I l L GEMENGD NIEUWS- a 3 5 r r> SneekBolswardHarlingen. QC ‘i I GO fij Slot volgt. LU ca LU LU E a. a. v. a. v. a. v. 5,15 6 •d. W b^Ü18 8,45 Stoomdruk Firma B. Cuperus Az., Bolsward. ft V) 6,- 6,35 7,50 6,— 6,35 7,50 9,5 9,50 7,— 8,15 8,55 3,20 3,55 5,15 12,15 1,50 2,30 7,15 8- 9,15 9- 9,40 6,50 8,- 8,45 9,— 9,40 7,15 8,— 9,15 3,30 4,55 5,5 5,45 L 5,5 5,45 u a "to a 5 a KLL_ Van Sneek Te Bolsward Harlingen Van Harlingen Te Bolsward Te Sneek De gevangene ging niet, hij bleef staan en scheen met zich zelven in tweestrijd. Na weinige oogenblikken scheen zijn besluit genomen te zijn. Hij sloeg de oogen op den directeur. Zijn blik, waarin zich zijn geheele zielstoestand spiegelde, rustte eenige seconden op den directeur. Toen opende hij den mond en sprak zacht en sidderend Ik dank u ik gevoel het, gij meent het goed met mij ik dank u maar ik... Verder hoorde ik niet, aandoening belette hem verder te spreken. De gevangene wendde zich snel naar de deur, een oppasser bracht hem te rug naar het werk. Dat is een merkwaardig mensch, zeide de di recteur, toen de deur weer dicht was. Zes dagen in elke week is hij een voorbeeld van nauw keurigheid, vlijt en gewilligheid. Alle beambten prijzen hem, omdat zijn gedrag niet zonder invloed op dat der overige gevangenen gebleven is. Maar den zevenden dag, des Zondags, dan is hij als dol, dan steekt hij zijn hoofd op en niets noch vermaning, noch bedreiging, noch zelfs de gevoe ligste straf konde hem nog tot rede brengen. En waarin bestaat zijn verzet vroeg ik nieuws gierig. Hij wil volstrekt niet naar de kerk, antwoordde de directeur. Maar waarom niet? Ja, als ik dat eens wist! zeide de directeur verdrietig. Hij zegt eenvoudig: ik kan niet. Hoe gaarne ik ook toegevendheid gebruik, mag dit toch juist op dit punt niet geschieden. Hij moet zich schikken, ik zal er wel wat op uitdenken. Daarmede was het gesprek geëindigd, want ik vond geene aanleiding over dit punt door te praten. Kort daarna brachten dienstzaken mij weer in het tuchthuis. Ik had reeds met verscheidene gevangenen afgehandeld en nog slechts eene zaak moest ik volbrengen. Toen de hierbij betrokkene persoon binnentrad, herkende ik terstond den gevangene weer, dien ik in de kamer van den directeur ontmoet had. Hij zag er zeer aangedaan uit en was zoo zwak, dat hij zich nauwelijks recht op kon houden. De oppasser zeide mij, dat de gevangene nu uit een der strafcellen kwam en ook weer daarheen moest, omdat hij nog al tijd niet naar de kerk wilde. Uit de mij voorgelegde akten had ik gezien, dat deze gevangene tot eene aanzienlijke en rijke familie behoorde, en dat hij zelf over een niet onbeduidend vermogen zou hebben kunnen be schikken, als hij zich niet in het tuchthuis be vonden en dus het vrije beheer daarover ver loren had. De familiebetrekkingen en het ziekelijke, lij dende voorkomen van den gevangene noopten mij, over zijn verleden en over zijne toekomst met hem te spreken. Van zijn verleden wistik nog niets en van zijne toekomst alleen dat hij zijn leven lang in het tuchthuis moest blijven. Eerst kreeg ik slechts korte, afgebroken ant woorden, zonder eenigen samenhang. Maar dat schrikte mij niet af, ik had toch bij het gesprek met den directeur opgemerkt, dat Straussberg zoo heette de gevangene een week gemoed had en de goedheid van den directeur, gevoelig erkende. En dit deed mij hopen, zoo niet meer, dan toch