NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
olsward en
IW
I
1892.
Een en dertigste Jaargang.
No. 34.
FJ
DONDERDAG 18 AUGUSTUS.
X
X
VOOR
a
HET FLORALIAFEEST.
dronkenschap of
Li
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
r
i
(Kermis houden of niet?)
EEN F A B E L.
Hij resumeerde hetgeen door onderscheidene
aanwezigen gesproken was. Hij bedankte allen
voor hunne belangstelling in de behandelde zaak.
Hij deed opmerken, dat het hier eene kwestie
betrof, waarover nog altijd veel verschil van ge
voelen bestond en sloot eindelijk de vergadering
met de belofte, dat men over eenigen tijd de zaak
nog eens breedvoerig zou bespreken. Bij ’t uit
ééngaan fluisterde de hond den stier in ’t oor
„U is zeker geen liefhebber van vleesch
maar kreeg een stoot in de ribben.
De kermis is in aantochtEn al wordt er nu,
tot op zekere hoogte, naar waarheid gezegd, dat
„over den smaak niet valt te twisten1*, toch oor-
deelen de menschen zeer verschillend over de
genoegens, die zoo’n kermis jongen en ouderen
verschaft. Hoort men de kinderen, dan is het
„mooi, nu nog zooveel dagen, dan is ’t weer
kermisWat zijn dat „lekkere dagenDeze
kinderen vinden er een genot in, in den draaimolen
rond te vliegen, terwijl de dreunende, eentonige
muziek van het draaiorgel hunne ooren streelt en
hun zanglust opwekt. Zij lachen hartelijk om de
grappen, die door een kunstenmaker worden uit
gehaald, staan er verbaasd en opgetogen naar te
kijken, als hun gedresseerde ratten of andere
merkwaardige zaken worden vertoond en loopen
met stralende gezichten langs de kramen, waarin
in bonte verscheidenheid allerlei eetbare en oneet
bare zaken zijn uitgestald, ook al kunnen ze van
dat alles niet veel meer dan „het gezicht44 genieten.
Ze vinden het zeer prettig, al is het dan ook min
of meer van verre, te kijken naar eene harddra
verij of kaatspartij en nemen een zeer werkzaam
aandeel in het maken van een optocht, wanneer
de prijswinnaars, voorafgegaan door de muziek
en de directie, koers zet naar ’t gebouw, waarin
de feestelijke prijsuitdeeling zal plaats hebben.
Met geestdrift nemen ze deel aan eene hard-
looperij of een anderen wedstrijd en doen na af
loop daarvan zoo goed mogelijk na, wat ze door
de „groote1* menschen hebben zien doen. In huis,
op straat en op school hoort men dagen daarna
nog gedurig verhalen van al het pleizier, dat ze
hebben gehad.
En de „groote14 menschen
Sommigen nemen de gelegenheid tot uitspanning,
die de kermis hun biedt, gaarne aan. Ze hooren
en zien naar muziek, zang en tooneelspel, ze
gaan zelfs in een poffertjeskraam, in gezelschap
van vrienden en vriendinnen en amuseeren zich
in gezelligen koutvaders en moeders vinden er
zelfs geen been in, om met hunne kinderen een
kunstenmakersspel of een tentje binnen te gaan,
waarin een of ander wonder van natuur of kunst
wordt vertoond en zij hebben er pleizier in, wan
neer hun kroost in vervoering wordt gebracht bij
’t zien van de meest verrassende mirakels of bij
’t hooren van de lachverwekkende geestigheden
van den potsenmaker.
Ook gaan ze iets „te kermis14 koopen voor man,
vrouw of kind, want, ziet ge, al kan men die
zaken even goed of misschien beter bij den een
of anderen winkelier in de stad krijgen, het
heeft toch eene eigenaardige aantrekkelijkheid, ten
minste voor de kinderen, wanneer die dingen
„uit de kraam kwamen.
Maar er zijn velen, die er anders over denken.
