NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
OÏ.SWA.B B EN WONSERADEEÏ.
I
I
I
I
q
J
No. 25.
In en om Berlijn.
Een en dertigste Jaargang.
1892.
BUITENLAND.
BINNENLAND-
DONDERDAG 16 JUNI.
ra
VOOR
VorstenVERGODING.-VERGUIZING,-
WAARDEERING.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
- 3,71
- 4,53
45
50
PARTICULIERE CORRESPONDENTIE-
Men schrijft uit Rotterdam
„Jannetje Struik, die tegenwoordig hier ter
30
3a
stelling noemt de verslaggever der Haagsche Ct.
enkele zaken op, die minder in zijn smaak vielen
en zegt dan
„Evenmin trokken mij op ’t eerste gezicht de
scharren achter glas, de lippen en kelen der
zoutevisch op liquor en de pyramide van ansjovis
potjes (met of zonder inhoud) bijzonder aan.
Mij dunkt, voor den liefhebber van al dat zee
banket moet ’t een Tantaluskwelling zijn, zoo
veel heerlijks achter slot en grendel voor zich
te zien en er niet aan te mogen raken„il est
défendu de toucher aux animaux, surtout avec
des cannes”, zelfs aan de gerookte schol en ge
rookte bokking. Alleen de jury zal genieten
van al deze heerlijkheid, gelijk van de stereo
tiepe verzamelingén fleschjes olijf-olie indien
deze althans, in hun wankelenden evenwichts
toestand, aan de dreuning der voetstappen van
de voorbijgangers weerstand blijven bieden.
Maar wat onmiddellijk mijne aandacht boeide,
was een keurige, kleurige, van goud en zilver
en edelgesteenten schitterende étalage van
groot- en commandeurs- en ridderkruizen met
plaques, sterren, zwaarden en linten. En ik
verdiepte mij in het raadsel, wat al deze din
gen tenzij als champion-medailles op ’t ge
bied der menschelijke ijdelheid toch wel met
Sport gemeen mochten hebben.
’k Geef het den lezer te raden. Misschien
hebben we een van allen de oplossing gekregen,
wanneer we binnenkort weer eens aan ’t dwalen
gaan over de tentoonstelling”.
Met de sporttentoonstelling te Scheveningen,
schrijft de Haagsche correspondent der N. Gr. Ct.,
begint het reeds aardig te vlotten. In de vorige
week waren er (de Pinksterdagen meegerekend)
reeds 20000 personen door het tourniquet ge
gaan. Vooral het buitenterrein blijkt in den smaak
te vallen maar geenszins van allen. De Ver-
eeniging tot verhooging van het zedelijk bewust
zijn der vrouw heeft zich zelfs beklaagd bij
’t bestuur der expositie en bij de autoriteiten
over de „losheid” van enkele inrichtingen, waar
op ik trouwens ook in mijn vorigen doelde. En
ter eere van het uitvoerend comité moet ik er
dadelijk bij voegen dat reeds te voren en zonder
die aansporing van de dames-vereeniging, een
einde is gemaakt aan de tooneeltjes van verleide
lijke aansporing tot lafenis, die in eenige drink-
hallen en bars door de matig gecostumeerde kell-
nerinnetjes werden vertoond. Zonder dat men nu
terstond alle Hongaarsche en andere meisjes met
aardige kopjes en ondeugende oogjes door Jannen
met zwarte rokken en witte dassen heeft ver
vangen, is toch het decorum in de expositie-galerij
teruggekeerd en er is nu niets meer wat den meest
puriteinschen bezoeker aanstoot behoeft te geven.
Te Avereest vervoegde zich Zaterdag eene
vrouw bij eenen bakker om brood en om guldens
van 1846 in te wisselen tegen ander geld. Zij
hielp daarbij trouw zoeken. Later bleek het ech
ter, dat de bakker op deze wijze veel geld was
kwijt geraakt. Door de politie is de vrouw te
Meppel aangehouden.
