MEUBELEN in de grootste verscheidenheid steeds voorhanden. A. FABER s it Fisclier, z Dames I Stemmen uit den Vreemde. GEMENGD NIEUWS. J. J. VAN DER HOEK, Appelmarkt, BOLSWARD. 5 s MEÜBELM AG AZIJN voor alle standen sints 16 jaar gevestigd op het NIEUWE MARKTPLEIN. Tandarts J. F. RUEB. Tandheelkundige Operatiën- firma J. JAKLES bericht aan zjjn geëerde begunstigers dat hij SneekBolswardHarlingen. GO Billijke prijzen! Nieuw Marktplein, ver eigenaardige tint in het bloed van UJ ca LdU ca a. v. a. v. a. v. 5,15 6,— 5,15 6,— man, i den Stoomdruk Firma B. Cuperus Az., Bolaward. 9,5 9,59 7,— 8,15 8,55 12,30 1,10 2,30 9,25 10,45 11,30 3,20 3,55 5,15 12,15 1,50 2,30 7,15 s- 9,15 6,50 8 8,45 9,— 9,40 9,— 9’40 6,50 8,— 8,45 W R an 6- 6,35 7,50 5,5 5,45 7,15 8 9,15 3,30 4,55 5,5 5,45 O a Vriéndelijk aanbevelend, i. ti Grootst, Soliedst en meest Concurreerend Men vergete niet een bezoek te brengen om prijzen en afwerking te vergelijken. MEUBELEN eigen fabrikaat, 2 jaar garantie. Nadere conditiën worden gaarne door mij ge geven. ontvangen heeft Nieuwe PA ARSEN, BONTEN, BUKSKINS, THIBET'S, STOFFEN, MADAPOLAMS, GRASLINNENS, en houdt zich tot levering lijkste aanbevolen. Solide waar! Aanbevelend, MEUBELMAKER. Bolsward. - c» 5 genoegen doet dien schoonen jongen man zijne fraaie haren te zien beweenen antwoordde de barbier. Eenige gevangenen naderden hun makker en trachtten hem te troosten. Maar bij stiet hen terug. Laat mij met rust, bid ik u. Mijn God mijn God! waarom mij aldus te doen IjjdenHoe is mijn leven verwoestMijn moed is gebroken!.... Dood mij liever om er een eind aan te maken. En lang nog weende en klaagde de gevangene, terwijl de ontstelde barbier met bevende hand voortging hem de helft van zijn gelaat te scheren onder het vijandig gemor en gevloek der banne lingen. Friesche courant. Ondergeteekende bericht, dat er vanaf 1 April gedurende 14 dagen eene KNIPCURSUS zal worden gehouden, volgens de DRESDENER METHODE, die tot nu toe de gemakkelijkste en meest voldoende methode is om in zeer kor ten tijd boven- en onderkleeren op maat te leeren knippen. Zij die wenschen aan dien cursus deel te ne men, worden beleefd verzocht zich vóór 30 Maart aan te geven. LEEUWARDEN, Nieuwestad G 84. Te SNEEK te consulteeren eiken Dinsdag van 9—4 uur, bij den Heer Veltman, Suup- markt 97, over 't Vullen der Tanden en 't plaatsen van Kunsttanden. 9,5 9,50 10,5 11,30 7,— 8,15 8,55 Op Zondagen 12,30 1,10 2,30 9,25 10,45 11,30 Nieuwe PIQUE’S a JOURS,, MEDIUMS, CORSETS. BEDTIJKEN, DEKENS, DRILS, enz. daarvan ten vriende- {Tijd van Greenwich.) Op erkdagen 6,— 6,35 7,50 De lastertong is een zwaard, dat met één slag er drie kwetst: zich zelf, den beleedigde en den toehoorder. Er is geen edeler gevoel tot liefdadigheids- betaon, dan dat van hart tot hart en niet slechts van beurs tot beurs gaat. Gr. de Hauszonville. Hoe dikwijls mijmert de mensch over toe komstig geluk en laat het tegenwoordige voorbij gaan. Een heer, die ’s morgens wat heesch sprak zeide tot een vriendik heb een katarrhe in mijn keel. Is ’t niet een kater vroeg de vriend. De schoenmaker, mevrouw de maat nemende met een innemend glimlachje: „Mevrouw heeft bijna geen voet.” Mevrouw droogjes: „Dat heb ik aan de re kening nog niet gemerkt.” Van Sneek Te Bolsward Harlingen Van Harlingen Te Bolsward Te Sneek Van Sneek Te Bolsward Harlingen Van Harlingen Te Bolsward Sneek orberen, leeft nog altijd voort, tot beschaming van alle geneeskundigen, die soms bij een be dorven maag met de handen in het haar moch ten zitten. Men leest aan het slot van zeker bericht in een Zuid-Californisch blad „Het kind is het eerste Hollandsche kind in de vallei van San Luis