NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD BOLSWARDENWONSEBAÖEEL Donkere en Far 1893. De eerste Ooievaar. Twee en dertigste Jaargang. No. 11. ZWARTE en GEKLE BUITENLAND. ÖNTVj B I N N E NLa“n eene groote Sorteer in DONDERDAG 16 MAART. VOOR door de hoop be- Het zestal uit de kar. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. "VN goe’ £emeente te verblinden, groot is. „Dankzij v® '13 de Standaard-Morofortn, spreekt het geweten Hat ant.i-rp.vnliif.innaii'A vnlo-plincrpn q1 flauwnr on Nadere inlichtingen bi de N. A. S. M. Afdeelin bij den Inspecteur v/h Noorden, Zuiden en bij de Agenten. Zekere vrouw Chopards, beschuldigd van spionage, is door de rechtbank te Belfort veroor deeld tot drie jaren gevangenisstraf en eene boete t Uitrit?II uvö t» o e xx begrepen, en weinige uren daarna lagen de vijf broertjes en zusjes in heerlijke frissche bedjes naast elkander, en groot was hun blijdschap, toen ook hun jongste broertje den volgenden dag daarbij werd gebracht. Het waren allen lieve, zachte kinderen, en zelden zagen wij zulk een sterken band van on derlinge liefde en gehechtheid, als in dit arme gezin scheen te heerschen. Het eene kind droeg aandoenlijke zorg voor het andere geen woord van twist, geen enkele ruwe uitdrukking kwam ooit over hunne lippen, en toen zij langzamerhand allen beter werden, toen waren de vreugd en de dankbaarheid van den vader even groot als zijne droefheid was ge weest. Ook de moeder en de oudste kinderen waren intusschen hersteld er werd reeds gedacht en gesproken over de blijde thuiskomst van allen, en allerlei plannetjes werden dagelijks door de kinderen en de verpleegsters gemaakt. „Wat zou moeder opzien, als zij hare kinder tjes met nieuwe kleederen aan terugkreeg!“ en „wat zou het heerlijk zijn, om driemaal in de week in het Kinder-Ziekenhuis te mogen komen, om ’s middags mee te eten en dan in den tuin te blijven spelen tot vader hen ’s avonds kwam halen Maar, daar viel eene droevige schaduw over al die vreugdeHet kleinste broertje ging niet meer mee naar huis in de kar. Het Kinder-Zie kenhuis was zijn laatste woonplaats op aarde hij had het zwervende leven niet lang mede ge maakt. Met bittere tranen werd het lieve speelpopje door allen betreurden toen het zoo verlangde uur kwam, dat vader de kinderen naar huis zou halen, toen waren ze allen wel blij en dankbaar, maar de rechte vroolijkheid ontbrak toch. Tegen het eind van den zomer kwamen de kinderen nog een laatst afscheid nemen van de vriendinnen in het Kinder-Ziekenhuis de zwerf tochten werden weder aanvaard cn „het zestal uit de kar1* behoorde spoedig al weder tot die reeks van kleine tafereelen, waarvan ieder, die in onze omgeving werkzaam is, zich allengskens eene geheele verzameling bijeengebracht heeft.1* ^XXXXXXXXX^XXXXXXXXX^ Het jaarverslag van de zoo nuttige inrichting Het Kinderziekenhuis te Amsterdam, dat steedi van zooveel zorg en toewijding getuigt, bevat her volgende treffende verhaal uit het leven van ker misreizigers „Nimmer had zich nog in het Kinder-Zieken huis het geval voorgedaan, dat zes kinderen uit hetzelfde huisgezin tegelijk daar verzorgd werden. Dit toch vond plaats in het begin der maand Mei, toen een, van smart en zorg radelooze vader opname kwam smeeken van zes, door typhus aangetaste kinderen. Dat dit hem werd toege staan spreekt wel van zelf, en nog dienzelfden dag werden vijf der kleine zieken per vigelante gebracht, terwijl het jongste kindje, omstreeks een jaar oud, den dag daarna volgde. Het zwaar beproefde gezin bezat geen vaste woonplaats, maar reisde in eene kar van stad tot stad, en bevond zich toen op een veld in de nabijheid van Amsterdam, waar meer dergelijke zwervelingen in karren huisden. De ouders verdienden den kost door het ver- toonen van eene poppenkast, en eenige der kin deren liepen met negotie. Onder de bewoners der kleine karren-kolonie was de typhus uitgebroken, en van het ons be kende gezin waren de moeder