NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD p KJISWABO BH VUHUHIl. I I I I BUITENGEWONE AANBIEDING te doen. HetgeheimvaiUe OÉMm zal o. a. een maand later het HEinEPRirv- SESJE, eveneens tegen betaling van slechts vijftig cent, worden aangeboden daarna hijks- GRAVIN GISELA enz. enz.; elke maand een nieuw werk tegen betaling van slechts vijftig cent, totdat alle Romans en Novellen van MAR LITT COMPLEET zijn en desverkie- zende in twee prachtbanden, mede voor lagen prijs verkrijgbaar, kunnen worden inge bonden. Het geheim van de oude Juffrouw leze men s. v. p. achterstaande advertentie met inteekenbiljet. GEWELD OF LIEFDE? Aan onze geachte Abonnés! 1892. No. 37. Een en dertigste Jaargang. BINNENLAND, I. BUITENLAND. DONDERDAG 8 SEPTEMBER. i I 'S El Tandarts J, K RUEB. ♦J I Vijftig Centen w VOOR den oorlog heeft Él >r s X ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. LEEUWARDEN, Nieuwestad G 8' Te SNEEK te consulteeren eiken Dinsdé van 9—4 uur, bij den Heer Veltman, Suu markt 97, over Tandheelkundige Operatiën. 't Vullen der Tanden en 't plaatsen v Kunsttanden. $XXXXXXXXX” machtigden en hunne vorsten waren doof aan dat oor. Toch heeft de abt er voor gezorgd, dat zijn denkbeeld niet verloren ging; hij gaf in 1713 zijn: „Ontwerp ter grondvesting van een algemeenen wereldvrede” uit. Hij stelt daarin voor de oprichting van een Europeesch congres of raad, samengesteld uit de vertegenwoordigers van alle natiën. Door dit congres moesten alle grieven, die vorsten en vol- Het is niet weg te redeneerengeweld en ge zag worden in den regel gesteld boven minnelijke schikking en liefde. Nog gedurig wordt het ons duidelijk, dat het duel nog altijd eene plaats be kleedt in onze samenlevingnog altijd nemen de volken eerder hun toevlucht tot de wapenen dan tot een scheidsgericht, wanneer er een twistappel wordt opgeworpen over het „mijn en dijn.” Ja, door onze opvoeding en heel onze levenswijze zijn wij zoozeer vervuld van de noodzakelijkheid van het geweld, en zijn we bij de behandeling van de geschiedenis zoozeer gewoon geraakt, gedachten van glorie, roem en eer aan den oorlog te ver binden, dat wij ons moeielijk kunnen voorstellen, hoe de maatschappij, zonder geweld, door den louteren drang van liefde en rechtvaardigheid in haar geheel zou kunnen blijven. rj Z> up, WiWï^^èW^^ri^a^k te brengen. Het mocht niet haten. De gevol- ’t Bildt. Ofschoon bijna het geheele onder wijzerspersoneel zich reeds voorbereidt om in 1893 in staat te zijn de vrije- en ordeoefeningen te kunnen onderwijzen, is er door den Raad dezer gemeente een verzoek aan de Hooge Re- geering gericht, om de gemeente voor den tijd van twee jaren van de verplichting te ontheffen de gymnastiek op de openbare scholen in het Bildt te doen onderwijzen. Dit verzoek is een gevolg van eene vergadering van de hoofden der scholen met B. en W., op welke vergadering men tot de conclusie kwam, dat er voor de oefeningen nieuwe lokalen bij de meeste scholen moeten worden aangebouwd. De Raad vindt dit voor onze reeds zoo zwaar gedrukte gemeente te bezwaarlijk, vandaar het verzoek. Bij de behandeling van deze kwestie in de raadzaal bleek, dat bij enkele leden de sympathie voor gemeld vak niet bijzonder groot is. Men meende, dat indien de oefeningen tijdens de gewone schooluren moesten worden gehouden, de invoe ring schadeljjk zal zijn, daar ze den reeds be perkten leertijd nog geringer zal doen worden. Franeker. Den eersten der volgende maand zal het juist een jaar geleden zijn dat de hout zaagmolen van den heer T. 8. van de Wint alhier, door den bliksem getroffen, in enkele uren geheel in asch werd gelegd. Wij konden later mededeelen dat op het terrein opnieuw een hout- molen zou verrijzen. Dit gebouw is thans voltooid en sedert een