NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BÖI.6WABÖEN WONSERABEEE 1893. Twee en dertigste Jaargang. HOUTSKOOLSCHETSEN. g DONDERDAG 9 MAART. ^KXXXXXXXX XXXXXXXXX No. 10. BUITENLAND. BINNENLAMÜ. VOOR één woord, I ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Bij de verkiezingen voor de Italiaansche Kamer heeft te Ferra di Paleo eene botsing plaats gehad tusschen de politie en het volk. Twee personen werden gedood, verscheidene ge wond en een 20-tal in hechtenis genomen. Zondagnacht is te Rome wederom een be ambte der Banca Romana, zeker Agazzi,gearres teerd. Hij is aangeklaagd van verduistering van ongeveer 100,000 frs, reeds voor twee jaar ge pleegd, maar tot dusver deswege niet vervolgd. In een der grootste bankierskantoren heeft eergiste ren een huiszoeking plaats gehad; het resultaat is nog niet bekend. In het lersche graafschap Limerick blijkt de toestand al niet veel beter te zijn dan in het graafschap Clare. De voorzittende rechter van de assisen te Limerick maakte eenige scherpe opmerkingen over het toenemen der misdaden tot eene jury die een man, volgens het getuigen verhoor blijkbaar schuldig aan een aanslag op het leven van een ander, eenvoudig onschuldig ver klaarde. Tot den schuldige zeide hijde jury spreekt u vrij, ga heen en doe het niet weer. Alle aanwezigen lachten en de boef niet het minst. Toen eene tweede jury, die een aanranding van eene oude vrouw had te beoordeelen, van hare langdurige beraadslaging in de rechtzaal terugkwam met de opmerking, dat zij het niet eens kon worden, verklaarde de rechter dat in dien dat het geval was, er in het graafschap geen recht meer bestond, terwijl hij degezwore- nen nogmaals op hunnen eed wees. Hij gelastte hen opnieuw te beraadslagen en nu kwamen zij na een paar minuten terug en spraken het „schuldig11 uit. Daarop veroordeelde de rechter de schuldige tot zes maanden dwangarbeid. stel in de volgende week de Kamer bereikt, de week van 13 tot 18 dezer aan het tweede onder zoek zal worden besteed. Inmiddels is er dan voor de laatste dagen vóór het Paaschrecés al licht een en ander van de pas onderzochte voor stellen voor afdoening gereed, waarmede de Ka mer tot 24 Maart zich kan bezig houden, even als met het voorstel-Donner, het eenige wat nog zal kunnen worden behandeld. Zoo zal dan blijken dat de kieswet niet vóór den zomer het onderwerp van nadere voorberei ding zal kunnen worden en bevestigt zich der halve mijn steeds volgehouden voorstelling, dat de groote hervorming niet vóór begin 1894 in openbare behandeling zal komen. Het voorloopig verslag is van dien aard, dat een onveranderde handhaving van ’t ontwerp-Tak wel ondenkbaar is we hebben dus een tweede editie en een nieuw onderzoek in de afdeelingen te wachten, met ver slagen en antwoorden. Dat alles kan onmogelijk in 1893 afloopen. Voorloopig dus zullen de nieuwe kiezers nog geen last hebben van de politieke agitatie. Na Amsterdam, schijnt Budapest wederom de eer te moeten genieten van door Arton tot verblijfplaats te worden uitgekozen. De beide Fransche geheime agenten, die het spoor van den onvindbaren vluchteling bijster waren, zijn naar Budapest teruggekeerd in de hoop, dat Arton, die in genoemde stad een trekpleister heeft in de gedaante van Mlle. Lili Meers, zangeres aan het „Orpheum", daar vroeg of laat zal terugkeeren. De verhouding tusschen deze jonge dame en Ar ton vormt een belangrijke schakel in deze geschie denis. Tegenover den verslaggever van de Temps heeft de juffer, die verklaarde nog steeds brieven van Arton te ontvangen, als volgt zich uitgelaten „Arton heeft zulk een menigte bezwarende stukken in zijn bezit, dat het velen te Parijs min der aangenaam zou zijn, als de politie hem aan hield. Maar het moet meer te doen zijn om deze stukken dan om den persoon van Arton zelf. Deze zal zich evenwel niet laten vangen, omdat hij uitstekend op de hoogte gehouden wordt van het heen- en weertrekken der politie. Luister