NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
BOLSWA.R» EN WONSERABEEL
FLORALIA.
No. 33.
Een en dertigste Jaargang.
1892.
INGEZONDEN.
BINNENLAND-
VOOR
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts.
volgens 10 Ct. per regel. Overigens
van 17 regels. Ver-
naar plaatsruimte.
Züid-Afrikaansche Republiek.
PRETORIA, 13 Juli 1892.
Mijnheer de Redacteur
Als trouwe lezer en abonné van Uwe Bols-
wardsche Courant, las ik het geval ook van den
visscherman, die ziek was en daardoor zijne net
ten niet zelf kon ophalen, waardoor zijn zoon
het voor hem deed, die hierdoor beboet werd en
zoodoende straf kreeg.
Toen ik dat las, zeide ikdan is het toch
treurig in ons goede land gesteld, ’t Is anders
al niet een benijdenswaardig baantje, en als zulke
dingen er dan nog mee gebeuren, dan zou iemands
bloed karnemelk kunnen worden.
Ik dacht daarom, om U eens iets te vertellen
van onze vrije Z.-A. Republiek, hoe het daar
met verschillende dingen gaat, hopende, dat ik
daarvoor een plaatsje in Uw geacht blad mag
ontvangen.
In verschillende dingen, zoo niet alle, is het
vrij wat gemakkelijker, dan in ons goede Holland.
Daar hebt U bijv, met geboorten.
Bij U moet een man met twee getuigen ten
gemeentehuize verschijnen, om aangifte te doen,
dat er weer een wereldburger meer is gekomen.
Bij ons echter heeft men niets te doen, geen
kennisgeving aan Landdrost, die toch het hoofd
van de stad is, (stedelijk bestuur is er niet) is
noodig. Zij denken hier zeker, hoe meer, hoe
beter voor deze nog vrij wat onbewoonde wereld.
Bij sterfgeval evenzoo, alleen aangifte bij den
doodgraver, en deze zorgt voor alles na goede beta
ling. Met trouwen is het echter iets anders. Is een
jong paar het overeen gekomen, na lang kussen
en kozen, om samen de huwelijkszee te bevaren,
dan heeft de man alleen maar aangifte te doen
bij den Landdrost. (Landdrost is zooveel als kan
tonrechter bij U).
Hij heeft dan alleen zijn naam en haar naam te
noemen en meteen hun beider trouwlustigheid
en zoodoende staan ze dan beide twee weken
onder ’t gebod. Na deze gaan zij samen naar
’t kantoor, en op de vraagof hij haar neemt,
als zijne vrouw en zij hem als man, zeggen ze:
Ja, en... klaar is Kees. Onderwijl heeft de klerk
al een wenk gegeven, die zooveel zeggen wil
alsik moet 3 pd. st. (36 gulden) van je hebben.
Dus ge betaalt, en ge zijt getrouwd. Is er soms
een paar, dat haast heeft en de schuit geen twee
weken voor anker wil laten, dan is de betaling
van 7 pd. st. (84 gulden) genoeg, om jo binnen
het uur getrouwd man te doen zijn.
Me dunkt.dat dit al erg gemakkelijk is.
Verder zijn ze hier in ’t belastingvragen ook
erg goedergeefsch. Men betaalt aan persoonlijke-
en spoorwegbelasting en pensioenfonds ieder jaar
18 sh. of f 10,80. Men betaalt, als het jaarver
streken is. Van zooveel deuren, ramen en rui
ten, en ’t gat, waar de rook uitgaat, daarvan
weten ze hier niet. Men moet echter ook reke
nen, dat de regeering hier ook met een be
volking te doen heeft, die alles niet voor zoete
koek opneemt. Om iets te noemen verleden
jaar wierden er tollen door den Isten volksraad
ingesteld, en moest er op verschillende wegen
door de boeren en andere rijders tol betaald
worden. Doch wat gebeurt: toen de volksraad
dit jaar weer voor 3 maanden kwam te verga
deren, toen waren er zooveel memories tegen de
tollen, waaronder dreigende, van de burgers, dat
de regeering, nu voorloopig alle tollen afgeschaft
heeft voor een jaar.