hetzelfde op hem te vermogen. Strauss berg werd inderdaad ook allengs openhartiger en vertrouwelijker. Hij verhaalde mij van den langen duur van zijn rechtsgeding en daarna van 5,15 6- te weten te komen, wie het eerst het einde zou bereiken. Gedurende bijna twaalf uur hebben zij als ganzen achter elkaar gereden daarna zijn zij van elkaar van daan gegaan om te trachten elkaar voorbij te rijden op de twee hellingen, die zich aan de uiteinden van de Machine-galerij bevinden, steeds uiterste pogingen aanwendende en steeds gelijktijdig aan het einde der eene hel ling aankomende, om hetzelfde bij de andere te herhalen. Rondom de baan een schreeuwende, toejuichende, met armen en beenen zwaaiende menigteop de baan Terront en Corre steeds trappende, nog eens trappende, altijd doortrap pende. Verlamd, uitgeput, afgewerkt, badend in hun zweet, altijd ronddraaiend in dien toover- cirkel, waar bleven de gedachten van die twee krachtige ongelukkigen Zij moeten dezelfde dierlijke gewaarwording ondervonden hebben als de paarden, die de draaimolens in beweging bren gen op de kermissen. Dat ze niet zeeziek zijn geworden En terwijl zij zich gedurende den langen nacht voortbewogen in de stralen van het electrische licht, als twee reusachtige spinnen in hun zwarte web, voorovergebogen over hunne wielen, droom de ik, rustig in mijn bed liggende, gouden droo- men en zag het rad der fortuin in al zijn luister voorbijtrekken, terwijl Terront en Corre zich blind keken op hun eentoonig omwentelende machines. Eindelijk is het doel bereiktTerront heeft Corre overwonnen Terront heeft meer uit houdingsvermogen, ziedaar de proef op de som. En daarna Ondanks de hoera’s der menigte, worden zij ziek van vermoeienis, bedekt met natte omslagen en moeten uren achtereen op hun bed blijven; hebben zij zulk een vloed van ver sterkende middelen noodig dat een menschen- vriend er over denkt een vereeniging tot bescher ming van wielrijders op te richten. En als zij met die uitsloverij ons ten minste maar van den politieken modder bevrijd hadden, waarin wij sinds maanden baggeren Van dit alles niets. Aldus schrijft „Coq- en l’Air" uit Parijs in de New-York Herald. Een van de meest belangwekkende me dische instrumenten in den goeden ouden tijd was een borstel om de maag te reinigen. Hij was uit zacht bokkenhaar vervaardigd, had een lengte van vier duim en was bevestigd aan een dubbel gedraaid, met zijde omwoeld ijzerdraadje. De „maag-borstel" stamt uit Italië en werd nog in het begin dezer eeuw in Duitschland gebruikt. {Tijd van Greenwich.) Op 11 erkdagen 12,30 1,10 2,30 9,25 10,45 11,30 9,5 9,50 10,5 11,30 7,- 8,15 8,55 Op Zondagen 12,30 1,10 2,30 9,25 10,45 11,30 De tienjarige James Mason, te Strathford, in Australië, nam dezer dagen een bad'in de Barrowrivier, toen eensklaps een reusachtige kro kodil uit het water opdook, den knaap beetpakte en om zoo te zeggen in een ommezien vermor- selde. Het ontzettendste van het geval was, dat de ouders van den knaap op tien pas afstand zelf een bad namen. Eensklaps hoorde de vader een vervaarlijk geplas en toen hij opkeek, zag hij nog juist, hoe het monster met zijn slacht offer verdween. Buiten zich zelf van smart, dook de man naar den jongen en slaagde er in, een been van zijn jongen te grijpen, maar vermocht niet hem te redden. Een paar Chineezen, die op het hulpgeroep der ongelukkige moeder toesnelden, zetten