maar! Hij komt in Boekarest aanEen uur later ont vangt hij een telegram uit Parijs; bij vertrekt onmiddelijk en twee uur later verschijnen de detectives, maar de vogel is gevlogen. Zoo gaat het in Roemenie, in Bulgarije, in één woord, overal. Eenmaal zaten de detectives hem op de hielen en reisden zelfs in den trein, waarin hij zat. Het was ditmaal een kleinigheid voor Arton om te ontkomen. Hij is op alles voorbereid en heeft steeds een valies bij zich, waarin zich blan- I ketsel, valsche baarden, pruiken, brillen enz. be- I vinden. In tien minuten maakte hij zich onher- I kenbaar en ontsnapte aan het gevaar. Hij verstaat I de kunst om zich in een oogenblik te vermommen. I Ik zou geld kunnen verdienen door hem te I verraden. Daar zal ik evenwel nooit toe komen, I want ik houd te veel van hem. Aan de Nederlander wordt uit Amsterdam I geschreven „Een meisje van mijn kennis, nog geen löjaren I oud en in dienst bij een winkelier hier ter stede moest eiken Zaterdagavond, na het sluiten om 11 I uur den winkel schoonmaken, waarmee het ge- I woonlijk half twee in den nacht werd. Dan moest I de stumperd nog naar huis loopen. Zij is uit dien dienst genomen. Maar een andere I van ongeveer denzelfden leeftijd is in haar plaats I gekomen. Metdeze is het thans weer van hetzelfde I laken een pak. Kunt gij mij zeggen, tot welken ambtenaar ik I mij moet wenden, opdat daaraan een eind worde I gemaakt? Helaas, schrijft de Nederlander, dat wij ant- I woorden moeten spaar u de moeite, het geval I ter kennis te brengen van den inspecteur van den I arbeid of van de politie; die kunnen er evenmin I een eind aan maken als gij of wij. Wantzoodra I het kinderen betreft boven de 12 jaren, geldt de I arbeidswet slechts voor fabrieken of werkplaatsen I dat zijn, zooals art. 2 der wet zegt: „zoowel I open als besloten ruimten, waarin vooreenigbe- I drijf pleegt gewerkt te worden aan het vervaar- I digen, veranderen, herstellen, versieren, afwerken I of op andere wijze tot verkoop of gebruik ge- I schikt maken van voorwerpen of stoffen, of waar I in of voor eenig bedrijf voorwerpen een daartoe I strekkende bewerking plegen te ondergaan11. Een I gewone winkel valt daar dus niet onder. I Het bedroevende geval verdient intusschen ge- I boekstaafd te worden als een uit zooveel andere, I ten bewijze dat, zelfs voor wat betreft jeugdige I personen, de grenzen der wet te eng getrokken I zijn. En dat zelfs voor zéér jeugdige kinderen de I wettelijke bescherming soms nog onvoldoende is I om te verhinderen, dat zij aan industrieelen arbeid I worden gezet, bewijzen gevallen als dat, hetwelk I dezer dagen werd medegedeeld door de Limbur- I ger KoerierKinderen „beneden twaalf jaren" I in Siebengewald (in noordelijk Limburg), die I over de Duitsche grens trekken om te werken I in fabrieken te Goch en elders. I Waar de arbeid aan den anderen kant van onze I grenzen wordt verricht, is de Nederlandsche over- I heid, die voor de naleving der arbeidswet te zor- I gen heeft, natuurlijk machteloos. Leerplicht alléén I kan hier een stokje voor steken. En het aantal I der kinderen langs onze oostelijke grens, voor i I wie dat noodig wezen zou, is grooter dan de meesten denken.” beterd. De teekening wordt veel schooner, dan onze houtskoolschets ooit had kunnen worden. Zullen wij dan de veer niet prijzen, die den misschien onaangenamen, maar zeker heilzamen arbeid verrichtte? Wie zou dat weigeren Nu geven wij twee dingen toe. Vooreerst, dat dat bemoedigende in den arbeid van de veer niet altijd aanwezig schijnt. Ten andere, dat wij lang niet altijd een ge zicht bezitten, scherp genoeg om dat bemoedigen de te zien. Misschien zijn deze twee ook wel één. Ja, dat gelooven wij, het bemoedigende is er wel altijd, maar onze kortzichtigheid verhindert ons het waar te nemen. Elke houtskoolschets heeft de kiem in zich om een oneindig veel schooner en beter afgewerkte teekening te worden. Men leest in de Nederlander „Wij