paar dagen, dus op enkele weken na een jaar na den brand, is de nieuwe molen, iets kleiner dan zijn voorganger, maar forsch en fraai van bouw, in werking gesteld. Wat bij dezen molen bijzonder de aandacht trekt en ons aanleiding geeft van de in werking stelling melding te maken, is de nieuwe methode waarop het zwichten der wieken plaats heeft, eene methode in Duitschland het eerst toegepast en van daar naar onze noordelijke provinciën overgebracht. In Groningen zjjn naar dit stelsel reeds meerdere molens ingericht, maar, zoover ons bekend, is in onze provincie nog slechts de rogmolen van den heer Kuiken te Dronrijp en thans ook de houtmolen van den heer Van de Wint daarnaar ingericht. De zeilen, anders voor de wieken gespannen, zijn hier geheel vervallen en vervangen door houten bladen of luiken, ter breedte van pl.m. 30 c.M., die ongeveer zich openen en sluiten als de latjes onzer jaloezieën, en in verhouding tot den meer of minder krachtigen wind geheel of gedeeltelijk kunnen worden ge sloten of geheel opengezet. Op eenvoudige doch vernuftige wijze geschiedt het openen en sluiten der bladen met één enkelen ruk aan eene ketting, waarmee in eens de geheele molen wordt gezwicht, wat ongetwijfeld vooral bij buiïg weder een groot voordeel oplevert en bovendien heel wat minder tijd eischt dan het zwichten naar de oude me thode. Wij kunnen de werking hier niet breeder om- schrjjven. Zij die er meer van willen weten doen wel, een kijkje op den molen te nemen, waartoe de heer Van de Wint, op verzoek, zeker gaarne de gelegenheid zal aanbieden. De nieuwe toe stel is aangebracht door den heer Westra, molen maker op Zevenhuizen alhier. Franeker Crt. Tzum. Op de arbeidersvergadering was een klein getal tegenwoordig, van de arbeiders een derde deel en van de aandeelhouders een enkele. De rekening sloot met een groot nadeelig saldo, zoodat de aandeelhouders hun voorschot niet konden terug bekomen. Het bestuur der vereeni- ging zal zich nu wenden tot de kerkelijke admi nistratie om financieelen onderstand, teneinde aan de verplichting tot teruggave van het voorge schoten geld te kunnen voldoen en op nieuw aan te kloppen bij de burgerij om giften en voor schot. Friesche Ct. 1 hoerageroep voor de Republiek en Carnot en een vreeselijke geestdrift, die steeg tot in het onein dige toen ook de zoon van den president, luite nant Carnot, zijn vader duchtig zoende. Toen de trein wegreed, riep de president „Dank, dank, gij hebt mij veel genoegen bereid. Tot een spoedig weerzien/ Toen men in Cham bery aankwam, had de regen opgehouden en een dichte menigte had zich verzameld in de straten, langs welke de president reed naar de prefectuur. Alle huizen waren allerprachtigst versierd met vlaggen en bloemen. Bij de begroeting van den president door de overheden, omarmde Carnot weer een, namelijk den oudsten afgevaardigde Pierre Blanc. Na een welkomstrede van den burgemeester traden zeven jonge meisjes naar voren, die hem bloemruikers overhandigden. Zij waren gekleed in de dracht van 1792. Carnot vond die kleeding bekoorlijk en meende, dat men deze in de mode moest brengen/ Zoo gaat het verslag doormen voelt in lede ren regel den prik, welke den Franschen wordt toegebracht. Daarbij wordt echter niet verzuimd, getrouw de feiten te volgen en niets meer te ver tellen dan wat er geschied is. Er blykt, dat de naam is veranderd, doch de geest is gebleven zooals hij steeds is geweest. Den president, den burger ontvangt menden man, om wien iets hoogers zweeft, iets vorstelijks, iets koninklijks, juicht men toe. De zaken loopen even goed als vroeger zegt zelfs Magnard in de Figaro. Waar om zou men zich daarom veranderen! Een stap op den goeden weg. Voor eenigen tijd werd in sommige dagbladen verteld, dat onlangs in ons