en de zoon het eerst aangetastdaarna kreeg de oudste dochter dezelfde ziekte en bijna tegelijk begonnen ook de zes jongste kinderen te klagen. Allen lagen ziek en in de diepste ellende in de kleine ruimte der kar dooreen de vader wist niet wat te beginnen op raad van anderen wer den de moeder en de oudste zoon, die in zorge- lijken toestand verkeerden, naar het Gasthuis gebrachtdo dochter scheen minder gevaarlijk aangetastmaar voor de kleine kinderen was noch hulp noch verzorging te vinden. Daar noemde iemand het Kinder-Ziekenhuis, en in aller ijl haastte de arme vader zich daarheen. In verwarde woorden wist hij ter nauwernood zijn verzoek mede te deelen, maar hij werd toch De doopsgezinden van orthodoxe richting te Aalsmeer zijn voornemens daar een kerkgebouw te stichten tot het beoefenen van hunnen gods dienst. In de „Kroniek1* van de Stemmen voor waar heid en vrede velt dr. A. W. Bronsveld een oor deel over de houding van de hoofdredactie van de Standaard, in zake de Leeuwarder verkie zing. De heer Gerritsen werd, zoo het heette, ge steund omdat hij meer kans bood dan de liberale tegencandidaat om de kieswet te doen aannemen, maar volgens dr. Br. waren hier geheel andere beweegredenen in het spel. De intimiteit tusschen radicalen en anti-revolutionairen, welke te Am sterdam heerscht, werpt, volgens hem, op de be doeling van dr. Kuyper het ware licht. Er zijn twee zaken, die dezen volksmenner steeds voor den geest staan, en die hij onver moeid najaagt. Hij wil allereerst zijn „vrije uni- versiteit11 volkomen gelijk gesteld zien met de rijksuniversiteiten. En vervolgens hoopt hij den ondergang te beleven van de Ned. Herv. kerk. Tot het bereiken van dit tweeledig doel kan hij steun vinden bij hen, die zich zelven radica len noemen. Kwam de kieswet van den minister Tak tot stand, o wat viel er dan veel te hopen van een samenwerking op groote schaal van anti revolutionairen en radicalen! Wat zou er dan worden gesloopt en omvergehaaldWat zou te midden van die puinhoopen fier omhoog rijzen die nu zoo kwijnende „universiteit 1“ Wat zou men er spoedig toe overgaan, om allereerst de gemeente-universiteit te Amsterdam, en daarna minstens één der rijksuniversiteiten op te heffen, en de godgeleerdheid te verbannen van de hooge- scholen, die men liet voorbestaan. De haat tegen allen godsdienst bij de radicalen zou zich huwen aan den haat tegen de Ned. Herv. kerk bij de „gereformeerden1*, om aan die „gezindheid1* allen mogelijken afbreuk te doen, haar te smaden en te vernederen, en dr. Kuyper kon van het tooneel aftreden in de zoete voldoening, dat hij zich ge wroken had over al zijn vijanden. Of dan ons volk in gelukkiger staat zou ver- keeren dan nu? Of dan het godsrijk zou zijn uitgebreid Daar is niemand, die met eenigen grond het gelooven kan. Zoodra de stortvloed van 500,000 nieuwe kiezers ons land zou hebben overheerd, zou het blijken, dat de sociaal-demo- craten en de anarchisten sterker waren dan het kleine leger der radicalen en het betrekkelijk ook niet groote aantal anti-revolutionairen. En wat wij van de sociaal-demacraten te wachten heb ben, blijkt uit de bekende Zwolsche motie. Met het effenen van den weg dier revolutio naire partij is thans de Standaard bezig, het hoofdorgaan der anti-revolutionairen in ons vader land. Dr. Kuiper zal eens voor God moeten verant woorden wat hij deed, en wij kunnen aan dat oordeel niet zonder ontroering denkenmaar wat moeten wij zeggen van de leden der Ned. Herv. kerk, die door dezen man nog altijd zich laten leiden waar het de staatkunde geldt, cn nog alle dagen trouwelijk lezen wat hij den volke ver kondigt Gewag makende van het optreden der toon gevende leden van de anti-revolutionaire partijen de heeren Huber, Beelaerts en A. baron van Dedem verklaart dr. Bronsveld met belang stelling den loop der dingen af te wachten. Zal er scheuring komen in de partij ’t Is volgens hem duidelijk, dat dr. Kuyper alles op het