Evenzoo met de hondenwet; deze luidde: dat
ieder huishouder een houd vrij mocht houden,
en wie meer wilde hebben, moest voor iederen
hond 10 shilling belasting betalen. Deze wet
wierd verleden jaar gemaakt, om dit jaar in
werking te treden.
Doch één hond was den boeren niet genoeg,
en vandaar kwamen eene menigte memories er
tegen in, bij den volksraad. Een menigte, d. i.
de meerderheid der burgers, en ’t gevolg was,
dat de achtbare landsvaders het noodzakelijk
vonden, om de wet uit te stellen. Alzoo houdt
ieder zooveel honden, als hem goeddunkt. Ik
heb er maar eventjes zes.
Zoo is hier de stem des volks wet, wat die
zegt, gebeurt, altijd op verzoekende wijze aan de
regeering. Doch ik moet eerlijk zeggen: de
manier, waarop hier wetten worden gemaakt,
staat mij heel wel aan, beter dan de drukkerij
en kinderachtigheid, die daarin in ons goede
Holland pleegt te zegevieren.
Want ik noem het zoo het dien visscherman
gebeurde, die zijns vaders netten ophaalde, omdat
deze ziek was, en daardoor beboet werd, dood
eenvoudig niet wettig, maar kinderachtig.
Dat zijn geen wetten.
Ik wil dan ook wel eerlijk zeggen, dat de man,
die mij zoo iets aandeed, oppassen moest, dat
zijn baaitje niet tusschen mijn vuisten kwam.
't Is te slim, mijnheer, om zoo iets toe te laten.
Overigens gaat hier alles nog al gewoon, wij
hebben het laatste jaar hier nog eenige slapte
gevoeld in deze en gene dingen, doch nu de leening
van 2,500,000 pond sterling zoo luisterijk volge-
teekend is, en de spoorweg van af Vrijstaat naar
Pretoria einde dit jaar klaar zal zijn, nu is alles
en komt alles weer in florisanten toestand. Daarbij
„De naam van Floralia heelt sinds vele jaren
een goeden klank in den lande. En geen wonder
immers de vereenigingen, die den naam „Floralia”
in hare banier schrijven, beoogen den minbedeelde
op weinig kostbare wijze of om niet een stil, doch
verheffend huiselijk genot te verschaffen, door den
lust tot het kweeken van bloemen bij hem op te
wekken. En inderdaad, dit is goed gezien en dit
streven verdient alle sympathie. Het kweeken van
bloemen, op zich zelf zoo aangenaam, is onge
twijfeld een uitstekend middel, om het schoon
heidsgevoel te ontwikkelen en orde en netheid te
bevorderen. Waar Flora’s kinderen huisgenooten
zijn, kan op den duur geene onreinheid en wan
orde heerschen, en moet al wat ruw, schril en
wanstaltig is, verdwijnen. Haar kleurenpracht en
het grauw van verwaarloosde meubelen kunnen
elkander niet verdragen.
Waar de vensterbank of de latafel zich tooien
met het beste, wat men in dit opzicht kan mach
tig worden, vervangt iets schoons en liefelijks,
iets geurigs en kleurigs den bontèn, wansmakelij-
ken opschik van vroeger, leert men licht en lucht,
de levensvoorwaarden der bloem, ook als levens
behoeften van den mensch erkennen, en wordt
het woonvertrek gezellig en aantrekkelijk gemaakt
en de huiselijkheid bevorderd.
Er is meer. Met den geur en de kleur der
bloemen ontkiemt allengs in het hart der verple
gers de liefde voor hetgeen schoon en goed en
beminnelijk is, en worden edele en reine gezind
heden opgewekt en de zeden verzacht. Maar door
haar vriendeljjken glimlach gevoelen zich ook
zieken en ouden van dagen getroosten verkwikt.