land geduëlleerd werd tusschen twee marine-officieren, en dat ze elkan der met de sabel licht gewond hadden. Toen we dat bericht, dat, voor zoover wij we ten, niet is tegengesproken, lazen, kwam onwil lekeurig de gedachte bij ons op: ’t is dus nog altijd het oude liedje: oog om oog en tand om tand Er wordt tegenwoordig druk gesproken en ge schreven over ware beschaving, over liefde, over philanthropic en over zoovele andere zaken, die er toe moeten medewerken, om de mensehen hoe langer hoe gelukkiger te maken. En toch ziet men gedurig, hoe ook hier theorie en practijk in den regel lijnrecht met elkander in strijd zijn. Wanneer men de geschiedboeken raadpleegt, dan leeren zij ons op bijna elke bladzijde, dat allen, die zich toelegden op de leiding, de verbe tering, de onderwijzing van hunne medemenschen, meestal voor een góed doel hun doel trachtten te bereiken door van eenig uiterlijk geweld gebruik te maken. Dit wordt ons des te duidelijker, naar mate we ons verder in t verleden verplaatsen. De meest barbaarsche volken hielden er geen andere redeneerskracht op na dan die van het geweld. En dat is ook zeer goed te verklaren. Geweld toch heeft voor iemand, die zich niet of weinig bekommert om de zedelijke waarde van den rnensch, heel veel voor. Laat er twist of on- eenigheid komen, t geweld maakt er een einde aan, zonder omslag, zonder wikken of wegen. Er wordt niet naar gevraagd, of de billijkheid wordt betracht, ook niet, of men na het beslechten van een twist de waarborgen heeft, dat eene herha ling ervan op zijn minst onwaarschijnlijk is, en dat wederzijdsche partijen de zegeningen zullen onder vinden van den gesloten vrede! neen,’t is een voudig de vraagwie is de sterkste Wie kan dus den geweldigsten slag toebrengen of wie kan het best het doelwit treffen Maar men behoeft niet alleen een kijkje te ne men bij de barbaarsche volken der oudheid of van den tegenwoordigen tijd, om de bewijzen te zien van de waarheid, dat geweld de wereld regeert, ook beschaafde volken toonden het en toonen het nog, dat ze meer of minder de leer huldigen macht is recht. Zelfs de volken, die zich aan de spits der beschaving wanen, houden zich nog krampachtig vast aan hun bijgeloof in de macht en kracht van uiterlijke ge weldadigheid. ken jegens elkander hadden, behandeld worden en eene vreedzame oplossing ervan tot stand komen. Hoe komt het, dat nog altijd te vergeefs wordt gewacht op de verwezenlijking van dat denkbeeld De voornaamste oorzaak daarvan is dezezelf zucht, hebzucht, heerschzucht en eerzucht heer- schen nog altijd in de plaats van liefde tot den naaste. „Liefde” zegt Ewerson, „zou deze oude wereld een nieuw aanzien geven. Wij leven al veel te lang als heidenen als vijanden van elkaar. Het zou ons hart verwarmen, wanneer wij al onze ijdele staatkunde en onze armelijke land- en zee macht en alle defensielijnen en sterkten mochten overweldigd zien door dit ongewapende kind. De liefde kruipt, waar zij niet gaan kan, zij zal langs stille en geheime wegen met hare dommekrachten en breekijzers volbrengen, wat het geweld nimmer volbrengen kon. Eens is de kracht der liefde beproefd en met den besten uitslag bekroond geworden. Ons in menig opzicht zoo oudachtig, van alle zijden als met klimplanten overdekt, kerkelijk Christendom houdt ten minste nog den naam in leven van hem, die de grootste menschenvriend was. Maar eens zullen allen broeders zijn en allen elkander lief hebben en zalelke ramp, elke oneenigheid zich oplossen in den eeuwigen zonneschijn.” Al is er ook veel, dat ons moet doen twijfelen aan de waarheid van deze woorden, toch zijn er ook verschijnselen, die moed geven, al doen ze zich ook voor op een zeer beperkt gebied. Met ingenomenheid wijzen we op het feit, dat hier evenals op