Er zijn er, die aan kermisvermakelijkheden vol
strekt niet willen deelnemen, omdat ze meenen,
dat ze daarmee een groot kwaad zouden doen. Ja,
ze leeren het hunne kinderen reeds vroeg, dat ze
die kermis vooral moeten schuwen, omdat een
mensch niet zondigen mag.
Vroeger werd hier op de openbare scholen, ge
durende de kermis alleen ’s morgens les gegeven
nu is het gedurende de Kermisdagen vacantie
bet bleek, dat de concurrentie, die de kermis de
school aandeed, zoo sterk was, dat er van een
geregeld onderwijs geen sprake kon zijn. Op som
mige bijzondere scholen wordt gedurende den
kermistijd trouw school gehoudenhet kan zijn,
dat de leerlingen van die scholen zich niet in het
minst door de kermisdrukte van hun stuk laten
brengen en dat ze met hart en ziel bij ’t onderwijs
zijn, ook al hooren ze nu en dan de tonen der
muziek of ’t gejuich van de menigte, die kermis
viert.
Vraagde men ons nu: wie hebben gelijk, zij,
die kermis houden of zij, die dit zondig vinden en
het daarom niet doen dan zou ons antwoord
zijn we willen in dezen volstrekt niet als scheids
rechters optreden, omdat wij de zaak eenvoudig
beschouwen als een kwestie van smaak.
„Dat is het niet44, hooren we ons tegenwerpen,
„’t is een kwestie van beginsel.44
Ziet ge, daar zit hem de knoop. Iets, wat door
den een als een zeer geoorloofd vermaak wordt
beschouwd, is in ’t oog van den andergrove zonde.
De eeu gaat op Zondagavond een Concert hooren,
en gaat na afloop met een volkomen gerust ge
weten naar huis, een ander zou ook wel gaarne
de muziek willen hooren, maarniet op
Zondagavond.
Is het deelnemen aan Kermisvermakelijkheden
nu al of niet zonde Antwoordja en neen
Het hangt er maar van af, welke vermakelijk
heden ge bedoelt.
Een kind doet geen zonde, als het zich in een
draaimolen laat ronddraaien, evenmin als wanneer
het zich met tal van kameraadjes laat voortrijden
op een hooiwagen.
Een mensch doet geen zonde, als hij in een
kraam poffertjes eet, evenmin als wanneer hij
thuis pannekoeken verorbert.
Een mensch doet wel zonde, als hij liederlijke
vuile liedjes aanheft of zich aan
andere ondeugden overgeeft.
En nu mag men zeggen, dat die ondeugden
zich juist in de Kermisdagen dikwijls ’t meest
openbaren, dan zeggen wijdat is noch voor oud,
noch voor jong een reden, om zich er ook aan
over te geven. Dagelijks ziet en hoort men veel,
wat navolging verdient, maar ook veel, dat wal
ging wekt, ’t Is de roeping van iederen mensch,
om, terwijl hij een en ander hoort en ziet, zijn
hart rein en zijn geweten dus onbezoedeld te hou
den. Voor den reine is alles rein, zelfs het kermis
vermaak.
We meenen niet te overdrijven, wanneer we
beweren, dat ieder mensch, die gezond is naar
lichaam en ziel, van tijd tot tijd gaarne deel
neemt aan uitspanningen. Dat is ook zeer na
tuurlijk. Ieder zorge slechts, dat zijne uitspan
ningen nooit ontaarden in uitspattingen.
We vonden dezer dagen eene fabel, die, op de
menschenwereld toegepast, zeer juist het ontstaan
en den aard van den strijd der meeningen aan
geeft. Ze luidtDe meeting der dieren.
De tijger begon oud en vroom te worden. Hij
kreeg gemoedsbezwaren en zag vele dingen ge
heel anders in, dan toen hij jong was.
Ook stak hem de populariteit van een ijsbeer
in den krop. De ijsbeer was president van eene
vereeniging tot zedelijke verbetering der bokken
en ging door voor bijzonder verstandig, omdat
hij altijd neen schudde, want de menigte bestaat
in den regel uit jabroers, en zij weet zelve het
best, hoe dom zij is. Om ook populair te worden,
riep de tijger op zekeren dag alle dieren bij elkaar.
