NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
OJC.SWA.ROEN WMSS»A08S&
5
Een e n dertigste Jaargang.
1892.
No. 48.
DONDERDAG 24 NOVEMBER.
E
DONDERDAG 24 NOVEMBER.
Populaire Correspondentie.
H
I
moet èet liegen
streden worden F
'J
VOOR
Bolsward, 21 Nov. 1892.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ii.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
I
tot bekentenis, dan mag er nog niet gestraft wor
den. (Een driftig mensch zal wellicht denken
maar dat zou me razend makenEilieve, ant
woorden we, een geneesheer, die razend is, mag
geen patient behandelen, want een razend mensch
kan niet anders dan dwaas handelen De op
voeder drukt hem echter op 't gemoed, dat hij er
ontzettend veel prijs op stelt, dat hij zijn kinderen
kan vertrouwen en gelooven op hun woord, dat
hij in hem natuurlijk alle vertrouwen stelt en er
nu van overtuigd is, dat hij in dezen werkelijk
onschuldig is. Na dit onderhoud kan men meestal
aan de houding van het kind wel, zien of hij
schuldig of onschuldig is. Had hij schuld, dan ge
beurt het niet zelden, dat hij door het passend
woord van den opvoeder zijn beter ik voelt boven
komen, berouw gevoelt over zijn hardnekkig liegen
en dan óf nog tot bekentenis komt óf zich stellig
voorneemt, later niet weer te liegen en beter te doen.
Maar de woorden van den opvoeder kunnen
ook wel eens geene goede uitwerking hebben.
Wat dan Dan houdt hij het kind streng in ’t
oog en betrapt hij hem op een leugen, dan
moet hij straffen. En hoe kan hij dat doen
Vooreerst door zijn spijt uit te drukken, dat hij
zich zoo in een zijner kinderen of leerlingen be
drogen ziet, en vervolgens, door hem tot zoolang zijn
vertrouwen op te zeggen, dat het hem duidelijk
gebleken is, dat hij zich heeft gebeterd. Die straf
moet hij in de eerstvolgende dagen laten voelen.
Zij is streng en zal het kind ongetwijfeld zeer
doen, als tenminste niet alle eergevoel in hem
gedood is.
Mocht dit evenwel nog geene verbetering bren
gen. dan denke de opvoederik heb al t moge
lijke gedaan en kan nu niet meer doen dan hopen,
dat er later omstandigheden zullen komen, die
den leugenaar tot inkeer zullen brengen.
Het liegen is eene ondeugd, waarmee menig
maal reeds de kinderen behept zijn. Het is dus
de taak van allen, die kinderen hebben te vor
men voor hun volgend leven, dat kwaad zooveel
mogelijk uit te roeien. Immers een jonge leuge
naar wordt een oude bedrieger.
,’t Is nu maar de vraag: hoe komt men in
dezen het best tot zijn doel Er zijn menschen,
die eenvoudig aldus redeneeren „liegen is zonde
wie zich aan eene zonde, welke ook, schuldig
maakt, moet gestraft worden dusde leugenaar
moet on voorwaardelijk worden gestraft.1 Deze
redeneering moge oppervlakkig juist schijnen,
er is toch veel op af te dingen. En waarom
Omdat de oorzaken, die een kind onwaarheid doen
spreken, zoo geheel verschillend van aard kunnen
zijn. Eene der oorzaken iseen sterk werkende
verbeeldingskracht, die niet alleen kinderen, maar
ook menschen van rijperen leeftijd, soms parten
speelt.
Het gebeurt niet zelden, dat kinderen, geholpen
door eene buitengewoon levendige fantasie, iets,
dat ze hebben waargenomen, gaan uitbreiden en
aanvullen en zich dat zoo duidelijk voor den geest
stellen, dat ze ten slotte meenen, alles te hebben
gezien.
Maar al is 't nu ook waar, dat het kind
dan onwaarheid spreekt, mag het hier eigenlijk
wel liegen worden genoemd? Neen, het is, om
het zoo te noemen, een onwetend liegen. En zulk
liegen mag niet gestraft worden.