eene enkele andere plaats den arbeidsraad is opgericht. Wij noemen dit een stap op den goeden weg. Wordt er herhaaldelijk of liever onophoudelijk geklaagd over het verschrikkelijk lot van vele arbeiders, deze klachten mogen er niet toe leiden, om haat en tweedracht te kweeken. De arbeidsraad zal trachten, de goede verstand houding tusschen werkgevers en werklieden in deze gemeente te bevorderen, de geschillen tusschen deze personen te voorkomen of op vreedzame wijze op te lossen en te vereffenen, door gepaste midde len naar billijkheid voor hunne belangen te waken. BravoAls nu èn werkgevers èn werklieden maar toonen, dat zij de poainuen van den raad willen steunendan durven wij de voorspelling wagen, dat hunne wederzijdsche belangen er door zullen worden bevorderd. Immers met kalm overleg komt men verder dan met onbesuisde drift. Luid schreeuwen over de verschrikkelijke wan verhoudingen tusschen werkgever en werkman, over de ongelijke verdeeling der kapitalen, over te geringe loonen en te langen arbeidstijd, over verdrukking van den arbeid door het kapitaal, ruw schelden op allen, die in ’t bezit zijn van datgene, wat we ook voor ons wenschen of ei- schen. Vergaderingen en meetings houden, om het groote publiek op te ruien tegen de bestaande orde van zaken, dat alles zal voor niemand de gewenschte gevolgen hebben. Maar naarmate de geest van welwillendheid, van toenadering, van ware meuschenliefde post zal vatten in de harten der mensehen en zal blijken uit hunne daden, naar die mate ook zullen alle wanklanken en wanverhoudingen verdwijnen en een tijd van waar geluk aanbreken voor armen zoowel als voor rijken. Gaarne brengen we hulde aan de vereenigin- gen, die den „arbeidsraad” hebben opgericht en aan de mannen, die zich bereid hebben verklaard, als leden op te treden. We wenschen hun van ganscher harte succes op hun loffelijk pogen. De mensehen vertellen het en de boeken zeggen het, dat Frankrijk is een republiek. De Franschen schetteren het van de daken zij zweren trouw aan de republiekzij zullen vechten voor de republiek. Wat zij hebben gedaan voor een koninkrijk, een keizerrijk, zullen zij ook doen voor een republiek. In naam zijn de Franschen verstokte republi keinen. Of zij het ook zijn in der daad? Of zij zich kunnen behelpen zonder den luister van een troon? Soms komt men onwillekeurig tot de mee- ning dat men een aristocraat heeft verdreven, om een nieuwen aristocraat te kunnen vormen. Wanneer men leest van de huldebetooningen tegenover een Carnot, dan zal men daarin toch weinig verschil zien tusschen die, welke een vorst worden bewezen. Alleen glimlacht Carnot wat beleefder en wat nederbuigender. Wel een weinig spottend, maar toch niet onaardig is het verslag dat een Duitsch blad van den tocht van Carnot naar Savoye geeft. Carnot heeft Parijs verlaten, reed in een extra- trein door Frankrijk, werd toegejuicht, en kwam eindelijk te Dyon aan, waar men het publiek op ’t perron had toegelaten. „Carnot steeg uit en had voor ieder een vriendelijk woord. Bij het vertrek scheen hij diep geroerd over de bewijzen van sympathie en liefde. Hij omhelsde Magnin den gouverneur van de Fransche bank, die als president van den generaleu raad was gekomen, en zeide: „Mijn waarde vriend! Wanneer ik u omhels, omhels, ik al de generale raden van Cote d’Or, mijn vroegere collega’s.” Donderend Met den uitgever van „MARLITT’S Geïllustreerde Werken,” opnieuw in het Nederlandsch vertaald en met oorspronkelijke platen voorzien is een overeenkomst getroffen, waardoor wij in staat zijn aan de abonné’s van ons blad een De in elk huisgezin zoo nuttige boeken van MARL1TT op een hoogst gemakkelijke wijze in eigendom te bekomen, ziedaar het plan, dat wij ons voorstelden uit te voeren en dat, naar wij