NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
I
1893.
Twee en dertigste Jaargang.
Praatjes over allerlei.
HET IJS IX FRIESLAND.
No. 2.
DONDERDAG 12 JANUARI.
$xxxxxxxxx;Xxxxxxkxx$
I
BINNENLAND.
VOOR
te zorgen, dat
INGEZONDEN.
rechten
I
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts.
volgens 10 Ct. per regel. Overigens
V
van 1—7 regels. Ver*
naar plaatsruimte.
Of is het niet i
melen, waarmee nu
arbeiders
ons over
een
Terwijl wij dit schrijven, wijst de barometer op
mooi weder, het is vorstig en we hebben vooruitzicht,
dat dit zal aanhouden. Alle vaarten en grachten wor
den op schaatsen bereden, er is eene revolutie (om
wenteling) gekomen. De maatschappelijke orde in
Friesland is ten minste op sommige tijden van
den dag geheel verbroken of omgekeerd geworden.
Het voornaamste tooneel der beweging is buiten
de kom der dorpen en steden. Daar heerscht eene
vrijheid en gelijkheid, zooals de hevigste patriotten
van 1795 niet durfden wenschen. Alle onderscheid
van standen schijnt te zijn weggenomen, wie in
beweging is, heeft nauwelijks een groet over voor
hen, die hij anders met den meesten eerbied com
plimenteerde.
De heer is niet meer dan zijn knecht, en menig
aanzienlijke, die onder andere omstandigheden zijn
bediende of ondergeschikte achter zich liet gaan,
geeft hem nu den voorgang en is blijde, door hem
te worden voortgeholpen. Verdiensten en bekwaam
heden, die in gewone tijden iemand eer en roem
bezorgen, worden in deze beweging niet erkend,
namen, onlangs in het verborgen schuilende, zwe
ven nu op aller tongen. Dikke kuiten gelden bij
de beoordeeling van het uiterlijke meer dan een
helder oog en schrander uitzicht. Menig leerling
laat zijn meester verre achter zich, geachte leeraars
en geestelijken hebben te midden der revolutio
naire menigte allen invloed verloren, scholen
staan ledig, de werkplaatsen worden door de
onrustigen verlaten, terwijl de herbergen de
menigte, waaronder zich personen van beiderlei
geslacht en van allerlei ouderdom bevinden, dik
wijls niet kunnen bevatten. Vrouwen, die bekend
staan als voorbeelden van huiselijke deugden, en
wier mannen rustig zijn gebleven, verlaten zonder
hen hare woning, om zich bij de woelige schare
te voegen. Geen verschil in godsdienst brengt
eenigo afscheiding te weeg, en van onderscheid
in staatkundige gevoelens is geen zweem te be
speuren. De behoudsman of zelfs de domper, die
de wereld gaarne 200 jaren achteruit zou willen
brengen, vliegt den voorvechter van vooruitgang,
den liberaal, en den nieuwlichter niet zelden
voorbij.
Mannen van een vast karakter, die als rotsen
te midden van gevaren stonden, ziet men wanke
len en neerstorten. Gevierde redenaars of leden
van rederijkerskamers, gewoon om met stem en
gebaren honderden oogen en ooren tot zich te trek
ken, maken nu somtijds bewegingen met handen
en voeten, die geheel buiten den regel zijn, en
meestal bespotting, op zijn best medelijden ver
wekken. Menschen van langzamen aard haasten
zich, tragen van geest spannen hunne uiterste
krachten in. Feesten, die evenveel overeenkomst
hebben met harddraverijen als met de spelen der
oude Grieken hebben, dienen om de gemoederen
op te winden en de revolutie te ondersteunen. Bij
deze plechtigheden geeft geen maatschappelijke
rang of waardigheid eenig voorrechter zijn geen
eergestoelten voor raadsleden, kerkvoogden, nota
belen of diakens, alleen aan de leden van de broe
derschap der schaats wordt eene plaats op het
feestterrein gegeven, ter wille van hun onder-
scheidingsteeken of bewijs van toegang, dat nu
meer geldt dan eenige ridderorde of metalen kruis.