Trots de waarschuwingen door de politie
tijdens de Utrechtsche feesten op Vrijdag j.l. over
al aangeplakt tegen de zakkenrollers, hebben die
heeren toch hun slag geslagen. Vooral van de
drukte op de Stadhuisbrug hebben zij gebruik
weten te maken. Aan een dame werd, naar wij
o. a. vernemen, de portemonnaie ontrold en aan
een heer een portemonnaie, die om en bij f 150
aan bankpapier en zilver bevatte en een paar
oude muntstukken. Van een en ander is aan
gifte bij de politie gedaan, doch ’t is zeer de vraag
of dat eenig gevolg zal hebben.
Naar een der Haagsche bladen meldt is
een jonge dame in de residentie begonnen haar
hoed dagelijks te tooien met levende in plaats
van kunstbloemen. Vindt deze, zeker elegant
te noemen mode ingang, dan wordt voor onze
bloemisten in dezen tijd des jaars een nieuwe bron
van inkomsten geopend.
Op het kantoor van een makelaar in tabak
aan de Zuid Blaak te Rotterdam is door een
inspecteur van politie gearresteerd een pakhuis
knecht, die zijn patroon voor een aanzienlijk be
drag (men zegt tusschen de f 900 a f 1000) be
stal. Die som was door hem bij gedeelten, over
een tijdvak, ioopende over de laatste maanden,
uit een lessenaar op het kantoor ontvreemd,
waarbij hij hetzij van braak gebruik maakte,
hetzij de gelegenheid af wachtte dat men de les
senaar liet open staan. Van het ontvreemde werd
op enkele centen na niets meer in zijn bezit ge
vonden. Hij heeft eene volledige bekentenis af
gelegd.
Een met twee paarden bespannen wagen,
met bouwmaterialen beladen, is gisteren aan de
Lauriergracht te Amsterdam te water gevallen
en door Sinck’s toestel weder op het droge ge
bracht. Toen bedoeld toestel naar de plaats van
door aangereden, waardoor hij het
i naar
I.
Dezer dagen zag ik Berlijn genoemdlumen
orbis d. i. het glanspunt der aarde en, zonder nu
de andere wereldsteden te kort te willen doen,
mag men Duitschland’s hoofdstad zoo niet als de
dan toch als een glansrijke vlek op den aardbol
beschouwen.
Immers de metropool is in haar aanleg zoo breed
opgevat, bij haar breedheid van opvatting zoo vrij
gebleven van een zeer te duchten wanstaltige
Holland 10 gewed hadden tegen Duitschland 1.
En dat ook hier de Hollanders in Berlijn zoo
talrijk mogelijk waren verschenen, behoeft geen
betoog, daar in den vreemde alles, wat aan thuis
herinnert, interessant schijnt, juist door de tegen
stelling van de toestanden, waaraan men gewoon
was, met de nieuwe, waarin men zich bevindt.
Om nu zoo nu en dan een kijkje te geven op
die verschilpunten, welke me het meest frappeer
den, en Berlijn en omgeving te schetsen, zooals
ik het zag, open ik hiermee ’n brievenreeks,
die, naar ’k hoop, voor enkele lezers dienstig, voor
de overige niet al te vervelend zullen zijn.
„Overmaat schaadt, middelmaat baat,” m. a. w.
„alle overdrijving is af te keuren; de beste weg
ligt in ’t midden”. Deze gezegden kwamen ons
in de gedachte bij het lezen van hetgeen in ver
schillende bladen zoo al gezegd werd naar aan
leiding van het bezoek, dat onze koninginnen
zullen brengen aan Leeuwarden en Groningen.
Hier een ernstig en warm pleidooi voor het goed
recht van het Constitutioneel koningschap als de
beste regeeringsvorm voor Nederland, daar de
verkondiging van de leer, dat ons land alleen dan
eene gelukkige toekomst kan hebben, als er eene
Republiek van gemaakt wordt, hier woorden
van lof en hulde vnnr de Koningin-Regentes, die
getoond heeft, hart te hebben voor hare onder
danen en op waardige wijze onze jeugdige Koningin
voorbereidt voor de grootsche taak, die haar
wacht, daar uiting van verontwaardiging en
spotternij over de eer en de hulde, die de Vorstin
nen elders bewezen werd en haar hier bij vernieu
wing zal bewezen worden, hier een juichen
over de toebereidselen voor de ontvangst der hooge
gasten, waardoor een schat van geld uit de handen
der rijken overgaat in die der werklieden, daar
een jammeren over de geldverspilling „voor de
weelde”, hier een woord van innige gehechtheid
aan het Huis van Oranje, daar een kleingeestig
beknibbelen van de verdiensten der Oranje-vorsten.