vertrouwen, door onze lezers met ingenomenheid zal worden begroet. Bij het begin van elke maand zullen wij n.l. onzen lezers de gelegenheid bieden om tegen betaling van slechts een geheel compleet werk van E. MARLITT met oorspronkelijke platen in eigendom te verkrijgen. Beginnende met Hoewel wij verwachten dat al onze lezers gaarne gebruik zullen maken van de gelegen heid, om op goedkoope en gemakkelijke wijze AIiIiB DB WERKEN van MARLITT in hun bezit te krijgen, stellen wij de inteeke- ning slechts per compleet deel open en behoudt ieder de volkomen vrijheid op één, meer of alle deelen in te teekenen. Voor verdere bijzonderheden omtrent het eerst verkrijgbaar gestelde compleets werk van E. MARLITT DE UITGEVER. Het doet ieder weldenkende goed, als hij boort van mensehen, die luide hunne stem verhieven tegen alle geweld, in ’t bijzonder tegen den oor log. Zoo leefde in de zeventiende eeuw de abt De-Saint-Pierre, die de oorlogen van Lodewijk XIV als goddelooze oorlogen durfde brandmerken en die zelfs ’s konings recht op den bijnaam van Zoo is de wereld in de jaren 1870 en ’71 ge tuige geweest van een oorlog tusschen twee vol ken, die het ongetwijfeld erg kwalijk zouden ne men, wanneer men ze ook maar eenigszins ver geleek met onbeschaafde volken. In weinige maan den werden duizenden menschenlevens vernietigd en het leven van nog meer duizenden vergald, ja, schier ondragelijk gemaakt. In weinige maanden werden schatten van bouwkunst vernield, waar over jaren bij jaren gewerkt was en die vooreen goed deel nooit weer kunnen worden hersteld. In weinige maanden werd de oogst vernield van uit gestrekte landerijen en nijpende armoede, ja, ge brek heerschte in streken, waar welvaart het deel van allen had kunnen zijn. En dat alles, omdat de regeeringen van twee natiën het niet met elkander eens waren over de vraag, wie in Europa het meest te zeggen en het meest te kommandeeren moest hebben, ’t Spreekt van zelf, dat de zoogenaamde „hooge politiek” in vrij wat deftiger en schijnbaar hoogst gewichtige bewoordingen het ontstaan van den oorlog heeft geschetst. Maar dan is het de vraag, of er niet veel waar heid ligt in het gezegde„als men hooge poli tiek" vermengt met zuivere waarheid, ontstaat eensklaps een dichte neerslag van leugen." Toen in Juli 1878 door den vrede van Berlijn een einde werd gemaakt aan den Oost-Europeeschen oorlog, door welken vrede van Turkije, wel eens „den zieken man” genoemd, niet veel overgeble ven is, zei een bekend historicus„er is veel in dezen afloop, dat ons treurig moet stemmen; wij meenen dikwerf, dat wij het zoover gebracht heb ben, dat wij recht hebben, onze eeuw beschaafd te noemen boven vele; we hebben het als een voorrecht geroemd van de reusachtige staande legers, dat wij minder oorlog zouden hebben en de oorlogen korter zouden durenmen sprak van het zwaard werpen in de weegschaal, om den vrede te dwingenen zie, de Oostersche oorlog heeft van den opstand in Bosnië of nu driejaren Europa in spanning gehouden, donkere wolken gejaagd langs den politieken horizon, handel en nijverheid gedrukt; driejaren zijn onze Europeesche diplomaten bezig geweest om het vuur te blus- schenzij hebben memories gemaakt en memo randums, conferenties gehouden en nota’s geschre ven in menigte, een congres gehouden van eene volle maand en met inspanning van alle krach ten, door aanwending van alle kunstgrepen heeft men het nog niet verder kunnen brengen dan tot zulk een vrede Waarlijk, we hebben geen reden, om zoo trotsch te zijn op onzen tijd de „hooge politiek” maakt inderdaad een treurig figuur en de meerderheid des volks is blijkens al de scheeve oordeelvellin gen niet veel wijzer.” Bolswardsche Courant I e 5 i I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1892 | | pagina 1