spel zet om te triomfeeren, terwijl zijn macht om de Achlum, 14 Maart. Terwijl dit voorjaar ook uit deze plaats zich weder personen opmaken om hun geluk aan de overzijde van den Oceaan te beproeven, komt vandaar de tijding, dat een klein gezin, hetwelk voor een paar jaren naar de Vereenigde Staten is vertrokken en ’t welk het daar volgens eigen bekentenis goed gegaan is, voornemens is de oude landpalen weer op te zoeken om er zich opnieuw metterwoon te ves tigen, als de Mei weer in ’t land is gekomen. Leeuwarden, 14 Maart. Hoe aanzienlijk het getal werkelijk „radicalen1* hier is, bleek Zaterdag avond, toen eene vergadering werd gehouden, om te Leeuwarden eene radicale kiosvereeniging op te richten. Niet meer dan 20 personen zijn als leden toegetreden. De vereeniging is er dus. Er is natuurlijk een reglement vastgesteld en een be stuur, van drie leden gekozen. Als iets bijzonders, waarover vooral de ver- veners zich verbazen, kan worden medegedeeld, dat in ons land van turf, in de veenkolonie Wil- dervank, voor eene firma daar, een schip met turf uit Pruisen is aangekomen. Ofschoon onze veenbazen nog een grooten voor raad turf hebben en velen niet geneigd zijn dit jaar veel nieuwe turf te laten maken, is de prijs van de Duitsche turf beneden alle mededinging. Bij het le reg. infanterie is als milicien ingedeeld en in dienst gesteld de 20-jarige J, ter Brug, uit Joure, die eene lengte heeft van slechts 1.242 M. Hij heeft vergeten zijne geringe lengte als reden tot vrijstelling aan te geven en moet daarom tijdelijk ingelijfd worden. De grijze Wintervorst heeft zijn Heersehersstaf moeten afleggen, al toont hij zich een enkelen dag of nacht nog onwillig om ons voor goed te verlaten. Hij kan de Rivieren niet meer met ijs bevloeren. Hij kan in den feilen noordooster geen bondgenoot meer vinden. De Schepter is van hem geweken. De eerste ooievaar is gezien en de betere dagen zijn in aantocht. „Ze zijn er nog niet,11 zegt de pruttelaar. „Ze komen,zegt de blijmoedige. En de hoop, die liefelijke adem des levens waait ons tegen in den westen wind, al voert die wind ook regen en storm aan, meer dan ons lief is en al grijpt men nog naar een dikken pijekker of jas, als men uitgaat. Daarom eerste lenteboden, wij groeten u. We heeten u van harte welkom. Maar zegt ons, hoe komt het, dat ge onze goede stad en hare om streken, zoo schaars met een bezoek vereert? Och, ik verzeker u, dat men uwe vrijheid hier zoo goed als elders eerbiedigen zal. Maar wat u ook beweegt uwe luchtgymnastiek hier niet te vertoonen, als we vernemen dat ge weer uwe intrede in ons waterrjjk land hebt gedaan, dan groeten en danken wij u ook, al is het dan uit de verte. Hooren wij, dat gij gekomen zijt, dan wordt ons gemoed even zeer door de hoop be straald, alsof we u zagen. Ooievaar, gij zijt de eerste die ons doet hopen. De primula veris en het veldviooltje komen na u. en die het eerst doet spreken van gewenschte dingen, heeft zeker ook de eerste aanspraak op onzen blijden welkomstgroet. „Voortaan al de dagen der aarde zullen zaaiïng „en oogst, en zomer en winter en koude en hitte „en dag en nacht niet ophouden.1* Dat is de oudste, ons bekende toezegging, en het weder- keeren van deze gevederde vrienden, herinnert ons daaraan, ’t Is de hoop die ons influistert „ziet ge, de ooievaar kent zijn tijd en brengt de belofte mede, dat het gelaat des aardrijks weder vernieuwd zal worden als van ouds. En die hoop is niet bedriegelijk. Ze is voor ons eigenlijk geen hoop meer. Als wij doorden ken gaat ze over in blijde verwachting. Want naar de eeuwige wet der natuur moet de aange name tijd volgen als de barre verstreken is. En als we leven (zooals nu) in den tijd van overgang van bar tot beter, dan moge dit ons wat lang duren, en zouden we de verwisseling wat spoedi ger wenschen, „ze zal komen,1* zegt de hoop „ze komt zeker,11 zegt de verwachting, de goede ge wenschte, betere tijd, die alles weder zal doen groeien