NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD 8 <J 8 Sw A 8 BER W O NSERADEEL NAAR LISSABON. No. 14. Twee en dertigste Jaargang. 1893. BINNENLAND. INGEZONDEN. BUIT E N L A N D. VOOR Bij het aantrekken van den vijand. het despotisme van te gapen, in hun kinderlijken eenvoud ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. voor besmette wateren, Mooier en met veel Deze ^XXXXXXXXX^XXXXXXXXX DONDERDAG 6 APRIL. ^xxxxxx xxx;? XXX xxxxxx In de Belgische Kamer van Vertegenwoor digers wordt het debat over de kieswet voort gezet. De voornaamste liberale provincie-bladen hou den vast aan het beginsel van het meervoudige Uitzoeke, uitzoeke, alles vuor een beetje, uit- zoeke, uitzoeke, alles vooreen beetje. Met dezen uiiroep werd Maandag 3 April, een houten kist, broek en lederen riem te koop aangeboden. Maar a) het geroep van den koopman gaf niets, er kwamen maar geen koopers en daarom werd maar besloten om reiziger te worden en naar Lissabon te gaan. Ik ga naar Lissabon en ik ga naar Lissabon, en eentweedriedaar lag de kist al bij het bolwerk neer in de gracht. De reiziger ging ook naar beneden, de kist werd weder uit het water gehaald, van ’t slot gediaaid, broek en riem er in geworpen en weder dicht gedaan. Eentwee—driede kist aan geduwd en de reiziger er opgesprongen. De kist evenwel kon haar vracht niet dragen, en kist en reiziger verdwenen in de diepte. De kist kwam spoedig weder boven en ook onze reiziger, die het onder te benauwd had, kwam weder aan de oppervlakte. Na een wijle in het rond te hebben gestaard, ging hij zwemmende naarden overkant, waar hij behouden aankwam, met den uitroep, zie je wel, ik ga nasr Lissabon. Nog niet genoeg van het waterspringen, ging hij door een klein slootje, waar bij met modder besmeerd weder uit kwam, ’t Was nog niet mooi genoeg, hij ging’nog altijd verder, op weg naar Lissabon en kwam weldra voor de Hartwerdervaart, waar hij ook maar door ging, of om zijn kleederen af te spoelen, of de reis naar Lissabon maar voort te zetten. Aan den overkant gekomen, bleef hij maar wat liggen om uit te rusten en misschien weer nieuwen moed te scheppen, om zijn reis naar Lis sabon voort te zetten. Of hij daar is aangekomen is mij niet bekend. Bolsward. B. Westergoo, 1 April. Zag men er een tijd lang hoegenaamd geen licht in kanariezaad te verbouwen, wegens de lage prijzen van dit pro duct, thans zijn de bordjes verhangen en is het zelfs zoo duur geworden, dat de liter zaaizaad op een kwartje komt, reden te over voor velen onder de landbouwers om het met den verbouw weer eens te probeeren. ’t Valt op, of ’t valt neer, kan men dan ook wel zeggen, de oude Breêró heeft het dan toch maar bij het rechte eind gehad, toen hij zijn bekende uitspraak deed hooren,dieeen historische vermaardheid heeft ver kregen „’t Kan verkeeren." Te Koog aan de Zaan is de beer W de Meijier opgetreden in de nieuw opgerichte kies- vereeniging. Hij sprak over de bedrijfsbelasting. De heeren Max, Bax en Fortuin maakten vau de gelegenheid tot debat gebruik en bij de be antwoording hunner bemerkingen constateerde de spreker, dat het debat grootendeels buiten de quaestie was omgegaan, er bijvoegende, dat de toon tegen hem gevoerd, hem niet aangenaam was, maar dat hij, die hem persoonlijk belee- digde, moest weten wat hy deed. Dit lezende, dachten wij onwillekeurig aan de weigering van den heer A. C. Wertheim, om in eene vergadering van sociaal-democraten op te treden. Ook hij had aan dezelfde bejegening blootgestaan en zou, evenmin als de heer de Meijier, andersdenkenden tot zijne meening heb ben bekeerd, wat de heer Wertneim ook als de reden opgaf, waarom hij het debat nietaanvaardde. In plaats van eene motie of een besluit, dat zou kunnen geleid hebben tot eenige toenadering tusschen de meeningen, ging de vergadering onder rumoer en gelach uiteen. Te Zaandam is de predikant Bax opge treden met eene rede over socialisme en zede lijkheid. Hij verwachtte van de socialistische maat schappij meer rechtvaardigheid dan van de tegen woordige en liet toen volgen „Van zulk een socialistische maatschappij kan men nu alvast ook al blijven er ten