geboren. Het bericht is geschreven door een Deen, gezet door een Mor moon, de proef is gelezen door een Amerikaan, het zetsel is in den vorm gezet door een Duit- scher, het papier gedrukt door een Mexicaan. Dit geeft een goede voorstelling er van, hoe sa mengesteld de bevolking van het verre zuidwes ten is. Sedert menschenheugenis is er in China niet zoo’n koude winter geweest. Zelfs de oudste lieden kunnen zich zoo’n strengen winter niet herinneren. Dertig jaar geleden lag in Midden- China ook drie weken lang sneeuw, maar toen was de koude niet zoo hevig als in dezen winter en nu ligt de sneeuw ook al zoolang. Op den eersten Februari zag het er nog volstrekt niet naar uit, alsof het zou gaan dooien en het daar zoo ongewone sneeuwkleed zou verdwijnen, en vooitdurend kwamen van alledeelen vanhetgroote rijk berichten van zeldzame koude en veel sneeuw. Groot moet de verwondering der Chineezen in de zuidelijke havensteden geweest zijn. UitFutschau wordt bijv, bericht, dat de sneeuwval daar des avonds om elf uur begon. Toen nu den volgenden morgen de gestaarte zonen van het Hemelsche rjjk den een na den ander hun neus buiten de deur staken, waren zij uitermate verwonderd over het witte landschap, daar bijna geen hunner ooit iets dergelijks gezien hadden. „Hiyah, hiyab!” een uitroep, waarmee zij groote verwondering uitdrukken, hoorde men telkens opnieuw. Groot was echter ook weer hun vreugde, als een der „oude inwoners* kwam verklaren, dat deze merkwaardige gebeurtenis het toeken was van een uitstekende en rijken oogst. In Honkong vormden zich in den prachtigen, terrasvormigen, planten tuin, die op de helling van het gebergte ligt, en ook in een groot aantal particuliere tuinen, tusschen de tropische gewassen groote ijskegels, wat eveneens een daar nooit gezien, doch prachtig schouwspel opleverde, dat door de Chineezen met groote bewondering werd bekeken en geroemd. De Chineezen hebben een gebruik, welks invoering in andere landen geen kwaad zou doen. Het is namelijk hunne gewoonte, om al hun schulden bij het begin van het jaar af te doen; zoodra deze betaald zijn, plaatst hij boven zijn deur een zeker teeken, waaraan de voorbijgangers weten, dat niemand iets van hem te vorderen heeft. Het wordt zelfs als een groote eer beschouwd om dit teeken het eerst boven zijn deur te kunnen plaatsen, en hij, die het in de eerste week van het jaar kan aanbrengen, geniet het vertrouwen van het publiek en heeft zijn finantieele positie gevestigd. Ofschoon een veertien dagen te vroeg wel licht, moge onderstaand verhaal uit een Ameri- kaansch blad hier eene plaats vinden. Robert Hansborough, van Chillicothe, Ohio, is eigenaar van eene koe die pikzwarte melk geeft. De koe is van gekruisd Jerseysch en Dun- hamscb ras, werd geboren op zijne boerderij, evenals hare moeders en zusters, welke, zonder ling genoeg, nooit eenige afwijkende bijzonder heden opleverden in de kleur vau hare melk. Mollie, zooals dit zonderlinge schepsel genoemd wordt, heeft vijf of zesmaal gekalfd, en hare spruiten zijn allen gevoed met zwaï te melk Deze bevat een tamelijk roomgehalte, hetwelk een weinig lichter van kleur is dan de melk zelve en eene boter oplevert die op een mengsel gelijkt van kootteer en vet. Hoe zonderling het schijnen moge, is de smaak van deze boter nochthans zeer goed en wordt door het gezin Hansborough gaarne gegeten. Aanvankelijk, toen Mollie het eerst ge molken werd en de melk zwart bleek te zijn, was iedeieen bang om die te gebruiken, maar toen haar kalf er geen hinder van bleek te heb ben en er vet en speelziek van werd, was ook bij de buisgenooten het vooroordeel spoedig ver dwenen en werd zelfs de voorkeur gegeven