en bloeien en met zonneglans bestralen. Wij leven in meer dan éénen zin, in een tijd van overgang. En gaat in het maatschappelijk leven de overgang even kalm, even geleidelijk,, even zeker; volgt ook daar het betere op het goedevolgt ook daar de lente op den winter; wat zouden we ons daarin verheugen. Wie zal de eerste zekere bode zijn die ons be richt dat wij dit mogen hopen en verwachten en wanneer zal hij komen? Wie weet hoevee geslachten nog zullen komen en gaan, eer d< menschheid tot die kalmte zal komen, die volger moet op de stormen die wij hooren naderen ei de onweders die we vreezen Hoop doet leven. Wij kunnen niet buiten haar. Maar toch, als het wezen kon, zouden wij, even' als in de natuur zoo graag de eerste lenteboden zien voor het leven der groote broederschap, die „menschheid1* heet. Geurt en Govert waren buren. Dat wil hier niet zeggen, dat ze precies naast elkander woon den en hunne huizen of erven elkander raakten; want er lag een afstand van een groot half uur gaans tusschen hunne hoeven. Ze waren boeren in denzelfden polder en pachters van denzelfden Heer en tusschen hunne Hofsteden lagen geene andere. Geurt bewoonde „Heerewaard1* en Go vert „Ganzenoord1*, en in kwaliteit van landbou wers waren ze dus buren, en zelden spraken zij elkander dan ook bij naam of toenaam aan. Zulk eene verhouding is vrij wat hartelijker, dan die van stedelingen. Daar kent de een soms den naam niet van zijn buurman, die door een half steens muurtje van hem gescheiden is. Geurt woonde ’t verste van de stad en reed hij er heen dan kwam hij vaak bij Govert opsteken en zeker eens in ’t jaar overnachtte hij er, en wel als het den volgenden dag paardenmarkt wezen zou. Dan werden de zaken van koop en verkoop besproken, en als de dag pas aan den hemel kwam, stapten beiden in het karretje van Geurt en reden, gedost in blauwe kielen en met klompen aan de voeten samen ter markt. En zoo zien we dan Geurt weder op den 5den Maart 1800 en zooveel, welgemoed het erf van Govert oprijden, waar deze, die hem reeds van verre zag aankomen, al vast de poort openzette, om den buurman te ontvangen, die steeds een welkome gast was. „Het goên dag, buur1*, werd gewisseld en wel haast zaten beiden aan den gezelligen haard want het was koud, al was de korte maand al gepasseerd, en Pleun, de oudste zoon, die men, zooals de vader zei, bij verkorting „Bartholomeus11 noemde, had paard en kar onder dak gebracht. Toen de oude lui zoo een poosje hadden zitten keuvelen, kwam Bartholomeus binnen, gaf buur Geurt de hand en wenschte toen alle aanwezigen geluk, „want hi had d' eerste ei voor zien vliegen.* Lachend hadden Govert en Geurt dien wensch aangehoord, en Govert zei„dat 's een goed tei- „ken voor mergen. Je het em ommers zien vlie- „gen, Bartholomeus?11 „Wel wis en drie,11 zei deze, je het geen nood „dat je 't mergen verslaopen zei.1* En een deun tje fluitend ging hij weg. De boeren zeggen dat, als men den eersten ooievaar ziet, terwijl hij vliegt, men dan vlug en flink bij ’t werk zal wezen, maar als men hem ziet terwijl hij zit of staat, dit beduidt, dat men traag en loom zal zijn. Men denke hier echter niet aan bijgeloof, maar aan eene aardigheid die de boeren onder elkander wisselen, en die nog al in den smaak schijnt te vallen, daar zij telken jare wordt gedebiteerd. Er zijn te dien aanzien meer dingen die on- verslijtelijk schijnen. De ooievaar brengt immers nog altijd de broertjes en zusjes thuis en zegen op het erf waar hij zijn nest bouwt Eén ding is echter, Gode zij dankafgeschaftde misda diger krijgt geen ooievaar meer op zijn rug. De meeste landlieden zien graag een ooievaars nest op hun erf en bouwen zelfs op de nokken hunner daken een toestel om de vogels te lokken hun nest daarin te vestigen. Den volgenden morgen waren allen vroeg in de weer en Bartholomeus had zich niet verslapen. Onderweg zagen de oudjes ook hun eersten ooie vaar vliegen, maar of hun marktdag goed of slecht geweest is ben ik niet te weten gekomen. „Hij had den eersten ooievaar zien vliegen.