opzichte van haar geheele inrichting nog veel open vragen verzekeren, dat zij beter dan de kapitalistische beantwoorden zal aan de eischen der zedelijk heid? Nu willen wij zeer gaarne met den heer Bax gelooven, dat dit zoo wezen zal, maar om eenig houvast voor dat geloof te hebben, zouden wij toch gaarne eerst de beantwoording kennen van die vele „open vragen", waarvan de redenaar ge waagt. Zoo lang niemand der socialisten nog een aannemelijk schema heeft geleverd van de in richting dier maatschappij, welke zij verwachten, maar toch alvast beginnen willen met de tegen woordige omver te werpen, zien wij niet in, dat de heer Bax alvast verzekeren kan dat zij beter zal beantwoorden aan de eischen der zedelijk heid. Dat ook zonder eene gewelddadige omverwer ping de toestanden der maatschappij op de be staande grondslagen verbeteren zullen, gelooven wij echter op grond der geschiedenis. Vergelijk de maatschappelijke verhoudingen van heden met die uit de vroeger eeuwen en men zal moeten erkennen, dat de „rechtvaardigheid" die wij met den heer Bax verlangen, voortdurend toeneemt. Eén ding is nog niet bereikt, dat alle menschen welvaart genieten maar die toestanden gelooven we is wel niet door staatsinstellingen te verkrijgen. Men schrijft uit Dinxperlo De Gemeentewet wil nu eenmaal dat alle ken- Uit de laatste telegrammen is op te maken dat, in strijd met de voorspellingen van de doctoren Tant-mieux, die de schouders optrekken over de slechte verwachtingen van hunne confrères Tant- pis, de Aziatische cholera zich weder aangordt om de groote reis naar het Westen te ondernemen. In Podolië sedert eenigen tijd, door plaatselij ke omstandigheden begunstigd, heerschende, is de gevaarlijke ziekte nu reeds naar Gallicië overge slagen, en wanneer zij, hetgeen niet onwaarschijn lijk is, dezelfde reisroute volgt als ten vorigen jare, hebben wij in het Westen van Europa in den aanstaanden zomer weder een bezoek van haar te verwachten. In 1892 is Nederland er bijzonder ge lukkig afgekomenmaar de zekerheid bestaat niet dat wij in 1893 even gelukkig zullen zijn, er is zelfs geen reden waarom welhaast hier te lande niet een even groote ramp te wachten staat als in het afgeloopen jaar in Hamburg woedde. Ongerustheid opwekken is verkeerd, en vooral bij het dreigen van eene zoo gevaarlijke epidemie als de Aziatische cholera is, althans naar het gevoelen van deskundigen, die echter naar den vasten regel door andere deskundigen tegengesproken worden het gaande maken van vrees en angst voor het gevaar, dat de praedispositie en dus het gevaar zelf verhoogt, zeer ongeraden. Men zou echter in een ander, niet minder gevaarlijk uiterste vervallen indien men het tegenovergestelde deed en, naar de dwaze gewoonte der domme struisvogels, op zettelijk de oogen sloot voor de nadering van den wreeden bezoeker uit het Oosten. Het is integen deel de plicht van allen, die eenigen invloed hebben op en eenige verantwoordelijkheid dragen voorden openbaren gezondheidstoestand, de oogen wel zeer wakker open te houden en de bewegingen van den tegen ons oprukkenden vijand gade te slaan niet alleen, maar de verdedigingsmiddelen goed te over zien, waarmede wij hem kunnen afweren, en tegen te gaan dat verraad hem niet den toegang opent tot onze verdedigingswerken. De taak, aan onze militaire autoriteiten opgedragen om te waken tegen een vijandelijk leger, dat zich misschien nooit aan onze grenzen vertoonen zal en waarvoor de Regeering reeds ontelbare millioenen heeft ten koste gelegd, berust waar ’t dreigende besmette lijke ziekten betreft op het Geneeskundig Staats toezicht, maar vooral op de gemeentebesturen, die echter weinig blijken geven van de scheutigheid, waarmede die vele millioenen voor leger en vloot, voor vestingwerken en vuurmonden, voor wapens en inundatiemiddelen sedert eene reeks vanjaren werden beschikbaar gesteld. Zonder overdrijving kan worden gezegd dat, terwijl op militair gebied uitgaven van weelde en overtolligheid, meer uit gedienstigheid en om personen dan uit verstandig overleg en om zaken gedaan, niet tot de zeldzame uitzonderingen behooren, voor de beveiliging