moe dig een vervolging op touw, het dier was echter niet meer te ontdekken, tot men het na een poos eensklaps weder, om adem te scheppen, boven water zag komen. De ongelukkige ouders zagen nog, dat uit den muil van het dier het eene been van hun lieve ling te voorschijn stak. In het volgend oogen- blik was de krokodil weder met zijn prooi onder de oppervlakte van het water verdwenen. Een nieuwe en belangrijke toepassing der electriciteit is de onlangs door den kapitein M. Evoy uitgevonden toestel (hydrophoon), om in oor logstijd de kusten en reeden bij nacht, mistig weer, enz. tegen overrompeling door den vijand te vrijwaren. De toestel bestaat uit 2 gedeelten, die door een electrischen kabel met elkander verbonden zijn. Het eene gedeelte is buiten op een zekeren afstand van de ankerplaats, kust of haven in 5 tot 15 vademen (8,5 25,5 M.) diep water neer gelaten het andere bevindt zich in het haven station aan de kust Het eerste gedeelte bestaat uit een ijzeren klok, waaraan van boven een zeer gevcelige plaat of veer is bevestigd, die bij den geringsten schok trilt, terwijl deze trillingen door den geleidkabel aan het gedeelte van den toestel in het haven station worden medegedeeld. Geen torpedo-boot kan op 1 kilometer, geen oorlogsschip op 2 kilometer van de klok naderen, zonder dat de wacht in het havenstation gewaar schuwd wordt, daar de alsdan opgewekte elec trische stroom daar een mechanischen toestel doet werken, waardoor lichtstralen uitgeschoten worden, een kanon afgevuurd of eene bel in beweging gebracht wordt. Gij liegtzeide ik ernstig en gestreng. Juist uw trots, uwe weerspannigheid weêrspreekt u. Weêr rilde de gevangene, alsof eene inwendige macht hem dooreen schudde. Zijne oogea begon nen te schitteren, er sprak een woeste gram schap uit, hij balde de vuist, richte zich op en bleef in dreigende houding recht voor mij staan. Ik voelde geen vrees, maar ik verwachtte, dat er iets buitengewoons zou gebeuren, dat Strauss berg geweld zou plegen. Maar die drift was in weinige oogenblikken overwonnen Straussberg was weêr bedaard, en toen hij weêr was gaan zitten, hoorde ik hem zacht alsof het uit de verte klonk, zeggenEen leugenaarja, ja, het schijnt zoo en toch heb ik nog nooit een leugen gezegd. Hebt gij ook uwe schuld bekend, open eu eer lijk, berouwvol en boetvaardig? vroeg ik luidde. Mijne schuld? herhaalde Strausberg. En toen ik niet antwoordde, lachtte hij overluid, maar zoo schel, dat het meer op gillen leek. Ach ja, zeide hij toen ernstig, bijna treurig, ilk ben im mers veroordeeld en moet dus wel misdaan heb ben. Is het niet zoo, mijnheer Is er nog eene bekentenis noodig? Maar hoe nu, mijnheer, ging hij levendig voort, als ik eens geene schuld te bekennen had, als ik aan de mij ten laste gelegde misdaad eens zoo onschuldig ware als de lieve zon, of als gijmoest ik dan nog schuld beken nen Moest ik misschien eene bekentenis ver zinnen? Misschien alleen om aan mijne veroor- deeling beteren grond te geven en het geweten mijner rechters gerust te stellen? Nu, mijn heer, spreek dan toch, zeg mij, wat ik in dit geval doen moest, om mijn geweten niet te bezwaren Ik moet bekennen, dat ik op deze vragen niet voorbereid was en zij mij dus eenigszins over vielen. Bovendien bracht de gelaatsuitdrukking van den gevangene mij in de war. Daarin lag smart en oprechtheid tevens en de inspanning om de hevigste