„Al die eerbewijzen zijn de openbaringen van
vorsten-vergoding”, wordt er beweerd.
Wij vragen: „is hier geen overdrijving?”
Is het vergoding, als men het Hoofd van den
Staat eene feestelijke ontvangst bereidt
Integendeelhet zou schande zijn, als een
Oranje-Vorstin niet met opgewektheid, met geest
drift zelfs ontvangen werd, als zij een bezoek
brengt aan de verschillende deelen des lands, als
om zich aan al hare onderdanen voor te stellen.
En waarom
Omdat het naar onze innige overtuiging volkomen
waar is, wat een achtenswaardig burger van
Amerika, Nederlander van geboorte, onlangs zei
„Met het overlijden van Koning Willem III is
de opvolging in de mannelijke lijn van een der
grootste en meest invloedrijke regeeringshuizen in
Europa ten einde gebracht. De macht van het
edel Huis van Oranje werd bijna uitsluitend ver
worven door de diensten, aan de vrijheid bewezen
en met eene voortdurende verwijzing naar eene
strikte inachtneming daarvan ten uitvoer gebracht.
Aan zulk een stamhuis mag door een Republikein
zooals ik ben, wel bijzonderen lof worden toege
zwaaid. De vorsten uit het Huis van Oranje
waren de dienaren hunner onderdanen. Ieder deel
der geschiedenis leert ons, hoe Nederland het
recht heeft, Oranje als haar kleur te kiezen. Zij
is samengesteld uit de zusterkleuren rood en geel
bloed en goud—leven en eigendom, en de Neder
landers waren altijd bereid, hunne handelingen in
overeenstemming te brengen met de uitdrukking
van een Amerikaanschen patriot, die luidt: „al
wat ik heb, al wat ik ben en al wat ik hoop te
worden, leg ik neer op het altaar van mijn land”.
Vaderlandsliefde, gepaard aan de vaderlijke zorg
van het regeerend huis verhieven als van zelfhef
Oranje tot nationale kleur. Dit is dan ook een
der oorzaken, waarom ik er trotsch op ben,
een afstammeling te zijn van zulke voorouders.
Oranje boven
Oranje bovenzeggen wij dien Republikein
na.
We zouden niet gaarne meedoen in ’t vergoden
van menschen, ook niet als die menschen vorsten
of vorstinnen zijnmaar waar het geldt de eer
waardige traditie van „Nederland en Oranje”,
daar heffen we uit volle borst het „leve de
Koninginnen aan.
En als we dat doen, gevoelen we ons totaal
vrij van vergoding. Als onze Koninginnen hier
kwamen, zouden we allen, ook de kinderen, willen
aansporen, met geestdrift vaderlandsche en Ko-
ninginne-liederen aan te heffen.
En als we dat deden, zouden wij er ons niet
bezorgd over maken, dat we de toekomstige bur
gers van Nederland gingen aansporen tot onrede
lijke en ongemotiveerde loftuitingen.
Geen vorsten-vergoding, maar nog minder vor-
sten-verguizing.
Vorsten-icaardeering is hier de gulden middel
weg.