Ofschoon tot de omwentelingsgezinden ook vele
beschaafde, ontwikkelde en zelfs geleerle perso
nen behooren, vinden kunsten en wetenschappen
in dezen tijd bij hen geenerlei belangstelling. On
der de beoefenaars der nuttige kunsten worden
slechts zij in eere gehouden en gezocht, die zich
hebben toegewijd aan het slijpen van schaatsen en
het maken van hak- en toonleeren.
De scheepvaart is gestremd, doch de binnen-
landsche kleinhandel bloeit.
De overheden, belast met de handhaving der
wetten en de zorg voor rust in den staat, bekom
meren zich niet in het minst over deze diep
ingrijpende revolutie, in tegendeel bij de zooeven
genoemde feesten ziet men met goedkeuring van
hoogerhand schutters of soldaten vrijwillig uitruk
ken tot bescherming van de rechten der schaats-
broeders. Doch ook deze gewapende macht is
geheel en al met den geest van omwenteling
besmet. Zij maken bewegingen, die in geen regle
ment van exercitie zijn voorgeschroven en voeren
zonder commando somtijds de vreemdste hand
grepen uit, waarbij zij bijv, met de meeste vlug
heid zich naast het geweer en achter hun schako
nederleggen.
Zoo groot is de invloed van het ijs. De locomo
tief heeft zelfs haar roem verloren als de vlugste
onder de vluggen.
„Doe uw plicht en laat dan de lui maar
praten ’t Is nu maar de groote vraag, of ieder
een er wel volkomen van bewust is, wat hij als
zijn plicht moet aanmerken en of hij dan bereid
is, om hem te doen ook. Met het eerste zullen
de meeste menschen wel gauwer klaar zijn dan
met het tweede. En dat is treurig.
Als men leest, dat op een congres eene motie
wordt aangenomen, die beoogt, „de Regeering
te verac'iten, die tot stilling van den honger niet
anders weet te doen dan soldaten en huzaren te
zenden*4, dan mag men wel vragen zou de stel
ler van die motie inderdaad meenen, dat hij den
toestand naar waarheid schetst en dat het volk
of een deel er van er baat bij zal vinden, naar
aanleiding van zoo’n leer tot daden van geweld
over te gaan Is het nu de plicht van ontwik
kelde menschen, om de minder ontwikkelde op
zoo’n onwaardige manier tot verzet aan te sporen
We kunnen niet inzien, dat men op die wijze
iets doet tot heil van het volk, ’t Omgekeerde
lijkt ons meer waar.
een nuttig werk, dat ijsza-
i reeds dagen lang verscheiden
zoo ijverig bezig zijn We hebben er
verheugd, dat op zoo’n ferme wijze
stem in den Baad opging, om er op te wijzen,
dat, als er menschen zijn, die in ’t belang hunner
zaak (en ook in ’t belang van 't algemeen zouden
wij er bij willen voegen) ijskelders of ijshuizen
laten maken, men die lui ook in de gelegenheid
moet stellen, om ijs te kunnen verzamelen. We
hebben er ons over verheugd, dat van «ege het
Dagel. Bestuur in deze zaak ferme medewerking
kan worden verwacht. En eindelijk, we hebben
er ons over verheugd, dat zoo velen nu reeds
dagen lang met het verbrijzelen en verzamelen
van ijs bezig zijn. Daarbij meenen we te moeten
wijzen op de uitstekende wijze, waarop er voor
gezorgd wordt, dat er geene ongelukken kunnen
gebeuren tengevolge van het stukslaan van ’t ijs.
Als men trachten wilde, het iedereen naarden
zin te maken, zou men tot dwaze dingen kunnen
komen.
Een vader gaat met zijn zoon naar de markt,
om hun ezel te verkoopen.