der natie door eene bekoorlijke inrichting van den openbaren gezondheidsdienst zelfs het hoog noodige niet wordt gedaan. Circulaires worden er uitge vaardigd, proclamaties gegeven, wetten ondergaan onbeduidende herzieningen en kleine aanvullingen, alles echter is het papierenwerk, dat herinnert aan het bekend ironisch schetsje van den gefin- geerden strijd tegen een Pruisischen inval, vele jaren geleden door een geestig auteur in een onzer weekbladen geplaatst, waarin beschreven werd hoe de vijandelijke legerbenden tot den aftocht werden gedwongen door een hevig geschutvuur, waarbij de ingediende wetsontwerpen betrekkelijk leger en vloot en de redevoeringen van de toen malige oppositie in de Tweede Kamer als projec tielen dienst deden. Hiervan nu maken wij onzen hoogen admini- stratieven gezaghebbers geen verwijt. De Minister van Binnenlandsche Zaken, de Commissarissen der Koningin, Gedeputeerde Staten kunnen alleen ageeren met de penandere middelen staan hun niet ten dienste zoo zij aan de letter der bezworen wetten trouw willen blijven, en het is bekend dat het spreekwoord „nood breekt wet" voor onzen tijd niet meer geschreven is, waarin men integen deel elke nood door de wet wil laten lenigen en breken. Ook de inspecteurs van het Geneeskun dig Staatstoezicht kunnen weinig doenhun handelend optreden bepaalt zich tot raadgeving en overweging, en hoe krachtig zij ook gesteund en gesterkt worden door de besluiten van de Geneeskundige Raden, alles moet ten slotte komen van de besturen van de gemeenten, aan wie de zorg voor de openbare gezondheid is opgedragen. Nu vragen wij, met de berichten voor ons van het hervatten der beweging naar het Westen van den doodaanbrengenden bezoeker, wiens bezoek in 1892 gelukkig en tegen de verwachting maar wei nig kwaad heeft gedaanwat hebben onze ge meentebesturen sedert dien tijd gedaan om onze stelling tegenover dien indringer te versterken, om onze grenzen tegen hem te beschermen en vooral binnenlandsch verraad en heulen met den vijand tegen te gaan Het laatste is vooral van het grootste belang, want terwijl de vaderlands liefde waarborgt dat het heulen met een oorlog voerend nabuur tot de groote zeldzaamheden be hooren zal, ligt het groote gevaar voor besmetting juist in de stille medewerking, die de naderende ziekte in het land zelf vindt. Men mag over de bacillen en bacteriën zooveel twisten als men wil, het staat echter vast, dat het groote gevaar voor de ziekte te vinden is in de hygiënische toestan den, de onzuiverheid van bodem en drinkwater, om die omstandigheden alleen te vermelden waarop het openbaar gezag, en dat alleen, macht en in vloed heeft. Nu heeft cholera-epidemie van 1892, Het geestig ingekleede verhaal van den Utrechtschen student omtrent zyn kennismaking met Oranje-Ka, doet de ronde in onze dagbladen. De wijze waarop vrouw Blommers de sociaal democraten te woord staat, wanneer zij met hare „jongens" de vergaderingen van deze bezoekt, geeft dan ook een treffende proeve van populaire welsprekendheid, die zeer eigenaardig is weer gegeven. Men leest het en men lacht en er zullen er zeker zijn, die met zeker genot lezen hoe vrouw Blommers gelijk in een ander bericht omtrent haar wordt medegedeeld „de centen" heeft lig gen voor hare „jongens" om genoemde vergade ringen te gaan by wonen. Hoe zou men er echter over denken als Oranje- Ka eens eene audere „politieke" meening was toegedaan, en aan hare „jongens" „de centen" gat om in andere vergaderingen te verschynen Gesteld eens dat vrouw Blommers „Roode-Ka“ heette en de byeenkomsten van burgers kwam by wonen, of „Zwarte-Ka" en de liberalen bezocht? Zouden zy, die deze bijeenkomsten by woonden, dat dan ook zoo aardig vinden Zouden zy niet vragen wat men trouwens nu ook vraagt of vrouw Blommers zoo rijk is, dat zy altyd maar „centen" voor hare „jongens" heeft? of dat an deren haar geldelyk ter zy ie staan? Onwille keurig ryst ook de gedachte ot die „jongens" allen zoo innig gehecht zijn aan de beginselen door hun voorgangster beleden, dat zy voor tweemaal of driemaal meer „centen" dan Ka geeft, ook niet bereid zouden zijn hun werk te