Moet men in zoo’n geval het kind dan maar
stilletjes zijn gang laten gaan Zeker niet. Ook
hier moet de opvoeder genezing trachten te bren
gen. Zoodra hij voelt, dat het kind zich bij ’t
vertellen van iets, dat het heeft gehoord of gezien,
door zijne verbeelding laat meeslepen, laat hij alles
eenvoudig nog eens oververtellen en valt dan den
verteller zoo nu en dan eens in de rede met de
vraag„maar was het nu werkelijk zóó of is ’t
misschien ook zóó geweest Er is dan veel kans,
dat het kind door zoo’n vraag het ware van ’t
onware onderscheidt. Aan de hand van den op
voeder wordt het dan tot het inzicht gebracht, dat
zijn verhaal niet geheel overeenstemde met de
waarheid. Als die opvoeder nu maar niet zoo
onhandig is, dat hij het kind beschaamd maakt
of hem het verwijt toeduwt, dat hij liegt. Het
woord liegen moet hij hier volstrekt niet bezigen.
De zaak wordt van veel ernstiger aard, wanneer
het kind met opzet onwaarheid spreektwant dan
liegt hij inderdaad. En toch mag men ook dan
zelfs niet dadelijk met hardheid optreden, omdat
het gevolg hiervan heel licht kan zijn, dat het
kind later halsstarrig volhardt in het ontkennen
van schuld. Als hij bang is voor straf, zal hij die
schuld reeds ontkennen, voor dat hij nog goed
heeft nagedacht. Begint men dus het verhoor, dan
moet den patient eerst vermaand worden, om goed
na te denken, voordat hij een antwoord geeft. In
de meeste gevallen (uitzonderingen bevestigen den
regel) zal dit voldoende zijn, om den schuldige
tot bekentenis te brengen. Als er ook hier maar
voor gezorgd wordt, dat men het verhoor niet
begint met het beschamende: „ik geloof, dat ge
gelogen hebt“ of „ge hebt dit of dat gezegd, dat
was toch geen leugen Want dan kan men er
zeker van zijn, dat onmiddellijk het antwoord
gereed is, dat u verzekert, dat er van liegen geen
zweem aanwezig is.
Maar wanneer er dan volmondig schuld bekend
wordt, moet dan ook de straf volgen Er zijn,
die beweren, altijd moet de leugen gestraft wor
den. In een geval als dit meenen we, dat de straf
moet worden kwijtgescholden. Wel moet het kind
het onbehoorlijke van zijn gedrag onder ’t oog
worden gebracht, maar men vergete niet, eraan
toe te voegen, dat hij nu geen andere straf oploopt,
omdat hij eerlijk schuld beleden heeft. Zoodoende
wordt het waarheid spreken gemakkelijk gemaakt.
Als het kind na eene volmondige bekentenis toch
gestraft werd, zou hij later, als hij eens weer wat
op zijn kerfstok had, denkennu beken ik niet,
want dat bezorgt me zeker straf. En ’t is hem
zeker niet kwalijk te nemen, dat hij zoo zou doen
wie heeft er nu aardigheid aan, om zich zelf een
bestraffing te bezorgen Werd er niet gestraft,
dan zal hij bij eene volgende gelegenheid steeds
dadelijk bekennen, in de hoop, daardoor vrij te
komen van straf. Maar de bekentenis zelf zal voor
hem reeds eene zoo groote straf zijn, dat hij lang
zamerhand genezen zal van de zucht om te liegen.
Waar is ’t evenwel, dat men reeds onder kin
deren verstokte leugenaars aantreft. .Met dezulken
kan men met zachte lijntjes niet veel uitrichten.
Hier is ’t bepaald noodzakelijk, dat men streng
en krachtig optreedt. Om een voorbeeld te noe
men. Een uwer kinderen of een uwer leerlingen
heeft iets zeer verkeerds uitgevoerdhij wordt
aangeklaagd, doch de schuldige blijft hardnekkig
ontkennen, ofschoon hij op ernstige wijze wordt
gewaarschuwd, om de waarheid te zeggen. Wat
nu te doen Dadelijk de eene of andere strenge
straf toepassen? (We praten niet van een pak
slaag die soort van straffen passen niet in een
oproerfinps-stelsel.) Neen. Na de eerste ondervra
ging laat men den patient een poosje aan zijne
eigene overdenking over, om hem daarna nog eens
onder handen te nemen. Komt hij dan nog niet
Het ernstige woord verdient gelezen en over
wogen te worden.