leven vrij, wij leven blij Op Neerlands dierb’ren grond, Ontworsteld aan de slavernij Zijn wij door eendracht groot en vrij, Hier duldt de grond geen dwinglandij. Waar vrijheid eeuwen stond." Zoo zongen wij reeds op de schoolbanken en I zoo dachten ook de Maassluische kuipers, toen I zij, op initiatief van eenige vakgenooten uit hun I midden, het plan vormden tot oprichting van I eene vakvereeniging. s Wel verspreidde zich, kort nadat dit feit be- I kend werd, het gerucht, dat enkele werkgevers I en patroons hadden besloteneiken werkman te I ontslaan, die als lid tot die vereeniging toetrad, I doch aanvankelijk hechtten wij aan dat gerucht I geen geloof. Wij konden toch moeiljjk aannemen, dat een I patroon zijn werkman zou ontslaan, alleen omdat I hjj als lid is toegetreden tot eene vakvereeniging I die zich volgens artikel 1 der Statuten ten deel I stelt j a. De Kuipersgezellen nader tot elkander te I brengen, teneinde de onderlinge eensgezindheid I te bevorderen b. Door gepaste en geoorloofde middelen, langs I wettige wegen, den stoffelijken en zedelijken toe- I stand der vakgenooten te verbeteren c. Aan leden welke den ouderdom van 60 jaren I hebben bereikt en het bij het huishoudelijk re- I glement bepaalde aantal jaren lid dezer vereeni- I ging zijn, eene wekelijksche uitkeering te ver- I zekereni d. Door bespreking der vakbelangen op bij- I eenkomsten het vak te verhoogen, de misbruiken I te bespreken welke de werklieden zelve begaan, I waardoor zij zoowel hunzelven als het vak be- I nadeelen en een slechten invloed op hun stand I uitoefenen e. Zoo de financieele toestand der vereeniging I het toelaat, volgens huishoudelijk reglement vast I te stellen, ook weduwen van leden voor armoede I te behoeden. Wij hebben ons, helaas, vergist en de booze I geruchten zijn gebleken volkomen waar te zijn. I J.l. Zaterdag is de kuiper Hugo Meier, werk- I zaam bij den kuiperbaas Jacob Drop, ontslagen I en j.l. Woensdag werd den kuipers W. v.d. Linden I en N. T. v. d. Velde, werkzaam bij de Maatschap- I pij voor Zeevisscherij, directeur Hub. Dirkzwager, I aangezegd, dat zij a.s. Zaterdag hunne biezan I wel konden pakken, terwijl den anderen werk- I lieden, die eveneens tot de vakvereeniging toe- I traden, een gelijk lot wacht. En dit geschiedt, zonder dat door de betrok- I ken patroons kennis is genomen van de statuten I der vereeniging, waarin het doel en de middelen, I om tot dat doel te geraken, worden omschreven: I zonder dat op het gedrag of op het werk van de I genoemde kuipersgezellen eenige aanmerking is I te maken, doch uitsluitend omdat zij als lid tot eene vakvereeniging zijn toegetreden. Dat zoo iets in onze verlichte 19e eeuw in Nederland, „waar vrijheid eeuwen stond," nog kan plaats vinden, is zeker een hoogst treurig verschijnsel, en op deze wijze wordt de vrijheid, die elk Nederlandsch staatsburger gewaarborgd is bij de wet, vrijwel denkbeeldig gemaakt. Wat moeten nu de ontslagen werklieden doen om recht te verkrijgen Bij hunne patroons behoeven zij niet aan te kloppen. Wij hebben j.l. Zaterdag met eenige werkgevers en bazen gesproken, doch zij zijn van hun besluit niet af te brengen en de rechtbank kan in deze niet ingrijpen. Den ontslagen werklieden blijft dus niets an ders over dan een beroep te doen op dat gedeelte van het Nederlandsche volk, bij wien het gevoel I recht en billijkheid nog niet is uitgestorven. Wij ondersteunen dat verzoek met alle kracht I die in ons is. De werklieden, die, niettegenstaande de be- I dreiging van ontslagen te worden, pal zijn blijven I staan voor hun recht en hunne vrijheid, zijn geen I dronkaards, geen onbekwamen; integendeel, het I zijn ordelijke en ijverige arbeiders, die onder de I meest bekwame kuipersgezellen van Maassluis I kunnen worden gerangschikt. Daarom vertrouwen wij, dat men door toe- I zending van ruime bijdragen ons in staat zal I stellen in hun onderhoud te voorzien, doch vóór I alles, dat de publieke