aan den zwarten room. De eigenaar heeft gedurig aanzoek van circusmannen en vertooners van rariteiten, om de koe te koopen, maar hij heeft hunne aanbiedingen nog steeds van de hand ge wezen. Geen harer kalveren heeft de zonderlinge eigen schap der moeder overgeërfd en de scheikundigen die de melk hebben onderzocht, verklaren geen oorzaak te kunnen opgeven van het zonderlinge verschijnsel. Sommigen schrijven de donkere kleur toe aan een eigenaardige tint in het bloed van het rund. Te Brussel zal in den loop der maand April eene tentoonstelling van dag- en weekbladen en tijdschriften worden gehouden. Zij, die een aan deel willen nemen, moeten f 10 betalen. Hoe meer exposanten, hoe minder voordeel men zal hebben van zijn tien gulden, want de inzending zal in de massa verloren gaan. Om zeker te zijn dat men bij het doorsnij den van rails bij een zelfde temperatuur altijd dezelfde lengte verkrijgt bij afkoeling, maken Duitsche metaalwerkers gebruik van gekleurde glazen waardoor men de rails niet kan zien wan neer zij op een bepaalde temperatuur zijn gebracht. Het doorsnijden van de rail moet geschieden juist op het oogenblik dat zij onzichtbaar wordt. Een rail tot roodgloeihitte gebracht, wordt on zichtbaar door donderblauw of oranjegele glazen. Het aan de bezoekers van den Ilarz bekende gehucht Torfhaus, een paar uur zuidelijk van Harsburg gelegen, een der hoogste nog bewoonde punten van de bergketen en een der uitgangs punten voor beklimmers van den Broeken, is in de asch gelegd. Zondagnacht ontstond, ongeveer om half drie brand in den „salon de rafraichissement* van den heer J. Olthuis, Rokin 40 te Amsterdam. Het perceel werd bewoond door den heer Olt huis met vrouw en vier kinderen en drie com mensaals. Door den rook en het geknetter der vlammen werden de bewoners gewekt, doch toen was het reeds niet meer mogelijk, langs de trap naar be neden te vluchten. Allen begaven zich ongekleed naar de tweede verdieping, waar ten slotte alle huisgenooten in de kamer van den commensaal Ten Harmsen bij een waren. Redding was, meenden allen niet meer moge lijk, en het is dan ook alleen aan de flinkheid van den heer Ten Harmsen te danken, dat bij dezen brand niet weder menschenlevens zijn ver loren gegaan. Deze heer wist namelijk, met zeer veel moeite, van het balcon zijner kamer, het on geveer een meter lager gelegen venster van het naastbijaelegen huis bewoond door de firma Peyser Co. te bereiken hij sloeg de ruiten in en kwam zoo bij den buurman binnen. Door zijn krachtige hulp werden nu alle be woners met de meid mee tien personen langs denzelfden gevaarlijken weg in veiligheid gebracht. De brandweer, die intusschen was aangekomen, was het vuur binnen een kwartier meester. De winkel en de eerste verdieping ziju geheel uitgebrandde bewoners werden liefderijk opge nomen door de buren. De firma Peyser Co. heeft veel waterschade geleden. Alles was ver zekerd. Uit Utrecht wordt geschreven Van oudsher heeft het geloof aan bovenna tuurlijke, althans voor velen onverklaarbare din gen, ook onder de bevolking van onze stad een niet geringen aanhang gevonden. Spoken en geestverschijningen konden hier steeds op eeo groot en dankbaar publiek rekenen, en het was vooral in het zoogenaamde „boveneinde* der stad, dat men geregeld van allerlei akelige nachte lijke verschijningen, wonderdadige genezingen,enz. hoorde vertellen. Reeds sinds jaren hoort men van dergelijke dwaasheden niet meer, maar toch kan men buiten de Tolsteeg nog vele ouderen van dagen met eene soort van trots hooren spreken van den knecht van den ouden heer Deerns (den vroegeren directeur der begraafplaats) die de knecht met zijn hocus pocus