Deze kwamen van alle kanten, deels uit nieuws
gierigheid, deels omdat zij van groote vergade
ringen groote gevolgen verwachtten. Alleen de
leeuw en de olifant lieten zich verontschuldigen,
maar zonden den regeeringsspion, den aap, er
naar toe.
Mijne heeren!14 dus begon de tijger, „een onzer
beroemdste nachtegalen heeft gezongengeen
klauw bedwingt den storm des tijdsen een
onzer grootste uilen heeft geleerd Het ik moet
wijken voor het gij. Gedachtig aan die les heb
ik mij in den laatsten tijd ernstig bezig gehou
den met de groote vragen onzer eeuw. Een van
de belangrijkste onder deze is voorzekerde vleesch-
vraag. Zullen we voortgaan met vleesch eten,
of moeten het welbegrepen belang der maatschap
pij en de onderlinge liefde ons dringen, om ook
daarbij ’t ik voor het gij te doen wijken
Ik voor mij wil eerlijk bekennen, dat ik langen
tijd behoord heb tot hen, die meenen, dat wij niet
wijzer moeten willen zijn dan onze voorvaderen;
maar ik kom er even rond voor uit, dat ik in den
laatsten tijd op dat punt aan het twijfelen ge
raakt ben, en zou gaarne worden voorgelicht door
eene zoo aanzienlijke vergadering, als ik de eer
heb, hier voor mij te zien. Te dien einde open
ik de discussiën*4.
Alle dieren gaven teekenen van goedkeuring,
terwijl de tijger de gebruikelijke buiging maakte.
’t Eerst van allen vroeg de wolf het woord.
Hij verdedigde in eene sierlijke rede het onmis
kenbare recht van zijn geslacht op schapenvleesch.
Hij betoogde, dat het schaap geboren is, om op
gegeten te worden, en dat eene overmatige pro
ductie van lammeren een ramp voor de maat
schappij zou zijn.
Ook dezen spreker vielen, gelijk aan alle
volgenden, de uitbundigste toejuichingen ten deel.
Alleen het blaten van ’t schaap werd hierbij niet
vernomen.
Op den wolf volgde de hond. Deze bewees uit
honderd voorbeelden, dat men ’t eene kan doen
en ’t andere niet nalaten, en zonder nog bepaal
delijk alle vleeschverbruik af te schaffen, zonder
schade voor de gezondheid, dit aanmerkelijk ver-’
minderen kon.
Dit gevoelen werd ondersteund door de kat,
maar bestreden door den voorzitter, die de trans
actiën wenschte over te laten aan ieders geweten,
doch de zaak zelve hier in beginsel verlangde
uitgemaakt te zien.
Daarentegen verhieven weer de aap en de vos
hunne stem. De eerste wilde in elk geval eene
uitzondering zien maken voor het koninklijk huis
en zijn minister, ofschoon hij uit een „vertrouw
bare bron14 meende te kunnen verzekeren, dat de
tegenwoordige dignitaris voor zich zelven gaarne
van dat voorrecht afstand zou doen. De ander
verklaarde plechtig, dat hij bereid was, van nu af
geene enkele inlandsche kip meer te eten, indien
hij de verzekering ontving, dat de regeering zorg
zou draden voor een behoorlijken aanvoer van
Cochin-China-kippen. Deze laatste verklaring werd
door alle inlandsche hanen met uitbundig gekraai
begroet. Maar een jonge stier sprong in ’t mid
den der vergadering en riep: „Al die voorwaarden
en bepalingen zijn vervloekte uitvluchten, ’t Lust
mij niet eenmaal, ze elk afzonderlijk in hare
naaktheid ten toon te stellen. Het vleeschvreten
is de schande van het dierenrijk. Onze grooten
voeden zich met de levenssappen der minderen,
en de baard onzer machthebbenden druipt van
het hartebloed der armen en weerloozen.
Mij, mijne heeren is bloed een gruwel.