De man wordt moe en gaat op den ezel zitten.
Ze komen een wandelaar tegen, die op bestraffen-
den toon laat hooren„foei, ’t is schande, dat die
man rijdt en zijn zwakke jongen laat loopen*.
De man gaat van den ezel af en laat zijn zoon
rijden. Ze komen een tweeden wandelaar tegen,
die verontwaardigd uitroept: „schaam je wat, jon
gen, dat gij rijdt en uwen vader te voet laat gaan
Nu gaat de zoon van den ezel af en gaan bei
den naast het dier loopen. Een derde wandelaar
roept spottend„wat zijt ge toch dwaze menschen
waarom gaat één van U niet rijden Vader en
zoon gaan nu beiden op den ezel zitten.
Een vierde wandelaar vindt dat verschrikkelijk
en roept„ik zou wel een stok willen nemen, om
van dat arme beest af te jagen, dat ge zoo mis
handelt
Nu zijn ze ten einde raad: ze scheuren een
dikken tak van een boom, binden den ezel met
de vier pooten daaraan en dragen hem op hunne
schouders verder.
Tot zulke gekke dingen kan men komen, als
men het iedereen naar den zin wil maken
Mijnheer de Redacteur!
In een verslag, voorkomende in Uwe Courant
d.d. 5 dezer, over de vergadering van de IJsclub
„Eendracht,komt eene zinsnede voor, waardoor
wij ons genoodzaakt achten, eenige opheldering
te geven.
Bedoelde zinsnede luidt als volgt
„daar samenwerking met de Vereeniging „IJs-
„club Bolsward* tot nu toe niet mogelijk was.“
Door het Bestuur van onze Zustervereeniging
werd in den winter vóór twee jaren een verzoek
gedaan aan ons, om ten behoeve van hunne
Vereeniging gebruik te mogen maken van de
hardrijdersbaan van de „IJsclub Bolsward11 voor
een eventueel te houden wedstrijd.
Het Bestuur van de Vereeniging „IJsclub
Bolsward1* was hiertoe wel genegen, doch mocht
dit slechts doen onder voorwaarde, dat de leden
en dames van de laatstgenoemde vereeniging als
dan vrijen toegang zouden hebben, de baan zou
geveegd worden gegeven, (gratis) mits dezelve
alsdan ook weder geveegd werd opgeleverd.
„Art 1 van het reglement benevens art. 8, ver
plichten bet Bestuur deze voorwaarde te stellen.
Onder deze bepaling wilde het Bestuur van de
Ijsclub „Eendracht*1 de baan niet aanvaarden,
waarom laatstgenoemd Bestuur later eene baan
gereed maakte aan de Work timer vaart.
In den loop van den zomer van 1891 stelde een
onzer leden aan een lid van het Bestuur van de
IJsclub „Eendracht* voor, zijne mede-leden in
overweging te geven, om dat jaar minstens 14
dagen vóór de algemeene vergadering van de
Vereeniging „IJsclub Bolsward** eene dergelijke
aanvraag te doen, opdat wij alsdan in die ver
gadering machtiging der leden konden bekomen,
teneinde de baan op sommige dagen te verhuren
en alzoo voor onze leden konden sluiten dit voor
stel vond bij bedoeld lid ingang, hij hoopte, dat
zijne mede-bestuurders er evenzoo over dachten
en dat alsdan de beide Vereenigingen (die toch
beiden ’t zelfde doel beoogden, n.l. voordeel voor
de ingezetenen) konden samenwerken.
Dit voorstel werd door ’t betreffende lid in de
Bestuursvergadering gebracht, doch (volgens ver
klaring van ZEd. en nog een ander der bestuurs
leden van de IJsclub „Eendracht*met vier tegen
één stem verworpen en werd alzoo bedoeld ver
zoek niet gedaan.