en zijn duim in een half uur een verstuikten voet genas, waarvoor een dokter minstens zes weken noo- dig had. In die buurt woonden destijds achter de Pel molen waar thans het physïologisch labora torium ongeveer staat ook eene vrouw, die „de gaaf* had, menschen die aan de huig leden, te gene zen. Zij trok daartoe aan drie haartjes, die zij op de kruin van den patient uitkoos, en legde daarin een knoop. Kaalhoofdigen genas zij ook, maar hoe, dat was en bleef baar geheim, want die behandelde zij in het donker De nagedachtenis van- Kaatje Berlijn, eigenlijk eene ingezetene van Maarsen, en bij hengelaars zeer bekend om de gemakkelijkheid, waarmede zij baarzen en andere slootbewoners wist te ver schalken, is nog bij velen hier ter stede, waar zij eene menigte klanten had, in gezegend aan denken. Er leven er nog, die nergens baat gevonden hadden, en die zij van bloedarmoede volkomen genas, alleen door oplegging der handen en de verzekerino’, dat hem niets scheelde. En het ver haal van de merkwaardige genezing eener geheel „opgegeven* vrouw, die zij tot herstel van eene maagkwaal een tinnen lepel zand uit den Krom men Rijn en een boterham met spek toeliet ver- H A A R EMIL! De koopman F. las met zichtbare opmerk zaamheid, doch in een misnoegde stemming in een sierlijk boekje, dat hij in de kamer van zijn vijftien-jarig dochtertje had gevonden. Hetgeen er in stond, gaf een gebouw beeld weer vaneen jeugdig hart en uit enkele plaatsen was het zelfs te bemerken, dat dit jonge meisjeshart ook harts tochtelijke aandoeningen kon hebben. Zoo stond er bijvoorbeeld ergens in: Neen, zelfs niet voor al het goud der aarde, zelfs niet voor alle edelgesteenten geef ik je op, mijn eenige, mijn verheveneZooeven ontmoette ik hem bij den kruidenier, waar hij voor zijn vader Limburgsche kaas haalde. Ik zag, hoe zijn hart in opstand kwam, tegen zulk een vernederende boodschap, maar met mannelijke dapperheid, met de hem eigen beleefdheid deed hij baar toch. O, Emi), hoe bemin ik je Mama zegt, dat de „arme ridder* zooveel hield van frambozen-pudding. Hij eet die ook graag. O, hoe heerlijk zou ik die voor hem toebereiden, ’s morgens, ’s middags, ’s avonds. Ook hierin openbaart zich zijn voor name eeest. Hij, die zelf een ridder is in geest en handelwijze, in dapperheid en edelmoedigheid, die eet ook slechts ridderlijke spijzen. Slaapwel, mijn Emil!...* Op een andere plaats stond: „Ik las vandaag, dat Spaansche meisjes niet zel den reels op hun veertiende jaar trouwen. Wat een heerlijk land, waarin men tot de erkenning gekomen is, dat het niet de jaren zijn, die do menschen rijp maken, maar de geest. Emil is pas zeventien, maar rijn gedichten bewijzen mij, dat hij met de geleerdsten kan wedijveren. Hoe wonderschoon klinkt dat gedicht, dat hij mij gis teravond in de hand drukte, toen hij, op last van zijn vader, de bestelde laarzen bij papa bracht Gij zonne der zonnen, Genotbron der bronnen, Gij roos aller rozen Bestemd om te kozen, Gij beheerscht al mijn zinnen, Slechts u kan ’k minnen. Wat een geest, wat een vastberadenheid, spreekt uit die paar regels! Ik beheersch al zijn zinnen die edele, die goede Niettegenstaande zijn edelmoedigheid, zijn goed heid en zijn vastberadenheid, gebeurde heteens, nadat deze woorden in het boekje waren geschre ven, dat de jonge man e/m flinke dracht slagen ontving, en wel met de hand van den papa der smachtende jonge dame. De heer F. was name lijk door de openbaring die hij in het boekje van zijn dochtertje had gelezen, lang niet gesticht, en daar hij als het voorwerp van haar vroege nei ging, den zoon van zijn schoenmaker zag aange wezen, liet hij dezen minnaar, dezen armen rid der