitan ten,” al bezitten zij nog zoo weinig geschiktheid, tot onderwijzer te benoemen. Nu de belastingontwerpen van Minister Pierson nog in staat van onderzoek zijn, is het onderstaande, als bewijs hoe onzeker de geheim houding is bij de opgave der inkomstenbelasting en voorgevallen in de grensplaats Bocholt, van veel belang. Door de koninklijke belastingcommissie is dit jaar aan alle burgers, die daarvoor in de termen vallen, in goed couvert het belastingbiljet toege zonden, teneinde den aanslag niet voor anderen bekend te maken. Nu is voor eenige dagen bij den uitgever W. Ruckersfeldt een brochure ver schenen, welke tot motto voert„Laat uw licht schijnen voor de menschen”, zij bevat een ver gelijkend overzicht voor elk inwoner in het bij zonder van zijn schatting over 1891/92 en 1892/93. Bij deze publicatie dient men te vragenwat heeft de geheimhouding van elk belastingbiljet in het bijzonder te beteekenen, wanneer ze ge zamenlijk toch gepubliceerd worden Door ongeveer 250 personen, die meest allen eene openbare betrekking bekleeden, is een adres gericht aan burgemeester en wethou ders van alle gemeenten in Nederland, waarin zij verzoeken hun invloed aan te wenden tot het invoeren van den Midden-Europeeschen tijd. Tot rechtvaardiging dezer wijziging van tijds- verschuiving beroepen adressanten zich op de voordeeleo, die daarvan reeds in het licht zijn gesteld. Naar hunne meening ligt het op den weg der gemeentebesturen, om in deze als tolk der openbare meening op te treden. Zeventig gemeentebesturen hebben reeds openlijk voor de Midden-Europeesche tijdrekening partij gekozen en de Minister van Waterstaat heeft aan adres santen verklaard en door de twee groote spoor- wegbesturen is te kennen gegeven, dat het voor den dienst der spoorwegen om het even is of deze den West- dan wel den Midden-Europeeschen tijd volgen. Bij het adres zijn bijlagen gevoegd, in eene waarvan het oordeel van verschillende dagbla den over die beoogde verandering wordt mede gedeeld. Vooral de V. R. Cl. verklaarde zich bij her haling en met nalruk daarvoor. Dat de wet op de visscherij op sommige punten nog onbillijker is dan de patentwet kwam dezer dagen duidelijk uit bij de behandeling eener strafzaak voor het kantongerecht te Hee- renveen. De visscher Smit te Joure is houder van een groote vischacte en mag dus visschen met alle bij de wet geoorloofd vischtuig. In de maand April had hij bij zijne woning fuiken staan in door hem gepacht vischwater, die noodig opge haald moesten worden. Hij zelf was ziek en mocht niet buiten komen, waarom hij zijn 17-jarigen zoon, houder van eene acte voor het visschen met schakels, heenzond, om de fuiken op te halen. Toen deze daarmede bezig was, verscheen een rijksveldwachter, die den zoon bekeurde, wijl hij geen acte had voor het visschen met fuiken. Het O. M. eischte tegen hem f0.50 boete en betaling van f2 voor de niet in beslag genomen aalfuiken. En wat laat nu de Patentwet daartegen over toe Een timmerman is bijv, vader van 4 zoons, die allen als knechts bij hem werken. Van verhoo- ging van patent is dan geen sprake, de vader betaalt niets meer dan als hij alleen werkt. De visscherijwet verbiedt, dat bij ziekte van den vader een zoon de fuiken ophaalt 1 Uit Rotterdam wordt aan het U. D. ge meld De bootwerkers, anders gezegd sjouwerlieden, hebben hier tegenwoordig niet minder dan drie yereenigingen, namelijk eene, die nog altijd een internationaal karakter draagt, als een overblijf sel uit de dagen toen de Londensche dokwerkers samenwerking zochten met de sjouwerlieden in de Nederlandsche havens voorts de vereeniging „de Nederlandsche vlag”, welke opgericht werd als een protest tegen die samenwerking, en ein delijk eene derde onder den naam „Kennis is macht” die, zonder in verbinding te staan met het buitenland, toch min of meer een sociaal democratisch karakter draagt. Vooral tengevolge van de stilte in den graan handel verkeeren tegenwoordig de bootwerkers alhier in een zeer ongunstigen toestand. Zeer velen onder hen kunnen geen werk vinden en loopen leeg. Dit heeft tengevolge, dat er onder hen een sterke geest van ontevredenheid heerscht, en onder den invloed daarvan werd door de in ternationale vereeniging en door „Kennis is macht” het denkbeeld geopperd om toevlucht te nemen tot een demonstratie langs de straten, teneinde de aandacht der werkgevers te vestigen op de toestand, waarin de sjouwerlieden ver keeren, of wel vergunning te vragen voor het houden eener collecte langs de huizen der inge zetenen ten behoeve van de gezinnen der werk- loozen. Daarvoor werd de medewerking gevraagd van de vereeniging „de Nederlandsche vlag,” doch deze heeft op voorstel van haren voorzitter be sloten, zich van die medewerking te onthouden, op grond dat zij alles wenscht te vermijden wat rust en orde zou kunnen in gevaar brengen. Het doel der anderen toch, om opschudding te weeg te brengen, was tamelijk doorzichtig. Sinds lang reeds waren de sociaal-democraten er op uit, om onder het werkvolk op de kaden weder een relletje