Dientengevolge deed ’t Bestuur van de Ver
eeniging „IJsclub Bolsward,* in de algemeene
vergadering van dat jaar noch in die van t vol
gende een desbetreffend voorstel, 't welk bij aan
neming voorzeker niet in ’t belang van de ver
eeniging zou zijn, doch ’t welk door ons wel zou
willen worden voorgedragen, om zoodoende den
gespannen toestand tusschen beide vereenigingen
te vereffenen.
Dat de Bestuursleden van de Vereeniging
„IJsclub Bolsward* persoonlijk de IJsclub „Een
dracht* niet ten gronde willen zien gericht, be
wijst nog de goedkeuring van de andere vier
leden op eene mededeeling van den President, dat
hij n.l. toen er leden waren van de IJsclub
„Eendracht,* in hunne algemeene vergadering,
die het voorstel deden tot ontbinding dier (Hub,
er op gewezen had, dat zulks op grond van het regle
ment niet mogelijk was.
Aan welke zijde nu echter de schuld is, waar
door „samenwerking met de Vereeniging „IJs-
„club Bolsward* tot nu toe niet mogelijk was,*
laten we aan belangstellenden over.
Het Bestuur van de Vereeniging
„IJsclub Bolsward.'1'
W. PROPSTRA.
Mr. P. PEEREBOOM.
W. NAUTA.
J. P. WESTERBAAN.
II. W. BROUWER.
Men kan soms op eene goedkoope manier aar
dig zijn. Dat bleek ons, toen we onlangs een
gesprek hoorden, dat tot onderwerp had: ons stad
huis en wat er thans mee gebeurt.
„Dat ding steken ze mooi in ’t pak, hé?“
„Ja, dat zeg je goedmaar weet je, wat jam
mer is? dat ze er nu geen post-pakket van
kunnen maken, om Bolsward te verlossen van
zoo’n lastpost!*
Alsof het bezit van zoo’n raadhuis niet geteld
moet worden En alsof het niet gewaardeerd moet
worden, dat er ernstige pogingen worden aange
wend, omdat monument zijner waardig te restau-
reeren
Maar ’t is ook hier al weermen kan het
niet iedereen naar den zin maken.
Wij vertrouwen ten volle, dat na eenige jaren
dat merkwaardig gebouw uit zijn stevig omhulsel
zal te voorschijn komen als een verjongde en
prachtvolle antiquiteitwe vertrouwen tevens, dat
ons stadsbestuur er wel voor zorgen zal, dat de
financiëele opoffering voor de burgerij zoo min
mogelijk drukkend zal worden. En dan zal het
tot eere strekken van onze goede stad, dat een
kunstwerk van het voorgeslacht voor ondergang
is bewaard
Het verdient met waardeering te worden ver
meld, dat het Bestuur van de Vereeniging IJsclub
Bolsward aan alle kinderen van onvermogenden
vrijkaarten heeft gegeven voor de ijsbaan.
Bravo! Nu kunnen ook die ouders, wie het
niet past kaartjes te koopen, gerust zijn, als hun
kinderen op ’t ijs gaan en nu kunnen ook die
kinderen naar hartelust van het ijs profiteeren
Maar het Bestuur heeft geen kaartjes ge
geven aan kinderen, die zich aan herhaald school
verzuim schuldig maken. En d it heeft natuurlijk
al weer ontevredenheid veroorzaakt.
Zoo kwam bij een van de onderwijzers eene
vrouw er over klagen, dat haar kinderen moesten
achterstaan bij anderenzij konden ’t niet helpen
dat ze zoo vaak de school verzuimden, dat
kwam zoo, omdat ze voor moeder wat moesten
doen. Ziet ge, al weer ’t zelfde liedje. Die moe
der acht het niet haar plicht, om te zorgen, dat
haar kinderen zooveel mogelijk leerenwant ze
houdt ze in den regel thuis of laat ze op straat
loopen. En toch meent ze recht te hebben, om er
over te klagen, als ze niet mag deelen in de voor
rechten van hen, die beter deden dan zij.