Het vaak sombere levenspad wordt verhelderd
en de nevelen trekken op, die de beslommeringen
dezer aarde verspreiden, wanneer men leert woe
keren met de zonnestralen, die vroeger onopge
merkt bleven, maar zorgvuldig opgevangen op
de bloempjes, die het oog openen voor de zonne
stralen op den levensweg.
Dit zijn geen ijdele bespiegelingen, geen droomen
van een idealistDe ervaring heeft ze gestempeld
tot onloochenbare feiten.
Bezoek maar eens de achterbuurten onzer steden.
Daar, waar eene rij frissche en goed onderhouden
planten achter de vensterruiten prijkt, zien deze
er gewoonlijk helder en zindelijk uit en zijn ze
bedekt door eene heldere gordijn, waarin geen
scheurtje zich vertoont. En als gij door de blaad
jes heen in het vertrek gluurt, zult ge daar meestal
alles even rein en ordelijk vinden. Kalmte en
tevredenheid spiegelen zich op het gelaat van den
huisvader af. Verzoend met zijn nederige woning,
ook al moet hij daar veel missen, van wat alleen
meer welvaart dan die zijn deel is, verschaffen
kan, heeft zij toch voor hem een aantrekkings
kracht, die hem er duurzaam aan verbindt. Zijn
dagen en uren van rust brengt hij dan ook niet
door in een duffe kroeg, onder verpestenden tabaks
walm en ontzenuwende jeneverlucht, maar ziet
onder genoegelijken kout en aangename bezig
heid den tijd omvliegen, of gaat met vrouw en
kroost in Gods heerlijke schepping den geur van
bloemen en gewassen inademen. Zijn wakkere
huisvrouw kwijt zich stil van hare plichten. Zij,
die liefde voor bloemen heeft en ze trouw verzorgt,
kan niet anders dan eene goede moeder zijn. Wie
de zonnigste plekjes voor de kinderen der natuur
weet op te sporen en uit te kiezen om de teêre
stekjes door licht en lucht tot krachtige planten
te doen ontwikkelen, hoe zou zij haar eigen kroost
verwaarloozen en van den vriendelijken zonne
schijn barer liefde doen verstoken blijven! Hoe
zich niet beijveren, lust en kracht tot het goede
op te wekken in de jonge harten, die zoo vaak
verkillen en versterven onder den ijskouden adem
van ruwheid, onkunde en ongebondenheid! En
waar de kinderen van jongs af geleerd hebben,
de bloemen lief te hebben en zich te vermeien in
haar kleurenpracht en haren bonten bladerentooi,
daar zal men hen nooit moedwillig de handen
zien slaan aan de planten van anderen of van het
algemeen. Daar groeien zij niet op tot rozendieven
en boomvernielers. Daar ontzien zij het vriendelijk
plantsoen, dat velen steden, ook onze stad, tot
sieraad is. Alle huisgenooten leven er voor en
met elkander, en allen varen daarbij wel naar
lichaam en geest. Zendboden der beschaving, doen
de bloemen een wegslepend schoone prediking
hooren op het zolderkamertje of in de kleine kel
derwoning, overal waar zij haar helder licht laten
schijnen
J
Ieder, die oog heeft voor de schoonheden van
de veelkleurige en geurige kinderen van Flora,
en ieder, die er van overtuigd is, dat liefde voor
bloemen de huiselijkheid bevordert, ’t gevoel voor
’t schoone opwekt, het gemoed veredelt en voor
liefelijker, edeler gewaarwordingen toegankelijk
maakt, de zucht tot orde aankweekt, het geluk
van het gezin alzoo bevordert en daardoor op den
langen weg bevorderlijk is voor volksheil, zal met
instemming bovenstaande ontboezeming van een
waren vriend van „Floralia” hebben gelezen.
We hebben reeds met een enkel woord melding
gemaakt van het feest, dat de alhier gevestigde
vereeniging a. s. Zondag en Maandag zal vieren
bij gelegenheid van haar tienjarig bestaan.
Gedurende dat tienjarig bestaan is het ook hier
gebleken, dat „Floralia” niet alleen recht van be
staan heeft, maar dat ze zich ook mag verheugen
in de medewerking van velen, en dat de gunstige
resultaten zich ook hier duidelijk openbaren.