en aardigen-bakvischjes-najager bij zich ko men, en bracht hem op bovengenoemde eigen machtige wijze aan het verstand, dat hij zich in het vervolg van de kleine moest verwijderd hou den. Ook zijn dochtertje kreeg een ernstige waarschuwing, die zóó door-en-door werkte, dat zij er twee dagen lang kiespijn van had. Daarmee was echter de stoornis, van zijn gemoeds-even- wicht, door de liefdesbetrekking van zijn dochter gestoord, doch niet hersteld, want in den namid dag kreeg hij bezoek van zijn schoenmaker, mijnheer Richard G., die voor de, zijn zoon aan gedane onnette behandeling, rekenschap kwam vragen. De uitslag van dit bezoek was, dat de heer F. den schoenmaker, ter zake van huisvrede breuk, aanklaagde. Aan de behandeling der zaak ontleenen wij het volgende Voorzitter: Als verstandig vader had u er toch tevreden mee moeten zijn, dat mijnheer F. uw zoon het onzinnige van zijn vrijerij, op deze, zij het dan wel voelbare wijze onder het oog bracht. BeklaagdeMoar da ken ik om de moan niet inzien, meneer de rechtbank. As meneer d’er pelzier in het om te sloan, loat-ie dan z’n eige kindere sloan, moar niet main jonge, die me geld genogt gekost het, en die ’n heel kaptaal in z'en hooft het zitteik zou hem best op de tetoon- stelling van Sjikago kanne loate kaike, en ik geloof, da’k doarmee 'n oardig sjentje zou ver- diene De jonge het gestudeerd en het ’t gebrocht. Hij kan Letijn, zeg ik uwes, waarvan zoo’n koopman, die niks as wolle goed verkoopt, niks-niemendal geen begrip het. De ouwe Re- mijne het-ie allegoar geleze en wat de Grieke anbelangt, die kan-ie allemoal uit z’n hoofd. Zoo’n jonge mit zoo’n gezonde geest en zoo’n kennis die za’k me toch moar niet zoo late rau sde. VoorzitterDat is hier nu de zaak niet. In ieder geval had u de woning van den aanklager, op diens verlangen moeten verlaten. BeklaagdeIk wou nog al in vriendskap van ’em skeie. As me nou die Julie, dat is z’n doch ter, ziet u, zoo verkikkert op ’em is, wat ik graag wil geloove, omdat-ie zoo’n fameus knappe jonge is en toch ook ’n toekomst het, vanwegens z’n beschaafde geleerdigheid, dan kan ze, zei ik teugen-em, nog een bietje wacbte, tot-ie oud ge nogt zou zijn geworde en een flinke pessisie had, wat ook al niet zoo heel lank zal dure. Main is ’et maisie tot nog toe heel goed bevalle en lood het ze ook nou, daar het teugeswoerdig een gestudeerde jonge wel recht op, want zoo’n studie kost me ook ’n bom duite. Maar denkt uwes, dat de man d’er op ingong? ’t Kon ’m geen biet skeie! Hij begon zelfs te skelde en noemde mijn Emil ’n ezel en een stommert. Dat liep me dan toch werechtig de spuigate-n-uit en toe heb ik effetjes een liggie voor ’m opgestoke. VoorzitterMaakt u het toch kort. U moest de woning van den aanklager verlaten, maar u hebt dat niet gedaan, niet waar BeklaagdeHoe kon ik dat doen, ’t handel de ommes om zukke gewichtige feuiielje-zoake, woarbij bij toch ook z’en belang had. ’t Dee me zelf leed omdat arreme maisie, omdat ze nou een maal main Emil niet kou vergete. Een goeie smoak het ze, dat mot gezeit worde. De zaak eindigde met de veroordeeling van den beklaagde tot eene boete van 10 gulden. De volgende aangrijpende schets uit het leven der Russische bannelingen is ontleend aan een werk van den Russischen schrijver Lineff, getiteld: „Te midden der verdoemden.