Ik begeer geen aandeel in dien onzedelijken
buit. Ik veracht allen, die hun vraatzucht en
bloeddorst niet weten te bedwingen, waar ’t onze
eer en de edelste beginselen van ons geslacht
geldt44
Er ontstond op deze woorden een vreeselijk
rumoer in de vergadering. Alle vorige sprekers
vroegen om strijd het woord.
Een paar van de driftigste voorvechters van ’t
vleescheten drongen op den stier aan. Vele van
de zwakkere dieren zagen angstig rond naar de
beste gelegenheid, om uit het gedrang te komen.
Toen klonk de stem van den voorzitter boven alles
I uit en gebood stilte.
J.l. Zondag en Maandag waren voor allen, die in
betrekking staan tot de vereeniging „Floralia,44 een
paar zeer genoegelijke dagen. Het tienjarig bestaan
is op waardige wijze gevierd. Door 169 inzenders
was een schat van bloemen bijeengebracht, boven
dien waren ter opluistering prachtige bloemen-
verzamelingen ingekomen, zoodat de Doelezaal
als in een overheerlijken tuin was herschapen.
Zondagnamiddag van 5 tot 8 had de Tentoon
stelling plaats en bewoog zich in zaal en tuin
eene zeer talrijke schaar van inzenders met hunne
vrouwen en vele belangstellenden, ’t Was allen
duidelijk aan te zien, dat ze genoten, ’t Moet on
getwijfeld voor allen, die er het hunne toe bij
droegen, om de feestvierende Vereeniging op te
richten en in bloei te doen toenemen, eene stree-
lende gewaarwording hebben te weeg gebracht,
toen ze daar zoo’n breede schaar van onze nij
vere werklieden in opgewekte stemming en toch
op alles behalve luidruchtige wijze zagen feest
vieren. En als er geweest zijn, die meenen, dat
de Zondag toch eigenlijk niet voor feestvieren
bestemd is, hun zouden we willen vragen Is
er een meer stichtelijk en verheffend genot denk
baar, dan zich te bewegen tusschen en zich te
verlustigen in de schoonheden van de schoonste
sieraden in Gods heerlijke schepping?
Is er terecht gezegd: hij, die zingt, kan geen
kwaad doen, wi] zeggen zeker met evenveel
recht: zij, die de schoonheden bewonderen van
de beminnelijke kinderen van Flora, kunnen op
dat oogenblik geen booze gedachten koesteren
integendeel, die bewondering zal den mensch in
derdaad beter maken. Daarom zeggen we uit
volle overtuiging: de menschen, die j.l. Zondag
namiddag in „de Doele44 hebben doorgebracht,
hebben dien tijd wèl besteed.
Als we in aanmerking nemen, dat in den zomer,
die nu al weer ten einde loopt, de zon gedurig
dagen lang schuil bleef, en als we daarbij be
denken, dat de gekweekte bloemen in de wonin
gen barer verzorgers niet overal over ruimen
voorraad van licht en lucht konden beschikken,
dan moeten we eerlijk bekennen, dat die bloemen
er over ’t algemeen zóó uitzagen, dat ze harer
kweekers alle eer aandoen. Onder vele van die
bloemen zou een kweeker van beroep zijn naam
wel willen zetten. Maandag avond had de feeste
lijke prijsuitdeeling plaats. De zaal was stamp
vol en er heerschte eene prettige, opgewekte
stemming onder de inzenders, eene stemming, die
ook maar geen enkel oogenblik ontaardde in wild
heid of ongebondenheid. De voorzitter, de heer
M. E. van der Meulen, opende de feestelijke bij
eenkomst met eene korte toespraak; allereerst
om als weemoedige herinnering te wijzen op de
mannen, aan wie Floralia zulke groote verplich
tingen had en die door den dood aan haar zijn
ontvallende heeren 8. Lycklama A Nijeholt,
M. van der Feen en S. T. Hiemstra op welspre
kende wyze bracht spreker daarna hulde aan al
de kweekers en wees er uitdrukkelijk op, dat de
beoordeelings-commissie een zeer zwaar werk had
te verrichten gehad, omdat er zooveel goeds, ja,
schoons zelfs was ingezonden.