Als onze Vorstinnen morgen de hoofdstad onzer
provincie binnenkomen, zal het blijken, dat de
massa haar met vreugde, met opgewektheid, met
geestdrift ontvangt
Wij roepen haar uit den grond van ons hart
het „Welkom!” toe.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Een Engelschman, die moet verklaren, dat
hij tegen een hoopje zwarten niet opgewassen
isEen zonderling wezenEn toch een be
staanbaar wezen, wat de gebeurtenissen der laat
ste dagen hebben bewezen. De Times beweert
dat de Engelsche Oost-Afrikaansche Handelmaat
schappij bevel heeft gegeven aan haar agenten,
om zich terug te trekken uit Oeganda. En lord
Salisbury verklaarde in het Heerenhuis, dat hij
geloofde dat het bevel was gegeven Oeganda te
verlaten, omdat het in de tegenwoordige omstan
digheden moeilijk was zich daar te handhaven
zoodra er een spoorweg is gelegd zal dat gemak
kelijker gaan.
Een moeilijkheid, die een Engelschman niet
kan overwinnen „Spitskoppen” beklimmen
kan hij niet, dat is bewezen, doch zich den voet
dwars te laten door een collectie negers, is iets
ongehoords. Om de handen vrij te krijgen in
Oeganda heeft de Engelsche regeering nog wel
Helgoland afgestaan aan Duitschland. En de
vruchten Tot nog toe geen enkeleDe
Times vraagt dan ook, of de Maatschappij niet
verplicht is in Oeganda te blijven. Doet zij het
niet, en doet de Britsche Regeering niets, dan
zal volgens de acte van Berlijn een andere mo
gendheid het recht hebben bezit te nemen van
dit deel van Afrika. Engeland zal dan worden
uitgemeten met den maat, waarmede zij gemeten
heeft in Mashanoland en ’t Nyassaland. Des
noods moet de keizerlijke schatkist te hulp komen.
Hierin trachten sommige de reden te zoeken
van ’t bericht der ontruiming.
lompheid, dat, als geheel genomen, haar met recht
de bovengenoemde bijnaam mag geschonken wor
den. Echter men versta mij wèl: men ver
wachte van den Duitscher geen fijne afwerking,
geen smaakvolle detailleering, zooals die door de Ro-
maansche volkeren, met name de Franschen, tot
zoo groote volkomenheid is gebracht; zooals de
fonkelende Champagnewijnen, waarin de eene
parel, den anderen verdringend, naar de opper
vlakte snelt daar zich oplossend in ’nfijngeurig
bouquet, tot het stevige Beiersche bier, waar
door zich de gasbellen ternauwernood weg kunnen
banen, naar den vloeistofspiegel, maar eenmaal
daar gekomen een schuimend koepeldak welven
zoo verhouden zich de grillig - fijne arabesken
van zuidelijken oorsprong tot de krachtvol
breede lijnen der Germaansche bouworde, welker
voortbrengselen als met klanken van graniet, die
eeuwen lang nagalmen, tot u roepen: „Hier
staan wij, zóó en niet anders, omdat wij niet
anders konden.”
Deze breedstratige stad, Berlijn, waarin meer
dan anderhalf millioen menschen leven, lieven en
lijden, ligt, naar ik op de Hollandsche school
leerde, in de Brandenburgsche zandvlakte, wat
voor mijn schooljongens-hersenszoowat de gewone
woestijn-begrippen tooverde, als van ’n groote
dorre vlakte, gestoffeerd met oasen en geraamten,
bleekend in het gloeiende zonlicht, terwijl aan
den horizon ’n bende roofzieke Bedoeïnen opdaagt.
En hoe ziet deze vermeende Duitsche Sahara er
in werkelijkheid uit? Als ’n boschrijk heuvel
achtig terrein, met allerlei meertjes in de dalen,
omzoomd met vriendelijke landhuizen, terwijl op
de smalle boschpaadjes vroolijke wandelaars of
lieve voetgangsters (ook wel gecombineerd voort
schrijden, en op den breeden landweg een boer
met ’n rooden doek om ’t hoofd tegen de zon,
zijn paard vriendschappelijk in de ribben peutert,
om het beest tot sneller gang te prikkelen.
