NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
A-RRERWORSBRAOEBI.
1
Verkapte Oplichterij.
c a
1893.
Twee en dertigste Jaargang.
No. 6.
DONDERDAG 9 FEBRUARI.
BUITENLAND.
X
X
X
X
O
BINNENLAND.
VOOR
als
4
rekening
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
^XXXXXXJOCC XXXXXXXXX
Sedert 1 Februari heft de Fransche regee-
ring op bijzonder bevel van Zwitsersche handels-
reizigers een patentrecht van 300 francs. Wie
niet dadelijk betaalt, mag niet verder reizen.
Men beschouwt dit patentrecht als een bewijs
van de ontevredenheid der Franschen, die vroe
ger vrij mochten reizen in Zwitserland, doch
thans ook moeten betalen.
De sub-commissie van de militaire commis-
Athos zegt in de Arnh. Courant het vol
gende
„De toestand in Europa is onrustwekkender
dan ooit. In Rusland wordt meer en meer aan-
gehitst tot een oorlog met Duitschland. Frank
rijk is tot eiken avontuurlijken stap geneigd en
zal met Rusland door dik en dun gaan. Ter zake
van Egypte dreigen conflicten. De Balkanstaten
zijn een doorn in het oog van Rusland. Boven
dien reiken de verlangens van dien kolossus naar
Konstantinopel en Indië. liet eenige behoud van
den vrede is het Drievoudig Verbond indien En
geland zich daarbij aansluit. Gewis is dit in En-
geland's belang, maar de staatkunde in Groot-
Brittanje is dikwijls dubbelzinnig!
Hoe zal de positie van Nederland zijn bij het
uitbreken van een Europeeschen oorlog In alle
gevallen is het thans machteloos. Zelfs het on
schatbare overzeesche Rijk, het kostbare Insu-
linde loopt gevaar. Ook daar een legertje, dat
geheel onvoldoende is. Van dag tot dag worden
de toestanden van Nederland en Insulinde on
rustbarender, en toch.... wordt er niets gedaan
om de dreigende rampen af te weren. Men make
zich geen illusiën; in den eersten tijd en die
tijd is nabij is het woord aan't zwaard! Van
buiten en van binnen dreigen gevaren. Men be-
zweere die door staal en ijzerHet parlementa
risme moet tijdelijlc van de baan.
Wanneer de orkanen uitgewoed hebben, kan
het optreden, om al wat vernield en geschokt is,
weer op te bouwen. Allernoodzakelijkst is: de
onmiddelijke invoering van den algemeenen dienst
plicht. Dit is thans het eenige middel om het
leger en de vloot voor zoover die noodig is
te herscheppen, krachtig en vertrouwbaar te
maken, om de natie op te heffen uit haar verval,
haar onverschilligheid, losbandigheid en weerspan
nigheid, haar gebrek aan energie en loyauteit,
om het volk weerbaar te maken, ten einde de
aanvallen van buitenlandsche vijanden af te slaan,
met eere te overwinnen of te sneven
Het is ook het eenige middel om een band te
smeden tusschen de verschillende standen, om
lief en leed samen, zoowel in vredes- als oorlogs
tijd te deelen. Een niet te miskennen voordeel is
het bovendien, dat er voor den minoatwikkelde
en minvermogende altijd iets te leeren en iets te
verdienen zal zijn van de meer bevoorrechten.
Wederkeerig zullen de hoogere standen hun
karakter leeren vormen en stalen door den om
gang met de arbeidzamen en volgzamen uit den
boeren- en werkmansstand.
tiet treuzelen, schipperen en modderen van den
tegenwoordigen tijd doet ons vaderland meer en
meer achteruitgaan en wekt de verachting op
van buitenlander en landgenoot.
Niet minder dan 27 villa’s zullen er binnen
kort te Hilversum worden bijgebouwd, bjjna alle
voor rekening van Amsterdamsche familiën, die
zich daar metterwoon zullen vestigen.