Het Bat. Nbd. schrijft:
„Men maakt de opmerking, dat de hangende
lokken, waarmede op de nieuwe muntstukken
onze jeugdige en lieftallige Koningin prijkt, op
den inlander een vreemden indruk moeten maken.
„De inlander houdt ’t hoofd steeds gedekt en
ook zijn vrouw en dochters vertoonen zich nimmer
met loshangend haar.
„’t Beeld op de muntstukken doet den dessa-
man denken aan slordigheid en ongemanierd
heid.
„Onze zegsman zou het beeld der voor Indië
bestemde muntstukken gedekt willen zien met
de koninklijke kroon, zooals ook de beeltenis
van Victoria, voorkomende op de in Britsch-
Indië circuleerende geldstukken, gekroond is.
Deze aangelegenheid is misschien van meer
belang dan men meent.
Een oud-resident, die vele jaren in Indië door
bracht, noemde de opmerking van het Bat. Ebt.
een oude-wijven praatje. De inlander haast zich
de kleine muntstukjes die hij krijgt weg te oergen
en kijkt niet wat er op staat. Groote muntstuk
ken krijgt hij bijna nooit in handen. Aan het
Europeesche kapsel der dames zijn de Javanen
gewoon evenals aan hare kleederdracht en zij
zullen er geen Europeesche vrouw minder om
achten, als deze haar „adat* volgt evenals zij
zelve.
Bovendien zijn de Nederlandsche muntstukken
sedert hun bestaan in Indië gangbare munt en
nooit is er eenig blijk voorgekomen, dat de be
volking den Koning geringschat omdat deze op
de munt geen kroontje draagt.
Deze „aangelegenheid” is, n’en deplaise het
Bat. Nbl., van niet het minste belang.
Een vreeselijk drama op een bal. Een drama,
zoo vreeselijk als slechts zelden voorkomt, had
11. Dinsdag in Mexico plaats. John Palmeyre, een
welgesteld landbouwer uit een naburig district,
trouwde dien dag met Alice Muller, de dochter
van een plattelands dokter. Het huwelijk werd
bijgewoond door een groot aantal vrienden, waar
onder ook een zekere John Elias, uit Ohio, die
vroeger, eenige jaren geleden, doch te vergeefs
naar de hand der bruid had gedongen.
Toen het engagement van het jonge paar bekend
gemaakt werd, liet Elias zich daaromtrent eenige
dreigende uitdrukkingen ontvallen, maar daar hij
en Palmeyre reeds sedert jaren vrienden waren
en toen ook nog in de beste verstandhouding met
elkaar leefden, werd daarop niet gelet. Het
huwelijk werd voltrokken in een klein dorps
kerkje, en daarna keerden de bruiloftsgasten naar
de woonplaats van den vader der bruid terug,
waar een feestmaaltijd zou plaats hebben en des
avonds een bal zou worden gegeven.
De bruid had een paar maal gedanst, toen
Elias haar om een wals verzocht. Zij zei tegen
haar jongen echtgenoot dat dit haar laatste
dans zou zijn en willigde het verzoek van Elias
in. Spoedig zweefden de twee nu door de zaal,
toen plotseling, onder het dansen, Elias met zijn
linkerhand een revolver uit den zak haalde, die
op haar voorhoofd richtte en haar een kogel
door het hoofd joeg.
Alles gebeurde zoo snel, dat het meisje geen
besef kan gehad hebben van wat er gebeurde.
Zij viel dood op den grond, haar bruidskleeren
waren doortrokken met bloed. John Palmeyre
was de eerste, die op den moordenaar toesprong,
maar voor hij hem kon bereiken, schoot Elias
hem een kogel in de borst, met het gevolg dat
hij aan de bekomen wonden zal moeten sterven.