gemoedsaandoening met geweld te onderdrukken. Die inspanning bracht hem het zweet op het voorhoofd. Hij had geen neusdoek bjj zich om dit af te drogen. Enkele zware droppels rolden over zijne wang, hij veegde deze met de hand weg en droogde die aan zijne broek af. Zoo eenige malen achtereen. Toen hield hij de hand aan het voorhoofd en ondersteunde zoo zijn hoofd, alsof hem dit te zwaar werd. Het was een aandoénlijk gezicht. Ik wist waarlijk niet, wat ik denken of doen moest. Na eene poos liet hij de hand weêr zakken, richtte het hoofd op en hief dit recht en trotsch omhoog. Toen sprak hij langzaam, maar luid en krachtig, terwjjl hij mij wantrouwend aanzag: Het is de moeite niet waard, er van te spreken. Geloof maar, mijnheer, dat ik schuldig ben let niet op hetgeen ik straks zeidebeschouw dat als het gepraat van een waanzinnige houd u slechts daaraan, dat ik levenslang in het tucht huis zit. Kan ik dan nog wel hoop koesteren Ware dat niet de grootste dwaasheid, de dolste onzinnigheid Op zekeren Maandag trad ik eenigszins vroeg de kamer van den directeur van ons tuchthuis binnen en wel juist, toen deze een gevangene bij zich had. Dat komt over het geheel weinig voor. In den regel krijgt de directeur op een bepaalden tijd van den dag de schriftelijke rappor ten der opzieners, waarin de overtredingen der orde, door de gevangenen gepleegd, kort zijn aan gegeven. Deze rapporten vormen eenig en alleen de grondslagen voor hunne behandeling, want de gevangene wordt niet verder gehoord en op verontschuldigingen, zoo die al gemaakt kunnen worden, wordt geen achtgeslagen. Voor de mate van straf zijn geene wettelijke bepalingen, de directeur meet de straf toe naarmate van het misdryf in eerste en laatste instantie en duldt hierbij ook geene tusschenkomst. Daar ik dit alles wist, moest ik uit de onmid dellijke aanraking van den directeur met dien gevangene opmaken, dat er iets zeer buitenge woons was gebeurd, of dat er eene bizondere belangstelling in dezen man moest bestaan. Zijn voorkomen was dan ook zeer geschikt, belangstelling op te wekken. Het was eene jeug dige, hooge en krachtige gestalte met een onge- bogene, loodrechte houding. Het gelaat vertoonde leeds de eigenaardige, grauwgele gevangeniskleur, maar tusschen de sterk gewelfde, zwarte wenk brauwen teekende zich een geweldige trots, om de eenigszins vertrokken hoeken van den mond speelden hoon en verachting, en de werkelijk schoone oogen blikten met gebiedende koenheid om zich heen. En toch was over het geheel eene onbeschrijfelijke weekheid verspreid en in het diepst der oogen was eene kinderlijke goedhar tigheid te lezen. Gij wilt het er dus op laten aankomen vroeg de directeur, terwijl hij zich na mjjne binnen komst weer tot den gevangene wendde. Ja, ik moet, ik mag niet anders, antwoordde deze bescheiden, doch vastberaden. Menschriep de directeur woest uit, gij velt uw eigen doodvonnisik zeg u, gij moet te gronde gaan. Het komt er op een weinig vroeger niet aan. Het moeielijkste heb ik doorgestaan. De geest is reeds dood, het lichaam heeft alleen nog te lijden. Dit sprak de gevangene met zekeren weemoedi- gen ernst, eigenlijk niet als een antwoord, maar meer in zichzelven, als wilde hij zijn handelwijze voor zich zelven rechtvaardigen. Ik meen het goed met u, begon de directeur na eenig zwijgen daarom raad ik uschik u naar de regelen van het huis. Gij kunt