Omtrent de Amsterdamsche duikers die te
Velzen hun diensten verleenden, doet het Hdbld.
de volgende mededeelingen
In den laatsten tijd treedt het vraagstuk der
oplichterij en hare bestrijding meer en meer op
den voorgrondeen natuurlijk gevolg van bet
steeds stouter optreden der z. g. zwarte bende, die
vooral in de groote centra der samenleving talrijk
vertegenwoordigd is en bijzondere activiteit ont
wikkelt.
Behalve de kleine pers heeft ook nu en dan
een toongevend dagblad de aandacht van het pu
bliek gevestigd op de schaamtelooze bedriegerijen,
waaraan het beruchte gilde zich in allerlei vorm
schuldig maakt. Ook de politie houdt voortdu
rend een oog in ’t zeil en tracht den gevaarlijk-
sten individuën het hun toekomende loon te be
zorgen. Dat dit een zeer noodig maar niet ge
makkelijk werk is, behoeft geen betoog.
Terecht klaagt de buitenlandsche handelaar
over de mazen der wet, die der Nederlandsche
justitie het vangen en vasthouden der zwendelaars
schijnen onmogelijk te maken. Nederlandsche
rechtsgeleerden van naam, erkennen de moeielijk-
heid om met de wet gewapend aan het eerlooze
bedrijf een eind te maken.
Al het pogen van politie en goedgezinde bladen
heeft nog weinig anders uitgewerkt, dan de consta-
teering van het feit, dat het kwaad, door welke
oorzaak dan ook, een schrikbarenden omvang
heeft gekregen.
Er is echter een andere soort onreële handelaars,
tegen wie noch de rechter, noch de politie, iets
vermag en het is op deze soort, dat wij in het
bijzonder wenschen te wijzen. Een zeer recent
geval is ons bekend van eene Amsterdamsche firma.
Voor de leus, doch niet wettelijk, met zijn
broeder geassocieerd, begon een jonge man, zoon
van niet onbemiddelde ouders, voor ongeveer een
jaar eene zaak in allerlei artikelen, waaraan al
spoedig een tweede op nog beter stand werd toe
gevoegd. De zaken, vooral de tweede, marcheer
den vrij goed en alles gaf den indruk van levens
vatbaarheid. De jongelui, ongehuwd, leefden net
jes, doch niet overdreven royaal, deden hun best
en verwierven allengs vertrouwen. Binnen- en
buitenlandsche firma's, eerst wat terughoudend
met crediet verleenen, effectueerden de bestellingen
der jonge firma eindelijk zonder vrees en hadden
over de betaalwijze niet te klagen. Het wekte
dan ook geen algemeen wantrouwen toen deze
firma, eenigen tijd vóór St. Nicolaas, buitenge
wone bestellingen deed onder de exceptioneele
conditie dat genoegen zou genomen worden met
betaling in het midden van Januari 1893, inplaats
van op den gewonen tijd, die vlak na St. Nicolaas
viel. Alleen een enkele der leveranciers gaf ons
zijne bevreemding te kennen over dit beding, doch
wij durfden, ook op grond der antecedenten, niet
adviseeren tot weigering van crediet.
Maar wat gebeurt nu Nog was Januari ’93
niet in ’t land, of deze veelbestellende en veelbe
lovende firma staakte hare betalingen en liet door
een advocaat een onderhandsch accoord aanbieden.
Het spijt ons dat wij, om niet te duidelijke aan
wijzing te geven, ons moeten onthouden van het
noemen der getallen, die het dan ook den lezers
duidelijk zouden maken, hoe de geheele manoeuvre
de uitvoering was van een weloverlegd plan. Nog
beter kwam dit uit, toen de betalingstakende broer,
die het altijd had doen voorkomen alsof ook zijn
broer firmant was, doodleuk verklaarde dat het
tweede en beste magazijn aan dezen broer toe
behoorde, aan wien hij een groot gedeelte der
goederen had verkochtDe leveranciers kunnen
zich nu tevreden stellen met wat die nette han
delaar gelieft aan te bieden verkiezen zij dit
niet, dan kunnen zij afwachten wat er dan van
terechtkomt onder de behandeling van den be
kwamen raadsman.