Over Berlijn nu en zijne omgeving wensch ik
van tijd tot tijd eens te keuvelen, meldend de
indrukken, zoo als ik die ontving, met volko
men negeeren van officieele opinies, zooals die van
Baedeker e. a., besprekend ook vaak dingen, die
men in zoo’n reisgids zoo niet vindt, daar over
’t algemeen deze werkjes aan een niet gering
euvel lijden. Om toch niet te dikwijls tot een
„verbeterde en vermeerderde” omwerking te moeten
overgaan, wat de kosten allicht niet zou dekken,
worden door de uitgevers dezer werkjes alleen
(of tenminste hoofdzakelijk) algemeenheden opge-
nomen b.v. prijzen van Musea enz., dingen, die
behoudens enkele uitzonderingen, aan geen ver
andering onderhevig zijn. Hierdoor wordt wel
het reisboek tot ’n soort eeuwigdurende gids, die
over 10 jaar nog vrij bruikbaar zal zijn, maar de
sterfelijke mensch, die met een gids van dit ge
halte het doel zijner reis wil bezichtigen, zal al
licht verscheidene belangwekkende bizonderheden
niet kunnen genieten, omdat zijn reisboek er niet
over weet mee te spreken, daar dit alles nog niet
bestond, toen genoemde gids als heel jeugdig
gidsje zijn eerste indrukken van meester Snelpers
ontving.
Voor hen nu, die reeds vroeger dit bezwaar
voelden of bij ’n eventueel bezoek aan Berlijn deze
klip wenschen te ontzeilen, kan ik aanbevelen de
z. g. „Kiessling’s Reisebücher,” hier speciaal
„Kiessling’s Berliner Baedeker” en „Wanderbuch
für die Mark Brandenburg.”
Wel is waar, is men dan iets duurder af, dan
bij vele andere reisboeken, maar daar deze werk
jes één of tweemaal per jaar uitkomen, is men
zeker „met z’n tijd mee te gaan” en dat is toch
voor ’n 19de eeuwer een niet te versmaden motief.
En hoeveel bezienswaardigheden en genietingen
van tijdelijken aard biedt een wereldstad niet al
aan, waarin men om verschillende redenen kan
belangstellen. Zoo wil ik b. v. al direct ’n paar
feiten noemen, voor ’n Nederlander meer speciaal
interessant.
Dan eerst: de groote voorjaarsparade op het
Tempelhofer veld ter eere van H. H. M. M. de
Koninginnen van Nederland. Een prachtig, mili
tair schouwspel, voor ’n Duitsch hart al bizonder
verkwikkend: jongens, ’t versterkt zoo de over
tuiging, dat het „liebe Vaterland” maar „rullig”
zijn kan, als je paarden en mannen, daar in ’t zweet
huns aanschijns over de vlakte ziet dravenen
daarbij nog het idéé, zie je, dat je ’n heelen
morgen lang met den Kaiser” dezelfde lucht
moogt inademen, dat is voor ’n rechtgeaard
Duitscher, speciaal Pruis, bijna „des Güten zu
viel” ’t is bedwelmend.
Echter, afgezien van de nationaal-Duitsche
trots, die dan op den zooveelsten Mei A o. Di.
1892 zoo prettig gestreeld werd, moet erkend
worden, dat ’t ’n prachtig schouwspel is, die
militaire evolutiën gade te slaan, uitgevoerd door
duizende en nog eens duizende manschappen in
de bontstkleurige uniformen en flikkerende be
wapening onder de warme stralen van de voor
jaarszon. En aan de verrukking kwam geen eind,
toen de Keizerlijke familie het terrein opreed,
waarbij de aanwezige Hollanders zeer hun best
deden het „Oranje boven” niet door de Hoch’s”
te laten overschreeuwen, wat ook nog al vrij goed
lukte, het geringe aantal der Oranjeklanten in
aanmerking genomen.
Een tweede vooral, waarbij de Hollanders als
zoodanig optraden, was de wedstrijd der wielrijders
in de Pinksterdagenhier toch gelukte het den
racer Adler uit Amsterdam alle andere rijders in
twee nommers schitterend te slaan, en ofschoon g
hij den 2den dag het aflegde tegen een van hen,
die hij den vorigen dag totaal sloeg, toch de vol
doening te smaken, dat Engelsche racingmen op
Tzum. Met de stichting der boterfabriek
alhier schiet het niet hard op. De commissie, die
zich veel moeite heeft gegeven, om de noodige
informatiën te nemen, en die, gesterkt door een
paar deskundigen, een vergadering heeft opge
roepen, teneinde verslag van hare bevindingen te
doen, was zeker zeer teleurgesteld, toen er aan
die vergadering zoo weinig blijk van belang
stelling werd gegeven. Voorloopig gaat men
voort voor korten tijd te contracteeren met de
fabriek te Oosterlittens. De fabriek heeft nu
hier al twintig leveranciers.