opinie zich in deze krach- I tig ten gunste van hen zal uitspreken. Den kuipersgezellen te Maassluis raden wij I dringend aan die uitspraak rustig af te wachten. I Dat zij zich tot geen enkele daad van geweld I laten vervoeren, doch door een beslist, maar kalm I optreden toonen, dat de zedelijke meerderheid I aan hunne zijde is.” Het gewijzigd ontwerp der bedrijfsbelasting I zal, volgens den Haagschen correspondent der I N. Gr. Ct., deze week wel komen, want het is I gereed en op de zwakke punten geheel omgewerkt. I Naar ik vernam, zegt de correspondent, wil de I Minister van Financiën de belasting niet, gelijk I elders is gemeld, met 1 Aug. e. k., maar eerst I met 1 Mei 1894 invoeren, blijkbaar metdeloffe- I lijke bedoeling om dan gelijktijdig met zijn verdere I voorstellen, ook tot wjjziging van de personeele I belasting, tegen dat tijdstip gereed te zijn en al- I zoo zijn geheele plan, voor zoover het nauw ver- I band houdt, op eenmaal uit te voeren. Het is I niet onwaarschijnlijk dat, zoo het gewijzigd voor- Laten wij dan maar plannen maken Laat ons er bij bedenken, dat wij de leerlingen zijn in de groote teekenschool des levens en dat de Meester elke houtskoolschets, die wij vervaar digen, aan zijn eigen oordeel en goedkeuring onderwerpt. Hoe slordiger de schets, hoe meer werk de veer te doen heeft en hoe kleiner de kans op een fraaie teekening is. Hoe netter de houtskoolschets, hoe minder de veer uitwischt en hoe vlekkeloozer kunstwerk er geboren zal worden. Dat eerste maakt bedachtzaam en voorzichtig. Dat tweede verkondigt een heerlijke waarheid Laten wij dan ons best doen geen der beide waar heden bij onzen gang door het leven te ver geten. Onze teleurstellingen zullen er door vermin deren. Ja, en zij zullen dat doen in dezelfde mate als waarin ons geluk aangroeit. Beproeft maar eens, of het niet waar is Appelscha. Ofschoon in de laatste jaren van verhuizing naar Amerika weinig is verno men, zullen binnen kort uit ons dorp eenige jongelingen naar het verre westen oversteken. Voor zoover deze personen zelve de kosten van overtocht niet kunnen betalen, zullen zij gehol pen worden door de Herv. Gemeente. Tevens zijn er in naburige dorpen enkele familiën, die er ernstig over beginnen te denken hun geluk in de Nieuwe wereld te beproeven. Uit Smilde vertrekken dit voorjaar eveneens een paar gezinnen naar Amerika. De weinig gunstige vooruitzichten, welke men in Neder land heeft, doen tot dit vertrek besluiten. Westergoo. Pas is Lentemaand in het land, of de eerste troepen kieviten zijn uit het warme Zuiden tot ons overgekomen. Een enkele eend, hare makkers den loef willende afsteken, is met eieren leggen begonnen, terwijl reeds sinds eenige dagen het opwekkend voorjaarslied van den leeuwerik over de Friesche weiden klinkt. In den Salon des Variétés te Amsterdam is een oorspronkelijk tooneelspel in vier bedrijven in studie, van den heer J. Hora Adema, alhier, getiteld: Een dissonant. De hoofdrollen worden vervuld door de dames Anna Rössing-Sablairolles, Jeanne Saalborn de Groot, de heeren Van Kuyk, Smith, Malherbe en Lamberts. De opvoering mag binnen enkele dagen worden verwacht. „Onze plannen," zoo zegt dr. Laurillard heden op zijn scheurkalender, „onze plannen zijn meest al maar houtskoolschetseneen veer kan ze uitdoen." Dat is aardig gezegd, vindt gij niet, lezers Wij zijn dat trouwens van dien zoo gunstig be kenden schrijver gewoon. Maar wat dunkt u, willen wij eens een enkel oogenblik langer bij dat gezegde blijven stilstaan? Wij zouden eens kunnen nagaan, of het niet alleen aardig is, maar ook de waarheid zegtof het ontmoedigend stemt, dan wel opgewektheid medebrengt. Het zou kun nen wezen, dat het zoo hier en daar dezen of genen wat beter voor den geest bleef staan en wat langer dan maar een enkelen dag zijn wer king deed. Zoo doende werken wij zeker mede aan het doel van den schrijver. Onze plannen zijn meestal maar houtskoolschet sen een veer kan