Er wordt met recht geklaagd over het canaille,
dat onder bedriegelijke voorgevens formeele op
lichterij pleegt en waartegen de wet machteloos
schijnt, maar wat dan te zeggen van dergelijke
handelaars, die eerst vertrouwen zoeken te winnen
door een voorgewende eerlijkheid, om eindelijk,
als zij de kans schoon zien, hun slag te slaan
De justitie kan hen niet bereiken, de politie
kan hen niet publiceeren, letterlijk niets blijft over
om dergelijke praktijken naar verdienste aan de
kaak te stellenslechts de bedrogen leveranciers
kunnen zich in stilte beklagen, terwijl zij hun
lieve geld nazien en de bedrieger in zijn vuistje
lacht.
Handelsbelan gen
van die woningen raadplegen. Nu weten wij
wel, dat de toestand van de geldkas van som
mige dier huisheeren niet al te rooskleurig is,
maar ook dat de meesten van hen juist met de
woningen der minderbedeelden in de maatschappij
een enorme winst maken, door ze bij kleine stukjes
eu brokjes achterkamer, voorkamerte ver
huren.
Zij maken meer rente van hun woningen dan
de eigenaren van groote perceelen op de voor
naamste stadsgrachten of straten. Daar komt
nog bij, dat hun woningen slechts zelden lang
onbewoond zijn, en zij er wel voor zorgen, hun
huurcenten binnen te krijgen.
Het is meer dan noodig, dat van overheids
wege eens een nauwkeurig onderzoek naar de
bewoonbaarheid van verschillende woningen worde
ingesteld.
Maar op ons a propos te komen.
Het zoeken van een persoon in die volkswij
ken is dikwijls erg moeilijk en ontstaat daardoor,
dat de gewoonten, om aan bijna iedereen bijna
men te geven, zoo is ingeburgerd, dat men den
waren naam van den persoon vergeet en hem
alleen bij den bijnaam kent.
Voor eenigen tijd moesten we in ons goed Am
sterdam het adres zoeken van een zekeren
ja, we zullen hem nu maar Pieterse noemen, of
schoon de naam eigenlijk anders luidde, maar
dat doet weinig aan de zaak af.
Wij kwamen aan het opgegeven adres, maar
vonden daar niemand, die ons terecht kon hel
pen. Eindelijk aan de bovenste étage gekomen,
zien wij een reddende engel in de gedaante van
een wasschende juffrouw. Die zal ons wel te-
rechthelpen.
Och, juffrouw, zoo beginnen we, kunt u ons
ook zeggen waar de timmerman Pieterse woont.
Pieterse, Pieterse zegt het vrouwtje op naden
kenden toon. Neen dien naam ken ik niet maar
weet u wat u doet, vraagt u eens bij Na Vlooi,
de koffievrouw hieroverdie woont hier te met
al veertig jaar.
Dank u wel
Wij stevenen naar de overzij, naar Na Vlooi
ook al geen mooie naam, maar niemand,
die naar dien schoouen naam luisterter was nie
mand thuis.
De waschvrouw is intusschen naar beneden
gekomen en staat in de deurpost.
De koffievrouw is er niet.
O. dat is niksdaar heb je de Krentenbol, die
weet ook wel wie hier in de buurt wonen.
We zien voor ons iemand met merg in zijn
knokken, en erg verbaasd hoe men zoo iemand
krentenbol kan noemen, vragen wij hem, of hij
ook weet te wonen den timmerman Pieterse.
Alweer hetzelfde verwonderde gezicht. Is ’t
iemand, die bij Snotneus heeft gewerkt vraagt
de Krentebol.