De feestdronk van den heer Reiger, den Bur
gemeester van Utrecht, aan het feestmaal uitge
bracht, werd door H. M. de Koningin-Regentes
beantwoord met de volgende woorden
„Mijnheer de Burgemeester!
Hartelijk zeg ik u dank, mede uit naam van
mijn dochter, voor de vriendelijke woorden ons
toegesproken. De ontvangst, ons door Utrecht’s
ingezetenen bereid, was voorzeker een bewijs,
dat de gevoelens van trouw en liefde voor het
Huis van Oranje ook hier onverzwakt blijven
voortbestaan, een bewijs, dat bij de moeilijke
taak, die mijn dochter wacht, het geheele Neder-
landsche volk haar trouwe steun zal zijn. Heden
opnieuw ontving ik daarvan de verzekering. Ik
acht het een niet genoeg te waardeeren geluk
en ik bon er u allen oprecht dankbaar voor.
„In ons kleine Nederland heeft altijd de weten
schap hoog gestaan. Werd door u, mijnheer de
burgemeester, herinnerd aan de heldendaden
van het Huis van Oranje, die ons vaderland
beroemd maakten, wij zijn heden ook herinnerd
aan andere namen, roemrijke namen in de weten
schap, waarop ons vaderland terecht trotsch mag
zijnik ben gelukkig ook nu in ons midden
mannen te zien, die bijdroegen en nog bijdragen
tot den roem van Nederland.
„Mogen in het Academiegebouw, waarvan heden
de gedenksteen werd gelegd, mannen gevormd
worden, hun voorgangers waardig, en den naam
hooghoudende op wetenschappelijk gebied, door
Nederland veroverd.
„Ik stel u voor te drinken op den bloei van
Utrecht’s Universiteit en den vooruitgang en het
welzijn van uw stad en haar bevolking.”
en S. P. van EEG HEN, als Commissaris!} het ongeluk reed is een 4-jarige knaap in de
Jhr. Mr. C HARTSEN Jbzn., als Directed Hazenstraat er
Mr. J. P. PORTIELJE, als Tweede Direct! rechterbeen heeft gebroken. Het kind is
zijn inlichtingen te verkrijgen aan het kani het Binnen-Gasthuis vervoerd.
te Amsterdam, Reguliers-dwarsstraat 12,bij 1'
Correspondenten in de voornaamste steden:
Rijks, en I"
Nieuwegracht 68.
taals-verzekering voor het geheele leven
Op 25 jaar f 1,99 op 40 jaar f 3,11
30 - 2,27 45
35 2,64 50
Mr. J. P. PORTIELJE, als Tweede Direc
te Amsterdam, Reguliers-dwarsstraat 12,bij 1
Rijks, en bij den Generaal-Agent den Heel stede woont en alhier een herberg houdt, tenein-
H. HOOFT GRAAFLAND te Utrecht. Krot <]e geld te verdienen aan de nieuwsgierigheid
Nieuwegracht 68. der menschen, die haar willen zien, gaf gisteren-
Jaarlijksche Premie per honderd^ gulden It avond aanleiding tot een volksoploopje, dat de
politie met den blanken sabel moest uiteen drij
ven. Haar koffiehuis is op last der politie ge
sloten.
Bolswardsche Courant
k'
MM
i
rC
i f»
Veni—VIDI.
ÖVöOn, t>. V.OJ.1UU11U1X, uu. - ------ ----
T 1 1 1 T>_
L'IJl.V -----„UailUULJ'J ULIUIK, U1U LC^CIl VIUUIUI^ Ult/f Ler