ze uitdoen. Heel veel levenservaring behoeft men niet te hebben opgedaan om met deze bewering onmid delijk uit volle overtuiging te kunnen instemmen. Het kind, de jongeling en de maagd, de man en de vrouw van gevestigden leeftijd, de ouden van dagen, zij allen hebben hun plannen gemaakt en maken ze nog alle dagen, om ontelbare malen tot de ontdekking te komen, dat een veer ze kan uitdoen, omdat het maar houtskoolschetsen zijn. Wel zeldzaam zijn de plannen, die in ons leven werkelijkheid zijn geworden geheel en al in den zelfden vorm als waarin het plan het eerst oprees in onzen geest. Verschillende omstandigheden dwongen tot wijziging. Personen en toestanden geboden zóó dringend afwijking, dat wij wel moesten gehoorzamen. De strooming, die er zich tegen verzette, was vaak zóó krachtig en heftig, dat het een onmogelijkheid bleek te volvoeren, wat wij zoo vurig hadden begeerd en ons zoo ernstig hadden voorgenomen. En wie zal tellen niet de gewijzigde plannen, maar de plannen, waarvan nooit iets, ook maar een enkele lijn niet, verwezenlijkt is geworden? Zij zijn immers ontelbaar Wat is dat ontmoedigend, zoo roept wellicht deze of gene uit. Maar dezen uitroep onderschrijven wij maar niet zoo gulgauw, want wij meenen, dat het er van afhangt van welken kant men de zaak beziet. Stelt men het onaangename op den voorgrond, dat er in gelegen is, wanneer ons eigen persoon lijk verlangen niet bevredigd wordt, ja, dan zeker kan er met recht van ontmoedigend gesproken worden. Hoevelen weten niet bij eigen ervaring, hoe verdrietig het is, jaren lang met iets te hebben gedweept, aan iets te hebben gearbeid, voor iets te hebben gestreden, om eindelijk op een goeden, of liever kwaden dag tot de ontdekking te komen, dat alle moeite vergeefsch en alle arbeid verloren is, omdat een veer de houtskoolschets heeft uit gedaan. Zeer zeker is het lang niet altijd opwekkend, als wij er maar niet in slagen kunnen, om aan hetgeen er omgaat in ons hoofd en hart ook vorm en gedaante te geven naar buiten. Het weder van voren af aan beginnen is een bevel, waaraan door de meesten niet dan noode, zeer noode en weerstrevend gehoorzaamd wordt. Dat alles is volkomen waar, maar toch kunnen wij ook nog een ander, minder somber, veel op- wekkender licht op de zaak laten vallen. Wij zullen u zeggen welk licht wij bedoelen. Alleen die houtskoolschetsen worden door de en al uitgedaan, welke nooit een eenigszins dragelijke teekening zouden hebben den ongeoefen- veer geheel kunnen worden. Dat is nu wel wat spijtig voor den teekenaar, maar toch is het zoo goed, want anders zou hij het nooit een schrede verder brengen in de schoone, maar moeilijke kunst. Zou het met de plannen in het menschenleven ook niet dikwijls zoo gaan Wij betreuren het niet in vervulling komen van menig plan, waarvan wij later inzien, dat het een zegen is, dat het onvervuld bleef. Dat is nu bij de eerste gewaarwording wel wat spijtig en toch het is zoo goed, omdat de mensch zonder dat nooit een schrede verder komen zou in de schoone, maar o! zoo moeilijke levenskunst. Wat zou menige houtskoolschets een armzalige teekening zijn gewordenGeprezen zij de veer, die haar uitdeed Maar er is nog meer en beter. De meeste houtskoolschetsen worden door de veer niet geheel en al uitgedaan. Voor een groot deel uitgewischt, blijven de hoofdomtrekken nog zichtbaar, die den grondslag vormen voor de uitgewerkte teekening, die in schoonheid en daarbij de houtskoolschets ver te boven gaat. Deed de veer die houtskoolschets niet uit, dan kon ook die verrukkelijke teekening niet komen. Gaat het ook niet in het leven zoo Wij maken plannen ruw, ongevormd, half vol tooid, vol gebreken. Het lot, de menschen, de omstandigheden, ja wat niet al, het komt en wischt er een grooter of kleiner deel van uit. Het plan wordt gewijzigd, veranderd, maar ook ver. Bolsvardsche Courant I - ct «cL-sjgjr

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1893 | | pagina 1