* Wij bevinden ons in de keuken der bannelingen. Op den drempel van de wijd geopende deur staat een schild wacht. Midden in de keuken bemerkt men eenige ge vangenen, bewaakt door een troep soldaten. Naast een aanbeeld staat een kleine, bruine man, met een lang zwart voorschoot. Naast hem is een persoon, gekleed in een oude versleten uniform zonder epauletten, de barbier van de gevangenen, bezig een scheermes te slijpen op een breede le deren riem, die vastgemaakt is aan het venster kozijn. Een brigadier en twee wachters brengen twee lange ketenen aan en werpen ze voor het aanbeeld. Welnu, wie zal een goed voorbeeld geven vraagt de smid op goedhartigen toon. Ik, als ’t u goed isEenmaal moet ik cr toch aan gelooven.* En een jonge man met een prachtig bos zwart haar, dat in lange lokken langs zijn hals valt, treedt glimlachend naar voren. Arme duivel! hij is tot twaalf jaar dwang arbeid veroordeeld, zegt een gevangene tot een der bewakers: hij heeft zijn vrouw vermoord. Het is anders een goede kerel. De jonge man zet zich op den grond en steekt de beenen vooruit en onder de kwinkslagen zijner makkers, die hunne beurt afwachten, neemt de smid de maat zijner enkels om er de ketens aan vast te hechten. Men behoeft dan nog slechts de beide ringen te sluiten door een spijker meteen verbazenden kop door ieder er van te slaan. En nu, verroer u niet; let op, zegt de smid tot den patient, voordat hij met de operatie be gint en gij bewakers, zorgt er voor, dat hij het been niet opheft, anders sta ik nergens voor in. Wees maar gerust, zegt de moordenaar op een vastberaden toon, ik zal mij niet laten ver minken. Ja! die praatjes kennen we; wat doet men al niet om uit den kerker te komen Past op! ik begin, riep de smid en hij zwaaide een grooten, zwaren hamer, waarmee bij den spijker door den ring dreef. De minste afwijking van den hamer en het been van den banneling was veibrjjzeld gewor den. Alles ging goed. De jonge man stond op zijn hoog, breed voor hoofd en zijn schoon gelaat waren met dikke zweetdroppels bedekt. Prachtige armbanden heeft men u daar ge geven, spotte de gevangene, die de plaats van den eerste innam. Praat er niet van, praat er niet van, mak kers, zei een derde, het ware beter voor ons opgehangen te worden, dan zulke ringen te dragen. Ik spot met die dingen! zei een banneling, die klaarblijkelijk reeds meer dan cens kennis met die armbinden gemaakt had. Als ik toch wilde vluchten, zou ik mij door dat speelgoed niet laten weerhouden ik zou het als een veer meedragen. In dien tijd had de jonge moordenaar, wien men zoo pas de ketens had aangelegd, op een schamel voor een venster plaats genomen, in af wachting van eene nieuwe kwelling. Wat prachtige haren Wat prachtige haren riep vol geestdrift de barbier uit, die zijn mes sleep wat is het jammer die te moeten afknippen. Als men een schaap scheert, doet men dat om het voordeel, sprak een gevangene, maar men scheert ons om ons te vernederen, ons te ont sieren. Door ons aldus de helft van het gelaat te scheren, hernam een grijsaard, doet men ons meer kwaad dan Siberië en de kerker kunnen doen men maakt daardoor melaatschen van ons. Klaagt gij, klaagt gij zeide de brigadier gjj moogt eerder dankbaar zijn, omdat men u niet meer biandmerkt; het is nog niet zoo heel lang geleden Plotseling weerklonk door de zaal een onbe dwingbaar snikken. Al de gevangenen zwegen en keken met medelijden naar den jongen i wiens schoone lokken onder de schaar van barbier gevallen waren. De ongelukkige, die kalm aannezien had, hoe de smid den hamer zwaaide, en dreigde zijne beenen te verbrijzelen, snikte als een kind, toen hem zijn dichte haarbos, waarop hij zoo trotsch was, ontnomen werd. Genoeg, vriend, genoeg geweend, zei de barbier met eene van ontroering trillende stem. Laat hem uitschreiensmeekten al de an dere gevangenen, Als het van mij afhing, ging ik veel liever dadelijk hier van daandenkt ge dat het mij n n n p n w n n ■v r

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1893 | | pagina 4