aan den gang te brengen. Het is al elf jaren geleden, dat de heer Dullert voorzitter der Tweede Kamer was. Menig lid beeft hem niet eens in die waardigheid gekend en heeft dus zekere woorden niet vernomen, die hij eens bij de opening der beraadslaging over de begrooting in overweging gaf en die aan de herinnering van velen, welke reeds destijds zitting hadden, schijnen ontsnapt. Hij raadde den leden aan, dat zij voor ’t geen zij te zeggen hadden niet meer woorden zouden bezigen dan noodig was en niet zouden herhalen, wat door anderen vóór hen reeds was opgemerkt. De beraadslaging over de Noodwet althans geeft aanleiding tot het vermoeden, dat dit gedeelte der nalatenschap van den heer Dullert in het ongereede is geraakt. Twee dagen lang is gedebatteerd over een voorstel, dat de groote meerderheid erkende en dat allen gevoelen, noodzakelijk te zijn, zooals dan ook uit de aanneming met 60 tegen 16 stemmen gebleken is. Arnh. Ct. Men schrijft uit Zevenaar Dagelijks worden alhier door de politie per sonen aangebracht om over de grenzen te wor den gebracht. Hebben de personen de middelen, dan geschiedt zulks per spoor. Op deze wijze werden heden middag twee personen naar hier gebracht om te worden uitgeleid. Van kaartjes voorzien werden zij per spoor in de richting naar Duitschland doorgezonden, terwijl de agenten op het perron bleven tot de trein vertrok. Nauw- lijks zette deze zich in beweging of de uitgezette personen sprongen aan de andere zijde er uit en maakten zich ijlings uit de voeten, waarvoor door het rangeeren der treinen geschikte gelegen heid was. Toen de politie het bemerkte, waren zij reeds uit het gezicht verdwenen. Een geheel eigenaardig en misschien in de provincie Groningen eenig gezicht, leveren een aantal akkers op met moerbeziën bepoot en wel te Musselkanaal, op de plaats van den heer Borgesius, alwaar men met deze teelt een proef Uitspanning moet de saus, niet de spijs des levens zijn. De waarheid van deze uitspraak wordt door zeer velen in onzen tijd niet erkendvelen immers keeren het eenvoudig omwant zonder uitspan ning kunnen ze geen dag leven. Een staaltje. In het Noorden van ons land ken nen we een groot, bloeiend dorp, dat bekend is door eene uiterst nette, doelmatig ingerichte so- citeit. We hadden eens ’t genoegen, dat aantrekke lijke gebouw te zien, ook van binnen.- En we hoorden daar het volgende gesprek. „Zeg, daar komt Piet aandie is hier gisteren avond niet geweesthoe zou dat zoo komen „Och hij zal wel weer de eene of andere ver hindering gehad hebben. Soms verbeeldt hij zich, dat zijn werk hem, ook bij avond, thuis doet blijven.” Piet voegt zich bij de vrienden. „Waar zat je gisteren avond, vent „Och, de oude heer had het weer eens op zijn heupen; hij begreep, dat er nog ’t een of ander moest gedaan worden ’t werd me zoodoende wat laat, om nog even uit te gaan.” „Dat ’s jammerwant juist gisteren avond was ’t hier zoo verd gezellig. Piet verklaart, dat hij er nu spijt van heeft, toch maar niet gekomen te zijnhij had om half elf thuis gedaan. Had die jonge man wel eene goede reden voor dien spijt Nog eens niemand zal het wraken, dat van tijd tot tijd het stof van werkplaats, fabriek of studievertrek eens wordt afgeschud dat is noodig zelfsniemand zal het op goeden grond een mensch kwalijk kunnen nemen, dat hij van tijd tot tijd zijne sociëteit, club of uitspanning bezoekt, als hem dit „beuren” mag; maar wanneer, zooals in ’t gegeven geval, de uitspanning regel wordt, wanneer men niet eens kan overslaan, dan loopt men groot gevaar, den lust voor ernstigen arbeid meer en meer te verliezen. We gaan een café binnen in een onzer groote steden, 't Is avond. In de prachtig verlichte zalen wemelt het van menschen. De bedienden vliegen schierze hebben handen vol werk, om aan alle uitroepen van „aannemegevolg te geven. „Welnu”, zal iemand zeggen, „wat kwaad steekt daarin Mag de mensch dan geen uitspanning heb ben na zijne dagelijksche bezigheden En bedenk wel, dat een groot deel der bezoekers vreemde lingen zijn, die de merkwaardigheden der stad komen zien.” Toegestemd en aangenomen. Maar vervul nu eens voor eene poos de rol van spionge loopt hier geen gevaar, als zooda nig te worden opgepakt. Ge zijt het dan ook niet met verkeerde be doelingen. Zie, daar zit een gezelschap jongelui. Ge kunt het hun aanzien, dat ze hier „thuis” zijn. Ze gevoelen zich hier niet alleen op hun gemak, omdat ze „onder vrienden” zijn, ook de bedienden blijken meer of min tot hunne intiemen te behoorenja ook de dames- en heeren-musici wisselen met hen blikken van verstandhouding, die zeer welsprekend zijn. Zeg nu: „een j j’ wel eens ontspannen”, en wij zeggen het u dade lijk na. Maar we houden er ons van overtuigd, dat die jongelui, die klaarblijkelijk tot de habitué’s van ’t café behooren, beter deden, thuis de gezellig heid te zoeken, die ze hier zoo aangenaam vinden. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Bolswardsche Courant r in

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1892 | | pagina 1