In het voorloopig verslag over de marine-
begrooting leest men o.a.
„Nog omtrent verschillende onderwerpen vroeg
men aan den Minister verdere inlichtingen. Zoo
vroeg men hoe, naar aanleiding van het gebeurde
met een luitenant der mariniers, de Minister
oordeelt ten aanzien van het due].“
Naar aanleiding hiervan schrijft de Held. Crt.-.
„Het gebeurde met dien luitenant der mari
niers heeft zich, naar men ons mededeelt, als
volgt toegodragen:
De heer V., 2e luitenant der mariniers, is een
weinig excentriek en had daardoor (anderen zeg
gen ook omdat hij van burgerfamilie is) nogai
te lijden van de plagerijen zijner collega’s. De
heer V. verdroeg dat alles met bewonderenswaar-
dige berusting, totdat het hem op een goeden
dag te erg werd en hy een zijner kameraden,
door hem een flinken uitbrander te geven, naar
diens meening beleedigde. De quasi-beleedigde
daagde daaiop V. uit, waarop deze een weigerend
antwoord gaf, op grond: lo dat hij in principe
tegen het duel was, daar het z. i. nimmer een
quaestie kan oplossen, en 2o, omdat de wet het
duel verbiedt.
„Dit alles geschiedde aan boord gedurende de
reis naar Indië.
Nauwelijks in Indië aangekomen, werd luite
nant V. ter beschikking gesteld van de autori
teiten, die daarop den Minister van Marine om
instructies vroegen. Het antwoord luidde: „Op
zenden naar Nederland11. Dit geschiedde, en de
luitenant V. kwam naar Nederland terug.
„Toen bij zich nu bij den Minister vervoegde
om instructies, moest hem zijn gelast zich naar
het hospitaal te begeven, teneinde aldaar een
onderzoek te doen instellen naar zijn geestver
mogens.
„Het einde van de zaak is geweest de tijde
lijke pensionneering van den heer V. zooals men
kort geleden uit de officieele berichten heeft
kunnen zien.
„Wij deelen dit mede, zooals het ons is mee
gedeeld, waarbij men ons de verzekering gaf, dat
deze toedracht der zaak de ware ia“.
is een goede winter, geloof ik, zeer gewenscht.
De loffelijke, pogingen door hen aangewend, om
voor den aanstaanden winter de baan in de pun
tjes in orde te brengen, mogen worden beloond
door een flinken winter en eene goede ontvangst
aan entrée’s.
Ik hoop dan ook maar, amice, dat bij een vol
gend schrijven reeds druk van de ijsbaan der club
en van de andere banen gebruik wordt gemaakt
en dat v elen daarop genoegen en ook verdiensten
mogen vinden.
Deze laatste daad zal nu wel punctueel als
men immer is of behoort te zijn geheel eene
nauwlettende naleving van de zoo vaak reeds ge
wraakte wapenwet zijn, doch ik stel me te ver
geefs de vraag, waar het gevaar te zoeken is, als
men over straat loopt met een ongeladen geweer
zonder bajonet er op. Zou men niet gevaarlijker
zijn met een flinke stok of zoo iets?