Voor hij hierin door de overige gasten kon
worden verhinderd, keerde Elias het wapen nu
tegen zich zelf, joeg zich een kogel door het
hoofd en viel dood op het lichaam der jonge
vrouw, met wie hij weinige oogenblikken te voren
nog had gedanst.
komt nog, dat de geheele stad nu verlicht is door
electrisch licht, en dat de waterleiding zijn zui
ver en helder water overal brengt. Waarom zal
dan Pretoria geen tweede Chicago worden, of
het Parijs Van Transvaal? Alle teekenen zijn
daarvoor, en wel alleen gekomen door spoor- en
volteekende leening. Hier komt nog bij, dat de
goudopbrengst van de Johannesburger goudvel
den nog nooit zoo groot is geweest als van de
vorige maand Juni. Zij bedroeg n.l. 103,652 onsen
over die maand. Nog nooit was de maandelijk-
sche opbrengst boven de 100,000 geweestvan
daar dan oök, dat Johannesburg verleden Zater
dag in vlaggentooi was, en dat er ’s avonds
vuurwerk wierd afgestoken.
’t Is nu maar de vraag, wie hier van dat alles
het meeste profiteeren zal, en hierop een kort
antwoord en ik eindig met dit, n.l.
Die zich in alle bezigheden, en toestanden en
handelszaken het best weet te redden, kortom
die zich in alles en uit alles weet te redden en
te helpen.
En hiermee mijnheer de Redacteur, meen ik
iets van mijn land gezegd te hebben, en zoo u
goed vindt, wil ik dit op een latere gelegenheid
wel eens vervolgen, doch blijf nu na vriendelijk
dank gezegd te hebben voor de opname,
UEd. dw. dn.
D. Veltman.
’t Is waar, er zijn nog velen, die de zaak flink zou
den kunnen steunen, maar die dat niet doen, om
dat ze het verband tusschen volksontwikkeling en
het kweeken van bloemen niet kunnen of niet
willen zien. Er zijn menschen, die het oprichten
van vereenigingen als deze eenvoudig noemen eene
openbaring van eene zeer ziekelijke philanthropie,
omdat er met het kweeken van bloemen, zooals
het hier bedoeld wordt, niet te verdienen valt
de zoodanigen vergeten, dat zedelijke winst niet
onder cijfers is te brengen en toch onberekenbaar
groote waarde heeft.
We lazen van een ontwikkeld man, die op de
vraag, of hij zich ook als lid of als donateur wilde
aansluiten, antwoordde
„Ik wil er wel een rijksdaalder voor geven,
maar de zaak is dwaasheid.” En toen hij dit zeide,
glimlachte hij met een gezicht, dat te kennen gaf:
ik heb het gezegd en daarom is ’t zoo.
Het gezegde van dien man bewijst, dat men
zeer ontwikkeld kan zijn in het eene en zeer
onontwikkeld in een ander opzichtwat trouwens
geen wonder is.
Wie het wel meent met de volksklasse, zal van
harte het streven en den arbeid van „Floralia*
toejuichen en bevorderen, zooveel in zijn ver
mogen is.
De mannen, die zich in haar belang zooveel
moeite en opoffering getroosten, roepen we een
welgemeend: „moedig voorwaartstoe. En op die
sympathie hebben ze volle aanspraak, omdat ze
ondanks hunne goede bedoelingen dikwijls te kam
pen hebben met veel bezwaren en moeielijkheden;
nu eens stooten zij het hoofd tegen den muur van
de onverschilligheid, van het vooroordeel of van
de afkeuring hunner medeburgers, dan weer ver
nemen ze menigen smalenden uit val van diegenen
der inzenders, die zich verongelijkt waanden bij
de toekenning der prijzen!
Ondanks dit alles gaan de vereenigingen voort
op den ingeslagen weg. En dat is gelukkig. Want
het doel is schoon de middelen zijn prijzens-
waardig; de resultaten van hare werkzaam
heid moeten ook schoon zijn.