Voor haar kinderen en voor de kinderen van
zooveel anderen is het te hopen, dat later de
reden zal vervallen zijn, waarom ze geen kaartjes
hebben ontvangen. Dat zal dan die kinderen
ten goede komen.
En dan zal het Bestuur de voldoening hebben,
goed te hebben gedaan met iets, wat haar kwalijk
werd genomen.
„Wie aan den weg timmert, heeft veel bekijk”.
Wel zeker, want het ligt nu eenmaal in den aard
van verreweg de meeste menschen, om vooral goed
toe te zien op hetgeen door een ander wordt
gedaan. Bleef het dan nog maar bij toezien
maar nadat men zijn oogen goed den kost heeft
gegeven, maakt men zich klaar, om een en ander
te gaan beoordeelen. En dan is ’t een zeer op-
merkenswaardig verschijnsel, dat in verreweg de
meeste gevallen dat oordeel ongunstig uitvalt.
Er zijn nog al veel van die lui, die met een „ken
nersblik” gewapend hier en daar eens stil staan,
om daarna met een heel wijs gezicht echte neus
wijze op- en aanmerkingen te maken. De zaken
worden niet goed geregeld, omdat, ja zeker, omdat
zij niet geraadpleegd zijn.
Toen een groot deel van den Grooten Dijlakker
eene klinkert-bestrating had gekregen, heoben wij
met velen ons daarover verheugd. We zagen
daarin, naar we meenden, op goede gronden, eene
groote verbetering.
M aar ziet,daar hoorden we eens een gesprek
van een paar wandelende pseudo-deskundigen.
„Ja, en nu zeggen ze ook nog, dat de tegen
woordige raadsleden behoudsmannen zijn voor ’t
grootste deelik kan me niet begrijpen, hoe die
lui ’t in ’t hoofd hebben gekregen, de balsteenen
van den Dijlakker weg te nemen. Voor zoo ver
ik weet, is er nog nooit een paard doodgevallen”.
„Wat zal ik je zeggen, m'n goeie man’t is
tegenwoordig meer dan vroeger zóóde kleine
steden apen de groote nawie weet, of we niet
binnen kort alphaltbestrating krijgen”.
„Ja, ’t is best mogelijk, en dan moeten
wij 't met elkander betalen’’.
Gaarne zouden we die „wijzen” verder hebben
aangehoord, want het gesprek kwam ons inder
daad recht vermakelijk voor. Verbeeld u, de
balsteen-bevloering moge menig paard doen val
len en in meer dan één opzicht hoogst ondoelma
tig en hinderlijk voor ’t verkeer zijn, zoo
lang nog nooit een paard is dood gevallen, behoeft
er geene verandering te komen Dus de put
mag niet worden gedempt, vóór het kalf verdron
ken isVoorzeker, men moet al een goed deel
van de wijsheid in pacht hebben, om tot zulke
oordeelvellingen te komen
’t Is moeilijk, neen, onmogelijk, het iedereen
naar den zin te maken. Luister slechts.
„Is ’t waar, dat er door corporaties en particu
lieren geld wordt gegeven aan eene commissie,
die pogingen in ’t werk stelt, om de werkeloos
heid zooveel mogelijk te doen ophouden
„Jaik weet zeker, dat door een zeker college
eene Hinke som daarvoor is beschikbaar gesteld”.
„Allemaal gekheidals men daarmee begint,
dan zal men hoe langer hoe meer de ontevreden
heid doen toenemen; want wat de arbeiders nu
als een gunst krijgen, zullen ze langzamerhand
als een recht gaan beschouwen”.