De Officieren van de schutterij hebben dan toch
geen genoegen genomen met de afwijzing van hun
verzoek aan den gemeenteraad, om voor de schut
terlijke oefeningen eene schietbaan daar te stellen,
en hebben hulp gevraagd bij de Gedeputeerde Sta
ten van de provincie. Ik dacht wel, dat het zoo
ver komen zou, die heeren moeten toch ook
doen, wat de wet hun voorschrijft. Eene opvolging
der wetten wordt toch immers overal geëischt,
waarom het hier dan ook niet in de hand gewerkt
Of het adres, dat ik in zijn geheel in het officieele
raads verslag las, nu in alle opzichten hout snijdt,
wil ik daarlaten ik kan dat niet naar eisch be-
oordeelen alleen meen ik, dat de schuttersraad
wel wat te veel zegt, als zij van meening is, dat
„de kosten van aanleg (ruim f 3000,niet hoog
zijn, vooral niet voor eene bloeiende gemeente als
Bolsward". Jongen, jongen! zoo’n f3000, - meer
of minder scheelt nog al wat in de belasting, die
toch ook al weer wordt opgehaald. Hoog vind
ik de kosten wel, doch niettegenstaande dat ben
ik van oordeel, dat ze gemaakt moeten worden,
omdat, zooals ik je al zeide, de wet ze eischt.
Weet jij ook, waarom in de laatste raadsverga
dering Burgemeester enWethouders voorstelden om
met 1 Januari a.s. de vrije-en ordeoefeningen der
gymnastiek nog niet in te voeren Missschien zal je
neen zeggen en zal dat dan ook antwoorden, als
ik je vraag, of het je duidelijk is, dat de geheele
raad dat voorstel aannam. Is er nu iets nutti-
gers voor het lichaam dan gymnastiek? De vrije-
en ordeoefeningen zijn volgens mijn bescheiden
meening wel het voornaamste van deze gezonde
oefening. Ben je het ook niet met mij eens, dat het
voor de jeugd, niet alleen voor hun lichaam, maar
ook voor hun geest uiterst gezond is, om tusschen
twee lesuren in, eens een half uurtje het lichaam,
stijf en moe van het zitten, te ontspannen? Nu
wordt er wel in het advies van B. en W. gezegd,
dat er onderwijs in de gymnastiek gegeven wordt
en dat men daarvan kan profiteeren, doch profi
teert men er van? Zou het niet beter zijn, om te
zeggen,dat men er van moet profiteeren? Waar
lijk, ik geloof, dat velen hiermede beter gediend
zouden zijn, dan met de wetenschappen van a b
of andere.
Gymnastiek zal altijd haren heilzamen invloed
laten gelden, onverschillig welk beroep het kind
later in de maatschappij zal bekleeden.
Kiest hij een handwerk, dan zal een sterk, lenig
lichaam groote diensten bewijzen een beroep, dat
een meer zittend leven vereischt en waar meer
met het hoofd gewerkt wordt, eiscbt ook een ge
zond lichaam, want het is een afgezaagd, doch
toch steeds waar gezegde „in een gezond lichaam
heerscht een gezonde geest.”
Daarom wenschte ik dat vooral waar de ge
legenheid tot gymnastiseeren hier zoo kranig is
dat het bijwonen van gymnastische lessen niet
vrijwillig was, maar streng verplichtend werd
gesteld.
„Das ganze Geheimnisz sein Leben zu verlan-
gern, besteht darines nicht zu verkürzen11 zegt
von Feuchternsleben en zijne wijze woorden wensch
ik op bovenstaande gedeeltelijk toe te passen. Ge
deeltelijk zeg ik, want het zou dwaas van mij zijn,
te beweren, dat het niet deelnemen aan de gym
nastiek het leven verkort, doch daartegenover
staat, dat alles wat goed, heilzaam voor het lichaam
is, (ook gymnastiek) het leven verlengt.
Een ferm verzoek van Handel en Nijverheid
aan den Gemeenteraad. Dat is nog eens opko
men voor Bolswards handelaren en fabrikanten
Eene directe stoomvaart van hier op Amsterdam
is voor hen geen kleinigheid. Ik moet je zeggen,
dat ik het met het grootste genoegen las en ook
niet geloof, dat de inwilliging van het verzoek (eene
verbetering wat diepte en breedte betreft van het
vaarwater van Bolsward naar de Nijezijl) eenig
bezwaar zal ontmoeten. De gronden, die de ver-
eeniging aanvoert, zijn overwegend, al kan ik nu
niet zoo direct aannemen, dat de concurrentie der
handelaren hier zoo erg geschaad wordt en
het ook niet goed kan keuren, dat men zoo tus
schen de regels door laat lezen, dat aan Bolsward
geen provinciale offers gebracht worden. Dat is
dunkt me wel wat overdreven.