dat, als gij maar wilt. Trots kan hier niet geduld wor den, en ik heb middelen genoeg in handen, om dien te breken. Laat het er niet op aankomen gij zijt de eerste niet, tegen wien deze middelen zijn aangewend en gij zult ook de laatste niet zijn, die tot het uiterste tegenstand biedt. De gevangene zag donker voor zich, maar antwoordde nietshij scheen dat voor onnoodig te houden, of misschien overzag hij in den geest het lijden, dat hem moest treffen. Vergeet niet, ging de directeur voort, dat gij voor levenslang hier zijt en zes dagen tijd hebt om tot betere gedachten te komen. Ga nu aan uw werk. Koningin Margherita van Italië is een zeer schoone vrouw, die een hoogst gelukkig leven met haar vorstelijken gemaal leidt. Zij was de bekoorlijkste vrouw van Europa, doch de tand des tijds, knaagt ook aan hare schoon heid en het is nog niet lang geleden, dat zij tot den koning op half droevigen, half ernstigen, toon zeide „Ik ben nu te oud om nog langer witte toi letten te dragen." Koning Humbert glimlachte en antwoordde „Laat ons een veertien dagen nemen om over die zaak na te denken." Nauwelijks was die termijn verloopen, of de koningin ontving een grooren koffer, waarin een zestal kostbare toiletten, alle wit van kleur, zorg vuldig gepakt waren. Op den bodem ontdekte de koninklijke vrouw, een sierlijk étui, dat een gouden armband met edelgesteenten bleek te be vatten, terwijl daaraan, aan een gouden ketting een ivoren plaatje hing, waarop met sierlijke let ters geteekend stond „De beslissing des konings." Eene oude, arme weduwe op het eiland Jer sey was sedert verscheidene dagen door hare buren niet gezien. Men maakte zich ongerust en verschafte zich toegang in hare woning. De oude lag ziek in bed en had blijkbaar voedsel noodig. Iets van dien aard vonden de buren echter niet, maar wel van 8000 p. st. tot 16,000 p. st. in goudstukken, bankpapier, enz. op allerlei plek jes verstopt. Vrijdagmiddag kwamen te Dover in eene scheepsboot negen schipbreukelingen aan, een gedeelte der bemanning van het Fransche stoom schip Cacique, dat op weg van Havre naar Duin kerken, Donderdagnacht op zes mijlen afstands van Dungeness, door een onbekend groot stoom schip werd aangevaren. De Cacique (1250 ton) werd dicht bij de machinekamer doorboord en zonk spoedig. Toen het vreemde stoomschip zich losgewoeld had, vervolgde dit zijn weg, ondanks het geschreeuw der mannen op het zinkende schip. In een der booten wisten zich te redden de eerste en tweede machinist, de bootsman, een matroos, drie stokers, de hofmeester en de jon gen zij bereikten eindelijk Dover. Water van den kapitein en twaalf man werd, wisten zij niet te vertellen. Volgens opgaaf van het bureau Veritas zijn in de maand Januari II. vergaan 76 zeilsche pen, omtrent 8 van welke zulks bij ontstente nis van alle tijding ondersteld wordt, te weten 19 Engelsche, 17 Amerikaansche, 13 Noorsche, 11 Grieksche, 6 Duitsche, 3 Fransche, 3 Zweed- sche, 1 Deensch, 1 Spaansch, 1 Nederlandsch, 1 Italiaansche. Voorts 23 stoomschepen, omtrent 1 van welke eveneens niets bekend is, namelijk 8 Engelsche, 5 Fransche, 2 Grieksche 2 Noorsche, 1 Duitsch, 1 Amerikaanscb, 1 Oos tenrijkse!), 1 Deensch, 1 Italiaansch, 1 Tmksch. Er zijn weinig fouten, ja misschien geene, die niet voortkomen uit luiheid. Multatuli. ’t Is de korte geschiedenis van menig goed, Dat de vader ’t vermaakt en de zoon het verdoet. Er