Wij verklaren, een persoon met zulk een on-
smakelijken naam niet te kennen, maar verne
men eindelijk dat hij daarmee de Stads-Bank
van Leaning bedoelt, en herinnerden ons dade
lijk, dat Pieterse daar vroeger in functie is ge
weest. Nauwelijks had de Krentebol dat verno
men, of hij is geheel op de hoogte.
Dan moet u drie boog achter wezen; vraagt
u maar naar Hannes den Vreter.
Boven gekomen, herken ik werkelijk in Han
nes den Vreter mijn lang gezochten Pieterse.
Meent de lezer soms dat mijn verslag een wei
nig overdreven is, dan neeme hij eens de moeite
om de vischmarkt, of de aardappelen of groen-
tenmarkt te bezoeken, of hij ga eens onder de
sjouwerlui, of wel hij zie zich eens binnen te
loodsen in een studenten-societeit.
De zonderlingste namen, van welke de meeste
niet geschikt zijn om onder de oogen van het
publiek te komen doen de ronde.
Zoo hoort men van Kraantjelik, Rooie Hein,
Proppie, Acht gulden acht, de Groot Mogol, Ijze
ren Hein, de Draadnagel, Koperen Toon, de
Mug, de Schreeuwer^ Suikerjas, Piet de Duivel,
Fikkie, Beertje, de Kurassiers, Buikie, de Smalle,
de Kater, Sladood, de Schollekop, Panharing,
Duivenhokkie, Negenvinger, de Meelworm, de
Vetklep, Driekwartiers, Poetslap, Kiendop, Pomp-
slinger, Hein Kanon, Taaie Gijs, de Loopschuit,
de Takkenbos, de Peperneut, Nekkie Balsutn,
de Portknuppel, de Kattendief, Prikkie, Blank
om een, Malle Marten, Schart etje, Dronken Drop-
pie, Jan Trammelant, Heintje Lawaai, enz. enz.
Uit beleefdheid tegenover de dames noemen wij
maar alleen mannelijke bijnamen.
Soms zijn de bijnamen stootend, doordat ze op
lichaamsgebreken doelen en dan zeer af te keu
ren, maar dikwijls dwingen ze menigeen een
glimlach af, daar de vreemde en zonderlinge ken
schetsing van den eenen of anderen persoon al-
lerkluchtigst is. En een glimlach is in onzen
tijd zoo noodig. Hij die de kunst verstaat, om
anderen eens hartelijk te doen lachen, maakt
zich dikwijls zeer verdienstelijk.
sie ter onderzoeking van het nieuwe Duitsche
oorlogsontwerp en welke de geldelijke gevolgen
van de invoering van dit ontwerp moest onder
zoeken, heeft haar taak geëindigd en rapport doen
uitbrengen door den heer Hinze-
Gladstone’s volgelingen wandelen niet op
rozen. Hun tegenstanders dragen zorg, dat er
voldoende stekeltjes op den weg liggen, waaraan
zij hun voetzolen naar behooren kunnen wonden.
Menschlievend mag het niet heeten, maar het is
politiek. En daarbij zwijgt allesNu zijn de Glad-
stoneanen niet zoo dik van huid, om daar onge
stoord door te kunnen loopen, zich om niets be
kommerende en ongevoelig voor alles. In tegen
deel, zij zijn zeer teer, zeer gevoelig en veel is
er niet noodig om hen met een schreeuw in elkaar
te laten zakken.
In enkele dagen heeft Gladstone eenige van
zijn geestverwanten, die met moeite op de been
werden gehouden, zien vallenen veel kan hij
niet ontbeeren aan zijn „aaneengesloten meerder
heid,of hij is even zwak als zij, die door hem
omvergeworpen zijn, zwakker zelfs.