Van ganscher harte wenschen we de feestvierende
vereeniging een lang en nuttig bestaan. Dat de
bestuurders steeds met lust en ijver voor hunne
taak bezield zijn, bleek herhaalde malen, dat
de belangstelling van hen, die planten ter ver
zorging en opkweeking kregen, zeer te loven is,
kwam op elke jaarlijksche tentoonstelling duide
lijk aan ’t licht; we vertrouwen, dat de a.s.
tentoonstelling een schitterend bewijs zal geven
van den onverflauwden ijver der bestuurders, van
de warmste belangstelling der inzenders en van
de steeds toenemende sympathie der burgerij.
We zijn gewoon, ons met bloemen te omringen,
we brengen groen en bloemen in ons huis bij’ elke
feestviering; onze behangsels, tapijten, gordijnen,
’t vaatwerk, waarvan we eten of waaruit wij
drinken, is met bloemen beschilderdwe dragen
ze in allerlei, soms al vrij grillige vormen nage
bootst op onze kleederen, ja, velen gevoelen zich
vaak genoopt, om er de graven van dierbare af
gestorvenen mede te gaan versieren.
Schatten we daarom de werkzaamheid van „Flo
ralia* hoogimmers ’t zij wjj het erkennen willen
of niet, het spreekt duidelijk uit de levenswijze
niet alleen van ons, maar ook van alle, zelfs on
beschaafde volken, dat het zien van bloemen eene
wezenlijke behoefte voor ons is; eene behoefte,
waaraan we mogelijk maar weinig denken,die
we wellicht niet eens goed begrijpen, ja, misschien
niet eens willen erkennen, maar die daarom toch
niet minder bestaat.
Nadat op den 20 December 1881 op uitnoodi-
ging van de vereeniging„Tuinbouw* eene bij
eenkomst was gehouden onder voorzitterschap van
den heer S. Lycklama a Nijeholt Sr., had op 28
Mei 1882 de eerste uitreiking van bloemen, en
op 20 Aug. de eerste tentoonstelling plaats.
De oprichters der vereeniging „Floralia* alhier
waren de heeren: S. Lycklama a Nijeholt Sr.,
M. E. van der Meulen, M. van der Feen, P.
Fennema, A. Bouma, H. M. Brandsma, M. A.
Jentink, K. Canter Visscher en S. T. Hiemstra.
Eerstgenoemde werd verkozen als Voorzitter, de
tweede als Vice-Voorzitter, de derde als Secretaris.
Sedert de oprichting wordt aan de vereeniging
door heeren Gasthuisvoogden eene jaarlijksche
subsidie van vijftig gulden gegeven. De Schutterij-
Muziek heeft van den beginne af tot nu toe altijd
de vereeniging gesteund, door hare tentoonstel
lingen op te luisteren. Ook de Muziek vereeniging
„Bolsward* en de Zangschool van „het Nut* hebben
het hare daartoe bijgedragen, zoo dikwijls ze werden
uitgenoodigdaan die allen een woord van hulde
voor den steun, die ze aan de schoone vereeniging
schonken!
Toen de heer S. Lycklama a Nijeholt Sr. in
1884 bedankte als voorzitter, werd hij van wege
zijne groote verdiensten ten opzichte der ver
eeniging tot eere-voorzitter benoemd, terwijl de
heer M. E. van 'der Meulen benoemd werd tot
voorzitter.
Het tegenwoordige bestuur bestaat uit de heeren
M. E. v. d. Meulen (voorzitter), P. Peereboom
(vice-voorzitter), J. Haitsma Mulier (secretaris
penningmeester), P. J. Fennema, K. van Ringh,
J. Hommes, G. J. Keilman, D. van der Meer en
W. J. van Douwen.
De zorg voor „Floralia* is dus aan goede han
den toevertrouwdmogen ze nog lang in de ge
legenheid zijn, werkzaam te kunnen wezen voor
de vereenigingvan hunne genegenheid hebben
ze allen de meest doorslaande bewijzen gegeven.
We verheugen ons over de goede resultaten van
hun ijverig pogen en wenschen hun toe een ge-
noegelijk feest en steeds toenemende sympathie
van Bolswards ingezetenen.
$XXXXXKXXX;!XXKXXXXXA$
J DONDERDAG 11 AUGUSTUS.
Li
Bolswardsche Courant
I