De vereeniging bewijst echter, dat zij, getrouw
aan haar devies, voor Bolswards handel en nij
verheid opkomt en dit is waarlijk al te huldigen.
Met groote belangstelling zie ik den uitslag van
haar streven tegemoet.
Zou het dan toch eens eindelijk uitkomen, wat
de weerprofeten ons reeds lang voorspelden
Zouden wij dan eindelijk eens ijs kunnen ver
wachten Het winterzonnetje, dat mij heden be
groette, het lekkere frissche winterweer en de oos
telijke wind doen waarlijk de hoop bij mij ver
levendigen, doen mij weder eenig geloof stellen
in de voorspellingen van die broodetende profeten.
Voor velen, die gaarne werken willen, maar niets
kunnen vinden, die nu reeds met kommer de al
kouder en kouder wordende dagen tegemoet gaan,
zal het ijs eene welkome gelegenheid zijn, om als
baanveger of als geëmployeerde bij het bestuur
van onze Ijsclub een dagloon te verdienen, dat,
wellicht niet al te ruim, toch de nijpende armoe
de buiten de deur houdt en hen niet noodzaakt,
om bij de algemeene liefdadigheid aan te kloppen.
En ook voor de vereeniging „Ijsclub Bolsward11
Amice
Ik geloof, dat je liever zou zien, dat ik hierbo
ven plaatste „Mijnheer de Redacteur! Verleen
mij s. v. p. plaatsruimte11 enz. (ten minste mijn
vorigen brief werkte je om in den geest van een
ingezonden stuk) doch, daar ik nu eigenlijk tegen
niets of althans tegen zeer weinig in onze
goede stad Bolsward persoonlijke grieven heb (en
deze uit men immers liefst in hoogdravende ter
men in ingezonden artikelen) zoo wensch ik, dat
je mijn briefwisseling als een zeer amicale be
schouwt, die je desnoods populair kan maken,
als je dat goeddunkt.
En waartoe dat officiëele Ben je daar zoo’n
liefhebber van? Dan toch zeker pas kort. Is het
wellicht, omdat tegenwoordig zoo’n militaire geest
in Bolsward heerscht, dat je het stijve, ceremo-
niëele zoo in acht wilt nemen Eilieve, doe dat niet
bij het plaatsen van artikelen in een courant
daar moet men op onderhoudenden stijl schrijven,
om gemakkelijker gelezen te worden.
Waar ik hierboven sprak van „een militaire
geest, die in Bolsward heerscht11, daar bedoel ik
meer in het bijzonder den geest, die den jongelingen,
die deelnemen aan de vrijwillige oefeningen in den
wapenhandel, bezielt.
Als ik mij niet vergis, dan oefenen zich onge
veer een 40 tal jongelui tweemaal per week in
het hanteeren van het geweer en in het correct
uitvoeren der verschillende militaire bewegingen
onder leiding van een luitenant en drie onder
officieren der Infanterie, die daarvoor telkens
overkomen. Onder de leiding dezer militairen
moeten de oefeningen gunstig op de jongelingen
werken en het zal dan ook niet uitblijven, of zij
zullen er later het voordeel van trekken, onver
schillig of zij al dan niet moeten dienen. Wijst
bij de loting het getrokken nummer aan, dat zij
als milicien moeten opkomen, dan bezorgt hun de
opgedane militaire kennis groote voordeelen ge
durende hun diensttijd in hoofdzaak een lan
ger verlof en kans op spoedige bevordering
loten zij vrij, dan toch heeft de militaire discipline
waarvan zij een voorproefje gehad hebben
een goeden invloed op hen, want alles, wat naar
het militaire zweemt, bevordert orde en netheid.
Later, als de legerwet (nog in den dop) wordt
aangenomen, dan zullen alle leerlingen profijt trek
ken van den medegemaakten cursus, want zij, die
niet bij het staande leger ingedeeld worden
dus degenen, die vrijloten worden dan inge-
lijfd bij de schutterij, waar natuurlijk ook het ge
leerde in praktijk wordt gebracht.