Onlangs is lord Chamberlain van de „unio
nisten" renegaten, noemde eens een Glad-
stoneaan hen het land ingetrokken om de be
volking en vooral de bevolking van kiesdistrict
Walsall, onder het oog te brengen hoe zwak de
Gladstoneanen waren en hoe onwaardig, den weg
te bewandelen dien zij thans betreden hadden
en die nooit zou kunnen leiden tot het doel dat
elk Engelschman zich voor oogen heefc gesteld,
de grootheid van het Vereenigde Koninkrijk.
De wijze hoe Chamberlain den Gladstoneaan
dacht af te maken, doet betrekkelijk weinig ter
zake, ofschoon zij op het oog weinig in overeen
stemming is met hetgeen men van een gentle
man verwachtte. Eén voorbeeld daarvoor: „Hij
is een stemmachine, waarvan de Gladstoneaan-
sche drijvers den sleutel bewaren en wanneer ze
hem opwinden, zal hij er stemmen uitgooien met
een eentoonigheid en een regelmatigheid, die
alle eer verdienen. Sir Arthur Hayter heeft één
roep, en dat is deze, de meest geslagen candidaat
te zijn, die in den tegenwoordigen tijd in het
Vereenigd Koninkrijk leeft. Ik wensch den ar
men man geen kwaad en daarom verzoek ik u
zijn reputatie nog te vermeerderen, opdat hij in
Walsall beter geslagen worde dan overal elders".
Ons volk, hoog of laag, houdt van het geven
van bijnamen. Om zich daarvan te overtuigen,
moet men maar eens een feestje bijwonen van
studenten, of onze volksbuurten maar eens door
kruisen.
Is het u wel eens gebeurd, waarde lezer of
lezeres, dat gij in de volkswijken van Amster
dam of een andere groote stad iemand moest
opduiken, waarvan gij niet goed wist waar bij
eigenlijk woonde? Zoo ja, dan zijt gij net als
wij, in de gelegenheid geweest op al die steile,
uitgesleten trapjes of glibberige keldergangen den
hals te breken, en waart gij ook in de gelegen
heid te constateeren, dat de huisheeren van be
doelde woningen over het algemeen te weinig
hun metselaar of timmerman over den toestand
„Oefent dit beroep geen nadeel uit op de ge
zondheid vroeg een verslaggever aan een duiker.
„Indien men matig leeft in het geheel niet.
Bij ons is eene eerste vereischte nooit of zeer
weinig sterken drank te gebruiken. Op dagen dat
ik weet te moeten duiken, gebruik ik ’s morgens
zeer weinig voedsel, daar een volle maag onder
water te veel drukking en weegevoel geeft. Kom
ik dan ’s avonds thuis, dan eet ik de eerste uren
niet; daarna eet ik met smaak."
„Hoe lang kunt ge het onder water uithouden?"
„Een uur of drie, vier, doch in dezen tijd des
jaars ten hoogste één uur, omdat door de koude
de handen te stijf worden. Het gebeurt wel dat
men duikers, die in zulk koud water daalden
als wij heden, na een paar minuten reeds moest
ophalen, omdat de vingers kromgetrokken en
stijf waren van koude. En daar ons werk geheel
op het gevoel gaat, kunnen wij in dergelijke ge
vallen niets meer uitvoeren. Het warme vet,
waarmee onze handen worden ingesmeerd, helpt
niet lang."
Wordt uw beroep goed betaald?"
„Wat zal ik u zeggen. Wij maken op dagen
als deze een goed daggeld, maar het is niet meer
als vroeger. Te Amsterdam zijn wij slechts met
ons beiden, doch er is al concurrentie te Ymui-
den bijgekomen. Bovendien wij mogen veel eischen
omdat er soms weken verloopen eer er werk
voor ons is onder water. Wij oefenen dan ook
naast het beroep van duiker nog een ambacht
uit.
„Hoeveel jaren houdt ge het uit?"
„Dat hangt al veel van het gestel af; maar
men gezond van natuur is en, zooals ik
zeide, matig leeft, kan men het wel tot zijn vijf
tigste jaar volhouden. Sommigen duiken nog wel
op hun zeventigste jaar.