verzuimen en andere vergaderingen by te wonau? Als men dit alles overweegt krijgt het optreden van deze volksleidster een ander karakter, waar aan wel eens mocht gedacht worden. naar Friedrichsruhe opgegaan, in antwoord op eene toespraak van Wallis, rector van het gym nasium te Rendsburg, sprak Bismarck over de geschiedenis van SleeswijkHolstein, in welk land hy steeds ten levendigste belang had gesteld. Hij besloot zijne rede met een hoera voor den Keizer als een beschermer van allo stammen des Duitschen Rijks. De aanwezigen stemden jubelend daarmede in. Da Hamburger Nachrichten wijdt natuurlijk een artikel aan Bismarck’s verjaardag. Op dro gen toon wordt daarin beweerd, dat de verzoe ning tusschen Bismarck en den Keizer, door vele vaderlanders gewenscht, nauwelijks wen- schenswaard cn nuttig is. Want vandatoogen- blik af zou Bismarck voor al wat gebeurt mede verantwooidelijk worden gesteld, zonder dat hij, als vroeger, de macht zoude hebben, den loop der zaken naar zijne eigene inzichten te bepalen. Zulk een toestand ware toch op den duur on houdbaar. In de wereldgeschiedenis is Bismarck’s plaats toch verzekerd. Waartoe zou hij haar aan het einde zijns leven op het spel zetten? gelukkig meer door de leering van anderen dan door de ondervinding van ons zelf, op al die om standigheden hier te lande de aandacht gevestigd, op vele plaatsen de besturen wakker gemaakt onvoldoende riolen, vervuilde bodems en maar met gevaar is de wak kerheid geweken. Papieren projectielen over de cholera doorklieven nog van tijd tot tijd de lucht, maar ze gaan ver boven de hoofden der heeren bestuurders heen en ontploffen in de hoogte als schadelooze vuurpijlen. De provinciale autoriteiten hebben door hun onvermoeiden ijver't wel zoover gebracht, dat er overal barakken zijn opgericht om choleralijders teverplegen, ontsmettingsinrichtingen om de ingedrongen besmetting te beperken, maar de groote en zekere kostbare maatregelen om de praedispositie voor de besmetting tegen te gaan, de wezenlijke prophylactische handelingen, zijn zoogoed als achterwege gebleven. Nederland heeft zich tegen de mogelijke cholera-epidemie van 1893 zóó eenzijdig gewapend, alsof het tegen een vij- andelijken inval van Duitschland of Frankrijk geen andere maatregelen genomen had dan hos pitalen en verband plaatsen inrichten, maar de legervorming, de vestingen en wapenen had ver zuimd. Het is ons niet onbekend, dat de hier bedoelde maatregelen, aanleg en verbetering van riolen, voorziening in goed drinkwater, zuiverinaking van rivieren en open wateren niet alleen veel geld, maar ook veel tijd van voorbereiding en studie vereischenwij klagen dan ook niet dat er zoo weinig sedert 1892 is gedaan, maar zelfs van de studie en voorbereiding is weinig of niets bemerkt. Zoolang de ziekte nabij onze grenzen woedde en zich daarbinnen vertoonde is er in onze gemeente raden genoeg gepraat, maar zoodra de roede was weggezet, was de vrees en daarmede de belang stelling geweken en, goede uitzonderingen voorbe houden, de zorg sliep weder in. Op een terrein, waar inderdaad veel kon gedaan zijn en zeer veel te doen is, de gezondmaking der groote steden, is Nederland zoogoed als werkeloos gebleven, en daar wist men toch niet alleen wat er te doen was en hoe het gedaan moest worden, maar de middelen waren er ruimschoots toe voorhanden, èn in de velen die werk misten en werk zochten, èn in de offervaardigheid der ingezetenen, bereid om de mid delen voor eene doelmatige en nuttige werkver schaffing te leveren. Hier gelde ’t weder behou dens lofwaardige uitzonderingen. Wanneer de cholera ons land in 1893 bezoekt en er op krachtiger wijze te werk gaat dan ten vorigen jare. dan moge men zich herinneren wat er zooal is verzuimd van het vele, dat in tijds tegen den vijand gedaan had kunnen worden. Maar zonder onbillijk te worden, mogen wij van al die verzuimen en zorgeloosheid de schuld niet op de gemeentebesturen alleen werpen. Zij zijn slechts wat wij, de gemeentenaren, hen maken voor onze rekening komt het verzuim, geen ver wijt aan anderen past ons dan maar zelfverwijt. Arnh. Crt. nisgevingen en nieuwe