„No. 1,“ zoo drukte spreker zich uit, „moet
nu niet meenen, dat hij alléén verstand van bloe
men heeft: er zijn velen, die getoond hebben,
lust en geschiktheid te bezitten voor het kwee-
ken er van.44 Kort was het openingswoord, maar
daar het uit het hart kwam, zal het ongetwijfeld naar
’s sprekers wensch zijn weg gevonden hebben
tot de harten der hoorders en hoorderessen.
Door den heer J. Haitsma Mulier, secretaris
der Vereeniging, werd een zeer nauwkeurig ver
slag uitgebracht aangaande de merkwaardigste
lotgevallen van Floralia gedurende haar tienjarig
bestaan. Het bleek hieruit, dat, zooals gewoon
lijk, ook hier door strijd, door volharding iets
goeds kan tot stand komen: klein, zeer klein
was het begin gering waren de middelen, waar
over men te beschikken hadmaar dank zij de
toewijding van uitstekende mannen is de ver
eeniging niet alleen blijven bestaan, maar mag
ze zich, al is het ook in bescheidene mate, in
steeds toenemenden bloei verheugen.
De prijsuitdeeling had plaats door den vice-
voorzitter, den heer P. Peereboom, die vooraf
op de hem eigene heldere, kernachtige wijze eenige
woorden tot de inzenders richtte.
In de pauze wachtte allen een aardige ver
rassing. De Doele-tuin was hier en daar geïllu
mineerd en er was een transparant geplaatst,
waarin men las „Hulde aan de Vereeniging Flo
ralia.44 Er ging een kreet van verwondering op
uit honderden kelen, toen de schare den tuin
binnenkwam. Opgetogen en toch rustig bewoog
zich de menigte door den tuin het overheerlijke
weder deed de verlichting zoo uitmuntend moge
lijk slagen. Van tijd tot tijd werd Bengaalsch
vuur ontstoken, tot zelfs boven in den reusach-
tigen kastanjeboom, wat aan den tuin een phan-
tastischen aanblik gaf. Toen de muziek nu ook
in den tuin zich liet hooren, konden velen de
beenen niet meer stil houdenoud en jong sprong
en danste door de paden en onder den grooten
boom. Gedurig hoorden we woorden van dank
aan het bestuur voor deze hoogst aangename
verrassinginderdaad, er was ook reden om te
danken. Na de pauze ging men weer in de zaal.
Muziek en zang wisselden elkander weer afer
waren boekjes met feestliederen rondgedeeld
daarenboven een gewijzigd „Wien Neerlandsch
bloed44, een dito „Wilhelmus44 en „Een juichtoon
op het tienjarig bestaan van Floralia.44 ’t Gezang
werd begeleid door pianomuziek, waarvoor de
heeren J. P. Fennema en L. Timmer zich be
schikbaar stelden, omdat begeleiding door 't
muziek-korps niet zoo doelmatig zou zijn. Dat
korps en die heeren hebben zich dapper van
hunne taak gekweten’t was dan ook ten volle
verdiend, toen de voorzitter een woord van warmen
dank sprak voor de uitstekende wijze, waarop
het feest door de muziek was opgeluisterd.
Bijzondere vermelding verdient de uitstekend
royale wijze, waarop de heer Propstra had ge
zorgd voor verschillende soorten van gebak
onder luid gejuich van alle aanwezigen werd
hem daarvoor dan ook door den voorzitter een
hartelijk woord van dank toegesproken.
Aan ’t einde der bijeenkomst werd den inzen
ders een tweede verrassing bereid: allen namen
deel in eene tombola zonder nieten, die de toch
reeds hoog gestemde feestvreugde ten toppunt
voerde. De algemeene vreugde zou in staat zijn
geweest, den meest zwartgalligen pessimist te doen
opvroolijken.
Er werden geen lange toasten gehoord: daar
voor was gelukkig geen tijd. Toch bleek het
geheel in den geest te zijn van alle aanwezigen,
toen de heer K. van Ringh in zeer goed geko
zen bewoordingen hulde bracht aan de twee be
stuursleden, die sedert de oprichting der vereeni
ging op zoo uitstekende wijze hunne beste
krachten hebben gewijd aan haren bloei, n.l. de
heeren M. E. van der Meulen en P. J. Fennema.