vaart veel geklets onder de vlag „vox populi”. Er zijn vragen, die men beter met de schou ders dan met den mond beantwoordt. Menig geheim zou men niet vernomen heb ben, als het geen geheim was geweest. Mevrouw bij een souper tot bare dienstbode: „Meisje hoe dikwijls heb ik je al gezegd, dat je de menschen aan de linkerzijde moet pre sen teeren”. „Och mevrouw, dat is toch maar bijgeloof”. Maandagmiddag om ongeveer half vijf is in het Ned. Panopticum te Amsterdam, een vrouw, die over een in den vloer aangebrachten glazen plaat liep, die door het wegbreken van den dwaal tuin was vrijgekomen, daardoor gezakt en in het café terecht gekomen. Zeer gevaarlijk gekwetst werd zij naar het gasthuis vervoerd. Op het oogenblik dat men in ons land moeite doet om den verboden vee-invoer naar Duitschland op te heffen, wordt over de gren zen even sterk daarnaar verlangd. Door de lang durige sluiting der Duitsche grenzen is men in Pruisen zoo verlegen om vee, dat de markten in de grensplaatsen bijna niet gehouden kunnen worden. Ongetwijfeld zal de Duitsche, wanneer zij bovenstaand verzoek ontvangt, met dit ver schijnsel rekening houden. Zoowel de ingezetenen van Baarle-Nassau als die van Baarle-Hertog zjjn, met nadruk op gekomen tegen die willekeurige verandering van hunne nationaliteit, waartoe de Nederlandsche en Belgische Regeeringen wilden overgaan. Zij werden verruild zooals men grond of vee ver ruilen zou. De Vertegenwoordiging in beide landen moes ten nog slechts hare toestemming tot dezen menschenruil geven. Het schijnt echter dat de Regeeringen haar plan hebben opgegeven, althans het onderzoek van deze overeenkomst is aan de afdeelingen der Tweede Kamer onttrokken en de hoop bestaat, dat men althans van dit plan zal afzien. In de Indische bladen leest men De opstandelingen op de Aroe-eilanden nader den onlangs onze vestiging met 75 prauwen, in elk waarvan pl.m. 20 personen waren gezeten. Onze posthouder liet op goed geluk uit een ouderwetsche, sinds de vorige eeuw op non-acti- viteit gestelde lila een kogel op de vijandelijke vloot afschieten, die waarlijk doel trof en een der prauwen in zinkenden toestand bracht. De overige 74 vaartuigen geraakten door dit ongeluk zoo in de war, dat ze hals over kop het hazen pad kozen en zich vooreerst niet meer lieten zien. Getuigt het voorval van de roofzucht der inlanders, de tegenwoordigheid van geest van den posthouder en de bruikbaarheid van oude kanonnen tevens geeft het bericht een blik op den Oosterschen stijl van den steller. Prauwen die „hals over kop het hazenpad kiezen," be- hooren tot de hoogere beeldspraak. Een Italiaansch beeldhouwer te Nieuw-York, den doorluchtigen naam voerende van Michael Angelo di Lucca, had vier vrouwen. Vrijdagnamid dag kwamen de dames bij afspraak in ’s mans atelier bijeen en er volgde een heftig tooneel, waarvan het einde was dat Michael Angelo de straat op vluchtte, door zijne verbolgen echtge- nooten nagezet. Hij nam de wijk bij een geheim Italiaansch genootschap waarvan hij lid is en naar men zegt zal hij eerst wegens veelwijverij vervolgd worden wanneer hij een voor de ten toonstelling te Chicago bestemd beeld heeft vol tooid. In Wurtemberg kwam onlangs de onschuld aan het licht van een arbeider, die'reeds 2'/j jaar in het tuchthuis had doorgebracht. Thans heeft hem de Koning, op voorstel van den minister van Justitie, 1500 mark als schadeloosstelling toegekend uit het voor gratificatiëen bestemde Staatsfonds. Velocipèdemanie.