Ik geloof, dat door allen met veel ambitie van
deze wapenoefeningen wordt gebruik gemaakt,
getuige hiervoor de vele opgewekte gesprekken,
die men zoo nu en dan door de militaire leerlin
gen hoort voeren, getuige hiervan het militaire
saluut, dat ze geven, wanneer ze je op straat
tegenkomen altijd voor zoover het jongens zijn,
die je nog een „goeden morgen11 of „goeden
avond11 waardig keuren en niet het minst
getuigt hiervoor de geregelde marseb, die de troep
des avonds na afloop der oefeningen door de stad
maakt, om zich huiswaarts te begeven.
Echter schjjnt dit laatste toch niet altijd even
ordelijk te gaan ze zijn nog jong! want ik
hoorde, dat ze verleden week te rumoerig waren,
zoodat een paar nachtwachten zich met de zaak
bemoeiden, het geheele jonge legertje uit elkander
joegen, en zelfs het geweer, dat een der jongelin
gen wel niet zonder ecu gevoel van trots voor een
onderofficier droeg, in beslag namen.
Salut
t. t.
Sans—Souci.
Ktl T K H I. 4 a
Wij zijn verrot, beweerde, als wij ons niet ver
gissen, eenigen tijd geleden de Gaulois. Wij zijn
verrotHet is een blijk van groote deugd, dat
de Gaulois met deze woorden gaf. Want wél
hem, die zich zelf kent en geen vreemdeling is
voor zijn eigen ik. Het eenige wat men de
Gaulois als een verwijt zou kunnen aanrekenen
is dit, dat hij zich volgens de jongste gebeurte
nissen maar half heeft gekend. Hij had er
moeten bijzetten, dat de ontbinding nagenoeg
afgeloopen was.
Het heeft er tenminste alle schijn van alsof
de Fransche republiek gaat bezwijken onder den
last der jaren. Zij is al twee en twintig jaar
en er zijn vlindertjes, die geen twee en twintig
uur levenEen leeftijd van Methusalem voor
een Fransche republieken men zou er aan toe
kunnen voegen: het wordt tijd, dat ze begraven
wordt, want de gebreken komen te zeer aan het
licht, en wetende dat van de dooden niets dan
goeds wordt gezegd, is zij zedelijk verplicht dood
te gaan, zal er van haar reputatie nog iets over
blijven.
Er zijn mannen in Frankrijk, die dit schijnen
te begrjjpen, en daarom trachten het twee en
twintig jarig wicht langzaam te wurgen volgens
een nieuwe methode. Men legt haar geen strop
om den hals, doch toont de menigte haar gebre
ken men doodt haar zedelijk. En voor een
meisje geen vreeseiijker dood dan een moreele
dood
IB I 1W M iW lTA-iW .P^' r
Naar aanleiding van een artikel in de
Sneeker CourantTegen den Godsdienst ge
schreven door H. te M., is door den heer Otto
Schrieke, predikant te de Lemmer, een open
brief geschreven aan genoemden H. De bro
chure getiteld: „De predikanten en de volkspartij
in Friesland" is uitgegeven bij J. Campen te
Sneek en kost 25 ct.bij grootere getallen aan
merkelijk minder.
Op kalme en waardige wijze komt de schrijver
op tegen de beschuldigingen en verdachtmaking
aan ’t adres van de dominé’s, wijst op het een
zijdige in de beoordeeling en veroordeeling dier
dominé’s en hun werk en verklaart, dat hij, of
schoon hij „sympathie heeft voor de beweging
der Volkspartij” niet met hare mannen, hare lei
ders vooral, kan medegaan le Omdat zij zoo
farizeesch zijn, 2e omdat zij zoo revolutionair
zijn en 3e omdat zij (de Volkspartij) den gods
dienst bestrijdt. Een en ander wordt kort en
toch volkomen duidelijk verklaard.
-alH- art
Bolswardsche Courant
I