„Maar is het dan ook niet vreeselijk, dat er
zooveel ferme, flinke menschen zijn, die in dezen
tijd zelfs niet in de allernoodzaaklijkste behoeften
van hun gezin kunnen voorzien, omdat er geen
werk voor hen is En als nu eigenaars van lan
derijen in staat zijn, om hun werk te verschaffen,
dat de eigendommen ten goede komt en de ellende
der arbeiders lenigt, is ‘t dan niet de plicht, de
zedelijke plicht van die eigenaars, om zoovelen
als maar mogelijk is, aan ’t werk te stellen
We hebben ons zonder aarzelen geschaard aan
de zijde van den laatsten spreker. Die ander
hield vol, dat „het vqlk“ veel te veel eischte,
maar hij zelf behoeft zich geen oogenblik on
gerust te maken over den dag van morgen, om
dat hij „van alles* volop genieten kan. Het gaat
hem als die mevrouw, die maar volstrekt niet
begrijpen kon, dat eene borduurster het geld, dat
ze voor haar borduurwerk moest ontvangen, gaarne
dadelijk wilde ontvangen. „Ze zal toch zeker niet
van honger omkomen ik heb het nu te
druk, laat ze morgen maar eens aankomen*,
met die woorden zond ze den huisknecht naar de
arme vrouw, die aan de deur stond te wachten.
Die knecht zei: „die Jobstijding breng ik niet
over* en hij stopte de arme ziel een daalder in
de hand.
Inderdaad, het gaat zoo gemakkelijk, in alles
kwaad te ontdekken, maar ’t zal toch zeker wel
waard zijn, dat het verschaffen van werk niet
anders kan genoemd worden dan „een goed werk*.
„Maar dan moet er werk verschaft worden, dat
ergens goed voor is*.
„Natuurlijk, maar wees maar gerust,
daar wordt zeker voor gezorgd.
Het zal niet gaan, zooals we eens lazen van
een rijk man, die tot iemand, die om werk kwam
vragen zei„ga in mijn tuin daar ligt een hoop
brandhout; breng dat van achteren naar voren*.
En het geschiedde. De man kreeg zijn loon.
„Heeft meneer ook nog iets anders voor me
te doen?
„Ja, breng dat hout nu maar weer van voren
naar achteren en dan zal ik je er weer wat voor
geven*.
„Ik dank u wel, meneer, als ik werk moet
doen, dat heelemaal niets beteekent, dan doe ’k
liever niemendal, al moet ik dan ook honger
lijden*.
We hebben reden, om te gelooven, dat werk
gevers niet op dien heer en onze arbeiders wel
op dien Hinken man zullen gelijken.
De agent van politie, die ongeveer 14 da
gen geleden door een bewoner van de P. C.
Hooftstraat te Amsterdam werd binnengeroepen,
om twee inbrekers te arresteeren, doch in plaats
daarvan deze „heeren* sommeerde, op «taanden
voet te vertrekken een uitnoodiging waaraan
met de meeste voortvarendheid werd voldaan!
deze agent dan is voor zijn beleidvol optreden
150 nommers in de ranglijst achteruit gezet.
De inbrekers loopen nog
De commandant der maréchaussée heeft aan
de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoor
wegen verzocht, om in de noordelijke plaatsen
van ons land, waar ongeregeldheden plaats vin
den, de per spoorweg aangebrachte goederen al
vorens deze worden afgeleverd, streng te doen
visiteeren.
De heer W. Hummel te Meppol wiens be
noeming tot ridder in de orde van Oranje-Nassau
in de Staatscourant voorkomt, was 50 jaar als
hoofd eener school aldaar werkzaam geweest.
Als eene bijzonderheid mag worden ver
meld, dat de sociëteit „De Harmonie* te ’s Her-
togenbosch, die (iets wat in den Bosch niet alle
daags mag heeten) niemand om den geloove bui
tensluit, doch op dit oogenblik een Israëlliet tot
voorzitter, een Protestant tot thesaurier en een
Roomsch-katholiek tot secretaris heeft, onder
groote opgewektheid harer leden den 5en dezer
het 130-jarig bestaan vierde.
Bolswardsclie Courant
I