„Twee wielrijders, Ter ront en Corre hebben gedurende dagen en nach ten langs een ellips-vormige baan gedraaid om zjjne veroordeeling wegens doodslag, maar zeide niets van zijne schuld of onschuld, ook niets van wat hij gevoeld of geleden moest hebben, en sprak in het algemeen zoo, alsof hij niet van zich zel ven, maar van een derde sprak. Daarna wilde ik zijne herinneringen eens op wekken. Hebt gij daar buiten niemand achter gelaten, die deel in uw lot neemt vroeg ik, terwijl ik hem vertrouwelijk aanzag. Neen, antwoordde hij snel. Geen vader, geen moeder, geen broeder, geen zuster Neen, neen, antwoordde hij haastig. Ook geen vriend Zou er dan niemand zijn, die in liefde aan u denkt en wenschte, dat gij vrij mocht zijn Straussberg antwoordde niet hij staarde met neêrgeslagen oogen strak voor zich. Niet waar? zeide ik hartelijk, ge staat niet zoo geheel alleener is nog iemand, die uw lot betreurt. Ik had daarmede eene gevoelige plaats aan geroerd, dit zag ik duidelijk. Straussberg rilde, wrong de handen ineen, zijne zenuwen en spie ren zwollen op, alsof zij in de uiting van één oogenblik eene bovenmatige kracht moesten verbruiken. Maar zijn mond bleef gesloten, men hoorde geen geluid, hij onderdrukte zijne inwen dige aandoening. Nog altjjd was zijn hart niet week, zijn trots niet gebroken. Ik had alleen de herinnering opgewekt, nu moest ik ook nog het gevoel in hem verlevendigen, de hoop in hem □doen ontwaken. Straussberg, begon ik na een oogenblik zwij- gens, wenscht gij niet vrij te zijn Neen, bracht hij met moeite uit. Dat is treurig, zeide ik en kon daarbij mijne aandoening nauwelijks bedwingen. Gij zijt nog jong. Wilt gij het lange leven, dat nog voor u ligt, zoo geheel in het duister doorgaan, zou daar geen straal van hoop binnen dringen, om u voor te lichten Straussberg, ik weet het, er is een mensch, die om u een traan, ach, wat zeg ik, ontelbare tranen weent. Zoudt gij niet met dien eene vrij en onbelemmerd door het leven willen wandelen Ik had, terwijl ik dit zeide, aan de moeder van den gevangene gedacht, die volgens de akten nog in leven was. Straussberg beurde het hoofd weêr op en zag mij aan. Zijn oog was droevig, donker, droog. Men las er eene vreeselijke mate bittere smart in. Maar dat niet alleen, er lag voor mij ook een verwijt in, dat ik die smart op nieuw had doen voelen, toegeschroeide wonden opnieuw bloedig opengescheurd. Deze blik maakte mij een oogenblik verlegen; ik vergat mijn doel, en dacht er slechts aan, dat Straussberg ontzag lijk lijden moest. Maar waaromDeze beide trotsch uitge- stooten woorden die naar allen schijn nog door anderen moesten gevolgd worden, herinnerden mij eerst weêr aan de taak, die ik mij gesteld had. Vraagt gij dat nog, antwoordde ik op verwij tenden toon. Voelt gy dan niets meer in uwe borst Is dan werkelijk al het menschelijke in u gestorven Leeft dan daarin geene herinnering, geene enkele begeerte meer Neen, neen riep Straussberg woest uitmaar rustiger voegde hij er bijMijne borst is een diep graf, daarin rust alles, wat ik eens liefhad het deksel is dik, de zon kan niet tot op den bodem komen, daaronder is alles koud dood... Van Sneek Te Bolsward Harlingen Van Harlingen Te Bolsward Sneek 1 V. ca

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1893 | | pagina 4