„Voelt ge onder water alleen de koude
aan de handen
„Ja, het duikerspak is volkomen waterdicht
en laat geen water of koude door; maar als de
handen bijna bevroren zijn, werkt dat toch over
’t geheele lichaam."
De locomotief „de Raaf," waarmee het on
geluk te Velzen gebeurde, is Maandagmorgen uit
de Rietlanden naar Haarlem vervoerd om daar
hersteld te worden.
In verband met het denkbeeld om voor de
kiezers een leeftijd te vorderen, hooger dan die
der meerderjarigheid, geeft de hoogleeraar van
Pesch een overzicht van de sterftecijfers, waar
aan wij het volgende ontleenen
De afneming der sterfte van het eerste tot het
vijftiende levensjaar geschiedt zoowel bij de man
nelijke als bij de vrouwelijke bevolking bijzonder
regelmatig. In het eerste levensjaar is de sterfte
kans ruim 1/5, hetgeen wil zeggen dat ruim een
vijfde deel der kinderen overlijden voor zij een vol
jaar oud geworden zijn. In het tweede jaar is de
sterfte reeds veel minder en op den leeftijd van
14 jaar is zij afgenomen tot op 0.0)4, hetgeen wil
zeggen, dat gemiddeld van de duizend kinderen
van 14 jaren er vier binnen het jaar overlijden.
Daarna neemt de sterfte weder toe en wanneer
men de uitkomsten over het geheele land van
1860 tot 1890 nagaat, is in hoofdzaak de sterfte
onder de mannelijke bevolking als volgt geweest:
Op den leeftijd van
30 jaren sterven er binnen het jaar 85
40 120
50 175
60 325
70 625
van elke 10,000 personen.
Door graphische lijnen wordt de sterfte aange
geven beneden de 30 jaren.
Daaruit blijkt dat deze voor den leeftijd van
20 jaar in plaats van 5 per duizend, gelijk uit
het regelmatig verloop der lijn zou volgen, het
dubbel en in groote steden zelfs het drievoud is.
Bij 25jarigen leeftijd is de sterfte bij de geheele
bevolking bijna het anderhalfvoud en in de groote
steden nog ongeveer het dubbel van hetgeen de
regelmatig stijgende lijn zou aangeven.
Ook de heer van Pesch schrijft die grootere
sterfte toe aan de omstandigheden waarin de jon
gelingen verkeeren wanneer zij oen zelfstandig
mensch zullen worden. Ook de hoogleeraar zou
meenen, dat de leeftijd van 30 jaren voor de kies
bevoegdheid de voorkeur verdient.
De redacteur van da Heraut geeft eene be
schouwing ten betooge dat in het schaatsenrijden
als zoodanig niet iets verkeerd steekt. Zijn hoofd
argument is, dat geen mensch het ijs heeft uitge
dacht, maar God het schiep en daaraan de hoe
danigheid gaf dat het te berijden is. Het men-
schelijk spiergestel is ook zoodanig aangelegd en
het ijzer is zoo te smeden, dat de mensch met
ijzer op het ijs rijden kan. Dit is uit de schep
ping, evenals het zwemmen in het water en al
soortgelijk vermaak.
Maar het menschelijke spiergestel is ook zooda
nig aangelegd, dat de mensch dansen kan en er
zijn nog vele andere verrichtingen, waartoe het li
chaam den mensch in staat stelt en die worden
onder de ongeoorloofde dingen gerangschikt door
de Heraut en zijne geestverwanten, terwijl de
kunst om op het ijs te rijden evenzeer eene uit
vinding is van het menschelijk vernuft, als andere
uitvindingen, goede en kwade, in het oog van
sommigen.
Maar de Heraut heeft geljjk, dat zij het schaat
senrijden maar niet op den index zet: er zouden
er te velen zijn, die het toch deden en dit zou
het gezag van den redacteur schaden.
Ki
I
BolswarcLsche Courant.