Uit het antwoord, door den heer v. d. Meulen
gegeven, bleek duidelijk, dat beiden nog steeds
met liefde voor de zaak zijn bezield, zoodat de
vereeniging bij voortduring op hunne zeer gewaar
deerde medewerking kan rekenen.
Onmiddellijk na ’t siuitingswoord van den voor
zitter ging de opgewekte schare in vroolijke
stemming rustig huiswaarts. En zoo behoort dan
ook weer dit feest tot het verledene.
Uit den grond van ons hart zeggen we:’t was
een schoon feest; we houden er ons dan ook vast
van overtuigd, dat door zulk feestvieren eene
weldaad aan ons volk wordt bewezen. Daarom
zeggen we uit volle overtuiging: dat Floralia
bloeie! Dat die schoone vereeniging, om met
den Secretaris te spreken, nog lang eene waar
dige plaats moge bekleeden in de rij der vereeni-
gingen, waarop Bolsward trotsch kan zijn
We laten hier volgen eene naamlijst dor be
kroonden met opgaaf van de door hen behaalde
prijzen
Eerste klasse:
Bote Aukema, portret der Koningin. Johs.
Heins, een kist sigaren. Hidde de Boer, zes
kopjes en schoteltjes. Pietje de Boer, eene para-
plui. Hendrik Moll, een presenteerblad. Lambs.
Wildering, een rooktafeltje. Rinse Welvaart,
een azijnstel. J. Visser, een bloempot. Uiltje
Dijktra, twee bloempotten. R. de Bruin, een
thermometer.
Ttoeede klasse
IJ. van Kampen, eene koffiekan. S. v. d.
Meer, een presenteerblad. Johan de Boer, een
theekistje. M. Dekker, twee vazen. B. Wilde
ring, twee kistjes. Wed. Ferwerda, een pre
senteerblad. L. Kramer, een stel vazen. M.
Bosma, een theestel. P. Spoelstra, een stel vazen.
A. van Houten, eene koffiekan.
Derde klasse.
S. S. Piso. een theekistje. L. Klaversma, eene
schilderij. A. Vonk, zes kopjes en schoteltjes.
Hendr. Flameling, een bloemenmand. B. Wald-
huizen, een theepot. L. Moll, een lepelkistje,
S. Westerbaan, een lepelkistje. H. Weidema,
een theestoof. G. Piso, eene schilderij. S.
Kingma, twee vazen.
Vierde klasse
E. de Wolf, een kookpan. Johs. v. d. Schaaf,
eene koffiekan. Wed. Bijlaar, een sluitmand.
Joh. Hooiring, een sluitmand. H. Elzinga, een
stofstel. P. de Haan, een sluitmandje. S. Oude-
boon, een koffietrommel. Doetje v. d. Spoel, een
taschje. E. de Jong, eene melkkan. H. Flame
ling, een trekpot.
Vijfde klasse
A. v. d. Meer, twee flesschen bessensap. J.
de Way, een theetrommel. H. de Bruin, een
petroleumkan. Wed. A. Koopmans, twee fles
schen bessensap. F. Flameling, een flesch kruis
bessenwijn. H. Hermanides, een flesch aard
beziënwijn. D. v. Terwisga, een flesch kruisbes
senwijn. H. Feenstra, een portemonnaie. W.
de Wit, twee flesschen bessensap. H. Mulder,
zoutlokjes met blaadje.
Zesde klasse
KI. v. d. Woude, twee flesschen bessensap.
J. Ferwerda, een flesch frambozenwijn. W. Fran
sen, twee flesschen bessensap. Corn. Tuinsraa,
twee bakjes. T. Bruinsma, twee flesschen bes
sensap. S. Elzinga, een schenkblad en een flesch
bessensap.
Aanmoedigingsprijs aan Jelle Lammertsma,
een gieter.
«J
9l
Bolswardsche Courant
i
3
i
i