*1 Dat was een goede tijding. De ooievaar toch komt ons vertellen dat de lente in aantocht is en als hij in Augustus ons weder verlaat zegt hij ons dat het mooi er al weer af- en de koude tijd op hand is, al brengt hij beide boodschappen wel wat vroeg. De lente laat zich soms zoolang wachten en het najaar kan nog zulke mooie dagen geven. Zijne boodschappen en aanzeggingen zijn echter altijd door de uitkomst bewaarheid. De lente is altijd gevolgd na zijne komst en de win ter heeft nooit vergeten te komen na zijn vertrek. Als hij zijn oud nest weer opgezocht heeft en zijn geklepper wordt gehoord over de velden, dan wordt het vee onrustig op stal; de arbeid hervat, de grond omgewoeld, de zaaigranen uitgestrooid, de andere gewassen gepoot en alles zegt u „de winter is voorbijgegaan en de herleving op de dorre velden en bosschen en heiden en beemden is ophanden.1* Slechts bij uitzondering heeft men zulk hard weder in ’t begin van Maart, dat de voorberei dende werkzaamheden bij den landman niet be gonnen kunnen worden en beleeft men zulk eene uitzondering, dan is het regel dat de ooievaar zijn retour wat later stelt; zeker omdat hij liever niet wil bevriezen, maar zekerder omdat de hooge noordelijke winden, zijn overtocht al te zeer be moeilijken. Hij wacht dan op betere gelegenheid en aanvaardt, als een ervaren luchtschipper, de reis niet, voor er kans is op behoudene aankomst. Dat zien van den eersten ooievaar is in elk geval een goede tijding. Als we die vogels zich in Augustus zien verzamelenhen hunne jongen zien oefenen in het zweven en zwaaien en scheren en klapwieken, in één woord, als we zien hoe die langbeenen zich gereed maken voor de groote verhuizing, dan ontwaren wij een gevoel van vrees voor het barre en harde Seizoen dat volgen moetmaar als we die gasten in ’t voorjaar zien terugkomen, dan gevoelen wij dat, al is de maand waarin dit schier altijd geschiedt, meer befaamd en berucht dan beroemd en gezocht, toch de hoop ons streelt op betere dagen. der anti-revolutionaire volgelingen al flauwer en flauwer om eindelijk te zwijgen.1* Wekt ’t niet iemands toorn, zegt de Haag- sche correspondent der N. Gr. Ct., als hij ziet hoe de Tweede Kamer in vrij nuttelooze en lang gerekte discussies de dagen volpraat, omdat men toch eenmaal vergaderd is en tot de stille week moet bijeenbiijven Is ’t geen verkwisting van den nationalen tijd om een ganschen dag zoek te maken met de discussie over een wijziging der schutterij wet, teneinde den Zondag niet door oefeningen en wapenschouwingen te ont heiligen en dan, als men niet alleen zijn doel bereikt, maar bovendien voor andersdenkenden ook ’t recht verovert om op zijn kerkelijke feest- en rustdagen vrijstelling van schutterlij ken dienst te verkrijgen, het voorstel te zien terugnemen, gelijk de heer Donner ons vertoonde? Is ’t niet een spotten met recht en billijkheid, als men weigert een Ne ierlandsch staatsburger, die in een gewichtige zaak als de Tjiomas-aan- gelegenheid recht zoekt te erlangen, met een kluitje in 't riet stuurt door zijn adres ter griffie te deponeeren en weigert er den Minister van Koloniën over te hooren? Wekt het geen erger nis, ook bij u, als ge de oppositie verneemt die tegen de mailcontracten oprijst, nadat het uit voerig verslag der Kamer het vermoeden gaf, dat er bijna geen bezwaren meer tegen beston den In de Postillon van 12 Maart komt eene prijsvraag voorde teekening van een postzegel, Nederland waard, die getoetst kan worden aan de eischen der kunst, en voldoet aan de eischen des tijds. De twee uitgeloofde prijzen zijn twee Croiset- albums ter waarde van f20 en van f9,50. Inzendingen moeten worden geadresseerd aan den heer H. Croiset, Passage no. 9 in den Haag, onder de gewone voorwaarden voor de antwoor- Bolswardsche Courant

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1893 | | pagina 1