verordeningen zullen wor den afgekondigd. Of eene aanplakking op publieke plaatsen niet voldoende is, werd in de practyk nog nimmer gelogenstraft. Dat een zich vasthou den aan de letter om alle nieuwe verordeningen af te lezen soms belachelijk kan zijn, konden wy Zondag ondervinden. De nieuw vastgestelde poli tieverordening, bestaande uit circa 140 artikelen, werd toen afgelezen op twee plaatsen. De ge meenteveldwachter deed het op de pui van het stadhuis en kweet zich, daar hij nogal vlug lezen kon, in l‘/2 uur van zyn taak. Een paar kinderen die niet wisten wat de man daar deed, stonden hem aan lachende dat de veldwachter daar zoolang de lucht in kon krabbelen, meer eerbied deed het de stadsomroeper, stond tenminste deftig in het zwart gekleed en met een cilinder op, staande op een hoogen steen, voor de kerk te lezen. Deze had van 11 tot 1 uur werk. Hy kreeg dan ook wel dorst, want een helder glas water hield hem op den steen gezelschap. Telkens moest hij eens glimlachen als eenige voorbygangers hem verbaasd aankeken, hem daar als een lantaarn in den wind te zien staan. De man had om 1 uur een aardig broodje ver diend en aan de wet was voldaan. Wat wil men nog meer. Men weet, zegt de Haagsche Ct., dat de sterkte van machines wordt gerekend by „paarde- krachten" een motor van 5 paardekrachten, enz. Maar wat men waarschijnlijk niet weet, is, hoe veel arbeidsvermogen zulk een paardekracht ver tegenwoordigt, en hoe men er toe gekomen is om met dien maatstaf te meten. Een paardekracht dan is de kracht, die noo- dig is om in één seconde een gewicht van 75 kilo één meter hoog op te heffen. De naam is echter niet vrij van overdrijving. Uit vele proeven is nl. gebleken, dat inderdaad een gewoon paard slechts ongeveer ,/3 van die kracht kan uitoefenen, nl. slechts 28 kilo in een seconde één meter hoog kan optrekken. De oorsprong der fout is, dat James Watt, die de eerste stoommachine bouwde, voor’t bepalen van zyne paardekracht-eenheid een buitengewoon sterk brouwet spaar.l bezigde en dit hevig aan zette, waardoor hy ’t aandreef tot een krachtsont wikkeling van 73'4 kilo, waarna hy toen voor de eenvoudigheid er 75 kilo van maakte. Omtrent het besluit betreffende de uniform- verandering bij het leger worden van bevoegde zijden vele opmerkingen gemaakt, die niet ten gun ste van de verandering luiden. Deze strekt om in vervanging van de uniform- knoopon, de overjassen van de officieren van voren te doen voorzien van twee rijen ieder van zeven met laken overtrokken knoopen, van dezelfde kleur als de stof waarvan de jas is vervaardigd. Dit besluit betreft de uniform der officieren, niet der minderen in rang en nu wordt, zeer te recht, de opmerking gemaakt dat de vijand op niet te ver verwijderden afstand, gemakkelyk by het ontbreken van blinkende knoopen, de officieren van de minderen zal onderkennen en neerschieten. Dit zal wel de bedoeling van het besluit niet zijn, maar zeker het gevolg, en zoo uit een phy- siologisch oogpunt het eene menschenleven gelyk is aan het andere, bij krijgsverrichtingen is het volstrekt niet hetzelfde ot ae aanvoerders dan wel de minderen buiten gevecht worden gesteld. Niet zoo zeer ofschoon toch ook wel om het lot der officieren dan vooral om de gevolgen, die dit bij een treffen moet hebben, is die uni form verandering niet ia het voordeel vau het leger. kiesrecht, zonder zich daarover beslist uit te laten. De gouvernementeele bladen leggen insgelijks ingenomenheid er mee aan den dag. Volgens de verklaringen van afgevaardigden en senatoren van alle kleuren, zal er een vergelijk kunnen worden getroffen op den volgenden grondslag Algemeen Kiesrecht op den leeftijd van 25 jaren, met twee jarig verblijf; en een supplementair kiesrecht voor den eigendom en de capaciteiten. Men ver werpt algemeen het dubbele kiesrecht der huis vaders, als strekkende om het aantal veeleer nog te verergeren dan te temperen. Ter gelegenheid van Bismarck’s verjaar dag op 1 April zijn duizenden belangstellenden Friedrichsruhe opgegaan. In antwoord op Bolswardsche Courant v«g3es

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1893 | | pagina 1